| |
| |
| |
Hugo Claus
Schatten op zolder: brieven aan Angèle Manteau
Inleiding: Julien Weverbergh
In december 1970, na een jaar slepende conflicten met de eigenaar van de N.V. Manteau, met name de Haagse Van Goorgroep, neemt Angèle Manteau ontslag bij het bedrijf dat haar naam draagt en wordt per 1 januari 1971 editor bij Elsevier. Ene mijnheer Jan Boerwinkel van de uitgeverij Paris in Amsterdam werd door Van Goor naar Brussel gestuurd om de stand van zaken op te nemen.
Van 1 oktober 1966 tot 30 september 1970 - tot ik ontslag nam - was ik editor bij de N.V. uitgeverij Manteau. Vanaf 1 januari 1971 werd ik door de nieuwe redactie tot uitgever en hoofd van het kantoor in Brussel aangesteld en vanaf 1 januari 1972 tot directeur, steeds bij hetzelfde bedrijf. Mijn medewerker en kompaan Jeroen Brouwers was door mevrouw Manteau al in februari 1970 weggewerkt. Op 1 januari 1971 kwam ook hij samen met mij opnieuw in dienst.
Toen wij beiden ons oude kantoor triomfantelijk opnieuw betraden, heerste er de stilte van een graftombe. In een duister hoekje van het immense herenhuis aan de Nerviërslaan in Brussel hield Jacqueline V., de enige nog niet ontslagen bediende, zich schuw schuil; de oude magazijnmeester Herman N., die al van 1933 aan het bedrijf verbonden was, had zich in de diepste kelders van het spookhuis verstopt; de boekhoudster was tot nader order naar huis gestuurd en de graficus Stefan Mesker, de huisontwerper van de Manteau-omslagen, had besloten met pompen te gaan venten. Angèle Manteau had tabula rasa gemaakt en onder de N.V. een tijdbom gelegd. Zij ging ervan uit dat van het Vlaamse uitgevershuis alleen wat puin en gruis zou overblijven zodat ‘haar’ Manteau-schrijversstal bij Elsevier inkwartiering zou zoeken. Op het door haar achtergelaten bureau lag geen snipper
| |
| |
papier, in haar lade zat geen enkele map met uitgaveprojecten, nergens vond je een telefoonklapper of adressenlijst, de inktpotten waren uitgedroogd, de ramen waren sinds maanden niet gezeemd, de productietafels waren opgeruimd en in de kasten vierden muizen feest. Dit was een ten dode opgeschreven uitgevershuis waar alleen nog een plechtig Te Deum kon galmen. Maar gelukkig was het Manteau-archief nog intact. Brouwers en ik konden aan de slag.
Toen Jeroen en ik ons enkele weken later na een vrolijke daguitstap naar Nederland vol ijver naar de dagtaak in de Nerviërslaan spoedden, wachtte ons een verrassing: het complete archief was verdwenen, tot en met de lopende correspondentie! Dat gaf aanleiding tot veel gramschap en gevloek. Bij navraag bleek dat enkele roofridders van het ‘Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC)’ zich tijdens onze afwezigheid toegang tot de lokalen hadden weten te verschaffen en hun buit naar hun museum in Antwerpen hadden versleept. Na verbolgen getelefoneer met directeur Ludo Simons, veel toorn en zelfs boze echo's in de kranten, werd het hele archief op kosten van de stad Antwerpen gefotokopieerd, maar de originelen werden niet aan de wettige eigenaar, de N.V. Manteau, teruggegeven. Wie heeft het Manteauarchief aan het AMVC geschonken? Mysterie. Wie heeft voor de dieven de deuren in de Nerviërslaan ontsloten en de weg naar de schat gewezen? Tweede mysterie dat nooit is opgelost.
Maar het grootste mysterie van de lotgevallen van het Manteauarchief gaat de lezer nu vernemen.
