| |
| |
| |
De geschriften van Hendrik Niclaes
Prolegomena eener bibliographie
De geheimzinnige figuur van den ‘profeet’ Hendrik Niclaes met zijn spiritualistische secte, het ‘Huis der Liefde’, behoort tot de merkwaardigste verschijningen in het veelbewogen godsdienstige leven der zestiende eeuw. Gedurende langen tijd was men voor de kennis van zijn leer en leven vrijwel uitsluitend aangewezen op de geschriften zijner talrijke bestrijders, onder welke in de eerste plaats Coornhert genoemd moet worden. In 1862 wijdde de kerkhistoricus Nippold een uitvoerige studie aan Niclaes, waarin voor 't eerst gebruik werd gemaakt van de in de Leidsche bibliotheek berustende handschriften over het ‘Huis der Liefde’Ga naar voetnoot1). Op grond hiervan was het mogelijk om een voorloopige schets te geven van het bedrijvige leven van den ‘libertijnschen vergodeden vrijgeest’, waarbij tevens belangrijke gegevens aan het licht kwamen over de verbreiding der secte, die ondanks felle vervolging en innerlijke verdeeldheid haar stichter overleefde en vooral in Engeland vasten voet verkreeg. Nippold's uiteenzetting van de eigenaardige theosophische apocalyptiek van Niclaes werd het uitgangspunt voor verdere onderzoekingen en beschouwingen. De geschiedenis van het ‘Huis der Liefde’ in Engeland schetste Charlotte Fell-Smith in haar biographie van den profeetGa naar voetnoot2); Knappert bracht verschillende verspreide gegevens bijeenGa naar voetnoot3), terwijl Lindeboom dezen ‘man van den heiligen geest’ rangschikte onder de
‘stiefkinderen van het Christendom’ en zijn mystieke leer plaatste in het kader van de geestelijke stroomingen van zijn tijdGa naar voetnoot4). Evenals bij zijn tijdgenooten viel het oordeel over Niclaes'
| |
| |
leerstellingen ook bij de latere onderzoekers hoogst verschillend uit. Tegenover het ongunstige oordeel van Kühler, die Niclaes als een ‘bloedelooze imitatie’ van David Joris beschouwt en zijn geschriften als ‘verheven wartaal’ kenschetstGa naar voetnoot1), staat b.v. de waardeering van Rufus Jones, die verschillende zijner opvattingen prijst en den profeet tegen al te ijverige ketterjagers in bescherming neemtGa naar voetnoot2). Alle schrijvers zijn het er echter over eens, dat de invloed door Niclaes geoefend op het godsdienstig leven van zijn tijd stellig niet te onderschatten is en dat hier nog een rijke bodem bereid ligt voor nader onderzoek. Dat Niclaes' geschrift Terra pacis vermoedelijk aan Bunyan tot voorbeeld heeft gestrekt, is daarbij niet het belangrijksteGa naar voetnoot3). Waarschijnlijk hebben er nog onbekende relaties bestaan tusschen de aanhangers van het ‘Huis der Liefde’, de ‘familists’, en de Ranters, de Quakers en andere secten. Het is stellig te betreuren, dat de geschiedenis van het ‘Huis der Liefde’ in Engeland nog steeds niet in bizonderheden is onderzocht. Ook hier te lande is de secte wijder verbreid geweest en heeft zij langer bestaan dan men tot dusver vermoedde. Voor dit laatste hopen wij in het volgende nog een gewichtige aanwijzing te leveren.
Is Hendrik Niclaes voor de kerkhistorie een boeiende figuur, voor de bibliographie zijn de geschriften van H.N. (met welke initialen de profeet zichzelven aanduidde en zooals wij hem in het vervolg van deze studie kortheidshalve zullen noemen) niet minder interessant. Zoowel van katholieke als protestantsche zijde op 't heftigst vervolgdGa naar voetnoot4), golden zijn werken reeds in de achttiende eeuw voor witte ravenGa naar voetnoot5). Om deze reden was Nippold's verdienste- | |
| |
lijke poging om alle door hem gevonden of in de litteratuur vermelde titels van de talrijke tractaten en zendbrieven te verzamelen uiterst welkom. Bovendien bleek het handschrift van de Cronica van het ‘Huis der Liefde’ verrassende gegevens te bevatten over de relaties van H.N. met verschillende drukkers, waaronder niemand
minder dan Plantijn, die, naar nu voor 't eerst bekend werd, gedurende een deel van zijn leven een aanhanger der secte was geweest en, natuurlijk in het diepste geheim, verschillende geschriften van H.N. drukte, waaronder zijn hoofdwerk, den Spiegel der gerechtigheid (no. 1 en 2 van onze bibliographie). De resultaten van Nippold's studie werden in de bibliographische wereld bekend gemaakt door Tiele, die tevens het voornemen aankondigde om een volledige bibliographie zijner werken samen te stellenGa naar voetnoot1). De voornaamste bron, waaruit Nippold zijn kennis van H.N's geschriften had geput, was de Bibliotheek der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam, die een tweetal bundels met tractaten bezit en enkele afzonderlijke werken, waarvan er twee door Frederik Muller in losse bladen in een boekband gevonden warenGa naar voetnoot2). Een dergelijke vondst deed Tiele later zelf in de Utrechtsche Universiteits-BibliotheekGa naar voetnoot3). Tevoren, tijdens Tiele's conservatorschap te Leiden, had de Leidsche bibliotheek op de auctie-Enschedé twee verschillende drukken gekocht van den Spiegel der gerechtigheid, waarvan Nippold geen exemplaar had kunnen vinden, terwijl op dezelfde veiling voor den dag kwam de door Isaäc Enschedé in 1716 gedrukte Chronica van het Huys der Liefde (no. 93), een bewerking der Leidsche handschriften, waarvan het bestaan tot dusver niet bekend wasGa naar voetnoot4). Aangezien de meeste van H.N.'s geschriften reeds vroeg in het Engelsch vertaald bleken te zijn, begreep Tiele, dat voor het samenstellen van een bibliographie een onderzoek in Engeland noodig was. Hiervoor was de te Cambridge werkzame Nederlandsche bibliograaf Hessels de aangewezen man en reeds een jaar na Tiele's oproep verscheen er van zijn hand een keurige bibliographie van de eveneens uiterst zeldzame Engelsche uitga- | |
| |
ven van H.N.'s geschriften in het bezit van Rev. Corrie en van de Universiteits-bibliotheek te CambridgeGa naar voetnoot1).
Jammer genoeg, heeft de even bekwame als energieke bibliograaf, die Tiele was, zijn voornemen om de bibliographie van H.N. te bewerken, niet uitgevoerd. De arbeid, die A. van der Linde voor David Joris verrichtteGa naar voetnoot2), wacht voor zijn uit bibliographisch oogpunt niet minder belangwekkenden ‘concurrent’ nog steeds op een bewerker. Evenals met het historisch onderzoek het geval bleek te zijn, zijn de bibliographische naspeuringen omtrent H.N.'s geschriften tot dusver in het zand verloopen. Na Nippold's pioniersarbeid en de opstellen van Tiele en Hessels valt slechts te vermelden de bibliographische lijst door Ch. Fell-Smith aan haar zoo juist genoemde biographie toegevoegd, die echter, ondanks haar verdienste, noch volledig noch geheel betrouwbaar is en bovendien veel te beknopt. De verschijning van den Short-Title Catalogue bracht het bestaan van nog enkele onbekende vertalingen in het Engelsch aan het lichtGa naar voetnoot3). Een zeer belangrijke aanvulling op de tot dusver bekende gegevens leverde de in 1931 voltooide Niederdeutsche Bibliographie van Borchling en Claussen (Niclaes schreef zijn werken in een Nederduitsch dialect). In dit werk vindt men de oorspronkelijke uitgaven en herdrukken nauwkeurig beschreven, voorzoover zij in Duitsche bibliotheken aanwezig zijn. Volledigheid is echter in geenen deele bereikt, aangezien de in ons land
| |
| |
aanwezige drukken niet allen of niet voldoende vermeld staan, terwijl bovendien met het bezit der Engelsche, Fransche en Belgische bibliotheken geen rekening is gehouden.
