| |
| |
| |
Geert van Istendael
Grenzen/Axel
Geert van Istendael is gebiologeerd door grenzen, ondermeer omdat hij er graag overheen stapt. Grenzen moeten voor hem dan ook blijven liggen, ze markeren vaak onverwacht grote mentaliteitsverschillen tussen mensen die zeer dicht bij elkaar wonen.
Geert van Istendael schreef al eerder in die zin over Sluis en Maastricht en heeft nog meer stukken in zijn hoofd over andere grensplaatsen: Baarle-Hertog, Baarle-Nassau, Weert, Sankt-Vith, Aarlen. In onderstaande tekst maakt hij een historische tour d'horizon in Axel.
De Stationsstraat van Axel is me veel te breed. Het is zo'n straat waar vroeger een tram in reed, nee, stilstond. Altijd stond hij stil en een half dozijn mensen in zijn omgeving keek onderzoekend naar hetzelfde punt, niét naar de tram, maar erlangs, alsof hij niet bestond. En allemaal daar bij die nu verdwenen tram hadden ze zware, uitgebreide kledingstukken aan, waarvan alleen folkloristen nog de namen kennen: een bandschabbe, een marijne keus, misschien zelfs een beuk. Allemaal ook waren ze vervuld van de ernst die voortkomt uit lange belichtingstijden. En allemaal zijn ze dood.
Zo zie je het op oude ansichtkaarten, zo is het op iets minder oude kaarten al niet meer. En nu? Waarom zou die straat me breder voorkomen dan ik ze op oude foto's zie? De huisjes zijn even hoog, de oude en de nieuwe. Maar de mensen meubelen niet meer de hele straatbreedte met hun rustige lijf, ze lopen nu vlak langs de huizen, alsof ze als blinden bang zijn de zekerheid en de richting te verliezen die de gevels bieden. De straat is alleen nog leegte en dus breedte. Een langzame auto, die zich, volledig gehoorzamend aan de snelheidsbeperking, door de dorpskom beweegt, rijdt toch nog veel te snel en is al verdwenen vóór hij die indruk van vlakte zonder lengte-as teniet kan doen.
| |
| |
Als hier al iets richting geeft, is het de kerk of liever, zijn het de kerkgebouwen. Er is een Nederlands Hervormde kerk uit 1865. Ze heeft een met groen koper beslagen torenspits, een balkon, waar ten gepasten tijde de Nederlandse vlag wordt uitgehangen en tegen de gevel staan oude grafstenen. Er is nog een andere kerk, die zal dan wel rooms zijn of misschien gereformeerd. Maar ik heb het verkeerd. Op het houten bordje naast de poort staat dat dit een gereformeerde kerk (vrijg.) is. Vrijg. Wat kan dat in godsnaam betekenen? Vrijgekocht? Vrijgebleven? Nee, dat schrijf je in twee woorden. Vrijgedacht? Maar het woord vrijdenken staat niet in van Dale en die gereformeerden respecteren de heilige boeken. Overigens, gereformeerden, heb ik dan door ‘in godsnaam’ te schrijven de naam van de Allerhoogste niet ijdel gebruikt? Nee, juist niet, want die ‘vrijg.’ kan daar alleen maar in Gods naam staan, anders waren ze gewoon gereformeerd gebleven. Vrijgeboren zie ik thuis in Van Dale staan. Dat lijkt me wel iets. Denk aan Neêrlands trots, aan vrije burgers in een vrij land en zo. Mm. En de predestinatie dan. Schrijft Abraham Kuyper niet dat ‘Vóór alles de belijdenis van Gods absolute souvereiniteit’ komt? En moet je niet worden gedoopt eer je echt vrij kunt zijn? Verworpen. Vrijgevochten komt niet in aanmerking, betekent te veel tuchteloos, ik durf er niet aan denken. Vrijgekend, vrijgekomen, vrijgelaten, vrijgelopen, vrijgeloot... Zou dat niets zijn? Die hele predestinatie vertoont trekjes van een loterij. Vrijmaken. Hee, hier staat: - zie ook Vrijgemaakt.
‘vrij'gemaakt, bn. inz. als theol. term, zelfst.: de Vrijgemaakten, de groep van de gereformeerde kerken onderhoudende art. 31 der kerkorde die zich in 1944 voor de Gereformeerde Kerken in Nederl. afscheidden.’ Aldus Van Dale.
