Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)
(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– Auteursrechtelijk beschermdBronDe uitgave betreft de digitale versie van de eerste druk van de bijbel die bekend staat als de Deux-Aesbijbel of de bijbel van Deux-Aes. De titel luidt: BIBLIA: Dat is, DE GANTSCHE HEYLIGHE SCHRIFT, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken, ende verscheyden Lectien, die in andere loflicke Ouersettinghen gheuonden, ende hier aen de kant toe ghesettet zijn: Met noch rijcke aenwijsinghen, der ghelijck ofte onghelijckstemmenden plaetsen, op het allerghewiste met scheydtletteren, ende versen ghetale (daer een yeghelick Cap. na Hebreischer wijse, mede onderdeylt is) verteeckent. Deze digitale editie geeft de volledige bijbeltekst, inclusief het voorwoord, het register, de kanttekeningen, de samenvattingen en alle andere begeleidende teksten. Als ‘legger’ is gebruik gemaakt van het exemplaar dat berust in de bibliotheek van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) te Haarlem, onder de signatuur 31"1562"-Deux/14739. Fotoscans hiervan zijn door het NBG op internet gepubliceerd op de website www.bijbelsdigitaal.nl.
De collatie van de editie waarvan dit exemplaar deel uitmaakt, luidt volgens de STCN (Short Title Catalogue, the Netherlands):
*6 a†8 b†10 A-Z8 a-d8, 2A-2I8 2K6 2L8, 2a-2h8 2i-2k6, 22A-2M8 2*4 §2
De STCN somt vijf exemplaren op van deze editie die zich bevinden in wetenschappelijke en openbare bibliotheken in Nederland. Daarnaast zijn ook exemplaren aanwezig in o.m. de Johannes a Lasco-Bibliothek te Emden (signatuur: Theol. 2º 0027 a), de bibliotheek van de Ostfriesisiche Landschaft te Aurich (signatuur: Rara: y 2712) en de Universiteitsbibliotheek Groningen (signatuur: AG--12). Het laatstgenoemde exemplaar is voor deze editie gebruikt als tweede legger (zie hieronder: Gevolgde werkwijze bij het editeren). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achtergrond van het BijbeldigitaliseringsprojectIn juni 2007 heeft Nicoline van der Sijs in verschillende media een oproep gedaan voor hulp van vrijwilligers bij het digitaliseren van de Statenvertaling 1637. Het zogenaamde Bijbeldigitaliseringsproject is inmiddels uitgebreid met andere laatmiddeleeuwse en vroegmoderne bijbelvertalingen waarvan het NBG de afbeeldingen op internet heeft geplaatst, zoals de Delftse bijbel uit 1477, de Leuvense bijbel uit 1548 en de Lutherse bijbelvertaling van 1648. Tevens wordt er gewerkt aan een digitale versie van de Liesveltbijbel (editie 1542), van de Biestkensbijbel (1560) en van de tweede druk van de Statenvertaling uit 1657. Andere deelprojecten zijn de Psalmen van Datheen en de Heidelbergse Catechismus (1566), de Psalmen van Willem van Haecht (1583), de Psalmen en Lofzangen van Marnix van Sint Aldegonde (1591) de spreekwoordenverzameling Nieuwe Wyn in Oude Le’er-Zacken, Bewijzende in spreeck-woorden, ’t vernuft der menschen, ende ’t gheluck van onze Neder-landsche Taele van Johan de Brune de Oude (1636) en Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de hervormde kerk van Nederland in gebruik (1773). Gepland is tevens de digitalisering van Het Groot Woordenboeck: gestelt in’t Neder-duytsch, ende in’t Engelsch van Hendrick Hexham (1648). In 2009 zijn de werkzaamheden van de vrijwilligers die meewerken aan het digitaliseren, ondergebracht in een stichting, de SVNT (Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal). Het Bijbeldigitaliseringsproject wordt gesteund door de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl), het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de Nederlandse Taalunie. De digitale tekstuitgave van de Deux-Aesbijbel wordt gepubliceerd op de websites van dbnl, INL en NBG, waarbij iedere instelling een andere vormgeving en andere zoekmogelijkheden biedt. Een apart project vormt de Friese bijbelvertaling van dr. G.A. Wumkes uit 1943, waarvan de gedigitaliseerde versie te vinden is op de website van de Digitale Historische Bibliotheek Friesland (www.wumkes.nl) en op de website van het NBG (www.biblija.net). De digitalisering van de Friese bijbelvertaling wordt tevens gesteund door de Fryske Akademy. Aan de digitalisering van de Nije Fryske bibeloersetting wordt momenteel gewerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medewerkers aan de digitale uitgave van de Deux-Aesbijbel.Aan het overtikken en tot tweemaal toe corrigeren van de tekst van de Deux-Aes hebben 57 mensen een bijdrage geleverd. De medewerkers hebben een of meer porties van de tekst van de Deux-Aes overgetikt. Een portie bestond uit gemiddeld 10 pagina's bijbeltekst. Een aantal van de medewerkers heeft zich, vaak naast de overtikwerkzaamheden, beziggehouden met de correctie van door anderen overgetikte porties; in onderstaande lijst is dit achter de desbetreffende namen toegevoegd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coördinatie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medewerkers
Een aantal personen verdient bijzondere vermelding vanwege hun meer dan gemiddelde bijdrage. Rien den Harder, Gerard Oevering en Tineke van der Laan hebben een uitzonderlijk groot aantal porties getranscribeerd; Sybe Bakker, Ingrid Biesheuvel en Herman Wiltink hebben samen een groot deel van de eerste correctie op zich genomen; Sybe Bakker was voor het correctorenteam een ware vraagbaak en heeft bij leesproblemen in de eerste legger het Groningse exemplaar dikwijls en met vrucht geraadpleegd; Ruud Hendrickx, Jantien Kettenes, Tineke van der Laan, Frits Schutte, Ton van der Steenhoven en Herman Wiltink hebben alle porties voor de tweede maal gecorrigeerd en tot bijbelboeken samengesmeed. Voor het Bijbeldigitaliseringsproject is een besloten e-maildiscussiegroep opgericht waarin de projectmedewerkers informatie met elkaar uitwisselen. Het Nederlands Bijbelgenootschap heeft fotoscans ter beschikking gesteld van het exemplaar van de Deux-Aes dat in de bibliotheek van het NBG berust. Het INL heeft, met Dick Wortel als webbeheerder, voor vrijwilligers en geïnteresseerden een apart onderdeel van zijn website ingericht, en ook verder ondersteunende werkzaamheden verricht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De totstandkoming van de Deux-AesbijbelIn de begintijd van de Reformatie werden veel bijbels in Antwerpen gedrukt. In de Scheldestad verscheen in 1526 de Liesveltbijbel. Twee jaar later liet Willem Vorsterman in Antwerpen een nog rijker verluchte bijbel het