Een volledige bibliographie van H.N.'s geschriften, die, meerendeels in slechts een enkel exemplaar bewaard, wijd en zijd over de wereld verspreid zijn, behoort in onzen tijd meer dan ooit tot de vrome wenschen, nu de internationale verbindingen verbroken zijn en zelfs in het eigen land de witte raven voor den jager moeilijk bereikbaar zijn. Het doel van dit opstel is dan ook slechts om de grondslagen te leggen, waarop later een bibliographie opgetrokken kan worden, door 1o de verspreide gegevens over den druk van H.N.'s geschriften te verzamelen en critisch te bespreken; 2o de aandacht te vragen voor twee 17e-eeuwsche bundels met tractaten van H.N., die wellicht een uitgangspunt kunnen vormen voor verdere historische en bibliographische onderzoekingen, en 3o een voorloopige, beknopte lijst te geven van alle tot dusver bekende geschriften, de verschillende drukken en de daarvan bekende exemplaren.
| |
I. De eerste reeks uitgaven: 1540-1570
1. Dirk van den Borne te Deventer
Tast men bij vele ‘verboden boeken’ uit de zestiende eeuw volkomen in het duister over de plaats, waar zij gedrukt werden, voor Hendrik Niclaes' geschriften vindt men in de kroniek van het ‘Huis der Liefde’ een aantal kostbare gegevens, waardoor vele, maar toch weer niet alle raadselen worden opgelost, waarin 's mans overvloedige letterkundige werkzaamheid is gehuld. Deze kroniek werd ongetwijfeld in de onmiddellijke omgeving van den profeet opgesteld en, voorzoover zij controleerbare feiten vermeldt, is zij tot dusver zeer betrouwbaar gebleken. Door de zonderlinge mengeling van mystieke ervaringen, allegorische schilderingen en wereldsche occupaties (finantieele quaesties en processen worden uitvoerig besproken) is het echter slechts zelden mogelijk om de geboekstaafde gebeurtenissen met eenige nauwkeurigheid te dagteekenenGa naar voetnoot1).
| |
| |
De merkwaardige geschiedenis van H.N.'s jeugd (hij werd in 1501 of 1502 geboren, vermoedelijk te Münster), zijn eerste vizioenen, zijn huwelijk en zijn verhuizing naar Amsterdam, kunnen wij voor ons doel laten rusten. In deze laatste plaats was het, dat hem geopenbaard werd, hoe God den geest der getrouwe liefde van Jezus Christus over hem uitgestort had. Eén geworden met Gods wil en woord, werd hij zich bewust, dat hij van zijn jeugd af aan uitverkoren was om voor het komende einde der tijden de middelaar der Openbaring te worden. God gebood hem om deze openbaringen op schrift te stellen en bekend te maken, en ter vervulling van zijn zending begaf H.N. zich nu in 1540 met zijn gezin en de drie wijzen Daniel, Elidad en Tobias naar Emden, waar hij gedurende twintig jaren zou wonen. In Oost-Friesland werd het ‘Huis der Liefde’ gesticht en de eerste aanhangers geworven. Op zijn talrijke zakenreizen (H.N. was inmiddels een welgesteld koopman geworden) verbreidde hij zijn leer en wist kleine groepen van geestverwanten aan zich te binden in Friesland, Overijssel, Holland, Brabant, Parijs en Engeland. Gedurende zijn verblijf te Emden moeten de meeste van zijn talrijke geschriften opgesteld zijn. Aanvankelijk liet H.N. van zijn manuscripten te zijnen huize afschriften vervaardigen, maar al spoedig moet hij begrepen hebben, welk een machtigen bondgenoot voor zijn propaganda hij in de drukpers kon vinden. Hiervoor een beroep te doen op de Emdensche drukkers strookte niet met den stelregel van den profeet om ‘in stilheyt’ te leven en zich in niets van een vroom burger en ijverig koopman te onderscheiden. Daarom werd buiten Emden een drukker gezocht, die zich met discretie van zijn taak wilde kwijten, en de eerste, met wien H.N. in betrekking trad, was Dirk van den Borne te Deventer. Hem werd opgedragen om ‘etlicke kleine stücxkens unde sendt-brieven’ te drukken en voor dit doel zond H.N. zijn dienaar en
medewerker Hendrik Jansen genaamd Barrefelt naar Deventer om op het drukken toezicht te houden en de boekjes daarna naar Emden over te brengenGa naar voetnoot1).
Dirk van den Borne, de zoon, is vooral bekend geworden als drukker van de eerste, in 1542 verschenen uitgave van het Wonderboek van David Joris. Kostte deze onderneming aan Joris' aanhanger, Jurriaan Ketel, het leven, de drukker werd in Juni 1544 gevangen genomen, maar een half jaar later, op grond van de
| |
| |
overweging, dat de kettersche strekking van het werk boven zijn begrip ging, onder borgtocht en strenge voorwaarden vrij gelatenGa naar voetnoot1). Nippold oppert het vermoeden, dat de ‘enige andere quaede boicken’, die men behalve het Wonderboek bij Van den Borne gevonden had, de door dezen gedrukte werken van H.N. waren en hij voegt er aan toe, dat deze drukker na de opgedane ervaringen zich wel niet meer met verboden boeken ingelaten zal hebbenGa naar voetnoot2). Inderdaad kennen wij van zijn pers tusschen 1546 en 1557 (in dit laatste of het volgende jaar is hij overleden) slechts een enkel onschuldig schoolboekjeGa naar voetnoot3). Hoe waarschijnlijk echter Nippold's onderstelling ook moge schijnen, dat de Deventer drukker alleen vóór 1544 voor H.N. werkzaam geweest is, toch meenen wij haar juistheid in twijfel te moeten trekken. Verschillende verspreide gegevens, ontleend aan de bronnen voor H.N.'s leven en aan de oudste bekende drukken zijner geschriften, wijzen er o.i. op, dat de pers van Van den Borne ook nà 1544 voor hem heeft gewerkt.
Uit de Cronica valt, zooals reeds gemeld, op te maken, dat H.N. niet terstond na zijn aankomst in Emden naar een drukker is gaan omzien. Degene, die, volgens dezelfde bron, na Van den Borne voor het ‘Huis der Liefde’ ging werken, Plantijn, kan daarmee, zooals wij zullen zien, niet vóór 1549 en zeer waarschijnlijk niet vóór 1555 begonnen zijn. Het overlijden van den Deventer drukker zou dan een gereede aanleiding geweest zijn, waarom H.N. een anderen drukker noodig had.
Maar er is meer. Dat er reeds vóór 1548 een geschrift van H.N. in druk verschenen was, wordt bewezen door een brief van David Joris van 10 Mei van dit jaar, waarin van een ‘boecxken’ van
| |
| |
eerstgenoemde sprake isGa naar voetnoot1). Het meerendeel der geschriften is echter stellig later verschenen. In de voorrede van zijn Spiegelken vande ongerechtigheyt, waarin hij H.N.'s denkbeelden bestrijdt, deelt Coornhert mede, dat H.N. tijdens zijn Emdensche periode dikwijls in Haarlem bij hem logeerde en zijn gastheer dan liet lezen ‘verscheyden zijne schriften, doe noch niet in druc zijnde’. Als wij in aanmerking nemen, dat de periode van vriendschap der beide mannen ruim acht jaren duurdeGa naar voetnoot2) en deze op zijn vroegst met 1546, toen Coornhert weer in Haarlem terug was, laten aanvangen, dan zouden de meeste werken, afgezien van een enkel ‘Boecxken’, dus na 1554 in druk zijn verschenenGa naar voetnoot3).
