De Brakke Hond. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
1.De grootste puinzooi waar ik ooit in verzeild ben geraakt, toen ik het daglicht niet meer zien kon omdat ik er zo diep inzat, ondersteboven, was in de zomer van '32. Of van '31. Of van '30, dat maalt niet. Ik had mijn fantastische Dodge aan Donald gegeven. Niet om naar zijn werk te gaan, maar om zijn werk te doen, namelijk om een paar ouwe kuthoeren overhoop te rijden. Ik had dat buitenkansje aan hem gelaten, en stond zelf in de tram van lijn 37, van Illinois naar Factories. We reden door de sjieke buurt, maar in die tram was het om uit elkaar te spatten. Tot in het bagagerek hadden ze zich eringewrongen, Mexicanen, Chinezen, Joden, Turken, Berbers, Zweden, Eskimo's, Pygmeeën, een echte vleesberg, en om de minuut was het knokken. Onderling was het geloof ik vooral voor de gein, maar als ze op de conducteur vlogen was het menens. Vol putten en sneeën stond 'ie. Eén passagier had hem zelfs al bij het binnenkomen zijn kin verschoven. Het was de hitte, denk ik. Je kunt je voorstellen hoe het is om achter zo'n vlammend glasraam in een kogelvrij vest te staan, met machinegeweer en boodschappentas. Die mitrailleur had ik eerst onder mijn vest zitten, maar het toen zo'n persende vleesmolen werd had ik hem er gewoon uit te voorschijn gehaald. En toen ze me nog erger begonnen om te drukken, moest ik hem al met mijn armen in de lucht gaan heffen. | |
[pagina 129]
| |
Ik leek wel Gétulio Vargas, zoals ik daar stond! Alsof ik de Filippijnen had platgebrand!
- Goeiemiddag, Mister, sprak een krielstemmetje me aan, als vanuit een goudvissenbokaal. Ik kon hem nergens zien, alleen voelde ik iets vochtigs tussen mijn benen. - Zou u het erg vinden, Mister, om in de volgende halte met mij uit te stappen? We hebben u dringend nodig! Het begon te rommelen. Over een rijtje sappige koppen heen zag ik weer iemand de lucht invliegen. Hij gooide het op een partijtje met de conducteur. Ze draaiden elkaar bij hun haren in het rond, de plukken in hun vingers, en iedereen die errond stond probeerde de conducteur nog eens extra in zijn armen te stompen. Om zich af te reageren. Temidden van de straat was er een fanfare beginnen spelen, en ze gaven hem er de schuld van. - We hebben een opdracht voor u, zei dat stemmetje weer. Geïnspireerd door het gebots en gedreun van die trommels en trompetten, voegde hij eraan toe: - Ik word gestuurd door een zeer hoog persoon. - De president? vroeg ik. Omdat ik mijn gesprekspartner nog steeds niet ontdekt had, bleef ik gewoon voor me uitzien, en dacht een ouwe tante dat ik het tegen haar had. - Wat president? snauwde ze. - Ja, daar doe je me aan denken, zei ik terug. - De gouverneur, zei het mannetje tussen mijn benen. De gouverneur wil je spreken. Het schroot was weer aan de gang. De conducteur was met opengeknipt jasje en bloed over zijn nek en schouders die stoet in tweeën beginnen scheuren. | |
[pagina 130]
| |
2.Een oudijzerwinkel waar ze elkaar aan de noodrem lynchen, en een kasteel vol wijven. Dat is het verschil tussen arm en rijk. Plus een zwembad, een yacht, een oprit, champagne, zonnebrillen, telefoons en garçons, Chevrolets, fonteintjes en dalmatiërs, een bed waar ze voor alles een belletje hebben, schoenen met ventilators, en Dollars! En nog en nog champagne!
