De Brakke Hond. Jaargang 8(1991)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Erik Spinoy Gedichten Beheersing van angst Tast toe. Hak steen geworden brood en slurp de zwartste thee in deze kamerlucht. Waar schimmel groeit in marmelade. Verblind een vlieg verdwaalt in poolsneeuwvlakten, pooldamast. Waar elke dag de kamer krimpt. Waar ieder zoetigheden vindt. Waar ligt dat plastic haar, het glazen oog, een tand van porselein. [pagina 111] [p. 111] Moederkoorn Waar warm de hoeve lag in glooiend land met goud en zolders, stof en koren, hooi. Staat alles strak onder de sikkel op het zwart gestikt. Zit, graan en daken, onder schimmel. Dicht. Een lege plek. De rest. Rode vissen Groen wier. Aquarium. De tijd die roerloos door de kamer gaat. Blauw is het blinkend waterglas. De dikke grijze kat slaapt niet. Versmoord klinkt hier een lied. Soms klotst een Zuidzee, ver. Lianen, tijgers, riffen en koraal - bedenksels, pure onbereikbaarheid. Zwijg stil. Droom zoet. Zo is het goed. [pagina 112] [p. 112] Un voyage lointain Een kwade vraag, dat was. Het oude lichaam, als een koffer, op de leunstoel klaargezet. Blauwogig, ingekleed. Doodstil, halfweg ontvleesd. De molen draait. Muziek speelt op het kermisfeest. We hollen weg. We lachen om het meest. [pagina 113] [p. 113] Avondlicht Wiens zweet, dat parelt in de kast? Onhoorbaar gist het fruit. Wijn, roder dan oud bloed. De tong ligt op het bord. Een beeld vergaat, van vis en vissersboot. Het net dat, vredig zwevend, doodt. Op tafel gonst een vlieg en voelt, gedachtenloos, zijn einde zijn. Vorige Volgende