licht zien. Beide bijbels werden tal van malen herdrukt. Vanwege de reformatorische kanttekeningen in de druk van 1542 werd Jacob van Liesvelt in 1545 gearresteerd en ter dood veroordeeld. Het lot van de Antwerpse drukker is exemplarisch voor de rond 1540 steeds heviger wordende vervolging van protestantse gelovigen in de Lage Landen. Niet alleen het drukken van bijbels was een riskante aangelegenheid, ook het bezit van niet-geautoriseerde bijbels kon worden bestraft. Vele calvinisten weken uit naar het aangrenzende buitenland. In Londen organiseerden de Poolse humanist Johannes a Lasco en de Gentse edelman Jan Utenhove vanaf 1550 de Nederlandse gereformeerden naar Geneefs model onder een consistorie met ouderlingen en predikanten. Na de troonsbestijging van Maria Tudor (‘Bloody Mary’) in 1553 waren de gereformeerden uit de Lage Landen ook in Engeland niet meer welkom. Met Utenhove en A Lasco gingen enkele honderden gemeenteleden scheep. Na een avontuurlijke omzwerving in de Oostzee vonden zij in 1554 een nieuw toevluchtsoord in Emden. In de Oost-Friese havenstad had de reformatie al sinds enkele decennia voet gevat, en de Nederlanders werden hier vriendelijk onthaald. Onder de vluchtelingen waren ook drukkers en uitgevers, onder wie Nicolaes van den Berghe, Gillis van der Erven (ook bekend onder de geleerde naam Gellius Ctematius) en Steven Mierdman. Met deze exodus werd de basis gelegd voor de ontwikkeling van Emden tot “the single most important centre for the production of Dutch vernacular Protestant literature”, aldus de Britse historicus Andrew Pettegree (Emden and the Dutch Revolt, Exile and the Development of Reformed Protestantism. Oxford 1992, p. 87). In navolging van Calvijn vatten de Nederlandse gereformeerden het als hun plicht op de Schrift nauwkeurig te kennen en uit te leggen. Zij wensten de beschikking te hebben over eigen betrouwbare vertalingen van de christelijke basisteksten. In Londen was Utenhove al begonnen met een ondernemingdie hij pas enkele jaren voor zijn dood in 1565 zou voltooien: een complete berijming van de psalmen, waarbij hij zich in toenemende mate richtte op het voorbeeld van de gezaghebbende Geneefse psalmen. Dit project werd door hem in Emden voortgezet. Utenhoves psalmberijmingen zijn de eerste Nederlandstalige psalmen waarvan vaststaat dat ze in de eredienst zijn gebruikt. In Londen had Utenhove ook meegewerkt aan de Nederlandse vertaling van een catechismus en een geloofsbelijdenis. In 1556 bracht Utenhove in Emden een rechtstreeks uit het Grieks vervaardigde vertaling van het Nieuwe Testament uit, de eerste bijbeluitgave in het Nederlands waarin een indeling in verzen werd gehanteerd: Het Nieuwe Testament, dat is, Het nieuwe Verbond onzes Heeren Jesu Christi, Na der Grieckscher waerheyt in Nederlandsche sprake grondlick ende trauwlick overghezett. Utenhove was de overtuiging toegedaan dat de Schrift zonder concessies zo letterlijk en nauwkeurig mogelijk in het Nederlands moest worden vertaald, het liefst woord voor woord. In dit opzicht stond hij lijnrecht tegenover Maarten Luther, die juist vond dat de bijbeltekst door een natuurlijke en vrije vertaling voor het gelovige volk toegankelijk moest worden gemaakt. Ook was Utenhove van mening dat het Nederlands in de loop der eeuwen deerlijk was verloederd en verbasterd. In zijn streven om het ‘gecorrumpeerde’ Nederlands te laten aansluiten op de Griekse brontaal, deed Utenhove een beroep op de naamvalsvormen van het Hoogduits en het Nederduits. Van de andere kant vond Utenhove dat de Nederlandse taal vergeleken met andere talen juist erg goed was in het vormen van samenstellingen. Omdat Utenhove een taal wilde schrijven die voor Nederlanders uit alle gewesten van het taalgebied begrijpelijk was, doorspekte hij zijn vertaling met allerlei ‘Oosterse’ woorden, waarvan het beruchtste het Nederduitse woord aver ( =echter) is. Deze en andere termen moesten voor de gebruiker echter wel worden toegelicht in een lijst van ‘zommighe wordekens in dezen Testamente ghebruyckt die niet an allen oorden der Nederlans even ghelijck van den ghemeynen man verstaen werden’. Op aansporing van zijn vriend en stadgenoot Joost Lambrecht maakte hij bovendien gebruik van een nogal eigengereide spelling. Zie hier hoe Utenhove Handelingen 10:10 vertaalt: “Hy ward aver hongherigh, end wolde wat anbijten: de wijle aver zy hem bereydden, viel over hem een entzetting des ghemoeds.” Het taalgebruik doet met vormen als wolde en aver ‘oosters’ aan. Luther (1545) heeft een ietwat vlottere dictie: „Vnd als er hungerig ward, wolte er anbeissen. Da sie jm aber zubereiteten, ward er entzückt“ In de moderne Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) luiden deze verzen als volgt: “Maar hij kreeg honger en wilde iets eten. Terwijl er eten voor hem werd klaargemaakt, werd hij gegrepen door een visioen.” Utenhoves taalgebruik, door De Bruin en Broeyer getypeerd als ‘toegepaste renaissancespraakkunst’, werd ook door zijn tijdgenoten als een nogal kunstmatige mengelmoes ervaren. Zijn vertaling was daarom geen commercieel succes, temeer daar door het verkeerd leggen van een blad de oplage van 2500 exemplaren was bedorven, en doordat de doopsgezinden aanstoot namen aan het woord verbond in de titel. Na deze tegenvaller vatte Utenhoves uitgever, Gillis van der Erven, het plan op om een geheel nieuwe bijbelvertaling uit te brengen. Van der Erven verenigde voor deze bijbel, die later bekend zou worden als de Deux-Aesbijbel, een afzonderlijke bewerking van het Oude Testament met een herdruk van het Nieuwe Testament. Allereerst deed Van der Erven een beroep op de uit Luik afkomstige predikant Godfried van Wingen, die Utenhove al had geholpen met diens vertaling. De uitgever verzocht Van Wingen de Liesveltbijbel te herzien. Voor een geheel nieuwe vertaling direct uit het Hebreeuws ontbraken nog de kennis, de tijd en de middelen. Van Wingen vervaardigde tussen januari 1557 en juni 1558 een gerevideerde vertaling van het Oude Testament waarin hij Luther op de voet volgde. Hierbij maakte hij ook gebruik van een Nederduitse vertaling van de Hoogduitse Lutherbijbel, de zgn. Lotterbijbel, genoemd naar de uitgever Lotter, in 1554 in Maagdenburg verschenen, een door Johannes Bugenhagen bezorgde vertaling van de Hoogduitse Lutherbijbel in het Nederduits, waarin de kanttekeningen van Luther nog eens waren uitgebreid met tal van spreekwoorden en schilderachtige zegswijzen. Van Wingen nam uit deze bijbel niet