cijfering in de woordloze wereld is achtergelaten.
Daarom kwam ik ook terug op mijn aanvankelijke veronderstelling dat u het nutteloze van het nuttige wilde scheiden, want ja, voor je het weet, heeft het nutteloze zich verschanst in het nuttige en omgekeerd. De mooiste gedachten schieten te voorschijn uit de vuilnisbak van onze geest (niemand weet dat beter dan de morgenster die in alle vroegte de straten en pleinen afschuimt). Daarom had u net zo goed de gedachte over Debussy zijn gang kunnen laten gaan om u te concentreren op de stank die ze verspreidde.
Ik kwam u tegen op een achteloze zaterdagmiddag en voor ik het wist had u bezit van mij genomen, terwijl ik maar niet de kans kreeg u langer dan een oogopslag te beschouwen. Onnutte indruk? Onuitwisbaar in ieder geval, ik heb al die jaren na uw eerste verschijnen over u doorgedacht als de belofte aan iemand die, om een collega van u te citeren, mij langzaam maakt. Ik zal u zeggen mijnheer Taats, tot welke slotsom ik ben gekomen, al zult u direct begrijpen dat van elke slotsom de voorlopigheid het belangrijkste kenmerk is. In de eerste plaats kom ik u altijd tegen op onbewaakte ogenblikken. Laatst nog toen ik (ik geef het toe - in een wat euforische roes) met mijn fiets in de tramrails bleef steken, over het stuur buitelde en met mijn hoofd op het asfalt stuiterde. Een moment was ik van de wereld en de eerste die mij in de ogen keek, daar in die zuigkuil van stilte, laag boven het koele asfalt, was u, prominent kenner van de acte d'absence. Een oogopslag van u betekende voor mij paniek, zo gauw mogelijk wilde ik de situatie onder controle brengen en daarna was er de dodelijke geruststelling van de flashback: de ondervinding dat ik mijn eigen verdwijning nooit zal meemaken.
Mijnheer Taats, evenwichtskunstenaar op de bal van het weten en het vergeten, u bent mijn beschermengel op die momenten dat onthutsende paniek overgaat in de archaïsche stilte van de wereld.
Wij bewegen ons in een gebied waar zo nu en dan verontrustende geluiden van buiten in doordringen. Soms zie je er een stuiptrekking of een zich lang uitrekken, maar wat je ziet, herken je nooit. We bewegen ons in een wereld waarin niets of niemand herkend wordt, waarin herkenning zelfs een grove belediging is. Wat we zien, voelen, ruiken, horen of proeven, blijft volstrekt anoniem. Daarom geloofde ik u al meteen niet op uw woord, over Debussy en Rameau, over de stinkende muziek, maar luisterde ik naar wat u niet zei.
De wereld waarin u zich beweegt, is gevrijwaard van intenties, zodat er van opzet of misleiding geen sprake kan zijn. Dat ik u ontmoet zou hebben (het