Braga: dichterlijke mengelingen. 1844
(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
IV. Deugd.Heerlijk, hemelsche deugd,
Wie zou uw schijn niet bekoren?
Wordt met de illusie der jeugd
Meestal uw wezen verloren,
Nimmer kan zonder den schijn
Iemand fatsoendelijk zijn.
Als we de wereld beschouwen,
Hoe ze haar gangetjen gaat, -
Hoe steeds bedrog op vertrouwen,
't Eene op het andere slaat;
Kan er geen twijfel meer rijzen,
Deugd wat gij zijt voor den wijzen!
Och, wie U somtijds niet telt,
Als hij gemaklijk gezeten,
Zich om uw wezen niet kwelt, -
Wordt door de stem van 't Geweten
Lacy! te duchtig getroefd,
Waar hij uw specie behoeft!
Specie, waarmee hij de handen
Vullen mag van wie uw Naam
't Nuttigheids-offertjen branden,
Dat hen bevrijdt van den blaam,
Waar een bruteur onder leit,
Die in uw vormen niet vleit.
Heerlijke, hemelsche deugd,
Wien zou uw schijn niet bekoren?
Nimmer, zoo ver als me heugt,
Heeft er een mensch bij verloren!
Wie in den regel wil zijn -
Eere u, althans om den Schijn.
|
|