Vrijgemaakt zijn ze dus, deze gereformeerden. Van welk gevaarlijk scheef zootje ze zich op het allerlaatste moment, ongetwijfeld dank zij uitverkiezing, vrij hebben gemaakt, de Here mag het weten en Hij zal dat stellig ook weten, Zijn wolkige schouders ophalen en die daar in Axel ook op onze infinitesimaal kleine aardkloot hun geloofje laten geloven. Want
| |
| |
geloof hebben ze hier in Axel bij de vleet. In een zijstraat ontdek ik een kleine kerk, een gebouw uit 1936. Dit is nu toch gewoon gereformeerd, denk ik. We moeten er 1 Kon. 8:29 op naslaan als we de trouwe bezoekers van dit gebouw willen begrijpen, dat staat toch op de in lood gevatte ruitjes. In de Statenbijbel lees ik: ‘Dat Uw ogen open zijn nacht en dag over dit huis, over deze plaats van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats.’ Dit huis, deze plaats en géén andere, dat hebben we overduidelijk gesnapt. Ondanks de septemberzon voel ik me zeer verworpen in de duisternissen.
Later op de dag, voorbij het gemeentehuis, zal ik een rooms-katholieke kerk ontdekken en nog later, als ik de dorps-kom uitrij, een kerk die zichzelf ‘ichthus’ noemt, het Griekse woord voor vis is dat, het vroeg-christelijke symbool, een letterwoord naar ‘Ièsous Christos Theou Huïos Sotèr’, Jezus Christus, Gods Zoon, Redder. Die h van huïos is in het Grieks geen letter, het woord begint met een upsilon. Een bronzen vis hangt erg gestyleerd onder het kruis op de toren. De kunstenaar heeft in de metaallegering een groot aantal avantgardistisch verantwoorde gaatjes aangebracht. Het arme waterdier is zo lek als een zeef. Het kerkgebouw stamt uit de jaren vijftig, schat ik. Het heeft een enorm rond raam en is in bruinachtige baksteen opgetrokken. De Ichthus-kerk staat in een buurt waarvan de huizen en het stratenpatroon volkomen verwisselbaar zijn met die van reeksen buurten in alle andere Hollandse steden en stadjes. Ik loop langs de Prinses Marijkeschool, ik wandel door de Savornin Lohmanlaan. Holland.
Axel ligt in Zeeuwsch-Vlaanderen. De Belgische grens is hier nog geen tien kilometer vandaan. Maar Axel ligt vooral in Nederland, samen in één land met Groningen of Delfzijl, honderden kilometers verderop. De namen die ik op de voordeuren lees, vind ik even goed in West- en Oost-Vlaanderen, in mijn eigen streek zelfs, in Brabant: De Brouwer, Antheunis, Tieleman, De Clerck, Vervaet. Alleen staan die namen daar zelden of nooit op voordeuren. In Holland wel, in Zeeuwsch- | |
| |
Vlaanderen dus ook.
En in welke nederzetting van die petieterige omvang staan bij ons vijf kerken? Vijf! En ik heb er misschien een half dozijn over het hoofd gezien, want vooral die rechtzinnige protestanten hebben er een handje van weg hun bedehuizen onopvallend aan te brengen in het straatbeeld. Welke herstelde verbanden, oud-gereformeerden, gereformeerden onder 't kruis en andere dolerenden zou ik niet allemaal hebben vergeten? En hoe vergis ik me soms. Een voorbijganger wijst me er op dat de onopvallende kerk waarop 1 Kon. 8:29 staat (dit huis! deze plaats!) oud-gereformeerd is en dat de vissekerk - zo wordt die inderdaad in Axel genoemd - gewoon gereformeerd is. Een andere voorbijganger zegt: ‘Nee, niet oud-gereformeerd, gereformeerde GEMEENTE.’ Dat laatste woord roept hij bijna. Welke theologische spitsvondigheden heeft dit stadje nog in petto voor mij? Van geloofsvervlakking merk ik hier voorlopig niets.
Hoe zou het komen dat tien kilometer naar het zuiden van heel die koppige en op het eerste gezicht enghartige strijd om al die ware geloofjes geen spoor te merken is? Zouden ze in het Belgische Assenede of in Watervliet weten wat gereformeerd (vrijg.) betekent? Nee, daar is het één geloof, una sancta catholica, of geen, katholiek of ketter. Rechtzinnig betekent daar eerlijk en vrijzinnig is atheïstisch of ten hoogste deïstisch, hoe sterk de dialecten hier en aan de andere kant van de grens ook op elkaar lijken.
Axel scheidt zich van alles en nog wat af. Het ligt achter de Westerschelde, afgescheiden van de rest van Nederland. Het ligt achter de staatsgrens, afgescheiden van de rest van Vlaanderen. Het lag op een eiland, afgescheiden van de rest van Zeeuwsch-Vlaanderen. En het lag achter zijn wallen en ravelijnen, een bolwerk om de afscheiding tussen de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden te vuur en te zwaard te verdedigen. In Axel zélf wemelde het in de negentiende eeuw van de protestantse scheurmakers.
