Quote
Josje Kraamer
Gekke-biografenziekte
Het aantal mensen dat nog wel eens een roman leest, loopt schrikbarend terug. De gedachte is, geloof ik, dat je voor je dertigste maar beter geen roman kunt lezen, omdat je dan nog niets van het leven begrepen hebt, dus hoe zou je dan iets van een roman kunnen snappen? En ná je dertigste is het te laat, dan kun je je maar beter niet meer bezighouden met al die onzin die iemand verzonnen heeft. Nee, veel liever lezen de dertigplussers een biografie.
De biografie heeft dan ook een enorme vlucht genomen.
Schrijvers en uitgevers sprongen gretig in het gat in de markt. En hoe.
Het leverde kluchtige taferelen op. Serieus te nemen literatuurwetenschappers die vroeger een verklaard tegenstander van de biografie waren, schreven er nu zelf een (J.J. Oversteegen met z'n tweedelige Cola Debrot-biografie). Regelmatig stortten drie, vier, vijf mislukte romanschrijvers zich op een en hetzelfde onderwerp (elke dag van de week trad een nieuwe Bordewijk-biograaf in de openbaarheid). Snelheidsrecords werden verbeterd (Hans van Straten schreef de biografie Multatuli, van blanke radja tot bedelman in vier maanden, ook een prestatie). De biografen kregen zelfs een eigen tijdschrift (Biografie Bulletin).
Ik bedoel: we hebben smakelijk gelachen, maar vervelend is dat er geen eind aan komt.
De hoeveelheid prijzen die biografen kunnen krijgen, begint hilarische vormen aan te nemen (de Dordtprijs, de Busken Huetprijs, de Gouden Uil voor non-fictie). Tegenwoordig kun je ook al cum laude (aan een Echte Universiteit) promoveren met een biografie waarin niet ingegaan wordt op de aard van het werk dat de gebiografeerde in kwestie geschreven heeft, of waarin zelfs niet een poging wordt ondernomen een verstandige link te leggen tussen leven en werk, maar waarin gewoon het leven van de gebiografeerde wordt beschreven. (Als het maar een biografie is, lijken ze aan de universiteit te denken, dan vinden we verder alles goed.)
Hans van den Bergh schreef in Het Parool (23-2-1996) over Hans Goedkoops biografie van Herman Heijermans: ‘Wie doctor in de letteren wil zijn, wordt verondersteld de wetenschap een stapje vooruit te helpen. Het is een goed gebruik dat aan een proefschrift een probleem ten grondslag ligt dat in de loop van het betoog wordt opgelost. Aan dat vereiste voldoet Goedkoop volstrekt niet. Het lijkt haast of hij denkt dat het navertellen van iemands leven een probleemloze opgave is.’
Maar alles kan altijd gekker: Willem Frederik Hermans (‘Bovendien ben ik anti-biografisch’) is ons nog maar amper een jaar ontvallen, of men danst al rond zijn urn om dé biografie te mogen schrijven.
Ook interessant: iemand meldt geheel ongevraagd, en dat is voorlopig het engste symptoom van de gekkebiografenziekte, dat hij vindt dat er een biografie moet komen over deze of gene, maar dat hij er zelf helaas niet toe in staat is dus dat beter iemand anders het kan doen (volgt het noemen van een naam, of juist het mysterieus verzwijgen van een naam). Theodor Holman in Het Parool, 10-5-1996: ‘Het zou goed zijn als Ischa's uitgever, Mai Spijkers van Prometheus, eens een biografie over Ischa zou laten schrijven. Het kan nu - en het zou een verdomd mooi boek kunnen worden. Ik weet wel iemand die dat kan en wil doen.’ Let ook op het soepele gebruik van de voornaam van Ischa Meijer, zo heeft Holman het ook altijd over ‘Gerard’ - dat is Gerard Reve - daar komt hij namelijk over de vloer (niet dus).
Hoe het ook zij: ik ben bang dat het aantal biografieën alleen maar zal toenemen.
Uitgeverij Jan Mets geeft sinds enkele jaren een reeks mini-biografieën uit. De Bezige Bij komt in augustus 1996 met de eerste twee delen van een nieuwe reeks: De Kleine Biografie. Guus Luijters en Henk Pröpper vatten in hooguit 80 bladzijden de levens van respectievelijk Vladimir Nabokov en Cesare Pavese samen. Ik beschouw dit als een lichtpuntje: biografieën zullen waarschijnlijk nooit meer verdwijnen, maar ze worden hopelijk wel steeds dunner.