De gouverneur lag met champagne in zijn hand in zijn zwembad te drijven. Eerst leek het of hij op een matras lag, maar dat was niet: hij dreef uit zichzelf. Zelfs als hij ze achterover gooide, of zich door het gezicht schuurde, bleef hij als een luchtvat op dat water liggen. Fenomenaal was dat. Maar werken deed hij niet. - Jij bent Jack Lenard? vroeg hij. - Jack Lehman. - Ach ja, Lehman, zei hij. De city kent je. - Hoe bedoel je? - Brandstichting, moord en doodslag. En heel wat smaad. De ene dag na de andere. Je bent gewoon onnavolgbaar. Trouwens, zei hij, nog steeds op zijn rug, ik kan je misschien nog melden dat die oudjes die je vanmorgen je wielen hebt laten voelen, veilig in het hospitaal zijn aangekomen. De een is opgestegen, de ander ligt in coma. Hij keek naar me op. - Nou? Je staat erbij alsof het niks is! Het bericht stemde me nochtans vrolijk. Vooral om het van deze gemedailleerde soepkwal te mogen horen. - Ja, de city kent je. Maar we mogen je wel. Muzikanten, filmacteurs, wijven, huurmoordenaars, het zijn jullie die voor de sfeer zorgen. Entertainment. Ik ben er zeker van dat ze over jou nog verhalen gaan schrijven. | |
[pagina 131]
| |
- Wat wil je? vroeg ik. - We willen dat je iemand door zijn bek schiet. Dat is de reden waarom we je nog niet hebben aangepakt. Jij knalt 'm neer, wij dokken je. Wij draaien je d'rin, jij koopt je vrij. Dit was mijn eerste knak. Omdat het decor me onbewust weer recht had gekregen, en ik mezelf al in een mahoniehouten kadertje zag, kwam hij erg hard aan. De tweede volgde onmiddellijk: - De man die we wegwillen, is een nieuw, arrivistisch mediafiguur: Jackie Kansas. Jij zult nog nooit van 'm gehoord hebben, maar in de serieuze kringen is hij een bekende tafelgast, met zijn eigen radioprogramma. Ironisch genoeg hebben we die infiltrant oorspronkelijk zelf in de business gezet, om als harlekijn te fungeren. Maar nu begint 'ie ons zijn nummertje wat al te driftig op te voeren. Dus knippen we de touwtjes maar weer door. - Mister, zei ik met kaarsrechte rug, je bent bij de juiste man! - Dat dachten wij ook. We dachten: als we dit nu laten opknappen door een serieuze huurdoder, Fritzald bijvoorbeeld, of Alfred Rosengarten Nevada, dan gaat het naar politiek ruiken. We hebben een volkser type nodig. En toen kwam mijn secretaris met die Jack Lenard naar voren. - Schijten jullie godverdomme allemaal op naar de hel! brulde ik. Ik greep naar mijn machinegeweer. Maar nog voor ik een pink verdraaid had, barstte er een spervuur op me los, en stortte ik op mijn bek in het water. Ook ik bleef drijven. - Je mazzelt dat je dat harnas aanhebt! zei de gouverneur. Je zit niet meer op straat, Lenard, je zit nu in de politiek! | |
[pagina 132]
| |
3.Een nieuw tijdperk brak aan. Ik kreeg mijn eigen kamer met peignoir. Ik rookte geniale sigaren. Alleen moest ik voortdurend mijn bek houden, zelfs naar Donald mocht ik niet bellen, en eigenlijk mocht ik zelfs niet bewegen. - Jackie Kansas heeft overal zijn oren, zei de gouverneur. Je gaat hem volgende week, tijdens een radio-interview, door zijn kop rammen. Maar in afwachting geef je je tuig, blijf je binnen, zit je stil en hou je je smoel. Tegen iedereen. Het leek me geforceerd om in deze tent voor alle koks en huismeiden paranoia te gaan worden. Maar hij zei maar, hij was de baas! Ik liep de gang door, naar mijn kamer, en deed het licht aan. Opeens ontwaarde ik een verstommend beest naast mijn bed. Een zwartharig mokkel, met tieten, heupen, benen, godsamme! Zelfs in je dromen zou je d'r niet opkunnen! En nog geen zestien, zeker nog maagd! - Ben jij Jack Lenard? vroeg ze. Eh...Lehman, eigenlijk...Voor de vrienden... - Ik heet Babette, fluisterde ze... Ze boog zich over mijn gore matras, en liet me ‘u’ zeggen tegen een bepaald