In een afzichtelijk winkelgalerijtje, dat je ondanks zijn
| |
| |
recente bouw nu al oerhollands mag noemen, vind ik een boekhandeltje. Tussen de kook- en de reisboeken zie ik een werkje staan over de afscheiding van 1822 en de Afscheiding van 1838 in Axel. Twee afscheidingen dus, één met een gewone letter, de andere met een hoofdletter. Ik weet best dat de calvinisten zich nu eenmaal graag splitsen in velerlei denominaties, al was het maar omdat ze gelukkig geen last hebben van de dwingende, dogmatische bovenbouw van de Katholieke Kerk, maar in Axel hebben ze het afscheiden verheven tot een kunst of, meer calvinistisch uitgedrukt, tot een principe.
Axel heeft een uitstekende boekhandel, beheerd door een man die, volgens zijn accent, uit het Antwerpse afkomstig is. Nadat ik zijn uitbundige collectie originele tekeningen en grafiek voor kinderboeken heb bewonderd (‘De grootste in Nederland, meneer!’ Ja, Axel ligt in Nederland), nadat hij zijn olijke vriendschap met Tonke Dragt heeft verteld en het doel van zijn inderdaad prachtige mail-art tentoonstelling uiteen heeft gezet, na twee koppen voortreffelijk koffie tenslotte, verlaat ik de winkel met een dikke Geschiedenis van Axel en nog drie werkjes over plaatselijke historie in mijn boekentas. Het is stralend septemberweer en ik besluit de oude wallen van Axel op te zoeken om daar in alle rust na te slaan waarom dit onaanzienlijke grensstadje zo nodig vijf kerken - vijf! - moet hebben.
Maar de omwalling is verdwenen, gesloopt, weg. Ik vind nog het overschot van een molen, een bovenkruier misschien, op een plek die het bastion heet. Naast de molen staat een in betonplaten opgetrokken keet en een bakstenen schuur waarvan de ruiten zijn uitgegooid. Een café heet Bastion en verkoopt reukloze Oranjeboombeer. Ik kijk, snel zeer triest wordend, naar een villa die in een giftig mengsel van historiserende Vlaams-Hollandse stijl is gebouwd. Wat moet ik in dit stadje van Blokker, Rabo-bank en Caballero-sigaretten? Wat moet ik in de Noordstraat met haar stemmig-synthetische achtergrond-muziek? Gelukkig hoor ik een oude vrouw zeggen: ‘'t Weer es prahtih-ie.’
| |
| |
Goed. Ik zal het bestuderen, het gereformeerde geloof in Axel. Ik zal er achter komen dat ze hier al, zoals op zovele plaatsen in de Nederlanden, sinds 1564 ‘goede leeren ende opiniën’ verkondigden, dat hier in 1445 een priester heeft geleefd die Anthonius Stalin heette, over wie helaas bijna niets bekend is en dat Axel voorgoed van de Spanjaarden werd bevrijd door de Engelse edelman Sir Philip Sydney, die je nog altijd in bloemlezingen aantreft als elegant dichter van pastorale zangen, Arcadia's en dergelijke:
‘Why alas doth she then sweare
That she loveth me so dearely,
Seing me so long to beare
Coles of love that burne so clearely;
And yet leave me helplesse meerely?’
Nog een geluk dat die van Axel het wufte werk van hun bevrijder niet grondig bestudeerd hebben want ze zijn hier vanouds zeer recht in de leer en hebben de neiging koppig bij hun standpunt te blijven, desnoods tegen de hele wereld in.
Het is eigenlijk al begonnen vóór 1822 en het loopt door tot vandaag de dag.
In 1773 werd in de Hervormde Kerk (die, voor de duidelijkheid, toen nog Gereformeerd heette) een nieuwe psalmberijming ingevoerd. Tegelijk moest eindelijk eens wat sneller worden gezongen in plaats van de noten ‘onnodig uit te rekken, in de mond te draaien, te kauwen en door ettelijke verlagingen en verheffingen tussen de tanden en het gehemelte slangsgewijze henen te slingeren’, zoals Josua van Iperen het beschrijft in Kerkelijke Historie van het Psalmgezang. De gemeenteleden moesten dus maar ‘wat rasser’ gaan zingen. Die van Axel zagen dat niet zo. Geen nieuwerwetsigheden in Gods kerk! Ze bleven traag hun psalmen galmen. Ik had er bij willen staan als de koppige gemeenteleden hun voorzanger maar lieten fiedelen en hem dreunend en dreinend maten achternakwamen. Ik had de kop van de verlichte predikant willen zien als zijn gelovigen hem star en triomfantelijk aanzagen, trekkend met hun monden,
| |
| |
waaruit de o zo trage psalmlettergrepen kropen. Het is verduiveld moeilijk dezelfde melodie trager of sneller te zingen dan je buurman. Ik heb in mijn jeugd lang genoeg in koren gezongen om dat te weten. In Axel deden ze dat. Jaren.