Belangrijker dan deze argumenten zijn de gegevens, die de boeken zelf ons aan de hand doen. De oudste drukken van H.N.'s geschriften, die bewaard zijn, vormen een bundeltje, dat tot het rijke bezit der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam behoort. Het bevat zes tractaten: vijf daarvan zijn zendbrieven, waarin bepaalde onderdeelen van H.N.'s leer worden besproken; het laatste is de verhandeling Van dat geestlicke landt der beloften (no. 26, zie afb. 2), die later, in uitgebreider vorm, als Terra pacis (no's 27-29) wellicht aan Bunyan tot voorbeeld strekte. Of dit nu inderdaad de allereerste drukken zijn, valt, gezien de ongeloofelijke zeldzaamheid der werken van dezen auteur, waarvan de meeste slechts in een enkel exemplaar tot ons gekomen zijn, niet met zekerheid te zeggen. Maar wel is het zeker, dat deze drukjes op één na (no. 69) van dezelfde pers afkomstig zijn en dat deze nog na 1552 voor H.N. werkte. Immers, de stukken zijn gedagteekend: 1546 (no. 26), 1548 (no. 58), 1549 (no. 51), 1550 (no. 53), 1551 (no. 57) en 1552 (no. 58) en ze zijn dus na deze jaren gedrukt. Voorts leert een
| |
| |
vergelijking van de typen met die van het Wonderboek, dat Van den Borne de drukker van deze zendbrieven wasGa naar voetnoot1).
Behalve deze vijf kleine geschriften is er nog een uitgave, die omstreeks denzelfden tijd door Van den Borne is gedrukt. In deze jaren liep H.N. om met een plan, waarvan de uitvoering hem veel hoofdbrekens gekost moet hebben: de uitgave van zijn opus magnum, de Spiegel der gerechtigheid, waarvan hij het manuscript aan Coornhert te lezen gaf. Voor den druk van dit bijzonder langademige werk was veel geld noodig en bovendien een drukker, die dezen arbeid naar den eisch kon verrichten. Evenals David Joris nu een prospectus in het licht gaf, voordat hij tot de uitgave van het Wonderboek overging, liet H.N. door Van den Borne een uitvoerig uittreksel drukken, het Register unde ordentlicke anwysinge van die inholdinge aller dingen, die in dem gantzem boeke dem Spygel der gerechticheit begrepen zyn (no. 7). Het doel van dit werkje was ongetwijfeld om de belangstelling van de adepten te prikkelen en hen wellicht tot finantieelen steun te bewegen. Verschillende afgezanten reisden rond om dit plan te bevorderen. Een van hen, een Fransche leerbewerker, die sinds kort te Antwerpen gevestigd was, begaf zich naar Parijs om bij vermogende vrienden de zaak van H.N. te bepleiten. Zijn naam was Christophe Plantin.
| |
2. Christoffel Plantijn
De verhouding van Plantijn tot H.N. vormt een der merkwaardigste episoden uit de geschiedenis van het ‘Huis der Liefde’. Wat de Cronica daaromtrent vermeldt, is later, wat de feiten betreft, bevestigd door gegevens, die in de archieven van het Plantijnsche huis gevonden zijn. Over Plantijn's persoonlijkheid is de opsteller der Cronica minder goed te spreken, maar hierbij moet bedacht worden, dat de drukker later met H.N. gebroken heeft, terwijl hij nauwe vriendschap bleef onderhouden met Barrefelt, die uit het ‘Huis der Liefde’ was getreden. Dit alles is uitvoerig besproken door Max Rooses in zijn groote werk over den aartsdrukkerGa naar voetnoot2). Wij zullen hier slechts in 't kort vermelden wat
| |
| |
voor ons doel van belang is en hier en daar een kantteekening bij Rooses' betoog plaatsen.
Nadat Plantijn zich in 1549 te Antwerpen als leerbewerker had gevestigd, moet hij reeds zeer spoedig tot het ‘Huis der Liefde’ zijn toegetreden. Immers, er wordt bericht, dat hij, zoodra hij onze taal machtig ging worden, met de lectuur van H.N.'s geschriften begon. Een persoonlijke kennismaking met den profeet, wiens zoon te Antwerpen woonde en die op zijn zakenreizen dikwijls in deze stad vertoefde (zie Coornhert's bericht), zal daarop gevolgd zijn. H.N. zocht toen een drukker voor zijn groote werk en enkele kleinere geschriften. Plantijn wist vermogende kooplieden in Parijs zoozeer te interesseeren voor het ‘Huis der Liefde’ en hen van de wenschelijkheid van het uitgeven van den Spiegel der gerechtigheid te overtuigen, dat zij hem de noodige gelden verschaften om een drukkerij op te richten. Hierop begon Plantijn met den druk van het groote werk, terwijl H.N. de onkosten dekte door zelf de letters, de illustraties en het papier te bekostigen. Zelfs zond hij twee mannen naar Keulen om ontbrekend lettermateriaal te halenGa naar voetnoot1).
Aldus het relaas van de Cronica. Dat Plantijn den Spiegel gedrukt heeft, staat buiten twijfel en is door Rooses mede op grond van het gebruikte materiaal en de illustratie aangetoond. Of de Plantijnsche drukkerij inderdaad haar ontstaan dankt aan den steun van aanhangers van het ‘Huis der Liefde’, is niet te bewijzen, maar zeer waarschijnlijk. Weliswaar bestaat er een andere lezing over de reden van Plantijn's verandering van beroep, die betrouwbaar schijnt: tengevolge van een mishandeling was hij physiek buiten staat geraakt om zijn ambacht van leerbewerker verder voort te zettenGa naar voetnoot2). Maar misschien kan men zich de zaak zoo denken, dat Plantijn, die immers voor drukker was opgeleid en, ‘kapitalistisch genie’ als hij was, begreep, dat er voor hem in de drukkerij een schoonere toekomst scheen weggelegd te zijn dan in de leerbewerking, van den nood een deugd maakte en na het ongeval van zijn relatie met H.N. profiteerde om zich in het drukkersvak in den zadel te laten helpen.
| |
| |
Belangrijk voor de geschiedenis van H.N.'s geschriften èn voor die van Plantijn's carrière als drukker is de vraag, wanneer de Spiegel ter perse werd gelegd. Het eerste bekende boek, dat Plantijn gedrukt heeft, draagt het jaartal 1555. Dat de Spiegel vóór dat jaar gedrukt is, lijkt ons hoogst onwaarschijnlijk. Coornhert's mededeeling over zijn relatie met H.N. deed ons al een argument aan de hand om de verschijning na 1554 te stellen. Bovendien was Plantijn in 1555 als drukker beëedigd en het moet hem, afgezien nog van technische bezwaren, gemakkelijker gevallen zijn om kettersche boeken te drukken, nadat hij officieel drukker geworden was, dan vóór dien tijd. In ieder geval was de Spiegel in druk verschenen, voordat H.N. uit Emden moest vluchten in 1560, en wij kunnen de verschijning van het werk dus stellen tusschen 1555 en 1560.Ga naar voetnoot1)
Deze bijbel van het ‘Huis der Liefde’, waarvan slechts één enkel exemplaar (te Berlijn) bewaard is gebleven (no. 1), vormt een zwaren foliant van bijna zeshonderd bladzijden, versierd met een reeks symbolische en apocalyptische voorstellingen (waarvan een gesigneerd door Plantijn's medewerker Arnold Nicolai), die wij in velerlei vormen en formaten telkens weer in H.N.'s werken zullen ontmoeten. Dat dit kostbare werk in 't geheim gedrukt en verspreid kon worden, bewijst, dat het ‘Huis der Liefde’ over meer invloed beschikte dan men oogenschijnlijk zou vermoedenGa naar voetnoot2). Nog merkwaardiger wordt dit alles, als men bedenkt (wat tot dusver niet bekend was), dat deze ‘indigesta moles’ na korten tijd werd herdrukt. Anders dan Tiele en Rooses meenden, behoort het Leidsche exemplaar van den Spiegel niet tot den eersten druk, maar tot een eveneens door de Plantijnsche drukkerij vervaardigden herdruk, die van de oorspronkelijke uitgave hierin verschilt, dat de onmogelijk lange en onleesbare titel (waarin het woord
| |
| |