duizelingwekkende achtersteven. We rolden als tieners over elkaar, uren aan een stuk. Voor een blok als ik, die van de ene naar de andere gaat, klinkt het misschien onverwacht, maar deze hier was doodgewoon verliefd op me. Verliéfd! - Je hebt mooi haar, zei ze aldoor. En je hebt mooie schouders en mooie ogen. Ik pakte waar ik kon. Overal had ze wel iéts. Vlak voor ik naar binnen wou gaan, en haar stem weer door mijn oren kreunde, vroeg ze wat een man als ik in dit armoezaaiersnest eigenlijk uitvoerde. Ik zette me krap. Het kreeg een geurtje. - Ken je Alfred Rosengarten Nevada? vroeg ik. Vol schrik en ontzag op haar lippen bijtend, knikte ze ja. | |
[pagina 133]
| |
- Wel, zei ik met krakende stem, zo iemand ben ik dus. Een wandelende torpedo. Maar ga voort. - Wie moet je, vroeg ze met bevend stemmetje...wie moet je... - wie moet je pijn doen? - Ach, niemand die jij kent. In serieuze kringen is hij een bekend misdadiger, met een eigen radioprogramma. Een echte infiltrant. - Jackie Kansas? vroeg ze. - Precies, Jackie Kansas! Volgende week, tijdens een radio-interview, ga ik hem wegmaaien. Ze deinsde hysterisch van me weg. - Oh...Oh... - Maar het is een echte eikel hoor! - Oh...Oh... Ze krabde zich ontredderd door haar baby-face. Het stof wolkte ervan af. Ik wilde ondertussen wel dringend aan de slag. Ik schoof ze bij haar haren naar me toe. Maar het was mijn eigen schuld, ik was te ver gegaan. Zo jong als ze was! Zestien misschien, zeker nog maagd, en dan zomaar meteen met een rasechte huurmoordenaar... nee, dat was haar teveel... | |
[pagina 134]
| |
4.- Ik moet me even verfrissen, zei ze. Ik ben zo terug. Oh, ik hou van je, ik hou van je... Nog voor ik kon boeren, was ze de kamer alweer uit. Als de gelukzaligste vent ter wereld hing ik met mijn rug tegen het plafond, mijn kosteloze naaibeurt af te wachten. | |
5.Natuurlijk was het niet die verdomde slet alleen, en het feit dat ik toevallig al twee weken geen sex meer had gehad. Ook de champagne had zijn job gedaan. Dertien emmers hadden we onder ons bed staan, ik hoefde geen kont te verroeren om eraan te kunnen. De twijfels kwamen dus pas met de morgen. Waar was dat kreng vandaan gekomen? En waar was ze naartoe? Ik begon zelfs te vrezen dat ik ze maar gedroomd had, die teef! Dat zou net iets voor haar zijn! Ze had me in dat berghok zo netjes weer achtergelaten, ze had alle rommel zo netjes en stiekem weer opgeruimd; beha's, kousen, kettinkjes, flessen, glazen, scherven, peuken, en schietvlekken, foto's en capootjes, het kon gewoon niet meer. Zelfs mijn kleren waren spoorloos. Natuurlijk begon ik, zoals vaker na zo'n tocht, ook aan mezelf te twijfelen. - Heb je die verlepte ouwe hoer nou verraden dat je Jack Lehman bent? Heb je dat nou echt niet kunnen laten? Of toch? Kortom, van dat fenomenale partijtje bonken bleef er alleen nog een wazige leegte over, een black-out. | |
[pagina 135]
| |
Nadat ik me uit de kussenovertrek had losgewrongen, zoop ik de bodem van twee nog halfvolle emmers, en stond behoorlijk zweverig op - kwestie van conditie op peil houden. Ik maakte mijn bestek. Moeilijk was dat niet. Ik ging die Jackie Kansas om zeep helpen, en zelf voor twintig jaar zakjes lijmen. Ik stormde naar de mahoniehouten kerkdeur. Ik vloog er met mijn smoel tegenaan; ze was op slot. Een raam was er ook, maar dan een klein rond gaatje, waar je, als je bovenop een grote, brede kleerkast klom en dan nog eens op een stoel ging staan, met één oog door kon. Een peep-show. Overal zag ik onnoembare meiden in badpakken rond het zwembad hangen. Op de springplank zat iemand op een stoel wiens apekop ik herkende uit de kranten. Hij droeg zijn onafscheidelijke palmbomenhemdje waar de borstharen als ijzerdraad doorheen priemden, hij ontving telefoontjes die ze hem op een zilveren w.c.