Toen kwam dat ongelukkige jaar 1818. Door de Hervormde Kerk waarde al jaren een geest van Verlichting en zelfs rationalisme. Bovendien stuurde Koning Willem I, de door mij zeer bewonderde despoot, aan op een soort staatskerk, die van boven af geleid en gestuurd zou worden. Dat gaat regelrecht in tegen de traditie van het calvinisme, dat geen bevoogding van de ene kerk door de andere duldt en dat door en door democratisch delegeerde van onder naar boven, van kerkeraad naar classis en zo naar provinciale en eventueel generale synode. Autocraat Willem I keerde de delegatie om en legde het zwaartepunt bovenaan, in een hiërarchie dus. Hiërarchie betekent trouwens heerschappij van priesters, het is dus een van de meest anti-calvinistische woorden die er bestaan. Ook het idee staatskerk is onverzoenbaar met die andere grote calvinistische verworvenheid, dat het geloof en zijn uitwendige organisatie losstaan van het burgerlijke gezag. Dat de practijk daar niet altijd aan beantwoordde, ach, dat zal wel, maar wie, zoals ik, in een land met een roomse traditie woont, weet terdege hoeveel moeite het rooms-katholieken vandaag soms nog kost om het eenvoudige onderscheid tussen Kerk en Staat te maken.
Een van boven uit bestuurde Kerk, die tot overmaat van ramp nog de oude predestinatieleer liet vervagen, dat stuitte in brede kringen in Nederland op verzet en zeker in Axel, volgens de toenmalige Minister van Eeredienst, Van Pallandt van Keppel ‘eene plaats door de stijle begrippen van vele leden der Hervormde gemeente aldaar berucht.’
De stijfhoofdige Axelse Vlamingen zijn in de jaren vóór 1822 steeds bozer geworden. Zo was de grote meerderheid van hun kerkeraad na een visitatie in 1818 zonder pardon, zonder enige discussie ook, afgezet. Meer en meer vonden ze in Axel dat de Heidelbergsche Catechismus en de oude Dordtse Kerkenorde van 1618-1619 met voeten werden getreden.
| |
| |
Het zijn geen grote theologen, de mensen die zich daar in Axel bezorgd maken over de Dordtse leerregels of de drie formulieren van eenigheid, die in de Avondmaalsvragen willen horen dat ze ‘gantschelijk bedorven en onbekwaam tot enig goed’ zijn en niet zomaar ‘diep verdorvenen strafwaardig voor God’. Het waren ook geen dompelaars. Zoals overal in de Verenigde Nederlanden leed een groot deel van de bevolking bijna zonder onderbreking honger en in de winter ook nog kou. Mensen aten soms bonen die op de straat waren gevallen uit een passerende kar om toch maar een beetje hun gruwelijk vretende honger te stillen. Zulke mensen denken nergens aan God of vaderland. Er is de grote maag, er zijn de blauwe, ontstoken handen, er zijn de luizen.
Zo iemand was Pieter Marijs niet. Hij was als bakkersknecht naar Axel gekomen en daar op twintigjarige leeftijd getrouwd met zijn bazinne, Tanneke van de Weege, weduwe Dronkers. Zij was maar liefst zestien jaar ouder dan hij en had twee zonen, een van zeventien en een van vijftien, dus schier leeftijdgenoten van hun stiefvader. Het leeftijdsverschil staat grote liefde tussen Tanneke en Pieter niet in de weg. Van Marijs zijn fragmenten gedenkschriften bewaard en daarin schrijft hij over zijn Tanneke:
‘...wier aandenken mij zolang ik leef tot blijdschap verstrekken zal, want onder ons bestond ware liefde tot de dood.’
Tot de dood. Pieter Marijs zal nog twee keer trouwen in zijn leven. Zijn tweede vrouw was stokdoof.
Het is dus een gewone, maar vitale bakker die de godsdienstig nogal dweperige Johannes Willem Vijgeboom op 15 juni 1622 naar Axel haalt. Die Vijgeboom was als Johann Fiegenbaum of Feigenbaum ergens bij Osnabrück geboren en als jongeman naar Rotterdam gekomen, waar hij zijn naam vernederlandste. Hij werkte als tuinman, probeerde het in de veeteelt en de landbouw, maar slaagde daar zo slecht in dat hij jaren later nog schulden betaalde. Vijgeboom hield vooral van godsdienstige bijeenkomsten waarop hij het woord voerde, de Schrift van commentaar voorzag en de mensen liet zingen. Zo
| |
| |
zongen de vrome lieden van Axel op hun eerste bijeenkomst psalm 73:27:
‘Want zie, die verre van U zijn, zullen
vergaan; Gij roeit uit al wie van U
afhoereert.’
Een veelbelovend begin.