alleen veel Nederduitse woorden over, maar ook Bugenhagens kanttekeningen. Evenals Utenhove voorzag Van Wingen de bijbeltekst van de versnummering die Robert Stephanus enkele jaren eerder in zijn Latijnse bijbeledities had geïntroduceerd. Na voltooiing van zijn revisie van het Oude Testament in 1559 verliet Van Wingen Emden om elders actief te zijn, eerst in Vlaanderen, vervolgens in Frankfurt, daarna in Londen, waar hij de eerste volledige uitgave van Utenhoves psalmen voorbereidde en waar hij in 1590 als predikant van de Nederlandse gemeente is overleden. Voor het Nieuwe Testament maakte Van der Erven gebruik van de diensten van Johannes Dyrkinus. Dyrkinus vertaalde het Nieuwe Testament direct uit het Grieks, maar maakte wel gebruik van moderne vertalingen in het Frans en het Latijn. Daarnaast stond Dyrkinus nog onder de invloed van Utenhove. Zijn vertaling is te beschouwen als een grondige herziening van Utenhoves vertaling, minder letterlijk, maar ook minder buitenissig in het taalgebruik. In 1559, het jaar waarin Van Wingen Emden verliet, verscheen Dyrkinus’ vertaling onder de titel: Het Nieuwe Testament, Dat is, Het nieuwe verbondt onses Heeren Jesu Christi, in Nederduytsch na der Grieckscher waerheyt overgheset. In 1561-1562 verscheen het tot dusver ongepubliceerde Oude Testament van Van Wingen samen met een herdruk van het Nieuwe Testament van Dyrkinus. Zo kwam de gereformeerde bijbel van Deux-Aes tot stand. De bijnaam ‘Deux-Aes’ ist te danken aan een kanttekening bij Nehemia 3:5. In dit vers wordt gesproken over de wederopbouw van de muren van Jeruzalem, een werk waaraan de voornaamste inwoners van Tekoa zich trachtten te onttrekken. In de marge wordt hierbij opgemerkt: “De armen moeten het cruyce draghen, de rycke en geuen niets. Deux aes en heeft niet, Six cinque en geeft niet. Quater dry, die helpen vry.” De woorden deux aes, six cinque en quater dry zijn termen ontleend aan het dobbelen. Deux aes (twee en een) was de laagste, six cinque (zes en vijf) de hoogste worp. De Bruin en Broeyer parafraseren de kantekening als volgt: “de armen hebben niets, de rijken geven niets, maar de middenstand, die betaalt wel.”. Een andere bijnaam van deze bijbel luidt: ‘Uilenspiegelbijbel’. Deze bijnaam gaat terug op een kantekening bij Wijsheid van Jezus Sirach 19:5. Het vers zelf luidt: Wie hem verblijdt, dat hy schalckheydt bedrijuen kan, die wordt verachtet. In de kanttekening wordt ter toelichting verwezen naar schelmse grappenmakers die bekend waren uit de populaire verhaalcultuur: “Als Ulenspiegel, Uincentius, de Pape van Kalenberghe, etc.” Deze kanttekeningen komen al voor in de Duitse Lutherbijbels. Luther wilde ook in de kanttekeningen de taal van het volk spreken, en schrok niet terug voor pakkende voorbeelden en populaire zegswijzen. Latere lezers vonden de kantekeningen zo merkwaardig dat ze de Emdense bijbel van Gillis van der Erven daarnaar gingen noemen. De Deux-Aesbijbel stond bekend om de frivole glossen. In zijn overzicht van Nederlandstalige bijbels Boek-zaal der Nederduitsche Bybels (tweede druk 1764) geeft Isaac le Long bij de Deux-Aesbijbel een opsomming van ‘Seldtsaame Kant-Teckeningen in dese Bybel’ die maar liefst zeven pagina’s beslaat. Van deze ‘Spreekwoorden, Loopjes en Sprookjes’ meent Le Long dat er ‘veel niet sonder ergernisse geleesen konnen worden, in de plaats van te stichten, en daarom beter waren daar uyt gelaaten geweest’. Naast de roemruchte kanttekeningen heeft de Deux-Aesbijbel nog een andere bijzonderheid: het is de eerste Nederlandse bijbel waarin een waarschuwing is geplaatst bij de Apocriefen. Dit bijbeldeel is voorzien van een afzonderlijke titelpagina, waarop de volgende VVaerschouvvinghe tot den Leser staat afgedrukt: “DEse Boecken diemen noemt APOCRYPHOS, hebben te allen tijde onderscheyden gheweest van de Boecken diemen sonder twijffelinghe acht te sijne van de Heylighe Schriftuere. Want de oude vaders willende toesien dat daer gheen onheylighe boecken en souden toeghelaten worden met de boecken die sonder twijffel zijn door den Heylighen Gheest gheschreuen, so hebben sy een Rolle ghemaeckt, de welcke sy ghenoemt hebben CANON, dat is Reghel, daermede te kennen gheuende, dat alle de boecken die daerin veruatet waren, waren een seker reghel, daer aen men hem houden moeste. Aengaende dese boecken, sy hebbense ghenoemt APOCRYPHOS, daermede te kennen gheuende, datmense moeste houden voor priuate ende eyghen gheschriften, ende niet voor Autentijck, ghelijck ghemeyne verseghelde ende gheapprobeerde brieuen. Daeromme is tusschen dese boecken ende de andere sulck onderscheydt, als tusschen eenen brief die voor eenen Notaris ghepasseert is, ende gheseghelt, om van allen menschen aengenomen te worden, ende tusschen eenen brief van eenen sonderlicken mensche gheschreuen. Het is wel waer dat sy niet te misprijsen en zijn, dewijle sy goede ende nutte leere veruaten. Maer het is nochtans wel recht, dat het ghene dat ons door den Heylighen Gheest ghegheuen is, gheacht ende ghehouden zy, bouen het ghene dat van menschen ghekomen is.” Met andere woorden: de apocriefe boeken zijn niet authentiek en behoren niet tot de canon van de bijbelse boeken. Omdat ze niet door de Heilige Geest zijn ingegeven, maar door mensen min of meer op persoonlijke titel zijn opgeschreven, is hun waarde minder groot. Van den Berg en Thijs wijzen erop dat deze waarschuwing de veranderende houding van de gereformeerden ten aanzien van de Apocriefen weerspiegelt. De eerdere op Luther gebaseerde bijbelvertalingen, bv. de Liesveltbijbel en de Biestkensbijbel hadden in het voetspoor van Luther een dergelijk voorbehoud nog niet geplaatst. Nog duidelijker zou deze gewijzigde houding naar voren komen in de Statenvertaling van 1637, waarin de Apocriefen eveneens zijn voorzien van een Waerschouwinge. In de Statenvertaling zijn de apocriefe boeken bovendien niet voorzien van de elders zo overvloedige kanttekeningen, en staan ze niet meer tussen het Oude en het Nieuwe Testament in, maar helemaal achterin. Gezien de bronnen (Luther, Utenhove) is het niet verbazend dat zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament van de Deux-Aesbijbel tal van ‘Overlandtsche’ woorden voorkomen. Hier is duidelijk sprake van invloed van het Duits, met name van het Nederduits, omdat Godfried van Wingen veel woorden uit de Nederduitse Lutherbijbel in vernederlandste vorm had overgenomen. C.G.N. de Vooys geeft in zijn studie Duitse invloed op de Nederlandse woordvoorraad (1946) een illustratieve opsomming van een kleine honderd ‘Duitse of onder Duitse invloed gevormde woorden in de bijbel van Deux-Aes’. Enkele voorbeelden: allenthalven, ertsbooswicht, even (= juist), flucx, gantsch ende gaer, ghelijckwel, houtwegh (= dwaalweg), ongestuym, onverseert, onvertzaecht, toerichten, wtlander, veronglimpen, voormont, vrijlijcken (= waarlijk) De Vooys vermeldt ook talrijke adjectieven op –isch, bv.:
De Bruin en Boeyer menen dat Van Wingens taalgebruik “krioelt (...) van germanismen en ‘nedersaksismen’ als ‘allenthalven, dannoch, even ghelijcke, gantsch ende gaer, ghelijckwel, hader, haderen, henenwech, huldesalighe, met tsamen, onghestalt, tappen (=schroeven), tzaerlick, wtduydinge, wterweelden (= uitverkoren), veronglimpen, versmetteren, verwalter’.” Typisch voor de eerste druk van de Deux-Aesbijbel is het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden du en ghy. In het voorwoord De Drucker tot den Leser wordt deze kwestie als volgt toegelicht: “Doch is in dese Nederlantsche Ouersettinghe wat nieus, tot des neerstighen Lesers nutt, behulp ende voordeel, grootelicks dienende. Te weten, ten eersten, dat dese woordekens, Du ende Dy, gebruyckt zijn alomme, waer niet tot velen, maer tot eenen ghesproken wordt, ende de woordekens Ghy ende U, nerghens ghebruyckt en zijn, dan daer niet tot eenen, maer tot velen ghesproken wordt. Ghelijck in den 109. Psalm, heeft de Ouersetter niet ghestelt: Ghy zijt Priester in der eewicheydt, na de orden Melchisedech: want also mochtmen verstaen, dat daer vele sulcke Priesters waren, Maer hy heeft ghestelt: Du bist Priester in der eewicheyt etc. op datmen duydtlick verstae, dat daer niet tot velen, maer tot Christum alleen ghesproken wordt, die de eenighe Priester is, na de orden Melchisedech. De Heere Christus seyt Matth. 18. Wat ghy op Aerden binden sult, dat sal in den Hemel ghebonden wesen etc. Wanneer dit woordeken Ghy, also wel tot eenen, als tot velen, ghebruyckt werde, so mochte de onuoorsichtighe Leser meynen, dat dit niet tot allen, maer tot eenen alleenlick, ghesproken ware, voornemelick, dewijle Christus Matth. 16. sulcx tot Petrum alleen schijnt te spreken, ende de Paus dese macht hemseluen alleen toeschrijft. Maer als dat woordeken Ghy, alleenlick in zijn natuerlicke beduydinghe ghebruyckt wordt, te weten, daer de sprake is tot velen, so en kan niemant de voorschreuen plaetse qualick verstaen, maer het is licht te mercken, dat de woorden Christi Matth. 16. die anders schenen tot Petrum alleen te luyden, daerdoor verklaert worden op alle Apostelen ende nauolgende Dienaers Christi, ende dat daerom de Paus sulcks met grooten onrechte, hemseluen alleen toeschrijft. Dese twee exempelen hebbe ick wt velen hier verhaelt, want de Leser sal dier alomme ghenoech vinden.” Hier wordt uiteengezet dat du (objectvorm: dy) voor het enkelvoud en ghy (voorwerpsvorm: u) voor het meervoud is gereserveerd. Van der Erven suggereert in het voorwoord dat dit ‘wat nieus’ was, maar Van Wingen en Dyrkinus hadden het zo van Utenhove overgenomen, die op zijn beurt in dit opzicht al tamelijk behoudend was. Want reeds vanaf de dertiende eeuw was ghy als beleefdheidsvorm steeds meer in gebruik geraakt voor het enkelvoud en had deze vorm terrein gewonnen op du, dat in toenemende mate als informeel, ja zelfs als vulgair werd beschouwd. Om te benadrukken dat met ghy meer mensen tegelijk werden aangesproken, kon ook de vorm ghylieden worden gebruikt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Latere drukkenDe bijbel van Deux-Aes is talrijke malen herdrukt. In 1565 verscheen te Emden een herdruk zonder vermelding van de naam van de drukker. Hierin waren de vormen du en dy vervangen door ghy en u en ghylieden. Als reactie op deze roofdruk brengt Gillis van der Erven in 1565 een tweede druk van zijn bijbel uit, waarin het gebruik van du en ghy eveneens was aangepast. In 1571-1572 verscheen er een Deux-Aesbijbel zonder vermelding van drukker en plaats. Op basis van het drukkersmerk, de leeuw van Juda, wordt vermoed dat de drukker wel eens de Dordrechtse drukker Jan Canin zou kunnen zijn, maar omdat de stad Dordrecht tot juni 1572 in Spaanse handen was, is de bijbel wellicht buiten de landsgrenzen gedrukt. Deze bijbel verscheen zowel in kwarto- als in octavoformaat en bevat o.a. de Psalmen van Datheen. In deze uitgave waren de nog overgebleven vormen van du geschrapt en vervangen door het pronomen ghy. Enkele jaren later konden er in het Noorden vrijelijk bijbels worden gedrukt. Van de Deux-Aesbijbel verschijnen vanaf 1579 in de Noordelijke Nederlanden talrijke herdrukken, waaraan vaak ook kaarten en houtsneden zijn toegevoegd, alsmede de brief aan de Laodicensen. Daarnaast verschenen er ook uitgaven waarin de omstreden kanttekeningen waren verbeterd, terwijl de tekst van de Emdense bijbel vrijwel ongewijzigd bleef. Reeds vanaf 1567 verschijnen verbeterde uitgaven van de druk van 1565, waarin de kanttekeningen waren vervangen door annotaties van Aug. Marloratus. Vaak herdrukt werden vanaf 1581 ook de uitgaven met kanttekeningen van de Leidse predikant Petrus Hackius. Al deze gewijzigde uitgaven hebben de oorspronkelijke Deux-Aes in de loop der tijd vervangen en zijn als kerk- en huisbijbel in gebruik gebleven totdat de Statenvertaling definitief was ingevoerd. In de drukgeschiedenis lijken de meeste veranderingen op te treden in de kanttekeningen en in het bijwerk. Voor de herdrukken werd in de regel de bijbeltekst van 1565 gevolgd. Door de veranderingen in het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon doet de dictie van de latere drukken iets anders aan dan de eerste druk van 1561-1562. Ter illustratie Psalm 6:2-5 in de eerste druk van 1561-1562 en in de druk die verscheen te Leiden in 1587:
Deux-Aesbijbel 1561-1562 Och Heere, en straft my niet in dynen toorne, ende en castijdt my niet in dyner grimmicheyt. Heere zijt my genadich, want ick ben swack: heylt my Heere, want myne beenders zijn verschrocken. Ende mijn ziele is seer verschrickt: Och du Heere, hoe langhe? Wendet dy Heere, ende verlosset mijn ziele: helpt my om dyner goedicheyt wille.
Deux-Aesbijbel 1587 Och Heere, en straft my niet in uwen toorne, ende en castijt my niet in uwer grimmicheyt. Heere zijt my genadich, want ic ben swac: heylicht my Heere, want myne beenders zijn verschrocken. Ende mijn ziele is seer verschrict: Och ghy Heere, hoe langhe? Wendet u Heere, ende verlosset mijn ziele: helpt my om uwer goedicheyt wille.