Spigel door Spegel is vervangen) gewijzigd en vereenvoudigd is, terwijl een uitvoerig alphabetisch register aan de voorrede voorafgaat en in den tekst door het plaatsen van letters en cijfers duidelijker onderverdeelingen zijn aangebracht (no. 2). Wanneer deze herdruk verschenen is, is evenmin gemakkelijk vast te stellen. Als men let op de, nog nader te bespreken, verdere geschiedenis der relaties van Plantijn en H.N., dan zouden wij geneigd zijn om het verschijningsjaar op of kort vóór 1562 te stellen.Ga naar voetnoot1)
De Spiegel is echter niet het eenige werk van H.N., dat op Plantijn's persen gedrukt werd. De Cronica spreekt van ‘andere kleine Böcker’, die door hem werden bezorgd. Daarvan zijn ons gelukkig een kleine twintig bewaard gebleven, waarvan de meesten in een bundel van de Doopsgezinde Bibliotheek te Amsterdam. Men mag aannemen (zooals de Cronica ook te verstaan geeft en zooals mede uit de typographie blijkt), dat deze ongeveer gelijktijdig met den Spiegel door Plantijn gedrukt zijn. Op grond van het feit dat een dezer tractaatjes het jaartal 1549 draagt, stelt Rooses de vraag, of Plantijn niet reeds veel eerder, dus onmiddellijk na 1549, voor H.N. is gaan drukkenGa naar voetnoot2). Deze onderstelling mist o.i. elken grond. Het jaartal 1549 geeft slechts den datum aan, waarop de zendbrief werd opgesteld, en niet het jaar, dat deze gedrukt werd. Uit de citaten in margine blijkt, dat de helft van deze geschriften vóór, de andere helft na den Spiegel op schrift is gesteld. Bovendien zagen wij reeds, dat van den Borne zeker tot na 1552 voor H.N. gedrukt heeft. Naar den inhoud zijn deze geschriften voor het meerendeel zendbrieven, waarin H.N. bepaalde punten van zijn leer uiteen zet. Verder behooren er toe: het belangrijke geschrift Evangelium offte eine frölicke bodeschop des rycks Godes (no. 8, zie afb. 3), de Prophetie des geistes der lieften (no. 22) en De wet offte de vornömpste geboden Godes (no. 14). In drie dezer drukken zien wij, evenals in den Spiegel, aan het begin en het
ein- | |
| |
de de beide vignetten, die men in alle latere uitgaven van H.N.'s werken terugvindt (zie afb. 4 en 5): de voorstelling van het wereldgericht, waarbij het Lam Gods de zonde overwint, en het symbool met het opschrift: Charitas extorsit, een hart, waarin twee ineengesloten handen onder een lelieplant met de woorden: liefde en waarheid, en het onderschrift:
Unse Herte is Godes gemöt:
Unse Wesen lieflick/ alse de Lelie söt.
Unse Trüwe/ Lieffte/ unde Wärheit
Is Godes Licht/ Leven/ unde Klärheit.
Er heeft dus een hechte betrekking bestaan tusschen Plantijn en H.N., die de bekwaamheid en de werkkracht van den nijveren Franschman hoog aansloeg. Uit Plantijn's correspondentie blijkt in bedekte termen telkens zijn vereering voor ‘le bon père’, zooals hij H.N. in zijn brieven noemtGa naar voetnoot1). Het afkeurend oordeel over het karakter van Plantijn, wien de Cronica aanwrijft, dat hij bij zijn arbeid voor het ‘Huis der Liefde’ slechts eigenbelang op het oog had, werd geformuleerd in een latere periode, toen Barrefelt met H.N. had gebroken en Plantijn hem gevolgd wasGa naar voetnoot2). Wel is het waarschijnlijk, zooals wij zullen zien, dat er van de zijde van H.N. een zekere verkoeling in de vriendschap is ontstaan. Of Plantijn ook na de zoojuist geschetste periode voor H.N. heeft gedrukt, weten wij niet. Wellicht werd het hem te gevaarlijk. In ieder geval vinden wij eenige jaren later H.N. geïnteresseerd bij een ander drukkersbedrijf, n.l. dat van Augustijn van Hasselt te Kampen.
| |
3. Augustijn van Hasselt
Evenals Barrefelt was Augustijn van Hasselt een der trouwste volgelingen van H.N., die gedurende langen tijd voor het ‘Huis der Liefde’ werkte, maar tenslotte zijn meester verlaten zou. Afkomstig uit het Luiksche had hij deel genomen aan de Munstersche beweging, maar was den dans ontsprongen. Toen hij met H.N. in aanraking kwam, leefde hij in de grootste armoede in Groningerland. In Emden was hij een jaar lang belast met het
| |
| |
overschrijven van H.N.'s geschriften en daarna zond deze hem naar Antwerpen om Plantijn behulpzaam te zijn bij de inrichting der drukkerij en waarschijnlijk tevens om toezicht te houden bij het drukken van den Spiegel. Wanneer hij naar Kampen gegaan is, weten wij niet, maar toen Plantijn in 1562 of 1563 naar deze plaats kwam, was Augustijn aldaar gevestigd als leider van een door H.N. grootendeels op eigen kosten ingerichte drukkerijGa naar voetnoot1).
De reden van Plantijn's reis is bekend: terwijl deze voor zaken te Parijs vertoefde, drukten zijn werklieden een verboden boekje, ten gevolge waarvan de drukkerij en de andere bezittingen van Plantijn verbeurd verklaard werden. Plantijn's vrouw reisde met de kinderen naar Parijs om haar man van het gebeurde op de hoogte te brengen en deze begaf zich nu naar Kampen, waar hij wist H.N. te vinden, die uit Emden verbannen was. Blijkbaar wilde de drukker ‘le bon père’ om hulp en bijstand vragen. H.N. ontving Plantijn hartelijk en liet hem, aldus de Cronica, op zijn kosten bij Augustijn logeeren. Tijdens Plantijn's verblijf in Kampen, kwam tusschen beide mannen de duistere affaire der juweelen van den Parijschen koopman ter sprake, waarin de drukker, volgens de uiteraard partijdige Cronica, zich aan misbruik van vertrouwen schuldig gemaakt zou hebbenGa naar voetnoot2). Voor deze verwikkelingen mogen wij verder naar RoosesGa naar voetnoot3) verwijzen, maar zeker is, dat er bij H.N. een zeker wantrouwen jegens den drukker ontstond, zonder dat dit tot een verbreking van hun betrekking leidde. Na eenigen tijd vertrok Plantijn naar Antwerpen en vandaar weer naar Parijs. Inmiddels had hij den steun, dien hij zocht, gevonden bij twee rijke Antwerpsche kooplieden, de neven Cornelis en Carel van Bomberghe, die beiden betrokken waren geweest bij de beroemde Hebreeuwsche drukkerij van hun oom en vader Daniel van Bomberghe te VenetiëGa naar voetnoot4). Met hen en twee hun- | |
| |
ner familieleden richtte Plantijn een vennootschap op en met deze associatie, die slechts enkele jaren zou duren, begint de enorme opbloei van de Plantijnsche drukkerij.
De geschiedenis van de drukkerij van Augustijn te Kampen is in een geheimzinnig waas gehuld. Hoewel de Cronica vermeldt, dat Augustijn over ‘een gantze Druckerie’ beschikte en ‘int openbaer’ drukte, is er in de archieven over deze drukkerij niets te vinden en bestaat er over Augustijn's verblijf in Kampen slechts een enkel documentGa naar voetnoot1). Even slecht zijn wij ingelicht over de producten van zijn pers. De Cronica meldt, dat hij ‘mannigerley kleine Böckeren’ van H.N. drukte ‘oick einsdeels in der Latynscher Sprake, unde einsdeels in der Franscoiser Sprake’. Van Fransche uitgaven van H.N.'s werken is, voorzoover wij weten, nimmer een spoor ontdekt. Van Latijnsche uitgaven is er één ex. van een vertaling van H.N.'s Evangelium bekend, dat voorloopig echter onbereikbaar isGa naar voetnoot2). Maar zeer merkwaardig is het, dat er een Kamper uitgave bestaat van D'anderde vormaninge H.N. to syne kinderen unde Husgesinne der Lieften (no. 35), die echter niet door Augustijn is gedrukt, maar door Peter Warnersen in 1565. Hebben er relaties bestaan tusschen Augustijn en Peter Warnersen? Men zou kunnen gissen, dat Augustijn, evenals Barrefelt bij Van den Borne en Augustijn zelf bij Plantijn deed, toezicht hield, terwijl Warnersen drukte, maar de mededeeling der Cronica, dat Augustijn zelf openlijk drukte, is hiermee in strijd. Bovendien blijkt uit de Plantijnsche archieven, dat Augustijn in 1565 van 14 Mei tot 7 Juni bij Plantijn in Antwerpen werkte.