Vijgeboom was een oefenaar. Ik weet dat er niets van klopt, maar ik kan het beeld niet uit mijn hoofd krijgen: Ik zie de man, hij heeft een zwarte snor, hij draagt een strak, gestreept hemd en een persende kniebroek, hij beweegt soepel aan een stel rekstokken. De toeschouwers dreunen psalmen, applaudisseren en roepen. ‘Nog een oefening, Vijgeboom!’ Een oefenaar. Met geweld moet ik dat beeld uit mijn hersens en uit de vroeg negentiende-eeuwse hofstee van ene boer Van Kerkvoort verdrijven.
Vijgeboom was een gedrevene. Hij preekte vurig en keerde zich met laaiende woede tegen de afgedwaalde, al te verlicht Hervormde Kerk, die nu voorhield dat zomaar iedereen kon rekenen op Gods genade, Op hem is een gedicht geschreven De Vijgeboom in Nederland:
‘Een edel heer van Turksch geloof
En vriend van spaansche persecutie
Voor elke stem van vrijheid doof
En wars van alle constitutie...’
zo luidt de aanhef. Turks geloof wordt wel eens gebruikt voor de predestinatieleer, omdat die in de ogen van de tegenstanders wreed en onmenselijk is. Over Vijgeboom heet het dan ook verderop:
‘Geen Spanjaard haat toch meer het licht,
Geen Turk kan meer praedestineren...’
Hoewel aanvankelijk alle vromen, het waren er een paar honderd, braaf ter kerke gingen en dan nog eens extra Vijgebooms oefeningen bijwoonden, reageerde de predikant van de officiële gemeente zeer boos en zeer snel. De volgende dag dient hij al een klacht in bij de vrederechter en bij de Axelse burgemeesters (dat waren er toen, vreemd, twee).
| |
| |
En dan gebeurt iets dat me verbijstert. Er komt echt een rechtszaak van. Politie houdt toezicht op de godsdienstoefeningen. Bijeenkomsten mogen weldra niet meer worden gehouden ‘zonder vooraf bewilliging van het Gouvernement te hebben bekomen.’ Er komen zware boetes, er komen rekwesten aan de koning en aan de Tweede Kamer, maar ze krijgen nul op het rekwest. Volgens het advies van de twee Ministers van Eredienst en van Justitie is er wel vrijheid van geweten, maar de vrijheid van godsdienstoefening kan alleen worden toegekend aan bestaande gezindheden. Dat vertoont verdacht veel overeenkomst met het nu uiteengevallen oude Oostblok. Daar mocht je ook denken wat je wilde, zolang je het maar niet schreef of hardop zei, zeker niet in groep. Dat de politie optreedt tegen conventikels in een land dat juist ontstaan is uit drang naar godsdienstvrijheid, stemt me somber. Ik vraag me af hoe gewetensvrijheid dan wel mogelijk is in andere landen, in landen die niét zo'n traditie van tolerantie hebben als Nederland en dat zijn ze geloof ik bijna allemaal. Of leert net het gemis van zo'n traditie je de verdraagzaamheid te waarderen? In elk geval was het jonge België op papier, in zijn grondwet, vanaf 1830 veel breeddenkerder dan het koninkrijk waarvan het zich zopas had afgescheurd.
Het zeer rechtzinnige Axelse kerkvolk beperkte zich niet tot oefeningen, bijgewoond door 's konings dienders en achteraf door de rechtbank in Middelburg, over het water, beboet. Al snel werd de benaming Vijgebomianen gehoord. Het spijt me oprecht dat deze fractie geen bredere aanhang heeft gekregen in heel Nederland. Vijgebomianen, het woord is toch te mooi om in de vergetelheid te laten liggen. Stel je voor: ‘Kamerlid De Kraker, uit Zeeland, overigens een bekend Vijgbomiaan, veroordeelt scherp dit volgens hem Gode onwelgevallige wetsvoorstel.’ Of in een bibliotheek kun je in alle ernst deel XXVII van de Acta Vijgebomiana vragen. Maar de Vijgebomianen kwamen met hun leerstellingen het water niet over, zelfs niet toen ze
| |
| |
vanaf 27 juli 1822 massaal de kerkeraad verzochten ‘uitgeschrabt te worden uit het Ledematenboek’ en zich nadien aaneensloten in de Herstelde Kerk van Christus. Zelfs daarna werd het hun vreselijk lastig gemaakt met het juridische foefje dat ze geen bestaand kerkgenootschap waren. Op hun bijeenkomsten mochten bijvoorbeeld niet meer dan twintig mensen aanwezig zijn. Telkens kwamen er meer. Het Vijgebomianisme (de woorden worden steeds mooier) had in Axel zo'n omvangrijke aanhang verworven dat de gewone Hervormde Kerk al gauw geen leden meer vond om in de kerkeraad te zetelen. De notabelen waren grotendeels overgestapt. De Vijgebomiaanse Herstelde Kerk in Christus bereike het toppunt van glans toen ze zegevierend de pastorie van de Hervormden kon kopen. Dat was tevens een daad van hubris, van euvele grootheidswaan en Christus strafte zijn Herstelde Kerk onherstelbaar. Eigenlijk konden ze die pastorie niet betalen, er waren toch nog te weinig rechtgelovigen. En zoals zo vaak in facties, sectes en kleine groepen die een groot gelijk uitdragen, ze vraten elkander op. Aangezien ze steil christelijk waren, begonnen ze uit hun ooghoeken elkaar talrijke zonden te bespieden en in elkaars persoonlijke poelen te woelen. Pieter Marijs, die samen met zijn geliefde vrouwe Tanneke van de Weege als eerste uit de Hervormde kerk was gestapt, schrijft:
‘...werd er over verkeerdheden gesproken, dan moest men zo nauw niet uitpluizen, de grootste heiligen waren menschen, ach ik houde maar op.’