In deze passage zijn du, dy, dynen en dyner vervangen door ghy, u, uwen en uwer. De spelling is nagenoeg ongewijzigd. Het werkwoord heylicht in de druk van 1587 i.p.v. heylt is vermoedelijk een zetfout (de Statenvertaling 1637 kiest hier voor: geneest). Via de Liesvelt- en de Deux-Aesbijbel heeft de bijbeltaal van Luther lexicale invloed uitgeoefend op het Nederlands. Veel ontleningen aan het Duits zijn overgenomen in de Statenvertaling. De Bruin en Broeyer geven voorbeelden van Duitse leenwoorden die aldus in het Nederlands zijn beland: “Wie voelt nog de Duitse afkomst van ‘gewone’ woorden als: ‘afvallig, beroemd, burgerrecht, dankzegging, dierbaar, diensthuis, eersteling, godzalig, hooglied, klaaglied, krijgsknecht, krijgsman, krijgsvolk, lijfeigen, lusthof, nieuweling, richtsnoer, schriftgeleerde, slachtoffer, tollenaar, vreemdeling, vrijstad, zilverling, zuigeling’ uit de Liesveltbijbel; van ‘afgodisch, bondgenoot, bestendig, bezoedelen, boetvaardigheid, bouwvallig, daglooner, dankoffer, diefstal, echtbreker, evenbeeld, gelukzalig, halsstarrig, handelaar, heftig, Heiland, huichelen, ijver, kleingeloovig, loofhut, nederig, onderrichten, oponthoud, overheid, overreden, overweldigen, profetisch, schandvlek, toevallig, trots, tuchtigen, voorhuid, vuurwerk, wonderbaarlijk’ uit de bijbel van Deux-aes?” Nu de digitale editie van de eerste druk van de Deux-Aesbijbel beschikbaar is, kan het onderzoek naar de invloed van het Hoog- en Nederduits op de Nederlandse woordenschat nog ‘grondelicker’ worden aangepakt.
Meer informatie over de totstandkoming en de drukgeschiedenis van de bijbel van Deux-Aes is te vinden in:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Structuur en inhoudDe bijbel van Deux-Aes valt uiteen in vijf delen:
Hieronder volgt een complete inhoudsopgave van alle onderdelen, met achter de namen van de bijbelboeken tussen ronde haakjes de moderne naam, voorzover die afwijkend is. Tussen vierkante haken zijn achter de namen van de begeleidende teksten af en toe verklarende omschrijvingen geplaatst.
voorwerk
Oude Testament t/m Hooglied
boeken der Profeten
de apocriefe boeken
Nieuwe Testament
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevolgde werkwijze bij het digitaliserenEerder is voor de Statenvertaling 1637 onderzocht in hoeverre het mogelijk is de tekst te scannen en met behulp van software te ‘lezen’, en vervolgens de scan met de hand te corrigeren. Het aantal scanfouten bleek voor deze werkwijze echter veel te groot. Dat komt vooral doordat de tekst voor het grootste gedeelte gezet is in lastig leesbaar gotisch schrift en bovendien vele fontwisselingen kent met korte stukken in romein. Ook is de opmaak bijzonder ingewikkeld door het grote aantal kanttekeningen, gezet in bijzonder klein corps. Bij de bijbel van Deux-Aes is de problematiek niet anders, daarom is er ook in dit geval voor gekozen de bijbel in zijn geheel over te tikken. Daarbij werden alle tekstelementen (boektitels, boekinleidingen, hoofdstuknummers, hoofdstukinleidingen, nootnummers etc.) direct voorzien van coderingen teneinde de tekst gemakkelijker op internet te kunnen plaatsen. De Deux-Aesbijbel werd verdeeld in 121 porties van gemiddeld 10 pagina’s, zodat het werk voor de vrijwilligers overzichtelijk bleef. Elke overgetikte portie tekst werd integraal met het origineel vergeleken en gecorrigeerd. Daarna werden alle porties samengevoegd tot bijbelboeken en vond een tweede controle plaats. Die tweede controle betrof enerzijds technische aspecten, zoals de plaats van de folionummers, de compleetheid van de tekst, het gebruik van de juiste coderingen, de volledigheid en correctheid van de nootnummers in de bestanden van de bijbeltekst en van de kanttekeningen. Anderzijds werd opnieuw gekeken naar de legger, met name door gericht te zoeken naar veelgebruikte lettercombinaties waarin gemakkelijk tikfouten kunnen optreden, zoals aa (is meestal ae), ui (meestal uy), -ik/-ok (meestal -ick/-ock), etc. Tot slot is de vormgeving van de verschillende onderdelen van de bijbelboeken onderling vergeleken en in overeenstemming gebracht met het origineel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diplomatische uitgaveDe gedigitaliseerde versie is een diplomatische weergave van de tekst, dat wil zeggen dat deze zo exact mogelijk en ongewijzigd is overgenomen uit het origineel. Het hoofdlettergebruik en de interpunctie van het origineel en de leestekens zijn overgenomen. Regelmatig wijken deze af van het moderne gebruik. Druk- of zetfouten uit het geraadpleegde exemplaar zijn niet gecorrigeerd; ook inconsequente spellingen zijn altijd overgenomen. De editorische ingrepen zijn in de bijlage op een rijtje gezet, het betreft vooral ontbrekende of afwijkende verwijssymbolen van kanttekeningen; omwille van de begrijpelijkheid zijn deze aangevuld dan wel rechtgetrokken. De vormgeving van de oorspronkelijke tekst is in de digitale uitgave losgelaten. De regeleinden komen dus in de digitale uitgave niet overeen met die in de oorspronkelijke tekst. Wel is aangegeven waar een nieuwe pagina in het origineel begint. In het origineel staan folionummers vermeld op de (rechter) recto-pagina’s, bijvoorbeeld [fol. 12r]; de (linker) verso-pagina’s zijn ongenummerd. In de digitale versie zijn ook folionummers toegevoegd voor de verso-pagina's, bijvoorbeeld [fol. 12v]. De paginering in de tekst begint een paar maal opnieuw. In de voorwerken en andere begeleidende teksten zijn geen paginanummers afgedrukt. Ontbrekende paginanummers zijn door ons gereconstrueerd, dat wil zeggen dat ze zijn afgeleid van de erop volgende nummers (zie de bijlage: Editorische ingrepen). Custodes onder aan de pagina’s zijn niet overgenomen, net zo min als de katernnummeringen voor de drukker en binder (met uitzondering van het register, waarin geen andere folioaanduiding voorkomt). Kopteksten zijn alleen overgenomen voorzover ze extra informatie verschaffen, namelijk de korte samenvattingen die cursief bovenaan de bladzijden van het Oude Testament en het Nieuwe Testament staan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fraktur en romeinDe tekst van de bijbel van Deux-Aes is grotendeels gezet in gotisch schrift. Binnen dit schrift kent men geen verschil tussen de hoofdletter I en de hoofdletter J; deze letter is altijd overgenomen als I, bijvoorbeeld in Iacob, Ierusalem, Ioden. De Deux-Aesbijbel kent wel een verschil tussen de hoofdletter U (heeft de ronding links) en de hoofdletter V (ronding rechts). Aan de typografische verzorging van de Deux-Aes is veel zorg besteed. In het boek is een veelheid van gotische lettertypen te ontdekken. De bijbeltekst heeft een eigen schrift, dat in hetzelfde corps ook wordt gebruikt voor de trefwoorden ter aanduiding van de inhoud die in de marge staan afgedrukt. Een ander lettertype, iets ‘hoekiger’ en in een kleiner corps, wordt gebruikt voor de andere kanttekeningen, en ook voor de hoofdstuktitels en de samenvattingen van de hoofdstukken. Opvallend is voorts een wat krullige sierletter, in een iets groter corps dan de broodtekstletter, die we o.m. zien toegepast in het voorwerk en in een aantal boektitels. Hierbij gaat het bv. om het woord Mose in de titels van Exodus, Numeri en Deuteronomium en het woord Koninghen in de titels van 1 en 2 Koningen. De verschillende gotische lettertypes zijn in de uitgave niet verschillend weergeven omdat ieder gotisch lettertype binnen de bijbel van Deux-Aes een eigen domein heeft . Alleen in het boek Spreuken worden verschillende gotische lettertypes binnen de tekst gecontrasteerd. Het gaat om vier kleine stukjes die zijn afgedrukt in de in vorm en grootte afwijkende sierletter:
In alle vier gevallen gaat het om inleidende formuleringen, die door het afwijkende lettertype een zekere typografische nadruk krijgen. In de editie zelf, waarin alle gotische letters hetzelfde zijn weergegeven, is dit verschil niet aangegeven. Af en toe staan er stukjes in romein (onze moderne drukletter), bv. de titel en de eerste regel van een bijbelboek. Deze romein gezette woorden zijn in de digitale versie cursief weergegeven, waarbij de leestekens (komma en punt) binnen de cursief getikte stukken meegecursiveerd zijn, maar leestekens na de cursieve tekst romein zijn gezet. Cursief weergegeven zijn ook de extra grote versierde initialen waarmee de voorredes en de beginhoofdstukken van de meeste bijbelboeken beginnen. De wat bescheidener uitgevoerde initialen waarmee de andere hoofdstukken beginnen, zijn niet gecursiveerd. Betekenisloze typografische verschillen zijn bij het overtypen genegeerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat vormverschillen tussen letters buiten beschouwing zijn gebleven, zoals de twee verschillende letters s in het gotische schrift (de korte en de lange s, die wat op een f lijkt) en de twee vormen van de r (de gewone en de zogenoemde ronde r die volgt op een ronde letter, zoals een o). Kleinkapitaal gezette tekst en versierde initialen zijn als hoofdletters overgenomen: het verschil tussen kapitaal en kleinkapitaal is typografisch; het gotische schrift kent geen kleinkapitaal. Er is geen onderscheid gemaakt tussen de Duitse komma (/, schuine streep, gebruikt in de gotische tekst) en de gewone komma (gebruikt in romeins gezette tekst). Losse Arabische cijfers (1, 5, 10 etc.) binnen gotische tekst zijn in de digitale editie niet gecursiveerd omdat de keuze voor deze letter niet is ingegeven door de behoefte om de tekst te onderscheiden van de omringende tekst, maar door het gegeven dat het gotische schrift geen tekens voor cijfers kent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Versnummers en scheidlettersDe Deux-Aes is voorzien van een versnummering. In het jaar van verschijnen was dat nog iets bijzonders. Pas twee jaar eerder, in 1560, was met de Biestkensbijbel de eerste complete Nederlandstalige bijbelvertaling met versnummering verschenen. Blijkens het voorwoord De Drucker tot de Leser is bij de Deux-Aesbijbel uitgegaan van de Geneefse bijbel (waarmee de uitgave van het Geneefs consistorie is bedoeld, die teruggaat op de Franse vertaling van Olivetanus uit 1535; deze was door het Geneefs constorie enkele malen herzien totdat in 1588 de definitieve versie verscheen): “Bouen desen, dewijle de Bybels niet alle in Capittelen ende Uersen ouereen en komen, Ia Luther geene Uersen hadde, so sal de Leser weten, dat de Ouersetter hierin de Geneefsche geuolcht heeft..” In de digitale editie is de versnummering integraal naar het origineel overgenomen. Zetfouten in de versnummering zijn in de tekst niet gecorrigeerd; wel is een correctie aangebracht in de onderliggende xml-structuur, zodat de versnummers altijd zijn gekoppeld aan de juiste tekstinhoud. Een bijzonderheid treffen we aan in het boek Wijsheid van Jezus Sirach. Hier staan voor een vers meer dan eens meerdere versnummers. In een noot bij de titel wordt aangegeven waarom hier sprake is van geclusterde versnummers: “De getallen deser veerskens, zijn na der ouder Latijnscher ouersettinghe, die aen sommighen plaetsen meer heeft.” Met andere woorden: hier heeft men zich aan de nummering gehouden die in de Vulgaat was toegepast. In de digitale editie is er om technische redenen voor gekozen om deze dubbel, soms wel driedubbel genummerde verzen te splitsen in kleinere verzen, die ieder een apart nummer dragen. Een volledige opsomming van alle gevallen wordt gegeven in de bijlage met de editorische ingrepen. Ook in het boek Wijsheid en het Gebed van Azarja doet dit verschijnsel zich twee keer voor. In de Deux-Aes wordt bij verwijzingen naar bijbelplaatsen niet alleen gebruik gemaakt van versnummers, maar ook van letters. Voor elk tiental van verzen is een letter gereserveerd: de verzen 1-9 krijgen de letter a, de verzen 10-19 de letter b, de verzen 20-29 de letter c, etc. Gen. 3.a.1. betekent aldus: het eerste vers van het derde hoofdstuk van het boek Genesis. En Psalm. 119.q.152 betekent: Psalm 119, vers 152. De letters in deze verwijzingen worden op de titelpagina scheydtletteren genoemd. Ook in de bijbeltekst zelf zijn de ‘scheidletters’ zichtbaar: ze staan als hoofdletters direct onder het eerste versnummer van het betreffende tiental. Alleen als het hoofdstuk op een rond versnummer eindigt, wordt er meestal geen scheidletter geplaatst (zie bv. Numeri 16:50 en 23:30). Als het vers slechts een regel beslaat, wordt de positie onder het versnummer al in beslag genomen door het volgende versnummer. In deze gevallen is de scheidletter in de Deux-Aes door het aldus ontstane ruimtegebrek nog een regel lager geplaatst (zie bv. Numeri 3:30-31, 6:1-2, 7:40-41, 7:70-71 en 25:10-11). Omdat het in deze gevallen evident is dat de scheidletter bij het bovenste versnummer hoort, is deze in de editie daarbij geplaatst. Een enkele keer treffen we een andere typografische oplossing aan: in Genesis 6:10-11 is het versnummer 11 een regel lager geplaatst. In de editie is dit uiteraard rechtgetrokken. In Psalm 3, 4, 34 en 56 staat de scheidletter onder vers 2, hoewel er ook onder versnummer 1 nog ruimte was. In deze gevallen is de scheidletter onder het tweede versnummer geplaatst, ook gezien het feit dat het eerste vers in deze gevallen eerder de functie van een titel of opschrift heeft. Ontbrekende scheidletters zijn niet aangevuld (zie bv. Nehemia 10:20 en Marcus 5:40), en verkeerde scheidletters zijn niet gecorrigeerd (zie bv. Psalm 21:10). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spaties en puntenNiet altijd is eenduidig uit te maken of er sprake is van een hele, halve of geen spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden daar meestal aaneengeschreven of juist niet? Zo is besloten om in Ezechiël 16:13 het woord enckel aaneen te schrijven, hoewel er enig tussenwit te zien is. Vgl. ook o.m. Genesis 13:10 (eenen), Psalm 101:3 (blijuen), Jeremia 29:2 (Vorsten), Ezechiël inleiding hoofdstuk 44 (verslotenen) en 2 Korintiërs 8:17 (aengenomen). Omgekeerd is besloten om bv. in de noot bij Lucas 18:42 (De blinde wort siende.) een spatie te noteren tussen blinde en wort, hoewel deze niet of nauwelijks zichtbaar is. Vgl. o.m. ook Jeremia 6:27 (noot: boos ijserwerc), Lucas 22:4 (met de), Johannes 1:22 (niet weerdich), Johannes 4:28 (de lieden) 1 Korintiërs 11:15 (decksel ghegheuen). Een zekere mate van subjectiviteit was soms onvermijdelijk. Na punten en andere leestekens lieten de zetters regelmatig spaties weg, of ze plaatsten slechts een halve spatie, als dat beter uitkwam om de regel uit te vullen. Het spatiegebruik rond leestekens is in de digitale versie genormaliseerd omdat het gaat om een betekenisloos typografisch verschil. In concreto betekent dit dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, ongeacht wat er in het origineel staat. Ook het spatiegebruik in verwijzingen naar bijbelplaatsen met hoofdstuknummers en versnummers is in de editie licht genormaliseerd. Na de punten binnen een verwijzing is geen spatie geplaatst (Gen. 3.a.1.), ook niet bij opeenvolgende verwijzingen naar hetzelfde hoofdstuk (vgl. Jeremia 30:10, noot: Luc. 1.g.69.h.70.). Na de afgekorte boeknaam (die in de regel met een punt wordt besloten) is wel altijd een spatie gezet. Bij verwijzingen naar meerdelige bijbelboeken staat in de regel geen punt achter het deelnummer (1 Sam., 2 Cor.). Als er wel een punt achter het deelnummer staat, hebben we hierachter geen spatie geplaatst (1.Sam., 2.Cor.). Een enkele keer is het spatiestaafje in het zetsel iets omhooggekomen en heeft het een afdruk achtergelaten die eruitziet als een verticaal streepje, zogenaamd gerezen wit. Dit is in de editie als een spatie verwerkt. Zie bv. Genesis 37:45 (tot een), Genesis inleiding hoofdstuk 37 (die vercoopen) en Spreuken 30:16 (Aerde en). Nog enkele details: In het Register wordt bij de talrijke verwijzingen naar bijbelplaatsen met hoofdstuknummer, scheidletter en versnummer geen gebruik gemaakt van punten, maar van spaties (tot het lemma Uan beklaginge ende begrauenisse der dooden staat na het hoofdstuknummer echter consequent een punt). In de zendbrieven ontbreekt in de regel in verwijzingen de punt achter het versnummer. Deze bijzonderheden zijn in de editie conform het origineel overgenomen, met één uitzondering: achter de in de marge geplaatste verwijsletters van de kanttekeningen staat tot hoofdstuk 28 van Genesis meestal een punt, daarna raken ze nagenoeg in onbruik. Kennelijk zijn de zetters hier na een korte experimenteerfase vanaf gestapt. In de digitale versie zijn deze punten om technische redenen niet weergegeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbreektekens en koppelstreepjesIn de Lutherse bijbelvertaling ziet het Fraktur-afbreekteken, waarmee woorden aan het eind van de regel worden afgebroken, er enigszins uit als een =-teken: twee liggende schuine streepjes boven elkaar. In romeins gezette tekst ziet het afbreekteken eruit als een enkel liggend streepje. Deze tekens zijn door ons in de transcriptie niet weergegeven. Bij ruimtegebrek is er af en toe gebruik gemaakt van een dubbele punt in plaats van liggende streepjes als afbreekteken. Soms treffen we ook wel een punt als afbreekteken aan. Deze gevallen zijn verwerkt als afbreekteken. Zie bv. Psalm 119:145 (verhoort), Ezechiël 17:23 (onder), Baruch 2:12 (eylacen), Lucas 19:8 (dobbel), Lucas 22:4 (Ouerpriesteren) en Hebreeën 12:19 (datmen). Soms is bij ruimtegebrek het afbreekstreepje weggelaten, terwijl het toch evident is dat het om een enkel aaneengeschreven woord gaat. Zie bv. Matteüs 23:24 (sommighe), Romeinen 6:22 (heylichmakinghe), 7:7 (soude) en 7:9 (weder). Het koppelstreepje, dat in de Statenvertaling van 1637 en in de Lutherse bijbelvertaling van 1648 veel wordt gebruikt om de woorddelen van samenstellingen uit elkaar te houden, komt in de Deux-Aesbijbel niet of nauwelijks voor (alleen in Jozua 24:17 is op het oog sprake van Egypten-landt). Dubbele namen worden dan ook direct aan elkaar geschreven, bv. AlaMelech, BaalGad, BenIamin, BethBaalMeon, CislothThabor, MirIam, ObadIa, RimonParez. Mede daarom hebben we ook het liggende streepje in de titel van het boek Klaeglieden als een afbreekteken geïnterpreteerd. Om dezelfde reden is aan het liggende streepje dat in 2 Tessalonicenzen 2:1 in bidden v lijkt te staan, geen nadere betekenis toegekend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LeesproblemenWanneer de eerste legger, het exemplaar van het NBG, leesproblemen opleverde doordat bijvoorbeeld de scan moeilijk leesbaar was, letters zijn afgesleten, of door inktvlekken, gaatjes of vouwen in het papier of door afgescheurde stukjes van de bladzijde, is de bewuste passage nagekeken in een ander exemplaar van dezelfde editie, dat berust in de UB Groningen (signatuur: AG--12). Twee duidelijke voorbeelden van beschadigingen met weggevallen tekst in het NBG-exemplaar zijn te vinden in het voorwerk, in De argumenten aller Boecken des Nieuvven Testaments en in Exodus (noot bij 12:15). Als bleek dat er sprake was van een individueel-mechanische afwijking van de legger (bijvoorbeeld een vlekje of ‘gerezen wit’), dan werd deze afwijking in de uitgave genegeerd. Wanneer in de legger sprake was van een afgesleten letter of niet-gepakte inkt, kon op grond van het andere exemplaar in een aantal gevallen worden uitgemaakt welke letter er had gestaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZetfoutenZetfouten zijn, als gezegd, niet gecorrigeerd. Zo staat in Leviticus 27:8 sucker te lezen, terwijl duidelijk sprake had moeten zijn van sulcker. Nog enkele voorbeelden van door ons niet-gecorrigeerde zetfouten: Tot de Romeymeynen (Argumenten van het Nieuwe Testament, sc. Tot de Romeynen); Schoonschoon (Nehemia 6:18, sc. Schoonsoon); honden (Jeremia 14:5, sc. hinden); vier donderslaghen (Openbaring 10:4, sc. seuen donderslaghen). Wanneer een letter in beide geraadpeegde exemplaren in het zetsel ontbrak, is die door ons niet toegevoegd, maar overgenomen als spatie, exact conform het origineel. Zo luidt de titel van het evangelie van Matteüs: HET HEYL GE Euangelium beschreuen door Mattheum. De ontbrekende I van het woord HEYLIGE is ook in het Groningse exemplaar niet afgedrukt. Nog een voorbeeld van een zetfout vinden we in noot e bij Kolossenzen 2:23: er staat siet 1.1.Timothei 5.a.3, terwijl bedoeld is siet 1.Timothei 5.a.3. Zo ook Detue. i.p.v. Deute. (noot Psalm 135:14), Exad. i.p.v. Exod. (noot Psalm 136:10), Macth., Marthei en Matihei. i.p.v. Matthei. (noot Prediker 9:8, Lucas 3:22, Romeinen 16:17) en Palm. i.p.v. Psalm. (noot