Op 16 november van hetzelfde jaar 1971 verhuisde het uitgevershuis Manteau van de Nerviërslaan in Brussel naar de Comhairelaan in Sint-Agatha-Berchem. Bij het inpakken dwaalde ik door het koetshuis dat uitpuilde van oude onverkochte voorraden, vergeeld inpakpapier, verkreukeld kar- | |
| |
ton, ongebruikte omslagen, onbruikbaar geworden of versleten kantoormateriaal, drukproeven, nooit gebonden geraakte plano's, dummy's, gerafelde touwen en andere uitgeversafval van voor het Van Goortijdperk. Wij maakten een selectie die de handelaar-in-oud-papier zou komen ophalen en bijna belandde een met een touw slordig toegestrikt pak in de wegwerpberg. Ik opende het pak. Wat bleek tot mijn verbazing? Het bevatte honderden originele brieven van meerdere auteurs als Hugo Claus, Louis Paul Boon, Frans de Bruyn, Antoon Coolen, Gaston Burssens, Gust van Brussel, Nic van Bruggen, Jaak Brouwers, Pierre H. Dubois, Paul Brondeel, M. Brants, Nick van Beeck, Emmanuel de Bom, Roger Avermaete, Remco Campert, Erik van Ruysbeek, André De Splenter, Daniel Robberechts, Willy Roggeman, A.J.J. Delen, André Demedts, Gaston Duribreux, Valère Depauw, Bert Decorte, Fernand Goddemaer, Frans Smits, Clem Schouwenaars, Piet van Aken, Gerard Walschap, Marnix Gijsen, Jan Vercammen, Joseph Verbruggen, Jos Vandeloo, Karel Jonckheere, Jan Walravens, Jacques Weiniger, Jan van de Weghe, Ivonne de Man, Marcel van Maele, Gust de Muynck, Richard Minne, professor Minderaa, Maurice Roelants, Hedwig Speliers, Herwig Hensen, Raymond Herreman, G.H. 's Gravesande, Maurice D'haese, Monika van Paemel, Herman Teirlinck, Ivo Michiels, Hubert Lampo, Julien Weverbergh en Chris Yperman. Opvallend was het groot aantal brieven van Ward Ruyslinck (mogelijk de complete correspondentie van 12.01.57 tot 15.10.64) en Johan Daisne (vanaf 8.10.46 tot 19.01.1960). De collectie bevatte echter, op het beroemde kaartje van Willem Elsschot over Boon na, geen brieven van voor of tijdens de oorlog. Mijn leedvermaak was groot: het interessantste deel van de Manteau-erfenis was niet in de handen van de rabauwen uit Antwerpen beland, noch hadden zij een kopie van hoogstmerkwaardig literair-historisch materiaal waarvan ik na een eerste schrome blik toen al vermoedde dat ik er ooit aandachtiger in zou willen bladeren. En correspondentie kan men
| |
| |
zonder de uitdrukkelijke toelating van de oorspronkelijke eigenaar en de afzender, de schrijver, of zijn erfgenamen in het AMVC niet inzien. De van de papierkuip geredde briefwisseling zou, gesteld dat zij in de kelders van het AMVC zou beland zijn, even moeilijk toegankelijk worden als de liefdesbrieven van Paus Pius Twaalf voor zijn opvolger. Ik kon bij voorbaat het kwade bloed al horen zieden wanneer ik of andere vorsers later bij de bureaucraten van het AMVC zouden moeten aankloppen om de scheldbrieven van Chris Yperman aan haar uitgeefster op te vragen. Heb ik zelfs ooit naar de burgemeester van Antwerpen geen smeekbrieven moeten schrijven om onschuldig iconografisch materiaal dat ik zelf aan het AMVC geschonken had (na betaling!) in literair-historische boekwerken te mogen reproduceren? Bovendien zouden de sleutels van de correspondentie, eenmaal in de brandvrije kluizen aan de Minderbroedersstraat weggestopt, in feite alleen nog door Angèle Manteau en haasbange auteurs of benepen weduwen en wezen gehanteerd kunnen worden. Voor de gemoedsrust en de mogelijkheden voor een objectieve kijk van toekomstige geschiedschrijfsters op het huis Manteau, en met het oog op mijn ooit te schrijven memoires, besloot ik daarom de schat zelf te bewaren. Geen hond heeft er zich overigens tot op heden voor geïnteresseerd. Zelfs memoireschrijfsters niet.