-bril kwamen aandragen, hij waste zijn haar met champagne, en liet zijn voeten door die wijven schoonlikken. Die spleetogen, die kaalkop, die schouders! Het was Alfred Rosengarten Nevada, het fenomeen zelf! We waren allebei killers, we zaten allebei op een stoel, en toch had hij het beter dan ik. Terwijl hij aan zijn reet begon te krabben, hoorde ik onder mij een naargeestig geluid rammelen. Ik sprong tegen mijn matras. Ik kan beter zonder kleren, zonder een dak boven mijn hoofd, zonder eten en zonder drinken, dan zonder een wapen. Iéts moet ik hebben, al is het maar een kopspeld om iemand mee door zijn ogen te steken. Het eerste wat ik dus deed, was een spiegel aan flarden trappen. Een lange, puntige scherf wikkelde ik in in een zakdoek. Ondertussen hoorde ik het in die kast weer piepen | |
[pagina 136]
| |
[advertentie] | |
[pagina 137]
| |
en dreunen. Ik rukte ze open. Nog voor ik voor me uitgekeken had, drukte ik mijn dolk door het meubel. Een dwerg, die daar als een communist in de kast stond, reeg ik doormidden. Aan zijn waterig gekerm merkte ik dat het dezelfde was als diegenen die gisteren, in de tram, in mijn boodschappentas was gekropen. - Alarm! Alarm! schreeuwde 'ie. Ik drukte hem met zijn strot tegen de muur, met zijn voeten in de lucht, en ramde hem in zijn maagstreek. - Wat voer je daar uit! Wat voer je daar uit! - Ik...ik moest je in het oog houden...Of je in je residentie niets verdachts uitvoerde... - Stink! Zou ik hier dan met mijn nagels de muur kunnen openkrabben! Hij vertrok zijn sponzekop in de meest onvoorstelbare grimassen. Even wilde ik hem uit mededogen weer neersmakken. - Dus je zit hier te luistervinken! schreeuwde ik. Dus heb je me vannacht ook aan het werk gehoord! Hij knikte ontzet, alsof hij er niet meer mee kon ophouden. - En heb ik die Babette gezegd wie ik ben? Wat ik doen ging- Ik weet het niet. Dat heb ik net niet gehoord, omdat het bloed zo door mijn kop sloeg, op dat moment... Ik begon hem weer in zijn ingewanden te boksen. Het werd al gauw een automatisme. - Geilaard! Geilaard! - Het is mijn opdracht! Ik sloeg hem tegen de grond, schopte hem in een hoek. - Zeg me eens, wat doet die imbeciel daar aan het zwembad? - Wie bedoel je? - Ik bedoel die Alfred Rosengarten Nevada natuurlijk! Wie anders! De messias?? Wat steekt 'ie daar uit met die wijven? | |
[pagina 138]
| |
- Ik weet het niet...Ik weet het niet... Nadat ik hem bewerkt had met mijn spiegeldolk, schoot het hem weer te binnen. Het was best een handig wapen, zo'n dolk. Je kon jezelf zien terwijl ja aan het werk was, of je je gezicht er cool genoeg bijhield etc. - Nevada gaat voor het eigenlijke kill-werk zorgen. Jij dient meer als blikvanger. Ik sneed hem zijn keel over. Hij zat me alleen maar in de weg. | |
6.Ik pakte zijn sleutel en liep in mijn flikker door de gangen. Meteen kreeg ik een tegenligger. - Hello, bloke! De weg kwijt? Ik duwde hem opzij. - Waarom loop je naakt? - Omdat ik kanker heb! Hij keek me afwezig aan, alsof ikzelf eigenlijk achter mijn rug stond. - Wil je een ticketje voor The Sainted Devil? 80 bucks per stuk. Als je ze per tien koopt, gaat er wat af. Ik vroeg hem een handdoek voor me te halen. We liepen samen de tent door. - Ik heb een projector in mijn kamer geïnstalleerd... - Ik wil de gouverneur spreken, zei ik. Waar hangt hij ergens uit? - Ik denk dat 'ie in Springfield zit. Hier is het in ieder geval al sinds vanmorgen een knettergekke keet! We kwamen in de keuken. De linzen vlogen ons om de oren. - Kunnen jullie nu goddomme geen seconde bij je ketel blijven! riep mijn man. Het personeel kwam in een kringetje rond ons geschaard. | |
[pagina 139]
| |
- Kijk naar deze arme man! riep hij. Ze keken me van kop tot teen aan, als was ik het achtste wereldwonder.