Ik hou van die Piere Marijs. Niet alleen trouwt hij drie keer, hij zit dus niet te verzuren en daarbij, dat huwelijk met zijn zestien jaar oudere Tanneke zou heden ten dage op hoongelach en afkeuring stuiten. Maar inzake godsdienst houdt Marijs van ernst en niet van vervagend gelul en toch is hij in het dagelijkse leven géén scherpslijper en ook heeft hij zijn kleine trots. Vóór hij Vijgeboom naar Axel bracht, was hij eens niet verkozen in de kerkeraad en dat had hem gegriefd. En veel later werd hij boos omdat Vijgeboom zijn eigen naam, niet Marijs, liet prijken op de voorpagina van een door hem, bakker Marijs, opgestelde
| |
| |
geloofsbelijdenis. En Marijs is een man van duidelijke beslissingen. Hij schrijft dat hij reeds op 3 augustus 1804 om half drie 's middags bekeerd werd. Op 15 juni 1822 brengt hij Vijgeboom naar Axel en op zondagavond, 7 november 1824 keert hij de Herstelde Kerk de rug toe en wordt weer, als vanouds, hervormd. Hij had de Hervormde kerk verlaten omdat die gevaarlijk afweek van de oudvaderlijke kerkleer. Hij keert terug uit gefrustreerde ambitie, wegens geldkwesties, wegens moreel gevit en haarkloverij van zijn medestanders, allemaal beweegredenen die niets met de ware leer te maken hebben. Nog eens, ik hou van die Axelse bakker. Hij kan een moedige stap zetten, hij kan, en dat is nog moediger, op zijn stappen terugkeren. Er zijn er niet zo veel die hem dat nadoen.
Pieter Marijs is in 1858 in Axel overleden. Hij was net geen zeventig jaar oud. Ik weet niet of zijn grafsteen nog te vinden is, kerkhoven worden tegenwoordig nogal snel opgeruimd. Laat dit dan zijn kleine grafmonument zijn.
De Herstelde Kerk leidde een kwijnend bestaan, beperkrt tot Axel en ommelanden. Er werd nog wat geoefend maar de godsdienstige rust was weergekeerd. De aanhang was miniem.
In 1834 wordt weer iets afgescheiden, deze keer niet in Axel maar in Ulrum, Groningen, helemaal aan de andere kant des lands. De Ulrumse predikant De Cock, die opkomt voor de ware gereformeerde leer, vliegt zelfs de gevangenis in. Natuurlijk beginnen daarop in heel Nederland groepen zich te bekennen tot de beginselvastheid van die De Cock, volgens het principe van martelaarschap in totalitaire staten. In een toch niet zo ver verwijderd verleden gedroeg Nederland zich dus als een communistische dictatuur uit een heel recent verleden. Zou dat een reden kunnen zijn waarom mijn goede Nederlandse vrienden veel afwijzender, harder, principiëler reageerden dan ik op de zopas ingestorte regimes in bijvoorbeeld de DDR of Tsjechoslovakije?
De Ulrumse afscheiding gaat Axel niet onopgemerkt voor- | |
| |
bij. Zelfs de oude Vijgeboom vinden we bij de nieuwe Axelse afgescheidenen, vlak voor hij definitief verhuist, en ook een reeks oude getrouwen. Na jaren van alweer ambtelijke pesterijen, alweer boetes, worden de afgescheidenen erkend, in Axel en Terneuzen op 21 januari 1841. Ze bouwen meteen een kerk in de Kerkdreef, ‘in steen en gedekt met pannen’, achttien el lang en negen el breed. Op die plaats staat nog een, zij het veel grotere, kerk. Die komt later in dit verhaal nog terug want het afscheiden in Axel is nog lang niet voorbij.