| |
| |
Ook is het mogelijk, dat Warnersen bij het vertrek van Augustijn de uitgave der Vormaninge van hem overnam of deze eenvoudig nadrukte. Toen op 27 September 1565 het proces tegen Warnersen begon, dat met zijn verbanning zou eindigen, had Augustijn, die in dat jaar van 10 September tot 2 November bij Plantijn in dienst was, Kampen voorgoed verlaten. In ieder geval verdient het vermelding, dat Peter Warnersen de eenige is geweest, die het gewaagd heeft tijdens het leven van H.N. een zijner geschriften met vermelding van plaats en drukker uit te geven. Maar Kampen was toen een zeer vrije stad en Warnersen een onafhankelijk en invloedrijk man!Ga naar voetnoot1)
Augustijn's werkzaamheid te Antwerpen is slechts van korten duur geweest. Op 10 Maart 1567 schrijft hij een brief uit Vianen aan Plantijn, waarin hij zich verontschuldigt, dat hij zich in deze stad gevestigd heeft in plaats van, zooals afgesproken was, te Kampen, en toezegt met Paschen naar Antwerpen te komen om de finantieele verplichtingen, die uit hun overeenkomst voortvloeien, na te komenGa naar voetnoot2). De Cronica kan ons leeren, waar het hier om ging. Toen in het ‘wonderjaar’ 1566 iedereen meende, dat de beweging, waaruit het Verbond der edelen voortkwam, zou leiden tot een opstand, waarin de zaak van koning en kerk verloren scheen te zijn, kwam Plantijn met Augustijn overeen, dat hij dezen met een drukkersbedrijf zou uitrusten om in het Noorden voor gemeene rekening te beginnen met het drukken van ‘partydische Böcker, unde mehr andere, Latynsche unde Dudesch’Ga naar voetnoot3). Deze drukkerij zou te Kampen worden gevestigd, maar onderweg veranderde Augustijn van plan (misschien had hij van den rampspoed van Peter Warnersen gehoord!) en liet zich neer te Vianen, waar onder de bescherming van Hendrik van Brederode reeds meer drukkerijen voor Protestantsche boeken ingericht warenGa naar voetnoot4). H.N., die blijkbaar een vooruitzienden blik had en den op- | |
| |
stand voorloopig geen kans van slagen gaf, had uitdrukkelijk tegen dit plan gewaarschuwd, waarvan de beide compagnons niet veel genoegen zouden beleven. H.N. kreeg gelijk: de opstand mislukte, drie dagen na Augustijn's brief aan Plantijn vond de noodlottige slag bij Austruweel plaats en daarna begon de algemeene vlucht. Van Augustijn's reis naar Antwerpen kon in deze omstandigheden niets komen en drie weken voor Alva's komst, op 2 Augustus 1567 schrijft Plantijn aan H.N., dat hij nog steeds niets van Augustijn vernomen heeftGa naar voetnoot1). In dezen brief is tevens sprake van een handschrift van H.N., 37 Psalmen bevattend, dat Augustijn had meegenomen. Hierin ligt misschien een aanwijzing, aan de hand waarvan wij een tweetal drukken kunnen terugvinden, die Augustijn heeft gedrukt in deze periodeGa naar voetnoot2), hetzij te Vianen, hetzij te Wezel, waarheen hij met zijn drukkersmateriaal vluchtte en er in groote verlegenheid geraakte. Voor Plantijn beteekende dit alles een belangrijke schadepost, terwijl hij bovendien de kans liep om in ernstige moeilijkheden te geraken, indien ontdekt werd, wie de geldschieter van Augustijn's kettersche drukkerij was. Deze laatste had intusschen emplooi gevonden voor zijn werkkracht: op 20 Augustus 1568 stond de Raad van Wezel, die den vluchtelingen in weerwil van den druk door Brussel uitgeoefend, krachtige bescherming bood, hem toe om ‘Salmenbuker’ (psalmboeken) te drukken en in het volgend jaar ontving hij privilege voor het drukken van het Nieuwe Testament in beide talenGa naar voetnoot3). Plantijn
| |
| |
heeft deze werkzaamheid van zijn associé stellig met klimmende ongerustheid aangezien en op dit psychologische moment zond H.N. zijn dienaar Barrefelt naar Antwerpen en liet hem aan Plantijn het volgende merkwaardige voorstel doenGa naar voetnoot1): H.N., die te Rotterdam verblijft, is van plan zich te Keulen te vestigen en heeft daar voor zijn propaganda een drukkerij noodig; als nu Plantijn de te Wezel gestrande drukkerij eens aan H.N. afstond en deze laatste Augustijn weer in zijn dienst nam, dan waren alle partijen uit den brand! Immers, Plantijn had geen relatie meer met de compromittante drukkerij, H.N. verkreeg het materiaal, dat hij noodig had, en bovendien had hij zijn welervaren ‘perschef’ Augustijn weer tot zijn beschikking. Hopen wij, dat de profeet met dit alles slechts de beste bedoelingen had en dat hem geen zoete wraak door het hoofd speelde op Plantijn, dien hij er immers van verdacht hem benadeeld te hebben!
De verhuizing naar Keulen en de inrichting der drukkerij hingen ten nauwste samen met de groote, nieuwe plannen van H.N., die tevens een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van zijn geschriften zouden openenGa naar voetnoot2).
| |
II. De tweede reeks uitgaven: 1570-1580
In zijn 65ste levensjaar, toen de opstand in ons land was uitgebroken, ontving de profeet een nieuwe openbaring: hem werd gelast zich met zijn 24 oudsten en vier serafijnen op reis te begeven naar een ver oord, dat voor de uitverkorenen het land des vredes zou zijn. In verheven mystische termen geeft de Cronica ons een uitvoerige schildering van de verschillende étappen van deze reis, waardoor een nieuwe aëra in de geschiedenis der secte ingeleid werd. Als het eigenlijke doel van de reis wordt vermeld het stre- | |
| |
ven om te geraken tot een hechtere organisatie van het ‘Huis der Liefde’ en een herziene uitgave der heilige boeken, waar een jaar aan besteed werdGa naar voetnoot1). Omstreeks 1568 of 1569 was dus de definitieve tekst van Niclaes' geschriften vastgesteld en wij begrijpen nu ook, waarom hij er zoo bizonder op gesteld was om de beschikking te verkrijgen over een drukkerij.
Inderdaad zijn vrijwel alle geschriften in de jaren tusschen 1570 en 1580 herdrukt, waarbij telkens ingrijpende wijzigingen en vooral uitbreidingen zijn aangebracht, terwijl op den titel nadrukkelijk wordt vermeld, dat de tekst is ‘uppet nye överseen unde düdelicker vorklaret’. Verder bezitten deze uitgaven nog twee eigenaardigheden: allen vertoonen zij op de titelpagina een vignet met het tetragram יהוה. in een stralenkrans en het randschrift ‘coronae assimilabo iudicium meum, Esd. 5’, en verder dragen zij meestal een Latijnschen titel naast den oorspronkelijken. Al deze boekjes zijn met bizondere zorg gedrukt en bezitten hetzelfde formaat: klein octavo (zie afb. 6). Buiten deze serie vallen de herdruk van den Spiegel, de prenten en een serie poëtische werkjes in miniatuur-formaatGa naar voetnoot2).
