Cupidoos Maegde-Kruyt(1685)–Anoniem Cupidoos Maegde-Kruyt– AuteursrechtvrijRokende uyt een Virgijnis-Pijpje de znaeck-en smakelijckste geuren, en vermakelijkste Rijm-Gezangen Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Zwier-dichten, Aen sijn Hoogheyt Wilhem Henrick Prince d'Orange. Op de Veroveringh van Naerden. GEluk streef-moedig Vorst! geluk met dit verwaerden, Dat voor u eerste zieg juyst NAERDEN tot u naêrden! Gaet voor so in triumf. En 't is mijns herten wenz, Dat Gy lang leeft, in gunst van God en van den menz. Op het overwinnen van Bon. Wat heil groot magtig Prins kan immer u ontbreken Daer hier des Vyands Stad u't goede voor komt spreken, [pagina 30] [p. 30] Dog dit is Fransse spraeck die yder niet verstaet; Maer na de koers sig zwayt, so lijkt het geen verraet. Wel Vrienden, dits wat raers: dit schijnen wondre zwijren Waer aen men siet, hoe God het quâ ten best' kan stijren: Want immers luyt de saak gants vremt in yders oor, De Stad in's Vyands tael seyt ons het goede voor. Siet daer hoe Bon sig buygt en komt ons Vorst te moet, Wy wenssen hem geluk, voor Bon, dat's Bon, dat' goet. Op de Verovering van de Graef. HIer rukten voor de Stad het HOOFT der brave RAVEN, Hy had sig (om sijn Proi) rontsom de Graef begraven: [pagina 31] [p. 31] De RAAF sijn tanden spitst'en en vlamt op desen bras, Dies bounst hy voor de Poort'; Maer Schameljé riep cras. De Prins hier van berigt, komt moedig aan-gereden, Na dat Hy by Senéf seer bloedig had Gestreden: Strak ging ORANJENS Held, de Graef te gaste biên; Toen quam 'er Schameljé haast schamel uit te sien. Een Ander op het selve. MEn graaft hier om de Graaf, daar brave Graven draven; En wie sijn pligt versaakt, die vreten hier de RAVEN. Dit liet heer RAVENHOOFT aan Schameljé eens weten: Zo toont de RAAF hoe hy was op de Graaf verbeten. [pagina 32] [p. 32] Dit oude Duytze HOOFT dat schudden so sijn ooren, Dat men veel mijlen verr' het dreunen konde hooren: Ja, 't scheen of hy de Aard' soû door sijn donder splijten, En als een puynhoop woû het al heronder smijten. Doch, kogel noch granaet de forsse niet verstelde, Voor dat sijn HOOGHEYT quam zieghaftig uyt den Velde: Gelijck de gulde Faam alomme ging betuygen, Wanneer dat Schameljé sijn schamel hooft most buygen Voor NASSOUWS groote Prins, die na een moey'lijck drave, Was Meester in het Velt en Winnaer van de Grave. Vorige Volgende