- Een slachtoffer van de nieuwe ideeën. Een straf van God! Ze bleven maar gapen met een alsmaar gewetensvollere blik. - Nu, wie van jullie heeft er nu een doekje voor hem! Gewoon een simpele vaatdoek! Strijk eens over je hart! Al gauw kreeg ik een blauw geruite schotelvod naar me toe geworpen. Terwijl ik hem om mijn middel knoopte, brak de hel alweer los. Ik smeerde 'm naar de uitgang. - Rustig nou! Rustig nou! tierde die sik nog. Ik heb ticketjes voor de Sainted Devil! | |
7.Het was wel echt mirakuleus hoe gemakkelijk je uit die hoerenkast weggeraakte. De eetzaal gaf uit op de ellenlange oprit. Zonder enige hindernissen wandelde ik langs de perelaren. Het leek wel of ik zo naar het eind der tijden liep! Toen ik langs de ijzeren poort met leeuwekoppen kwam en aan de overkant van de straat een tram op me zag staan wachten, nokvol tot barstens toe geladen, met een haveloze, verwilderd aan zijn stuurknop zittende, vol putten en sneeën staande conducteur, besloot ik echter dat dit toch zomaar niet kon. Ik had nog een eikel te pellen, met dat tuig hier! Als de weerga dook ik in het struikgewas, en sloop weer naar binnen. - Als ik er nu als een bierscheet weer uitkan, dan kan dat vannacht nog evengoed, redeneerde ik. Mijn doel was tweeërlei. Ten eerste wilde ik die etter van een Alfred Rosengar- | |
[pagina 140]
| |
ten Nevada overhandigen wat hij verdiende. Ten tweede wilde ik Babette terug. | |
8.Het viel me op dat Nevada, zoals ik hem vanuit de bosjes in het oog hield, erg weinig lichaamsbeweging had. Zijn oefeningen beperkten zich tot het mikken op beo's - een smet voor ons vak. Zelfs om te zeiken bleef 'ie op zijn springplank zitten. Het enige waarvoor hij zich om het uur liet opheisen en naar het hokje bij de zandbak sjeesde, was om van zwembroek te wisselen. Altijd hetzelfde model, een koord aan een zak, maar telkens in een andere kleur, en een enkele maal in tijger. Het was dus in dat onhebbelijke schuurtje dat ik hem te grazen moest nemen. Terwijl hij weer aan het bellen was, en de meeste vrouwen ondergingen, kon ik ongezien naar voren kruipen. Ik opende het deurtje. Het vertrek bestond uit twee delen. Het voorste was een donkere, verrotte opslagplaats voor brandhout. Daarachter was het eigenlijke kamertje, twee op twee, waar een radiootje stond te kraken en de zwembroeken, zonnebrillen en horloges op houten schabben verspreid lagen. Mijn vaatdoek was al flink afgezakt, maar liever dat, dan in een van zijn sponzen! Wapens kon ik niet vinden. Ik verzamelde de grootste balken en houtblokken. Ik stapelde ze netjes op op een dun, breekbaar plankje, boven de deur van de kleedkamer. Nadat dit karweitje gefikst was, vees ik de plank los, en liet ze steunen op de kier. Wat een lol had ik, ik kon mijn lach amper inhouden! Ik wrong me door de kier naar buiten, en verstopte me achter een houtstapel. | |
[pagina 141]
| |
Uren heb ik daar in een verkrampte houding op mijn gast staan wachten. Het begon al te schemeren toen hij de broeikas binnenkwam. Ik begon gelijk weer te giechelen. Toen de figuur in het vage licht van het raampje kwam, zag ik echter dat het niet de spleetoog was, die naar het kleedhokje ging. Het was een of andere bediende, een nikker. Kromgebogen liep hij naar het deurtje. - Ben je nou zeker dat hij hier zat? vroeg een andere stem. - Niet zeker, zei de nikker. Hij stond op het punt het deurtje open te gooien. Uren werk zag ik in een seconde voorbijflitsen. Als een wildeman sprong ik op. - Blijf met je shitfikken van die deur af! Je gaat het verpesten! Ik zag nu ook het verbijsterde gezicht van de andere man, een mislukte Don Juan in een lichtgevend pakje. Hij deed me aan iemand denken, ik wist niet precies wie. - Verrek! Daar ben je! schreeuwde hij