Deus Ex Machina. Jaargang 6(1982)– [tijdschrift] Deus Ex Machina– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Verzetsgedichten Joris Denoo uit de cyclus ‘De mensen’ Vertrekken En als dan afscheid nemen zo'n beetje voor sterven staat, gesterkt door een wissel op weerzien, dan ga ik telkenmale bij die inwaartse knip op het slot veel te grondig dood. Dan praat ik achterwaarts met doodse lippen als in een slechte stomme film met veel te veel vierkante gezichten en droeve meiden erin. En dan laat ik alles kieren wat maar kan, alles. Je zou eens als een zachte manestraal binnen moeten vallen, net op mijn neergelegd gezicht, van waaruit een eindeloos minnegestreel dat doffe sterven bezweren kon. O, als je doodgaat, dan ik ook. [pagina 38] [p. 38] Nalatig zijn Als ik uit mijn lichaam wandel en plaats maak voor wat klein verdriet wil dan de ramen kieren want vergeten doe ik niet. Als ik van mijn tafel opsta en een zwart sjabloon nalaat vul mij dan nog even in met een vers waar geen maat op staat. Hoe ik de zon zo'n lastige klapzoen vond. Hoe mijn dialogen onder zware hypotheken gingen gebogen. Mijn berline reed te vaak een zandweg op. Groette te schielijk de postbode. Zegden de kopvoeters: ‘Weer één van die gevaarlijke reizen.’ Maar nalatigheid, daar wende jij wel aan. [pagina 39] [p. 39] Les lecheuses de la guillotine Een bode aan je bed was ik, van wat er buiten gebeurde en niet gebeurde. Er was lente in het spel maar het zou wat. Ik bracht niet de warmte binnen maar duwde een tafeltje voor me uit met daarop de instrumenten om je weer op de been te helpen. Jonglerend met tefal en toaster, springlevend tussen vaatdoek en valium. Bij het buitengaan rezen de vrouwen als vraagtekens uit hun huizen. Voorbarigheid alom. Des avonds met de tenen tegen elkaar zitten als het wachtwoord ‘morgen’ viel. Nacht verwarde zich met dag. Wie je liefhad, bleef een sigaret langer. Dan spitsten de uren hun oren en dat ving je allemaal op: de geluiden van het nachtverbruik en de zachte bons van mijn deuren. De straat die zich als een raadsel naar de verte ontrolde. Zo is het leven, liefste: een jammerlijke wetenschap. Tussen weeën en reutels staan we maar even rechtop. Vorige Volgende