Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– rechtenstatus



Dat ij. Capittel.
1. Summa dier, die na den 70. Iaren wt der geuanckenisse te Babel weder op getogen zijn. 68. gauen der Ouersten vaderen ter Tempelbouwinghe ghegheuen.
A.1 DIt zijn de kinderen wt den landen, Ga naar margenoot+ Ga naar margenoota die op toghen wt der gheuanckenisse, die NebucadNezar de Koninck te Babel, hadde na Babel gheuoert, ende weder tot Ierusalem, ende in Iuda quamen, een yeghelick in zijn stadt.
2 Ende quamen met Serubabel, Iesua, Ga naar margenootb Nehemia, SeraIa, ReelaIa, Mardochai, Bilsan, Mispar, Ga naar margenoot+ Bigeuai, Rehum ende Baena: dit is nu het ghetal der mannen des volcks Israels,
3 Der kinderen Pareos, twee duysent, hondert ende twee ende tseuentich.
4 Der kinderen Sephathia, dry hondert ende twee ende tseuentich.
5 Der kinderen Arah, seuen hondert ende vijf ende tseuentich.
6 Der kinderen Pahath Moab, onder den kinderen IesuaIoab, twee duysendt, acht hondert ende twaelue.
7 Der kinderen Elam, duysendt, twee hondert ende vier ende vijftich.
8 Der kinderen Sathu, neghen hondert ende vijf ende veertich.
9 Der kinderen Sacai, seuen hondert ende tsestich.
B.10 Der kinderen Bani, ses hondert ende twee ende veertich.
11 Der kinderen Bebai, ses hondert ende dry ende twintich.
12 Der kinderen Asgad, duysent, twee hondert ende twee ende twintich.
13 Der kinderen Adonikam, ses hondert ende ses ende tsestich.
[Folio 157v]