In 1886-1887 scheuren, uitgaande van Amsterdam en Abraham Kuyper, de gereformeerden zich af van de hervormden. Uiteraard kan Axel niet achterblijven. Vijf van de acht kerkeraadslieden stellen zich dolerend op, dit wil zeggen klagend, dit wil zeggen dat ze de Hervormde Kerk de rug toe keren. De reden waarom zij dat doen, vind ik onchristelijk hoogmoedig. Zo schrijven zij:
‘...dat zij u (dat is het Hervormde Classikale Bestuur, nvGvI) derhalve niet beschouwen als door Gods gemeente en mitsdien door God zelf geroepen om de gemeente alhier te regeren. Immers mannen die menselijke bepalingen stellen boven Gods getuigenis, missen alleen hierdoor reeds alle kenmerk van te zijn een raad der kerke...’
en:
‘...dat deze, opvolgende de ordening van Christus, gebroken hebben met de Synode als hiërarchie...’
Hoe weten die kerels wie of wat God roept? Hoe weten die zo precies wanneer je een menselijke bepaling stelt boven Gods getuigenis? En hoe precies die ordening van Christus in elkaar zit? Of is dat nu net het ware calvinisme, dat dat allemaal netjes opgetekend staat in de Schrift en ten behoeve van het kleine, doch dappere Nederland nog even door de Heere overgedaan is in de Dordtse Kerkenorde en dat je de rechte weg daar zo uit kunt aflezen? Maar erg voor de hand ligt die juiste lijn dan toch niet, anders werd er niet zo driftig afgescheurd. Nee, die wereld is me totaal vreemd, hoezeer ik ook in een christelijk geloof, het rooms-katholicisme dan, ben opgevoed. Axel ligt echt over een
| |
| |
diepe, eeuwenoude kloof heen, aan de andere kant. In België heb ik zo'n zelfzeker leerstellig gedrag en dus ook al dat gescheur alleen ontmoet bij extreem linkse groepjes, die God vervangen hebben door het wetenschappelijk socialisme. Alleen, die Axelse Vlamingen, die zo onverdroten theologische geschilpunten uitspitten, zijn doodgewone lieden, bakkers, grutters, smeden, boeren. Dat studenten elkaar met Marx om de oren slaan, ach, die werken niet voor de boterham en zijn dus altijd wat wereldvreemd. Als ze op rijpere leeftijd volharden in de boosheid, haal je je schouders op. Maar de ernst waarmee die practische Axelse mensen, die wél elke dag hard werken om de kost te verdienen, de ernst waarmee zij hun geloof tot op de bodem willen doorgronden, die imponeert me.
Want het is nog niet voorbij. Er komt warempel eerst een samensmelting, voor Axel toch een ongehoorde gebeurtenis. De oude afgescheidenen en de nieuwe gereformeerden zullen naar elkaar toegroeien. Het zal ruim een kwart eeuw duren maar in 1913 komt het er toch van. Dertig jaar later wordt het weer tijd voor een nieuwe afscheiding.
‘Oe zol 'k je dad uitleHn?’ vraagt de scriba van de kerkeraad me. We staan in het keukentje naast het kerkgebouw van de gereformeerden (vrijg.) Hij kán het uitleggen, deze vriendelijke meneer, in zijn nauwelijks getemperde Vlaams.
Het gaat over de doop. De gereformeerde (gewoon) Synode wilde in de jaren negentienveertig hebben dat de doop meebrengt dat iemand uitverkoren is tot het tegendeel blijkt, tot de dopeling zegt dat hij/zij afvallig wordt. Nee, zeggen de anderen. De doop blijft geldig, zelfs als de dopeling hem achteraf verwerpt. Een contract wordt niet slecht omdat iemand het niet respecteert. En die afvallige kan zich nog altijd achteraf bedenken. En dus scheurden ze zich af, maakten ze zich vrij zoals dat heet. De grote meerderheid in Axel liet ook deze gelegenheid niet voorbijgaan en scheidde zich dus af. Ze werden gereformeerd (vrijg.)
Dat zet de scriba me kernachtig en helder uiteen en ik denk
| |
| |
toch dat ik het begrijp, ondanks mijn gebrek aan theologische scholing. Wat de man me volstrekt niet aan het verstand kan brengen is waarom je je dan in 's hemelsnaam moet afscheuren. Ik neem zo aan dat de doop voor christenen van het allergrootste belang is, maar kun je echt wegens een meningsverschil over die doop niet meer bij elkaar op de kerkbank zitten? Nee, zeker in Axel kan dat niet en de gewone gereformeerden zijn dus, na een proces, er uit gegooid en zijn verderop een nieuwe kerk gaan bouwen met een vis boven op de toren.
Katholieken zouden gewoon thuis blijven en hun geloof vervaagt dan of verschaalt. Een paar kilometer bezuiden Axel is het de Roomse Kerk of niks. Hier staat een stoet van kerken.