uit volle borst. De nikker ging nog door met zijn handeling, en drukte de deur in. Hij kreeg de hele wagon op zijn donder, met alles erop en eraan! Allemachtig, wat een kabaal! En hij maar janken, zoals alleen een nikker het kan! - Jij verrekte smeerbal! zei die lichtgevende gast. Hij sprong over de balken naar me toe. Met een ijzeren grijptang hield hij me vast. - De held aan het spelen hé! - Niks held! - Jij wilde Jackie Kansas naar de maan helpen hé! - Ik wil helemaal niks! - O nee? O nee? En mijn godverdomde dochter godverdomme kapotneuken?? Wat zeg je daarvan?? - Babette? vroeg ik, totaal de kluts kwijt. Hij sloeg met de tang op mijn neusbeen. De nikker onder de houtberg bleef ondertussen maar doorschreeuwen. Ik stik! Ik stik! | |
[pagina 142]
| |
- Gebruik je oren, vent, zei ik tegen die lampekap, ik heb met deze hele kermis geen zak te maken! Ik ken geen Babette, ik ken geen Kansas, en ik ken geen klootzakken die om het uur van zwemtrui verwisselen omdat het binnen- in wat pijn begint te doen van het krimpen! Ik ben Lehman, Jack Lehman, en ik ben op weg naar een fatsoenlijke kledingszaak! Dat is al! En jij bent een kuttekop! Een miserabel stuk reetbraaksel! Hij sloeg me opnieuw tegen het neusbeen, en draaide de haak van die knijptang naar me toe. - Ik stik! Ik stik! bleef die nikker maar zeuren. - Nu ga je piepen, verzekerde die strontkop me. Hij prikte zijn vork in mijn nek. - Je doet maar aan! zei ik. - Hoe bedoel je! vroeg hij, duidelijk beledigd. - Nou, je doet maar aan! Het kan me niet verdommen! | |
[pagina 143]
| |
Ik ben niet bang voor stinkers van jouw slag! - Geloof je me niet?? Had je soms gedacht dat ik je weer ging loslaten?? - Je kan me niets doen. Dat is alles. - O nee? O nee? - Je hebt de ballen niet. - O nee? O nee? Hij stak het lemmet nog wat dieper, tot het onaangenaam werd. - Je bent toch alleen maar een hoerenloper? zei ik. - Je gaat eraan! zei hij. - Je dochter was verrekte lekkerder! Hij haalde achteruit en sneed die pook uit alle macht door mijn strot. Tenminste, dat zou hij gedaan hebben, als hij niet door een bende kogels werd doorzeefd. Nu zakte hij echter na een prachtig salvo eerloos voor mijn lul door zijn knieën. Ook de nikker was sprakeloos geworden - maar dan stijlvol. - Dank je, maat, zei ik tegen de nieuwkomer. Hij blies de smog van zijn loop. Het was Alfred Rosengarten Nevada. | |
9.Ze wikkelden een ijzerdraad in mijn oren, die volhing met kleine capsuletjes. Deze werden tot in de kop gevuld met nitroglycerine. Onder mijn oksels brachten ze zendertjes in. - Je mag vrij over het veld lopen, zei de gouverneur, | |
[pagina 144]
| |
met achter zich die formidabele kop van Nevada. Je mag pingpongen, biljarten, joggen, boekjes lezen. Als je iets uitricht dat ons niet aanstaat, zullen we je dat wel duidelijk maken. Hij toonde me een klein, grijs luciferdoosje. - Als we per ongeluk op dit doosje drukken, met onze duimpjes ofzo, dan zul je de reinigingsdienst moeten inroepen, om je eigen kop nog te herkennen. Ik draaide me om en ging de gang door. - Hou ook je armen wat uiteen! Of je zet het spelletje zelf aan de gang! | |
10.De dagen gingen voorbij als een nachtmerrie. Ik liep als een pinguïn door de building. Met kaarsrechte rug en roerloze kop. Op drukke dagen werd ik zelfs ingeroepen om garçon te spelen, en kon ik in de loeiende hitte met een dienblad op mijn rug aan het zwembad gaan staan. Vooral Nevada was op die momenten bijzonder veeleisend. Die dynamiet in mijn oren maakte me zo doof als een pot. IK had nog een geluk dat de Sainted Devil geen geluid hoefde, want slapen was er deze week niet bij, en 's nachts ben ik die shitfilm wel dertig keer gaan bekijken. - Mooi hé, die Valentino! zei die sik van die handdoek.
