Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

Dat xxvi. Capittel.

1. Wachters des Tempels, 10. Schatmeesters des Godshuys, 19. Item Regeerders dese zijde, 31. ende ghene zijde der Iordanen, werden gheordineert.

A.1

VAn der ordeninge der Deurwachters: ⁺ van den Korhiten was Meselemia de sone Kore, van den kinderen Assaph.

+ Ordeninge der wacht des Tempels.

2

De kinderen Meselemia dan waren dese: de eerstegheboren Sacharia, de ander Iediael, de derde Sebadia, de vierde Iathniel,

3

De vijfste Elam, de seste Iohanan, de seuende Elioenai.

4

De kinderen ObedEdom nu waren dese: de eerstegheboren Semaia, de ander Iosabad, de derde Ioab, de vierde Sachur, de vijfste Nethaneel,

5

De seste Ammiel, de seuende Isaschar, de achtste Pegulthai: want God hadde hem gheseghent.

6

Ende synen sone Semaia werden oock sonen gheboren, die in den huyse harer vaderen heerscheden: want het waren stercke ^a Helden.

a Want de Priesters moesten ter tijt des krijchs de voorneemste int heyr zijn met den trompetten.

7

So waren nu de kinderen Semaia: Athni, Rephael, Obed ende Elsabad, welckers broeders vlijtighe lieden waren: Elihu ende Samachia.

8

Dese waren al te mael van den kinderen ObedEdom: sy, met tsamen haren kinderen ende broederen, vlijtighe lieden, gheschickt tot Ampten, waren twee ende tsestich van ObedEdom.

9

Meselemia hadde kinderen ende broeders, vlijtighe lieden achtiene.

B.10

Hossa nu, van den kinderen Merari, hadde kinderen, den voorneemsten Simri: want de eerstegheboren en was niet voorhanden, daerom settede hem zijn vader ten voorneemsten.

11

Den anderen Hilkia, den derden Tebalia, den vierden Sacharia: aller kinderen ende broeders Hossa waren, derthiene.

12

Dit is de ordeninghe der ^* Deurwachters, onder den Hoofden der Helden aen den Ampte, neffens haren broederen, te dienen in den huyse des Heeren.

* 1.Para. 9.c.23.

13

Ende het Lot wert geworpen, den kleynsten

[fol. 143r]

als den grootsten, in harer vaders huys tot eener yeghelicker poorten.

14

Het Lot teghent Oosten, viel op Meselemia: ende synen sone Sacharia, die een kloeck Raetsman was, werpmen het Lot, ende het viel hem teghent Noorden.

15

ObedEdom nu teghent Zuyden, ende synen sonen by den ^b huyse Esupim.

b Dit is het raethuys gheweest.

16

Ende Supim ende Hossa tegent Westen, by der poorten, daermen gaet op der straten der brantoffers, daer de wacht teghen malcanderen ouer staen.

17

Teghent Oosten waren der Leuiten ses: teghent Noorden des daechs viere: teghen Zuyden des daechs viere: by Esupim nu gestadelick twee ende twee.

18

Aen ^c Parbar dan teghent Westen, viere aen der strate, ende twee aen Parbar.

c Werdt door het Ghetuygenisse of ghereedtkamer ghehouden.

19

Dit zijn de ordeningen der Deurwachters, onder den kinderen der Korhiters, ende den kinderen Merari.

C.20

Van den Leuiten nu was Ahia, ouer de schatten des huys Gods, ⁺ ende ouer de schatten die daer gheheylicht werden.

+ Schatmeester des Godshuys.

21

Van den kinderen Laedan, der kinderen der Gersoniten: van Laedan waren Hoofden der vaders: namelicken, de Iehieliten.

22

De kinderen der Iehieliten waren: Setham ende zijn broeder Ioel, ouer de schatten des huys des Heeren.

23

Van den Amramiten, Iezehariten, Hebroniten ende ^d† Vsieliten, ⁺

d† And. [waren oock sommighe Schatmeesters.] Sebuel de sone etc. was Uorst etc.

+ Vsieliten.

24

Was Sebuel de sone Gersom, des soons Mose, Vorst ouer de schatten.

25

Ende zijn broeder Elieser hadde eenen sone Rehabia, dies sone was Iesaia, diens sone was Ioram, diens sone was Sichri, diens sone was Selomith.

26

Deselue Selomith ende syne broeders, waren ouer de schatten der Gheheylichden, die de Koninck Dauid heylichde, ende de Ouerste vaders onder den Ouersten ouer duysendt, ende ouer hondert, ende de Ouerste in den heyre.

27

Van krijghen ende roouen hadden sy het gheheylicht, te beteren het huys des Heeren.

28

Oock alles wat Samuel de Siender, ende Saul de sone Kis, ende Abner de sone Ner, ende Ioab de sone ZeruIa, geheylicht hadden: alle het Geheylichde was onder de hant Selomith ende syner broederen.

29

Van den Iezehariten was Chenaia met synen sonen ten wercke daer buyten ouer Israel, Amptlieden ende Richters.

D.30

Van den Hebroniten nu was Hasabia ende syne broederen, vlijtige lieden, duysent ende seuen hondert, ⁺ ouer de Ampten Israels, op dese zijde der Iordanen teghent Westen, tot allerley werck des Heeren, ende te dienen den Koninck.

+ Dese zijde der Iordanen Regeerders.

31

Item, van den Hebroniten: was Ieria de voorneemste onder den Hebroniten, zijns gheslachts onder den vaderen: daer werden dan onder hen ghesocht ende gheuonden, in den veertichsten Iare des Koninckrijcks Dauids, vlijtighe mannen te Iaeser in Gilead.

32

Ende hare broeders vlijtighe mannen, twee duysent ende seuen hondert Ouerste vaders: ende Dauid steldese ouer de Rubeniten, Gadditen, ende den haluen stamme Manasse, tot allen handelen Gods ende des Konincks.