Wij zullen ons dus inspireren aan de ons vertrouwde realiteit, maar ook - wij wezen er reeds op - aan de Droom, die wij allen op enigerlei wijze in ons omdragen; niet echter aan díe droom, die het leven en de aarde achteloos voorbijgaat. Dat hier voorzichtigheid geboden is, wij zijn er ons van bewust: voor dichters als Shelley en Gorter immers bestond geen vaag fantoom, geboren in uren van weke mijmering. Hùn visioen was reëler dan de ‘werkelijkheid’ onzer familie-romanschrijvers en -schrijfsters! Zij kènden de geschiedenis der mensen als ‘a record of misery and crimes’. Nochtans handhaafden zij hun visioenen, handhaafden zij zichzelf.
Wij stellen evenwel géén prijs op een vaag idealisme, hoe ook gericht, zolang het den dichter niet meer betekent dan een verstandelijke of sentimentele fictie, zolang het hem niet in vlees en bloed overgegaan, m.a.w. tot reële gevoelswaarde geworden is. Liever dan de ‘schoonschijnende leugen’, die b.v. ons hachelijk egoïsme negeert, is ons de onbevangen bekentenis van de worsteling daarmede in eigen hart en geest. Liever dan het onwezenlijk en in strikte zin onverwezenlijkbaar opgaan in een ideaal-gedachte gemeenschap van groepen of volkeren is ons de concrete strijd om onze verhouding tot wie onmiddellijk naast ons werd gesteld, al ware het slechts die ene onweerstaanbare vrouw.
Zo steekt ‘Columbus’ dan van wal. Wij omschreven, zij het misschien nog vaag, onze voorstellingen van het land, dat wij voor ogen hebben. Hoe wij nu in feite onze koers bepalen zullen? Voorlopig wensen wij geen al te gepreciseerde richtlijnen te geven. Wij zouden zodoende a priori er onnodig velen van ons kunnen vervreemden. Waren er niet vanouds verschillende wegen, die naar Rome leidden, verschillende wegen ook om het gedroomde Indië te bereiken? Zo achten wij de mogelijkheden, om òns doel te benaderen, met één al evenmin uitgeput. In eerste instantie echter gaat het ens, hòè dan ook, om de vernieuwing dier oude waarden, die onder stof en puin ener verwoeste wereldorde onkenbaar zijn geworden en glansloos verdoft. Misschien zelfs - maar dat ligt wel hoofdzakelijk buiten ons, en wij wagen er nauwelijks van te spreken - dat het ons, zoals eenmaal aan Columbus, gegeven zal zijn, nieuw land te ontdekken, een wereld, waarvoor het évenzeer waard is, artistiek te leven, als voor de wellicht reeds vege waarden dezer in zichzelf-verdeelde Christelijk-humanistische cultuur, waaraan wij ons nochtans verloren hebben.
Wanneer dit tijdschrift aan een schare van onderling zeer uiteenlopende dichterpersoonlijkheden uitingsmogelijkheden zal kunnen bieden, achten wij voorlopig één voorwaarde vervuld, die ons de naam ‘Columbus’ met recht zal doen voeren. Ging niet de grote avonturier zelf met een in zijn opvattingen belangrijk heterogene équipage in zee? De muiterijen, die ons verhaald worden, spreken voor zichzelf. Ook wij schuwen onderlinge meningsverschillen niet. Hachelijk!, zult ge denken. Wij antwoorden: Láát ons het avontuur! Wij zijn er jong voor en wijs genoeg om in te zien, dat met een rationeel-gefundeerd en consequent programma in schijn veel, in wezen weinig gewonnen is. Doorbreekt niet de realiteit van het Leven altijd weer