De Spiegel is in de herziene uitgave, die de jaartallen 1578 en 1580 draagt (no. 3, zie afb. 7), eveneens belangrijk uitgebreid en beslaat 1140 bladzijden. De Vorrede is vervangen door een uitvoerige Introductio of Inforinge. De illustratie is geheel vernieuwd: wel bleven de eigenaardige symbolische voorstellingen dezelfde, maar er werden nieuwe, fraaiere houtsneden vervaardigd, die helaas allen ongesigneerd zijn (zie afb. 8). Deze houtsneden werden, evenals die van de oorspronkelijke uitgave (no. 96), ook afzonderlijk als planodrukken met begeleidenden tekst uitgegeven. Hiervan worden in de Doopsgezinde Bibliotheek te Amsterdam een vijftal (no. 97-101) bewaard, waarvan de tekst in het Hoogduitsch is gesteldGa naar voetnoot3). In
| |
| |
dezelfde boekerij berust een planodruk, die tot een andere serie behoort, maar van dezelfde drukkerij afkomstig is: een voorstelling van het avondgebed van het Huis der Liefde, met een Nederduitschen tekst (no. 103)Ga naar voetnoot1).
De zes miniatuur-drukjes, waarvan de eenig bekende complete reeks in de Bibliothèque Nationale berust, vormen een typographische merkwaardigheid. Men vindt hier de poëtische werken van H.N. bijeen: de Lieder edder gesangen (no. 77), de Refereinen unde rondelen (drie bundeltjes) (no. 79-80 en 82), de berijmde catechismus, het Kinderbericht (no. 16) en het Gedicht des spels van sinnen (no. 84). De boekjes zijn gedrukt in langwerpig klein-octavo (97 bij 68 mM) en vormen de oudst bekende liedboekjes hier te lande in miniatuurformaat. Dit laatste werd ongetwijfeld gekozen in verband met het geheime karakter der boekjes, terwijl de eigenaardige vorm misschien verband houdt met de technische overweging, dat de drukker nu de versregels niet behoefde te brekenGa naar voetnoot2). Curieus zijn ook de illustraties: behalve de bekende symbolische voorstellingen vindt men hier een afbeelding van H.N. te midden van zijn in gebed verzonken volgelingen, en een voorstelling van ‘Charitas vincit omnia’: een naakte vrouw, met het tetragram op de borst, vertrapt het monster Peccatum en liefkoost de kinderen GodsGa naar voetnoot3).
Al deze drukken zijn ongetwijfeld vervaardigd in dezelfde werkplaats en het gebruikte typographische materiaal is grootendeels datgene, dat Plantijn voor den druk van H.N.'s werken bezigde. De uitrusting der drukkerij was immers van hem afkomstig en de Cronica vermeldt als bizonderheid, dat onder den voorraad,
| |
| |
dien Augustijn meebracht naar Keulen, nog letters waren, die H.N. indertijd voor Plantijn gekocht had. Het is eigenaardig, dat deze drukkerij, die zulk keurig verzorgd drukwerk leverde en die tot groot werk (getuige den Spiegel) in staat was, zeker tien jaren bestaan heeft, zonder dat er over haar andere gegevens te vinden zijn dan de mededeelingen in de Cronica. Eén gewichtige aanwijzing komt hier echter het getuigenis der Cronica, dat de drukkerij te Keulen was gevestigd, bevestigen: de drie verschillende vignetten in de serie der klein-octavo-drukken met de bekende symbolen van H.N. (die in den Spiegel en in de poëtische werken zijn niet gesigneerd) dragen het monogram van den Keulschen graveur Johan Ladensperger van EssenGa naar voetnoot1).
Er is nog meer geheimzinnigs met deze drukkerij. Tijdens de Keulsche periode, die samenviel met de laatste levensjaren van H.N., werd het ‘Huis der Liefde’ geteisterd door ernstige oneenigheden, waarbij zoowel religieuze als finantieele motieven in het spel waren. Het gevolg was, dat twee der oudste aanhangers, Barrefelt en Augustijn van Hasselt, hun meester verlietenGa naar voetnoot2). Volgens Coornhert's mededeeling moet deze breuk omstreeks 1573 hebben plaats gehadGa naar voetnoot3). Barrefelt trad nu zelf als profeet op onder den naam Hiël, ‘het eenwezig leven Gods’, en wist een aantal aanhangers van H.N. om zich te vereenigen, waaronder Plantijn, die tot zijn dood met hem in hechte vriendschap verbonden bleef. Augustijn, die stellig een bekwaam drukker was, ging nu te Keulen voor Hiël drukken (hij wordt nog vermeld in 1591) en de werken van den nieuwen profeet, die ook Arias MontanusGa naar voetnoot4) onder zijn bewonderaars telde, kwamen deels van de persen van Augustijn en deels van die van Plantijn te Antwerpen en LeidenGa naar voetnoot5).
Wie was na Augustijn's afval belast met de leiding van de drukkerij van H.N., die juist na 1573 haar grootste activiteit ging ontwikkelen? Hieromtrent tast men in het duister, maar het is merkwaardig, dat in 1580 (toen H.N. waarschijnlijk reeds overleden
| |
| |
was) voor het eerst twee van zijn werken, de Terra pacis (no. 27) en de symbolische prenten (no. 96-101 en 103) een uitgeversadres dragen, nl. ‘zu Cölln bei Nicläs Bohmbargen’. Van een drukker van dezen naam is verder niets bekend dan een enkel pamflet, dat zijn adres draagtGa naar voetnoot1). Tenzij de naam geheel gefingeerd is, ligt de onderstelling voor de hand om in hem den opvolger van Augustijn te zien, die na den dood van den profeet de drukkerij voor eigen rekening voortzette. Was hij een lid der Antwerpsche familie van Bomberghe, die wij reeds in verband met Plantijn bespraken en die waarschijnlijk ook relaties met het ‘Huis der Liefde’ onderhield? Zeker is, dat er toentertijd Bomberghe's te Keulen woonden en het is waarschijnlijk, dat zij daar een drukkerij bezatenGa naar voetnoot2).
Dat er ook in deze periode nog ijverig gespeurd werd naar den drukker van H.N.'s geschriften, blijkt uit het verhoor, dat het Hof van Holland in 1596 aan den Rotterdamschen drukker Dierck Mullem afnam, waarbij hem uitdrukkelijk werd gevraagd, of hij boeken van H.N. gedrukt of verkocht had. Mullem verklaarde toen, wèl tijdens zijn verblijf te Vianen in 1583 of 1584 het Wonderboek van David Joris herdrukt te hebben, maar aan het drukken van H.N.'s geschriften onschuldig te zijnGa naar voetnoot3).
| |
III. De eerste reeks der Engelsche vertalingen
Reeds tijdens het leven van H.N. was het zwaartepunt van het ‘Huis der Liefde’ naar Engeland verplaatst. De profeet heeft waarschijnlijk een of meer malen dit land persoonlijk bezocht en
| |
| |
dat hij reeds vroeg aanhang vond onder de leden der Hollandsche gemeente te Londen, blijkt uit het feit, dat reeds vóór 1559 Micron zich geroepen achtte tegen hem te schrijven. Doch ook onder de Engelschen verwierf het Huis der Liefde volgelingenGa naar voetnoot1). Tijdens de periode, dat de drukkerij te Keulen werkte, verschenen de voornaamste werken van H.N. in Engelsche vertaling, behalve de Spiegel, waarvan wel een onderdeel, de Inforinge (no. 4 zie afb. 9) vertaald werd, maar niet het hoofdwerk, dat blijkbaar te omvangrijk was. Al deze vertalingen geven den herzienen tekst en vermelden dit ook uitdrukkelijk, evenals dat zij zijn ‘translated out of Base-Almayne’. Twee ervan (no. 24 en 73) dragen het jaartal 1574 en de anderen zijn omstreeks denzelfden tijd te dateerenGa naar voetnoot2). De anonieme vertaler zou geweest zijn de uit Delft afkomstigen schrijnwerker Christophel Vitells of Vitel, die in 1555 te Colchester en later te Southwark woondeGa naar voetnoot3). Al deze drukken zijn versierd met een of meer van de bekende vignetten: de cirkel, het wereldgericht en ‘Liefde en Waarheid’, waarvan de beide laatste opnieuw gegraveerd zijn met Engelsche teksten.
