De Brakke Hond. Jaargang 8(1991)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Luuk Gruwez Piëdestal Assemblage Er is maar één vrouw die mij liever is: de rosse oksel van een fröbeljuf, schrammen op een meisjesknie, een loense blik, een dikke bril, een damesdot die niemand wil. Dit alles samen in één nacht. Maar één nacht die mij liever is. Toledo 's nachts, Naoussa 's nachts, een nacht van straks als ik plots weet: Ziehier helaas mijn laatste liefdesnacht. Kom toch, mijn dood, heb mededogen en sta daar niet te bazelen. Doe alles dicht in slechts twee ogen. Ik telde net zo vaak tot één tot er van jou maar één meer bleef: van alle duizend die je was die één die, zelf niet meer in tel, die één die domweg kanker kreeg. [pagina 25] [p. 25] Lof der zotheid Ik zing de lof van de misplaatste grap, van de mislukte smoes, van een welwillend spraakgebrek, van beuzelpraat en zottenklap, van wie talent heeft voor verflensen. Er is bedroevend weinig twijfel in stenen op de bedding van een stroom die weigeren om mee te stromen, maar glanzen van één gram verlies. Wie aarzelt heeft nooit ongelijk. Tulpen, merels, mieren, mensen weten niet veel, maar steeds teveel. En stenen weten altijd alles. Daarom dat zij zo stil kunnen liggen, zonder ophef, zonder zenuwen, wijs. Drommels zeker van zichzelf en nooit op zoek naar een bewijs. [pagina 26] [p. 26] Lied van de lijkschouwer Ik ben de lijkenman. Ziehier een vent. De ogen hebben God gezien en de waterval van Coo en de borsten van Ornella Mutti. De oren hebben Mozart gehoord. En in de navel zit het laatste dat heeft gehouden van een moeder die op een winterochtend zei: Knoop toch je jasje stevig dicht en doe dat haar uit je gezicht. Met amper één kwart kilo hart ligt hier een snaak van zeven jaar die dol op chokolade was, op popcorn, noga en op limonade na. Tot iemand riep: Genoeg geleefd. [pagina 27] [p. 27] Ziet u die meid in ondergoed in wie ik straks nog kerven zal? Een bruut vergreep zich eerst aan haar en stak haar dan wat slecht in brand. Zij heeft de krop nog in de keel en liefde zit nog in het kreng. Zij heeft, helaas, geen wimpers meer. Ik ben niet dol op jonge doden. Jonge doden zijn zozeer blasé dat zij - de klus niet eens geklaard - al buigen voor applaus en rouw. Ik hou van een volledig lijk. Ziehier wat mij het liefste is. Stil vlees dat gillen kon en kermen en veel verstand van sterven had: een trage oma met een handtas, beroofd voor volle tachtig frank - één frank per jaar dat zij hier was. [pagina 28] [p. 28] Het troostconcours Er werd een wedstrijd in troosten gehouden. Eén bracht een zondag mee met gregoriaans, een worgengel, een zoon van God en drie heel knappe jonge priesters. Een schip naar Paramaribo. Gezoen achter een sleutelgat dat haast versleten van het gluren was. - Men geeuwde zeer voornaam en hij verloor. Eén bracht er mee: een kindertijd met voetzoekers en knalbonbons, de boenwas van zijn oude oma, de geur van jute en van terpentijn. Zijn lang bewaarde eerste kies en al zijn nederlagen in de liefde. De mooiste ziektes, roem, de beste graven. - Het kon de jury niet bekoren. O wat het allemaal niet deed: een doedelzak, een hangbuikzwijn, een heroïnehoer van vijftien jaar, het hoofd van een gestorven meisje met nog confetti in het haar. Een wiegedruk uit 1510. En het plezier van obers voor hun dienblad om zowat vijf voor middernacht. Een laatste bracht er tranen mee en groot applaus, een spraakgebrek, wat kippevel, zichzelf. Hij won, maar niemand weet waarom, hij won en weende. Levenslang. Vorige Volgende