Bzzlletin. Jaargang 18(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Victor Vroomkoning Gedichten Dodenrit Moeder wekt de doden. Voorop mijn oom die nooit zo heeft geleefd als in dit uur. Volgen een stoet familieleden, een kerk- hof buren. Vader naast me in- gesnoerd heeft zich verloren aan de berm. Hij loert naar UIT en CREMATORIUM: de laatste weg kent hij van buiten. Zijn stok schokt in zijn dorre vuisten, zijn hoofd schudt eeuwig nee. Moeder laat de doden rusten als wij het vazenpark bereiken. Ik weifel tussen rem- en gaspedaal. Vijftig Ik heb een vrouw voor vrouwen, een weldaad voor een man zo dadeloos en weinig knap als ik. Zij trekt ze voor mij aan als wondernieuwe kleren: kijk eens hoe ze staan. Ik hoef me niet uit te sloven om mijn aanleg bij te houden: wekelijks omringen mij oog- strelende creaties van haar soort. Kalend, grijs, de mond vol valse tanden, bij - en ver- ziend, koud van kalkend bloed, ontwikkel ik mijn vrouwenknobbel moeiteloos tot ongewoon formaat. Vorige Volgende