De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids
(1625)–Anoniem De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids– AuteursrechtvrijOp de Voys: Het is dat Heyl ons comen her.Oft op de Voys: Wanneer mijn Stondlijn voorhanden is.DEn Heer Aenroep ick nae syn Woort
In mijn Benautheyt noodich,
End mijn Aenroepen is verhoort,
Syn Hulpe coemt al spoedich.
Verlost O HEEr de Siele mijn,
Van valsche Monden vol Fenijn,
End van die quade Tonghen.
2. Wat can die valsche Tonghe doen?
Wat Ong'luck gaet sy maecken?
Als scharpe Pijl eens Reusen koen,
Verderven wat sy raecken,
Ghelijck Vuyr in Genever brandt,
Ach Wee my onder Mesechs Handt,
Dat ick moet Vreemd'ling woonen.
3. Onder die Hutten Kedat quaet,
Hoe is mijn Siel so banghe.
Het Volck dat altoos Vrede haet
By dien woon ick so langhe,
Als ick haer Vreed' gae bieden aen,
Met Recht end Waerheyt haer vermaen,
So gaen sy my bestrijden.
|
|