De zaken werden me eindelijk uiteengezet. - Je gaat met een revolver in je sokken naar Jackie Kansas. Gebruiken moet je hem niet. Nevada zit in een van de boxen verborgen met een echte bazooka. Daarmee knallen we Kansas uit elkaar. De box wordt ongemerkt met kabels opgehesen, door omgekocht personeel. Zodra hij op | |
[pagina 145]
| |
de zendtoren staat, wordt Nevada naar een onderduikadres overgebracht, en krijgt 'ie zijn geld. Hij heeft dus echt niets te vrezen. - Maar die vuilnisman kan me toch gestolen worden?? Wat er met mij gebeurt, daar gaat het verdomme toch om?? - Ach, jij moet helemaal niets doen. Jij zit erbij voor Jan Lul. Na de moordaanslag zullen die idioten iedereen fouilleren, ze vinden die blaffer in je zweetlaarzen, en je krijgt van alles de schuld. En je kunt niets zeggen, want ze geloven je toch niet. - Jullie kunnen allemaal de takken in! - Denk goed na, vriend. Wat heb je nu het liefst? De bajes, of je kop aan scherfjes? - Ik snap er niks van! Ik snap er gewoon niks van! - Dat zal zo blijven, vrees ik... | |
11.Ze hadden een of ander sloerie van de gastenlijst geschrapt, en in de plaats daarvan een man van de straat ingelast. Het programma heette ‘Peep-show; Een Blik op het Volk’. Die Kansas praatte alsof hij stof in zijn keel had. Nog niet de helft van wat 'ie eruitbraakte kon ik min of meer begrijpen. Zijn introductie bijvoorbeeld, was compleet ongemerkt aan me voorbijgegaan. - Wat zeg je? zei ik, met die pluche knuppel onder mijn smoel. Wat zeg je godverdomme? - De luisteraars vragen zich wellicht af, Jack Lenard, wat uw beroep is. Kunt u het zelf nog eens voor ze herhalen? - Ik heet geen Lenard! Ik heet Lehman! Als ik die naam | |
[pagina 146]
| |
nog een keer verkeerd moet horen, ga ik er geloof ik op los dreunen!! Die Kans-ass giechelde tevreden. Ook het bejaarde publiekje dat er in de studio op keukenstoeltjes bijzat vond me best geinig, en lachte vrolijk. - En wat was je beroep? herhaalde Kansas. - Nou, ik ben dus een huurmoordenaar. Een killer. Hij lachte weer. Het volkje applaudisseerde. - Een vakbond heeft u dus niet? grapte hij. - Wat een gezeik! Ik heb nog in opdracht gewerkt van Houston Chamberlain! Hoe kan dat dan? Opnieuw succes, zij het ietwat grimmiger. - Lehman, vroeg 'ie. Ik meen geloof ik op te merken dat u een beetje hardhorig bent. Houdt dat enig verband met uw werk? Een arbeidsongeval ofzo? - Zo kan je het noemen! Wat een stinkboel die ze me gelapt hebben! Hij attendeerde me erop dat we in de ether zaten. - Was het je nog niet opgevallen dat ik er hier bijzit als een echte idioot? zei ik. De gouverneur heeft mijn kop volgepropt met TNT! Ik mag mijn ogen nog niet plinken of ik explodeer! Je kan je voorstellen hoe vrolijk je daarvan wordt! Het feit dat ik de gouverneur vernoemde, maakte hem dol. - De gouverneur? De gouverneur? Hoe bedoel je, de gouverneur? - Ik bedoel dat de gouverneur een verdomde kuttelikker is! Hij deed me een zeer streng wurggebaar. Ik was hem wat te openlijk, geloof ik. Terwijl hij zinde op een nieuwe vraag, werd hem een vodje voorgeschoven. Daarop stond: - Stop de uitzending. Lenard is een huurmoordenaar. Hij legde het glimlachend opzij. - Heeft u klachten over zijn know-how-politiek? Of is | |
[pagina 147]
| |
het de gouverneur persoonlijk die u niet zint. En zijn volkje. - Tegen zijn vrouwenvolk heb ik niks. Laat me dat duidelijk stellen. Als ik denk aan de tieten van die Babette, allejezus! Ik zou ze dringend terug willen zien! Opnieuw een papiertje: - Lenard is écht een huurmoordenaar!! - Maar naar het schijnt, zei ik, is ze een dochter van die lichtgevende klapsigaar, die Nevada gisteren, in het houtkot, nog in zijn reet gedouwen heeft. Hij schakelde vliegensvlug enkele knoppen uit en dook achter een box onder tafel voor me weg. Maar uit die box spetterden de knallen als vuurwerk. Met stoel en al verdween die Kans-ass van de aardbodem. Zonder dat 'ie zijn luisteraars nog wat zeggen kon. De versterker werd opgetrokken. Na enkele meters werd hij weer losgelaten. Nevada, die erin zat, sloeg in spatten tegen de grond. - Het is de gouverneur! schreeuwde ik door de micro. Het is die vuile stinkgouverneur waar jullie op gestemd hebben! Daarna bleef ik herhalen: - Babette! Was je nou een hoer of hoe zit dat!! Tot ik zag dat de micro niet eens was aangesloten. Ik stoof op en rende naar de mahoniehouten celdeur. Ik vloog er met mijn smoel tegenaan; ze was op slot. Terug. Met de blaffer uit mijn sokken schoot ik enkele bejaarden die me niet aanstonden door hun traanklieren. Echt nodig was dat niet, want ze zaten er allemaal bij als pasgeverniste tuinharken. Ondertussen werd de lijkkist van Nevada weer opgehesen. Al schietend en knallend sprong ik erboven op. - Sorry van daarnet, zei een impresario daarboven me. - Maalt niet! | |