Psalm 18:15). Uit deze voorbeelden komt tevens naar voren dat ook evident foute verwijzingen in de kanttekeningen niet door ons zijn verbeterd. Omgekeerde letters zijn overgenomen zoals zij er staan: wanneer bv. in de tekst is gezet eude (Genesis 49:21)), waarbij de u van eude een n is die de zetter per ongeluk op zijn kop heeft gezet, is dit overgenomen als eude. In twijfelgevallen is de voorkeur gegeven aan de meest voor de hand liggende lezing. Omgekeerd gezette letters die geen andere interpretatie toelaten, hebben wij als een normale letter overgenomen. Een voorbeeld is de omgedraaide a in 20.a.1. (Wijsheid van Jezus Sirach 31:41, noot f). Zo ook staat bv. het nootsymbool † in noot q bij Spreuken 8:29 omgekeerd afgedrukt. Van de richtlijn dat zetfouten niet worden gecorrigeerd, is alleen afgeweken bij de verwerking van de nootsymbolen. Als bij een woord een noot hoort, staat in de Deux-Aesbijbel bij dit woord een symbool of een letterteken dat in de marge aan het begin van de bijbehorende noot wordt herhaald. Soms wijkt het verwijzingsteken in de broodtekst echter af van het bijbehorende verwijzingsteken in de marge, of een van beide tekens ontbreekt. Ook kan het bij noten die zowel een letter als een symbool als verwijsteken hebben, voorkomen dat de volgorde van deze symbolen in de marge afwijkt van die in de bijbeltekst. Om technische redenen is in deze gevallen in de transcriptie gekozen voor het teken dat evident bedoeld is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KanttekeningenDat de Deux-Aesbijbel zijn bijnaam te danken heeft aan een kanttekening, is geen toeval. De kanttekeningen vormen een belangrijk bestanddeel, waarop al dadelijk op de titelpagina de aandacht wordt gevestigd: “Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken, ende verscheyden Lectien, die in andere loflicke Ouersettinghen gheuonden, ende hier aen de kant toe ghesettet zijn:Met noch rijcke aenwijsinghen, der ghelijck ofte onghelijckstemmenden plaetsen, op het allerghewiste met scheydtletteren, ende versen ghetale (daer een yeghelick Cap. na Hebreischer wijse, mede onderdeylt is) verteeckent.” Ook in het voorwoord De Drucker tot den Leser wordt meer dan eens op de kanttekeningen gewezen: “hoewel de Ouersetter eyghentlick heeft den Bybel Lutheri Nederlandtsch gemaeckt, so heeft hy nochtans daerby ooc vele andere Ouersettinghen doorgesien, voornemelick Sanctis Pagnini, Munsteri, de Zurische, de Geneefsche, ende de Annotatien Uatabli, wt de welcke hy hier ende daer in de kant ghestelt heeft, dat sy anders hebben, dan Luther. Dese verscheyden lesinghen zijn met een cruysken † geteeckent. Ten derden, salmen in desen Bybel oueruloediger aenwijsingen der plaetsen der Schiftuere vinden, dan in eenigen anderen, ende deselue niet met cruyskens ende sterrekens die den Soecker mochten dickmael verwerren, maer ordentlick met de letteren des a.b.c. gheteeckent, so dat men daerin niet en kan feylen. Bouen desen, dewijle de Bybels niet alle in Capittelen ende Uersen ouereen en komen, Ia Luther geene Uersen hadde, so sal de Leser weten, dat de Ouersetter hierin de Geneefsche geuolcht heeft: behoudens dat Luthers Capittelen meest altijts in de kant geteeckent staen, daer zijn scheydinge niet ouereen en koemt met de Geneefsche: waer het anders is, dat salmen in de Uersen wel mercken, also zijn oock somtijts Pagnini ende Munsteri Capittelen in de kant gheteeckent. Desghelijcks heeft hy oock de Geneefsche gheuolcht, in de orden der boecken, sonderlinghe diemen noemt Apocryphen, dewijle Luther dat derde ende vierde boeck Esdre niet en heeft, maer wt anderen hierin ghebracht is, ghelijck oock het derde boeck der Machabeen, dwelck hier achter de andere twee boecken der Machabeen ghestelt is. Hier is somtijts een Ouerlandtsch woort in de Ouersettinge ghebleuen, ende in de kant somwijlen wtgheleyt, om het rechte verstandt der plaetsen te beter wt te drucken. Waertoe oock vele verklaringhen in de kant ghestelt zijn. Dit alle is ghedaen, Christelicke Leser, tot uwe nutt ende voordeel, sonder moeyte ofte kost te sparen, ofte ander groot tijdtlick ghewin daeruan te verwachten.” Uit de titelpagina en het voorwoord blijkt dat de kanttekeningen in de Deux-Aesbijbel verschillende functies vervullen:
De kanttekeningen zijn door ons als volgt verwerkt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ligaturen en breviaturenLigaturen zijn in de digitale versie uitgeschreven. Zo is de ligatuur æ in Lucæ overgenomen als ae (Lucae), en de ligatuur van c en t (ct met een rondje boven de c) is weergegeven met ct (Actorum). Een veel voorkomende ligatuur is het ampersand-teken &, oorspronkelijk een versmelting van de letters e en t. In de woorden &c., &ce. en &cet., die in de kanttekeningen vaak voorkomen, ook in de Fraktur-variant, is de ampersand cursief opgelost: etc., etce., etcet. Een enkele keer is de ampersand los aangetroffen (Nehemia 3:26, noot) en cursief opgelost als et. Breviaturen zijn cursief opgelost. De meest voorkomende breviaturen zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfkortingenDe onderstaande afkortingen betreffen vooral namen van bijbelboeken, die vaak voorkomen in het register en in de kanttekeningen. Veel bijbelboeken hebben meerdere afkortingen, de zetters konden letters uit de afkortingen weglaten als dat beter uitkwam op de regel. In gebruik waren de Latijnse namen van de bijbelboeken. De complete Latijnse naam staat meestal in de tweede naamval, omdat het Latijnse woord liber (boek) ervoor werd gedacht. Latijnse namen zijn bijvoorbeeld: Iudicum voor Liber Iudicum (Richteren), Regum voor Liber Regum (Koningen), Actorum voor Liber Actorum Apostolorum (Handelingen der Apostelen). In het overzicht van afkortingen zijn voor het gemak ook enkele volledige namen van bijbelboeken opgenomen. Ter verklaring zijn de gebruikelijke Nederlandse namen in de moderne spelling tussen haakjes toegevoegd. Niet altijd worden de afkortingen in de Deux-Aes met een punt afgesloten. Vaak treffen we een punt aan na het cijfer van meerdelige bijbelboeken (bv. 1 Koningen: 1.Reg. of 1 Reg). Een heel enkele keer worden de namen van de bijbelboeken met een kleine letter geschreven (jud. i.p.v. Iud). Hierboven reeds genoemde pertinente zetfouten als Detue. i.p.v. Deute. (noot Psalm 135:14), Exad. i.p.v. Exod. (noot Psalm 136:10) of Palm. i.p.v. Psalm. (noot Psalm 18:15) zijn in dit overzicht niet opgenomen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: editorische ingrepenGenesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Iosua
1 Samuel
2 Samuel
1 Kronieken
Nehemia
Job
Psalmen
Spreuken
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Sefanja
Haggai
Korte Somma
3 Ezra
4 Ezra
Wijsheid
Wijsheid van Jezus Sirach
Baruch
Gebed Azarja
1 Makkabeeën
Mattteüs
Lucas
Johannes
2 Tessalonicenzen
2 Timoteüs
2 Petrus
|
|