Het interieur van het vrijgemaakte bedehuis staat me aan, dat wel. Mijn hart gaat uit naar hun dofgroen geverfde banken, eerlijk, degelijk schrijnwerk, dat zie je zo. Ik hou van de wat grijzere lambrizering, van het houten plafond. De banken staan in een halve kring naar de kansel toegekeerd en tegen de wand lees ik:
‘Looft hem met snarenspel en orgel.’
Ze hebben twee predikanten en de gemeente telt elfhonderd leden, vertelt de scriba me. Wekelijks komen er een achthonderdtal naar de kerk. Ik vind dat een enorm hoog percentage. In het katholieke Vlaanderen hier een beetje verderop gaat gemiddeld een kwart van de mensen iedere week ter kerke en heel Vlaanderen is toch katholiek. Kom, bijna heel Vlaanderen, want de Axelse Vlamingen zijn dat duidelijk niet en hun geloof is diep.
Ruim anderhalve eeuw hebben ze geen enkele gelegenheid tot splitsing willen missen. In de achttiende eeuw al wilden ze hun eigen wijs zingen. In 1822, vóór alle anderen, herstelden ze Christus' kerk al, in 1836 volgden ze de afscheiding, een halve eeuw later de Doleantie en na de tweede wereldoorlog maakten ze zich nog een keer vrij. Heel even koester ik een verwerpelijke gedachte. Stel je even voor dat de Spanjaarden in de zestiende eeuw verslagen waren - dát is niet verwerpelijk, nee, juist heel goed - en stel dat het Graafschap Vlaanderen helemaal tot het
| |
| |
calvinisme was overgegaan, zoals dat bezig was, dan hadden we Axel honderdvoudig gekregen, de herstelden, ouden, vrijgemaakten, van Poperinge tot Breskens, van Oudenaarde tot Hulst. Het lijkt wel of Axel in de smalle strook Vlaanderen die de Staten nog net hebben kunnen veroveren op Spanje of Rome, of Axel daar als paradigma van de calvinistische gewetensvrijheid fungeert: hoe meer kerken, hoe liever. (In stilte denk ik dát Spanje ook verslagen is, maar dat we door een natuurkundige gril in een verkeerde tegenwereld terecht zijn gekomen. Ik blijf hopen op een terugkeer naar de echte wereld waarin we de Spaanse bezetter buiten gooien en de Nederlanden verenigd blijven. Maar met die interpretatie sta ik in de hedendaagse fysica helaas alleen).
En toch, het heeft ook iets moois, al dat gescheur. Je laat je door niemand, nee, door niemand je geloof voorschrijven. Rome heb je er al uitgetrapt, eeuwen geleden, maar ook Den Haag hoeft het niet te proberen, zelfs niet de classis van Ijzendijke. Het heeft iets hoogmoedigs als je zo zelfzeker Gods eigen weg bewandelt, het heeft ook iets eigenzinnig, iets standvastigs. En daarom, hulde, kleine luyden uit Axel in het zuiden. Jullie geloofsdaden zijn zo noordelijk, zo stroef. Een grens trekken jullie, een messcherpe, wrede streep tussen de rechte weg en de reddeloze landen rondom. Laat ze verdomme met hun schoongewassen, rationalistische tengels van jullie geloof afblijven, al die verlichte, glimlachende dominees. Onder jullie nagels zit aarde en aarde is waarheid. Jullie hebben de gaven van het kleine maar levensbelangrijke onderscheid. Hoe steil jullie ook zijn daar in jullie vlakke land, jullie hebben iets waar het op aankomt, redding of verdoemenis en nog wel voor eeuwig. En, wat jullie niet weten, nergens is de grens zo ondoordringbaar als tussen jullie nijpende, calvinistische maar Vlaamse geweten en het woordeloze, hulpeloze, maar even Vlaamse katholicisme aan de overkant.
Ik rij Axel uit, terug naar die grens, terug naar mijn eigen België. Op een laag, wit gebouw staat ‘Dansschool Ben Dekker’.
| |
| |
Op datzelfde gebouw hangt nog een bord: ‘Holland Foyenet Vakfi Moskee Axel Ulu Camii,’ lees ik.
Dus toch het Turksch Geloof. Disputen over de ware leer? Ze beginnen er in Axel pas aan.
| |
Geraadpleegde werken:
Wesseling, J., De geschiedenis van Axel., Groningen, 1966. |
Beekhuis, J., Al zulke dweepzieke scheurmakers. De afscheiding van 1822 en de Afscheiding van 1836 in Axel., Kampen, 1989. |
Broecke-de Man, E.J. van den en Dieleman, M., Dialect in het land van Axel., Terneuzen, 1981. |
Stuij., P.W., Zeeuwsch-Vlaanderen. De geschiedenis van een grensgebied., Zutphen, 1990. |
Boeye, J.C. en Stockman, P., Land van Axel toen en nu., Hulst, 1989. |
Ik dank de heer Verduyn en mevrouw de Feyter voor hun uiterst vriendelijke medewerking.
|
|