14 Der kinderen Begeuai, twee duysent ende ses ende vijftich.
15 Der kinderen Adin, vier hondert ende vier ende vijftich.
16 Der kinderen Ater van Hiskia, acht ende tneghentich.
17 Der kinderen Bezai, dry hondert ende dry ende twintich.
18 Der kinderen Iorah, hondert ende twaelue.
19 Der kinderen Hasum, twee hondert ende dry ende twintich.
C.20 Der kinderen Gibbar, vijf ende tneghentich.
21 Der kinderen Bethlehem, hondert ende dry ende twintich.
22 Der mannen Nethopha, ses ende vijftich.
23 Der mannen van Anathoth, hondert ende acht ende twintich.
24 Der kinderen Asmaueth, twee ende veertich.
25 Der kinderen van KiriathArim, Caphira ende Beeroth, seuen hondert ende dry ende veertich.
26 Der kinderen van Rama enda Gaba, ses hondert ende een ende twintich,
27 Der mannen van Michmas, hondert ende twee ende twintich.
28 Der mannen van BethEl ende Ai, twee hondert ende dry ende twintich.
29 Der kinderen Nebo, twee ende vijftich.
D.30 Der mannen van Magbis, hondert ende ses ende vijftich.
31 Der kinderen des anderen Elam, duysendt twee hondert ende vier ende vijftich.
32 Der kinderen Harim, dry hondert ende twintich.
33 Der kinderen Lod, Hadid ende Ono, seuen hondert ende vijf ende twintich.
34 Der kinderen Iericho, dry hondert ende vijf ende veertich.
35 Der kinderen Senaa, dry duysent, ses hondert ende dertich.
36 Der Priesters: der kinderen Iodaia van den huyse Iesua, neghen hondert ende dry ende tseuentich.
37 Der kinderen Immer, duysent ende twee ende vijftich.
38 Der kinderen Pathur, duysent, twee hondert ende seuen ende veertich.
39 Der kinderen Harim, duysendt ende seuenthiene.
E.40 Der Leuiten: der kinderen Iesua ende Kadmiel: van den kinderen Hodania, vier ende tseuentich.
41 Der Sangers: der kinderen Assaph, hondert ende acht ende twintich.
42 Der kinderen der Deurwachters: de kinderen Sallum, de kinderen Ater, de kinderen Talmon, de kinderen Akub, de kinderen Hatita, ende de kinderen Sobai; al te samen hondert ende neghen ende dertich.
43 Ga naar margenootc Der Nethinim: de kinderen Ziha, de kinderen Hasupha, de kinderen Tabaoth,
44 De kinderen Keros, de kinderen Sieha, de kinderen Padon,
45 De kinderen Lebana, de kinderen Hagaba, de kinderen Akub,
46 De kinderen Hagab, de kinderen Samlai, de kinderen Hanan,
47 De kinderen Giddel, de kinderen Gahar, de kinderen Reaia,
48 De kinderen Rezin, de kinderen Nekoda, de kinderen Gasam,
49 De kinderen Vsa, de kinderen Passeah, de kinderen Bessir,
F.50 De kinderen Asna, de kinderen Meunim, de kinderen Nephussim,
51 De kinderen Bakbuk, de kinderen Hakupha, de kinderen Harhur,
52 De kinderen Bazeluth, de kinderen Mehira, de kinderen Harsa,
53 De kinderen Barkom, de kinderen Sissera, de kinderen Thamah,
54 De kinderen Neziah, de kinderen Hathipha.
55 De kinderen der knechten Salomo: de kinderen Sotai, de kinderen Sophereth, de kinderen Pruda,
56 De kinderen Iaela, de kinderen Darkon, de kinderen Giddel,
57 De kinderen Sephatia, de kinderen Hattil, de kinderen Pochereth van Zebaim, de kinderen Ami,
58 Aller Nethinim, ende kinderen der knechten Salomo, waren te samen, dry hondert ende twee ende tneghentich.
59 Ga naar margenootd Ende dese togen oock mede op, Ga naar margenoote† Mithel, Melach, Thel, Harsa, Cherub, Addon ende Immer: doch sy en konden harer vaders huys, noch zaet niet bewijsen, oft sy wt Israel waren.
G.60 De kinderen Delaia, de kinderen Tobia, de kinderen Nekoda, ses hondert ende twee ende vijftich.
61 Ende van den kinderen der Priesters: de kinderen Haboia, de kinderen Hakoz, de kinderen Barsillai, Ga naar margenootf die van den dochteren Barsillai des Giliaditers, een wijf nam, ende wert onder derseluer namen ghenoemt.
62 Deselue sochten haer Gheboortregister, ende en vonden gheen, daerom werden sy des Priesterdoms los.
63 Ende Hathirsatha sprack tot hen: Sy en souden niet eten van het Allerheylichste, tot dat een Priester stonde, Ga naar margenoot+ met Ga naar margenootg† den Lichte ende Rechte.
64 Der gantscher Ghemeynten, als een man, was twee ende veertich duysendt, dry hondert ende tsestich,
65 Wtgenomen hare knechten ende maechden, dier waren seuen duysent, dry hondert, ende seuen ende dertich: ende sy hadden twee hondert sanghers ende sangherschen.
66 Seuen hondert ende ses ende dertich peerden: twee hondert ende vijf ende veertich muylen.
67 Vier hondert ende vijf ende dertich kemelen, ende ses duysendt, seuen hondert, ende twintich ezels.
68 Ende sommighe der Ouersten vaderen, doe sy quamen totten huyse des Heeren, te Ierusalem, werden sy vrijwillich ten huyse Gods, datmen het stelde op zijn stede.
69 Ende gauen na haren vermogen, Ga naar margenoot+ ten schatte aent werck, een ende tsestich duysendt gulden, ende vijf duysent pont siluers, ende hondert Priesters rocken.
70 Also stelden hen de Priesters ende Leuiten, ende sommighe des volcks, ende de Sanghers, ende de Deurwachters, ende de Nethinim, in hare steden, ende het gantsche Israel in syne steden.	margenoot+ Summa dier, die na 70. Iaren wt der geuanckenisse te Babel, weder op gekomen zijn. margenoota Nehem. 7.a.5. 3.Esdr. 5.a.1. margenootb Nehem. 2.a.1. margenoot+ Serubabel. margenootc Nehem. 7.e.46. margenootd Nehem. 7.g.61. margenoote† An. van ThelMela ende Thelharsa, margenootf Nehem. 7.g.63. 3.Esdr. 5.d.36. margenoot+ Licht ende Recht. margenootg† And. Urim ende Thumim. Exodi 28.d.30. margenoot+ Gauen ten Tempel te bouwen.

Vorige Volgende

Dat ij. Capittel.

A.1

2

3

4

5

6

7

8

9

B.10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

C.20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

D.30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

E.40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

F.50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

G.60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70