[pagina 148]
| |
12.Nog steeds in de mening dat ik Nevada was, scheurden ze me dwars door de stad. Smerissen zaten als strontvliegen op ons achterstuk, maar af en toe speelden we ze kwijt. - We gooien je d'r hier beter uit! schreeuwde een van die hulpjes. - Hoezo?? - Je kunt hier een tram van lijn 37 nemen. Geen kat die je daar zoeken komt! - Van lijn 37, zei je? - Precies...37... Ik sloeg die chauffeur door zijn hersens. We gleden meteen tegen een waterpaal. Ik rolde netjes over de snuit heen, het was bijna lollig. Tot ik met mijn kop in een doos vloog, en er zich in mijn lichaam een fantastische explosie voltrok. | |
13.- Ik voelde me als een zalm, die met volle kracht tegen een waterval opzwom. Overal zag ik zwanen, zwarte zwanen, onder een sterrenloze hemel. En als ik zei ‘ik kan niet meer, ik kan niet meer’, hoorde ik een ongelofelijke stem tot me spreken. ‘Kop op man! Je bent een uitverkorene! Dat is toch ook niet niks!’ Het was de stem van God. - Ben je nou niet aan het overdrijven? Als ik afga op het tronie dat nu boven me hangt, ben ik nog mild! Verdomme, wat heeft die Milcana een monsterlijke kop! Hij is de Indiaanse buurtdokter die bij voorkeur wordt aangesproken door straatboksers, hoerenjagers met syfilis, ontarmde pooiers en wijven die van hun vrucht afwillen. En door Italianen en heidenen. | |
[pagina 149]
| |
Vraag me niet waarom ik er ook ga. - Dat van die nitroglycerine in je oren is ook niet helemaal juist. In je oren zat iets elektrisch, een zendertje ofzo. De springstof zat onder je oksels. Veel was het niet. Bovendien hield je je armen uiteen, toen het ontplofte. Je bent kleinzerig, Lehman! Dat had ik van jou niet verwacht! - Wat?? - Al je vrienden zijn in die wàgen ontploft! Ik heb hun resten zien wegdragen. Dat was andere koek! - Maar hoe komt het dan dat ik goddomme geen poten aan mijn lijf heb hangen, maar sojascheuten?? Als ik me omdraai, lijk ik een zwierdroger! - Je okselspieren zijn verrokken. Het eerste halfjaar zul je het zonder je armen moeten stellen. Ik stapte maar eens op. Hij stak zijn vijf naar me uit. Misschien is het omdat wij ze te lang getreiterd hebben, maar hun medicijnmannen zijn nog maar een schaduw van wat ze geweest zijn. | |
14.We hielden een geweldig feest. Ze hadden me met mijn vest over mijn lijf in een lavabo gezet, omdat ik het ze te vaak over zwembaden had, en af en toe kwam een maat me volgieten. Onder mijn voeten draaide een reusachtige ventilator. - Er zijn te weinig wijven hier, reclameerde ik. Dat meende ik, want ik zag alleen maar mannenkoppen om me heen. Meteen werd er vergaderd. - Donald, zeiden ze, jij hebt het geld! Ga jij eens een ommetje maken! Hij protesteerde hevig. Toen hij als een briesende tijger | |
[pagina 150]
| |
de straat opging, zonk ons de moed in de schoenen. Maar toch kwam hij terug. Wat er toen allemaal gebeurde, kan ik me nog slecht herinneren. Ik kreeg af en toe al met zwarte balken af te rekenen. Alsof ik ze zelf boven mijn hoofd had opgestapeld. Alleen zie ik nog, tussen die donkere vlekken in, die ene stoot die zo geïnteresseerd naar mijn verlamde armen lag te gluren. Opeens werd het ondraaglijk. - Hoe heet je! schreeuwde ik. Ze haalde haar schouders op. - Zeg me dat je Babette heet! - Ik heet Babette, zei ze mat. Opeens zag ik in dat die Indiaan toch een of andere tovertruuk over mij had uitgesproken. Tot in mijn nieren, pezen en klieren voelde ik die heilige duivel in me door-wroeten. Ik trok me in één ruk op, het leek wel of ik de lucht invloog, door de kamer heen, over al mijn maten die er als zwijnen bij lagen, over de kussens, over de mat, en terwijl ik begon te kotsen als een omgekieperde laadbak, sloeg ik dat wijf op haar gezicht. Tot in de hoek duikelde ze naar achteren. - Wat doe je nou, Lehman! Wat doe je nou! Je hebt Ida godverdomme zomaar doodgeslagen! |
|