Waar zijn deze vertalingen gedrukt? Lowndes wijst er op, dat zij gedrukt zijn met ‘a foreign and antiquated type’Ga naar voetnoot4) en de catalogi van het Britsch Museum vermelden met stelligheid dat ze zijn ‘printed abroad’ en wel te AmsterdamGa naar voetnoot5). Waarop deze meening berust, blijkt niet, maar het komt ons waarschijnlijk voor, dat de redacteuren der catalogi te rade zijn gegaan met de biographische aanteekening over H.N. in het in 1578 verschenen geschrift tegen het ‘Huis der Liefde’ van John Rogers, waarin Amsterdam wordt vermeld als de geboorteplaats van H.N., die hier, evenals bij andere oudere schrijvers ‘Hendrik van Amsterdam’ heetGa naar voetnoot6). Men zou geneigd zijn om ook deze drukken aan de
| |
| |
Keulsche drukkerij toe te schrijven, maar in formaat en lettertype vertoonen de vertalingen weinig of geen overeenkomst met de Keulsche serie. Voorloopig is het niet mogelijk meer dan een los vermoeden te uiten over de herkomst van deze drukkenGa naar voetnoot1). Wellicht, dat een nauwkeurige vergelijking van de verschillende drukken (waarvan slechts enkele exemplaren bewaard zijn gebleven; in ons land slechts één) mettertijd meer licht kan brengen.
| |
IV. Herdrukken der Engelsche vertalingen tijdens Cromwell
Om de geschiedenis van het ‘Huis der Liefde’ na den dood van zijn stichter te vervolgen, ligt niet op onzen weg. Met een enkel woord herinneren wij eraan, hoe vooral in Engeland de secte haar veelbewogen bestaan voortzette. Streng vervolgd door Elizabeth, die H.N.'s geschriften naar den brandstapel verwees, evenzoo door Jacobus I, die haar met name in zijn Doron basilicon vermeldde, hielden de vervolgingen omstreeks 1645 opGa naar voetnoot2). Tijdens de revolutie bloeide het ‘Huis der Liefde’ blijkbaar weer op, een bevestiging van de stelling, dat de spiritualistische stroomingen in de periode van Cromwell grootendeels van Nederlandschen oorsprong warenGa naar voetnoot3). De meeste geschriften van H.N. werden tusschen 1648 en 1656 herdrukt en thans met vermelding van drukker en jaartal. Daarom is deze serie herdrukken, hoe belangwekkend zij uit historisch oogpunt moge zijn, voor den bibliograaf minder interessant! Illustraties komen in deze drukken niet voor, behalve drie platen in het geschrift over den Tabernakel (voorwerk van den Spiegel, no. 6). Wij weten niet of deze drie platen deel uitmaken van de serie van 12 gravures van Richard Gaywood, die Ch. Fell-Smith vermeldtGa naar voetnoot4). Met vrij groote zekerheid
| |
| |
mag aangenomen worden, dat deze serie platen adaptaties zijn van de bekende voorstellingen in den Spiegel en hoogst waarschijnlijk waren zij bestemd voor een niet gepubliceerde dan wel verloren gegane vertaling van het hoofdwerk van H.N. Gaywood's gravures brengen ons echter tot de laatste en niet minst curieuze uitgave van H.N.'s werken.
| |
V. De derde Nederduitsche uitgaven der werken
Met de bibliographische geschiedenis van H.N.'s werken is het de verkeerde wereld: over het begin dier historie zijn wij veel beter ingelicht dan over het einde! Kon bij de eerste reeks uitgaven met vrij groote zekerheid vastgesteld worden, waar en door wien zij gedrukt waren; bestond er bij de tweede reeks onzekerheid over den persoon van den drukker, maar was de plaats, waar het drukken geschiedde, althans bekend; bij de, nu te bespreken, derde uitgave in de oorspronkelijke taal tast men zelfs geheel in het duister, als men wil bepalen, in welk land deze herdruk plaats vond.
Lang is het onbekend gebleven, dat er een derde uitgave van H.N.'s werken bestond. Toen in 1828 bij de verkooping van de vermaarde boekerij van Jacob Koning een quarto-bundel bevattende tractaten van H.N. met de data 1575 en 1576 geveild werd, schijnt bij den bewerker van den catalogus de gedachte niet te zijn opgekomen, dat deze drukken geantidateerd warenGa naar voetnoot1). Dezelfde bundel werd in 1859 in veiling gebracht op de auctie-van Voorst en ditmaal ontging het den auctionaris, Frederik Muller, niet, dat een der prenten in dezen bundel het jaartal 1656 droeg en de jaartallen 1575 en 1576 de verschijningsjaren der oorspronkelijke uitgaven aanduidden. Tevens gaf Muller als zijn meening te kennen, dat deze bundel, die een plaat van Gaywood bevatte, in Engeland gedrukt wasGa naar voetnoot2). Op grond van deze toeschrijving ging het boek voor ons land verloren en werd naar Engeland verkocht.
Een tiental jaren later trof Hessels in de bibliotheek van Rev. Corrie te Cambridge een dergelijken quarto-bundel met andere ge- | |
| |
schriften van H.N. aan, wederom met de data van de uitgaven der tweede reeks en eveneens met een plaat van Gaywood. Nadat Hessels zijn vondst gepubliceerd hadGa naar voetnoot1), maakte Frederik Muller hem opmerkzaam op het unieke exemplaar van den bundel-Koning-van Voorst. Zijn opvatting, dat deze bundel in Engeland was gedrukt, kon Hessels niet deelen. Het kwam hem volkomen onbegrijpelijk voor, dat een boek met een dergelijken inhoud in een Neder-Saksisch dialect in dien tijd in Engeland uitgegeven zou zijnGa naar voetnoot2).
De eerstgenoemde bundel van dezen geheimzinnigen herdruk kennen wij slechts uit Muller's beschrijving, maar van den anderen, door Hessels beschreven bundel kregen wij onlangs een tweede exemplaar in handen, dat zich thans in een particuliere Nederlandsche verzameling bevindt en naar aanleiding hiervan kunnen wij iets meer over deze derde uitgave zeggen.
De beide bundels behooren bij elkaar en vullen elkaar aan: tezamen bevatten zij, met uitzondering van den al te volumineuzen Spiegel en enkele kleinere werkjes, alle geschriften van H.N.Ga naar voetnoot3). Beide bundels hebben denzelfden omvang (ongeveer 430 bladzijden), zij zijn doorloopend gepagineerd, terwijl de werken allen afzonderlijke titels bezitten (zie afb. 10). De tekst is woordelijk gelijk aan dien van de herziene uitgaven van de tweede reeksGa naar voetnoot4). De illustratie van den door Hessels en ons beschreven bundel (die van den bundel-Koning-van Voorst is hoogst waarschijnlijk daaraan gelijk) bestaat uit een
bizonder fraaie kopergravure, die een nieuwe bewerking vormt van de, in de beide uitgaven van den Spiegel voorkomende voorstelling van het wereldgericht; verder vindt men er de gravure van Gaywood met het jaartal 1656, die een navolging is van een der door Bohmbargen gedrukte prenten (no. 102, zie
| |
| |
afb. 11), een paraphrase van het vignet met de spreuk: ‘coronae assimilabo iudicium meum’, dat ook hier op alle titels voorkomt. Tenslotte komen in deze bundels aan het begin en einde der tractaten telkens de bekende vignetten voor van het wereldgericht, in den oorspronkelijken vorm, en van de ineengesloten handen met ‘Liefde en waarheid’, beide opnieuw in koper gesneden, waarbij de Nederduitsche tekst in de gravure (evenals in de groote plaat van het wereldgericht) den indruk maakt van in de plaats te zijn gezet van den Engelschen tekst, die uitgeslepen is.