Het pak van sjaalman bevat één gedateerde en vijf niet-gedateerde brieven van Hugo Claus, waarvan sommige met randbemerkingen van de hand van Angèle Manteau. Ik meen dat zij niet moeten worden toegelicht of in hun context geplaatst.
J.W.
| |
| |
Hugo Claus
‘Hotel Excelsior’
Rue Monsieur le Prince,45
Paris VI.
Waarde Mevrouw Manteau,
Dank voor de vriendelijke ‘tip’ wat het verhaal voor de Nimmer-Dralend-reeks betreft. Ondertussen zag ik Uw advertentie in ‘Het Nieuwsblad voor de Boekhandel’, die ik zeer geschikt vind.
Mag ik U er even op wijzen dat ik in het pakje recensies, dat ik van U ontving, deze van Greshoff niet vond. Het zou mij zeer interesseren te lezen wat hij over mijn boek schreef. Wilt U zo vriendelijk zijn mij zijn recensie na te zenden? Alsook een model van de nieuwe omslag van ‘De Metsiers’, die ik nog niet zag.
Ik vroeg U in mijn vorige brief mij vijf gebonden exemplaren van mijn boek te sturen. Als dit om een of andere reden niet naar Frankrijk kan gestuurd worden, wilt U dit dan wel doen naar het adres van de heer Walravens, Florimond Depauwstraat, 13, Anderlecht?
Met mijn dank en vriendelijke groeten,
Hugo Claus
| |
| |
Hugo Claus
chez M. Cortadellas
Villa ‘Adrienne Simon’
Rue Daguerre 48
Paris XIV
Waarde Mevrouw Manteau,
Daar ik a.s. Vrijdag de gelegenheid heb om met een vriend in auto naar België te komen, zou het mij een bijzonder genoegen doen, als ik op Uw bureau wat nog van de Leo Krijn-prijs overblijft kon komen afhalen.
In de hoop, U Vrijdagnamiddag of Zaterdagmorgen te ontmoeten bied ik U mijn vriendelijkste groeten aan.
Hugo Claus
Hugo Claus
chez M. Cortadellas
Villa Adrienne Simon
Rue Daguerre 48
Paris XIV
Waarde Mevrouw,
Tijdens mijn kort verblijf in België ben ik een paar maal bij Uw firma aangelopen, om met U enkele zaken te bespreken. Maar toevallig kon ik U daar niet treffen. Voornamelijk
| |
| |
gaat het erom, dat ik van U graag wilde vernemen of ik begin Februari, wanneer ik opnieuw naar België terug moet komen voor de regie van mijn pantomime, meteen bij U de tweede helft van de som van de Leo Krijn-prijs kan komen afhalen. Ik hoop van harte dat dit zal kunnen gebeuren.
Wilt U ook zo vriendelijk zijn van mij even te schrijven hoever het met de uitgave van mijn boek staat, hoe de omslag eruit ziet, of er reeds een prospectus klaar is?
Met vriendelijke groeten,
Hugo Claus
N. Gelieve mijn nieuw adres te noteren.
saldo = 10550,-
frs 5000,- in Februari
frs 5550,- bij verschijnen
waar is zijn officiële verblijfplaats?
Hugo Claus
promenade Albert 1er. Ostende
24, Aug. 1951.
