De poëzie van Frostenson en Runefelt is heel verschillend. Terwijl Katarina Frostenson een koele poëzie produceert waarin ze ‘de reine taal’ tracht te vinden, verwoordt Eva Runefelt (o 1953) gevoelens en stemmingen in een expressieve taal. In ‘Donkere wind’ beschrijft ze het doezelige gevoel bij het ontwaken 's ochtends en in ‘Dingen’ een vrouw die zo vervreemd is, dat de dingen rondom haar meer levend zijn dan zij zelf.
In haar liefdesgedichten drukt ze gevoelens uit die gaan van zachte verliefdheid tot een mystiek één-voelen met de geliefde en euforie (‘Warm bad in de eerste sneeuw’).
Eva Runefelt gebruikt in haar gedichten veel neologismen en maakt graag syntaktische verbindingen tussen woorden uit verschillende begripsvelden. Zo laat ze in het gedicht ‘Dingen’ de dingen ‘grazen’ en ‘staande slapen’. Haar beeldspraak is compact en bouwt op onverwachte associaties. In het gedicht ‘Augustus’, gebruikt ze het beeld van parende slakken om het liefdesverdriet en de erotische verlatenheid van een vrouw uit te drukken. In de vorm van een oxyneron wordt de lange duur en de traagheid van de paring bij de slakken een metafoor voor de situatie en de gevoelens van de vrouw. In het liefdesgedicht ‘Warm bad in de eerste sneeuw’ suggereert ze een gevoel van welbehagen door te verwijzen naar de kerstsfeer. In Zweden is het immers gebruikelijk om in de winter een sinaasappel, waarin kruidnagels zijn gestoken, op te hangen aan een rood lint. Soms loopt een deel van het sap weg via de kruidnagels. Het lekkere aroma blijft in de kamer hangen.
Niet alle beelden en associaties in de gedichten van Eva Runefelt zijn op te lossen. Een groot deel van haar poëzie blijft gesloten. ‘Ik vind niet dat je alles in een gedicht moet kunnen verklaren of begrijpen. Misschien is het wezen van poëzie wel dat er steeds een deel geheim in blijft’, zegt Eva Runefelt zelf.
L.K.