Over serenitas en simplicitas
Albert Helman, Serenitas
De Gemeenschap, Utrecht
Het valt mij moeilijk over dit beminnelijke boek, de onvoldane critische dingen te zeggen, die erover gezegd moeten worden. Maar het zal ruimschoots schadeloos gesteld worden door de vele warme beoordeelingen en sympathiebetuigingen, die het begrijpelijkerwijs te wachten staan, en ik neem dus gewillig op mij voor den onbevredigbaren criticus door te gaan die niet meer genieten kan.
Tegen de waarneming, de milieuteekening, de verbeelding in dit boekje, dat met een te breeden titel roman heet, is niet veel in te brengen. Het gegeven is eigenlijk zonder fouten, maar ook zonder groote vlucht behandeld. Het boek ontspoort nergens maar krijgt ook nergens vleugels. Het is, met uitzondering van een aantal bladzijden tegen het eind, te egaal. Het is een tamelijk mooi boek - maar waarom scheept de schrijver van ‘Hart zonder land’ ons met een tamelijk mooi boek af; die zijn zelfs in onze schrale romanlitteratuur niet schaarsch.
‘Soms was hij werkelijk heel stil, en kon hij echt voor onnut door de polders loopen dwalen, als het werk afgeloopen was. In deze tijd ging hij weer veel visschen, hoewel hij vergeten was dat hij dit vroeger ook altijd verlangde. Dan stond hij met de stok in de hand bij het water te droomen, zag de wolken onder en boven zich; donkere glazige, en licht-wazige; en hoe een molen als-maar haar zwarte slagen uittelde tegen de verre kim.’ Brokken van zulke gave beschrijvingskunst kan men herhaaldelijk in dit boek aantreffen, zuiver ofschoon niet sterk; het is de Hollandsche waarneming van Van Looy, zonder echter Van Looy te evenaren. Ook het milieu, het realistisch fond van het gegeven is Hollandsch, op zijn dorp dribbelt Dorus in het eerst achter Jaapje en Merijntje aan, ‘met serene blauwe oogen’. Maar bij een reprise van dit standaardgegeven onzer litteratuur blijft het niet. Helman begaat andere wegen, zijn kracht en beteekenis ligt elders. Waar er in zijn boeken schoonheid was, was dat altijd te danken aan de droom, die erin leefde. Helman heeft gelukkig niets van een secuur realist, hij is een onberekenbaar droomer en zijn landelijk dorp verschilt van de andere dorpen in onze vaderlandsche verhalen hierdoor, dat het onmiddellijk grenst aan de gewesten van den droom. Zijn parochie kan plotseling een droomwereld worden - en in de hoop op dat wonder leest men zijn boek; teleurgesteld omdat dat wonder hier niet straalt maar slechts schemert, legt men het weer neer.