Waarde Mevrouw Manteau,
Hierbij stuur ik U de tekst van ‘Het Lied van de Molenaar’, het gedicht dat ik door Uwe firma zou willen uitgegeven zien, en waarover ik U voor twee weken een brief met aanduidingen zond.
| |
| |
Ik zou het zeer op prijs stellen, indien U mij over Uw besluit kon berichten, voor ik naar Parijs vertrokken ben, d.i. in de loop van volgende week. Dan zou ik U nog even op Uw bureau kunnen opzoeken om enkele details te regelen.
Met mijn vriendelijke groeten,
Hugo Claus
Hugo Claus
Hotel de Verneuil
Rue de Verneuil 29
Paris VII
Waarde Mevrouw,
Het zou mij een groot genoegen doen, als U zo vriendelijk wilde zijn mij even te berichten hoe de critiek en het publiek mijn boek ontvangen hebben. Misschien kunt U mij enkele recensies sturen. Verschillend Nederlanders, die ik hier in Parijs ontmoette vertelden mij dat er gunstige besprekingen waren geweest van Ritter, Stuiveling, van Duinkerken, e.a. Maar dezelfde mensen drukten hun verwondering uit over het feit dat in Nederland, d.i. in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam in practisch geen enkele boekhandel het boek te verkrijgen was. Een uitgever uit Utrecht beweerde dat hij sinds een paar maanden enkele exemplaren had besteld, maar dat elk bericht hierover uitbleef. Hoe kan dat?
Dan had ik U nog een voorstel te doen, waarde Mevrouw. In Tijd &Mens is enkele tijd geleden van mij een gedicht van dertien bladzijden verschenen: ‘Het Lied van de Molenaar’.
| |
| |
Bij de drukker van het tijdschrift is het zetsel blijven staan en heb ik voor 130 exemplaren zeer mooi en dik papier gebracht, dat ik in mijn bezit had. Misschien voelt U er iets voor om van deze overdruk een bijna-bibliophiele uitgave van Uw firma te maken. De practische voorwaarden, de klip voor de uitgave van gedichten, zijn zeer gunstig. Overdrukken, naaien plus een harde omslag in twee kleuren zou ongeveer 1.800 fr. kosten. Ik zou mij vergenoegen in ruil voor het papier en als honorarium 30 exemplaren over te houden. Voor het boekje heb ik dan ook een prachtig bandontwerp van Jan Cox.
Indien dit voorstel U interesseert kan ik u reeds de verbeterde drukproef sturen.
Daar ik nog ongeveer een week in Parijs blijf en daarna waarschijnlijk naar Italië vertrek, zou ik het zeer op prijs stellen, als U mij deze week nog hierover kon berichten.
Met mijn zeer achtingsvolle groeten,
Hugo Claus
P.S. Wilt U a.u.b. nota nemen van mijn laatste nieuw adres.
Voor mevr. Eenhoorn
Antwoord dat ik voor een tijd afwezig ben en ook niet te bereiken ben, maar vragen dat hij toch de proeven stuurt.
Hem melden dat zijn boek sedert eind juni wèl in Nederland
verkrijgbaar is en hem inlichtingen verstrekken over verschenen recensies.
| |
| |
Ten Hole 16
Nukerke (O. Vl.)
Geachte Mevrouw Manteau,
Mijn dank voor Uw brief van 30.9.64.
Tot mijn spijt kan ik evenwel niet op Uw verzoek ingaan, daar een van de weinige principes die mij leiden is dat ik niet bedel. Ik heb nooit een officiële of andere instantie erom gevraagd dat zij een boek van mij zouden kopen, en ik ben helaas nog altijd niet bereid het te doen. Indien het Nationaal Fonds voor Letterkunde zelf niet kan beslissen of zij al dan niet een boek aankoopt en wachten wil tot een smeekschrift van de auteur wordt ingediend, dan mag dit Fonds deze aankoop voor mij gerust laten.
Met de meeste achting
Hugo Claus
|
|