Waar zijn deze beide bundels gedrukt? Na een zorgvuldige bestudeering moeten wij bekennen er niet in geslaagd te zijn om het geheim van den oorsprong dezer drukken te ontsluieren. Slechts één ding valt met zekerheid te zeggen: het papier vertoont het watermerk A. Durand, maar ook dit gegeven heeft ons niet wijzer gemaakt. Persoonlijk hellen wij over tot het gevoelen van den onvergelijkelijken boekenkenner Frederik Muller, dat wij hier Engelsch drukwerk voor ons hebben. Doorslaande bewijzen hiervoor ontbreken: het voorkomen van Gaywood's plaat kan niet als zoodanig gelden. Typenstudie zal niet licht tot positieve resultaten kunnen leiden, aangezien, zooals bekend, de Engelsche drukkers in deze periode meestal dezelfde lettersoorten gebruikten als hun Hollandsche collega's. Het geheele uiterlijk van het boek echter, de bladverdeeling enz. maakt o.i. een niet Hollandschen indruk. Maar hoe staat het met het historische argument van Hessels, die het a priori uitgesloten acht, dat dit werk in Engeland gedrukt zou zijn? Het komt ons voor, dat dit argument minder klemmend is dan het op het eerste gezicht lijkt. Het ‘Huis der Liefde’ of (zooals de gebruikelijke Engelsche benaming luidt) de ‘Familisten’ hebben in het Engeland van Cromwell een tot dusver weinig duidelijke, maar in ieder geval niet onbelangrijke rol gespeeld. De aanhangers der secte behoorden zeker ten deele tot de welgestelden. Nu moet men bedenken, dat H.N.'s geschriften voor hen heilige boeken waren en dat de taal, waarin zij geschreven waren, een heilige taal was. Ligt het nu niet voor de hand, dat de ontwikkelde ‘Familisten’, toen hun secte een bloeiperiode beleefde, behoefte gingen voelen om van hun heilige boeken in het oorspronkelijk kennis te nemen? Men vergete daarbij niet, dat het Nederlandsch (en bijgevolg ook het Nederduitsch) in dien tijd in Engeland een taal was, die in vele kringen bekend was. Op grond van deze overwegingen gelooven
wij, dat
| |
| |
Hessels' tegen-betoog niet al te veel gewicht in de schaal legt. Zijn deze mysterieuze bundels inderdaad in Engeland gedrukt, dan ligt het voor de hand om den datum van hun verschijning op of niet lang na 1656 (het jaartal van Gaywood's prent) te stellen tijdens den opbloei der secte.
Een andere vraag is, of deze bundels ook naar ons land gebracht en hier gelezen werden. Dit brengt ons tot de latere geschiedenis van het ‘Huis der Liefde’ in Nederland. Tot dusver is hierover slechts weinig bekend. Het laatste spoor, dat wij van de secte vinden, leidt naar Dordrecht, waar in 1612, blijkens Grevinchoven's geschrift tegen de monstrueuze dwalingen van H.N., nog aanhangers der secte geweest schijnen te zijnGa naar voetnoot1). Aldaar waren, althans in het eind der 16e eeuw, de Davidjoristen met het ‘Huis der Liefde’ tot één secte versmoltenGa naar voetnoot2). Gedurende het verder verloop van de 17e eeuw wordt nergens melding gemaakt van Nicolaieten. Maar in het begin der 18e eeuw zijn er bewijzen, dat H.N.'s leeringen nog niet vergeten waren. In 1716 drukte Isaac Enschedé immers een bewerking van de Cronica en de andere handschriften van het ‘Huis der Liefde’, die blijkbaar zorgvuldig bewaard waren. Dezelfde drukker hield zich bezig met het herdrukken van de werken van Hiël evenals die van
Böhme en andere latere mysticiGa naar voetnoot3). Ook verscheen bij hem een merkwaardige bloemlezing, waarin liederen van David Joris en H.N. voorkomen naast die van Antoinette BourignonGa naar voetnoot4). Uit welken kring deze mystieke geschriften voortkwamen en waar zij weerklank vonden, weten wij niet, maar het ligt voor de hand om verband te gaan zoeken met de groepen
| |
| |
van ‘vrije zoekers in vrij Nederland’, die (volgens Lindeboom's karakteristiek) ‘aan het geestelijk leven in Nederland een kleurigheid gaven als van de vlaggen in Amsterdam's haven’Ga naar voetnoot1). Evenals er in Engeland stroomingen waren, die het Familisme door bemiddeling van de secten uit den tijd der revolutie verbinden met het piëtisme van Bunyan en Jane Leade en haar ‘Philadelphian society’Ga naar voetnoot2), zoo moet er ook hier te lande contact hebben bestaan tusschen de uitloopers van het ‘Huis der Liefde’ en de kringen der extreme spiritualisten, waartoe mannen als Gichtel, de Raedt en Breckling (een vereerder van Hiël) behoorden. Dit is een onderwerp, dat een historicus der geestelijke stroomingen in ons land moge verlokken tot een nader onderzoek.
In ieder geval is de bibliographische geschiedenis van de geschriften van Hendrik Niclaes opnieuw een bewijs voor de stelling, dat de bibliographie een wichelroede is voor de cultuurgeschiedenis, die de plaatsen aan wijst, waar nog onvermoede geschiedbronnen schuilen. De geschiedenis van het sectewezen in ons land biedt èn voor den historicus èn voor den bibliograaf nog menige kans voor belangrijke vondsten. Ook voor het ‘Huis der Liefde’ geldt, wat Brummel indertijd schreef naar aanleiding van de vertalingen van Böhme: ‘Voor cultuurhistorisch onderzoek is in deze richting nog veel te doen. Doch het zal voorafgegaan en begeleid moeten worden door de bibliographie der (laat-16e en) 17e eeuwsche werken, die we smartelijk missen’Ga naar voetnoot3).
| |
VI. Beknopte bibliographie der geschriften van H.N.
In de volgende lijst worden de titels vermeld van alle geschriften van H.N., die in druk verschenen zijn en waarvan exemplaren bekend zijn of waarvan op andere wijze voldoende vaststaat, dat zij gedrukt zijn. De volgorde der geschriften is systematisch, terwijl achter den titel van iederen zelfstandigen druk een rangnummer is geplaatst. Aangezien de titels van verschillende der geschriften veel op elkaar gelijken en gemakkelijk verward zouden kunnen worden, zijn de verschillende drukken en vertalingen van een
| |
| |
zelfde geschrift bij elkaar gevoegd, terwijl door de letters A-F telkens wordt aangegeven tot welke reeks van uitgaven of vertalingen de beschreven druk behoort, in de volgende rangorde:
A | eerste reeks der uitgaven in de oorspronkelijke taal: c. 1545-1570 (Deventer, Dirk van den Borne; Antwerpen, Plantijn; Kampen, Vianen en Wezel, Augustijn van Hasselt). |
B | tweede reeks der uitgaven met herzienen tekst: c. 1570-1580 (Keulen, Augustijn van Hasselt, Niclaes Bohmbargen). |
C | herdrukken der tweede reeks: in of na 1656 (Engeland of Nederland). |
D | eerste reeks der Engelsche vertalingen: c. 1574 (Nederland?) |
E | herdrukken der Engelsche vertalingen: Londen, 1648-1656. |
F | vertalingen in andere talen (Latijn, Hoogduitsch). |
De meestal zeer wijdloopige titels zijn verkort, doch zoo, dat onderlinge afwijkingen in de verschillende drukken tot hun recht komen. Dikwijls voorkomende formuleeringen worden slechts door de beginwoorden aangegeven:
uppet nye överseen enz. = uppet nye överseen unde düdelicker vorklaret. |
perused etc. = perused a-new and expressed more plainly (e.d.) |
translated etc. = translated out of Base-almayne into English. |
Afkortingen van bibliographische werken:
Nippold = Fr. Nippold, Heinrich Niclaes nnd das Hans der Liebe. Zeitschr. für die historische Theologie 32 (1862), lijst der geschriften p. 331-337. |
Borchling = C. Borchling & B. Claussen, Niederdeutsche Bibliographie. Neumünster 1931. |
Hessels = J.H. Hessels, Henrick Niclaes - The Family of Love. The Bookworm VI (1869), p. 81-91, 106-111, 116-119, 131-135, en: Notes and Queries 4th S. IV (Oct.-Dec. 1869), p. 336-338, 404-406, 430-432. De nummering van het laatste opstel is gevolgd. |
STC = A short-title catalogue of books printed in England etc. 1475-1640. Compiled by A.W. Pollard & G.R. Redgrave. London 1926. |
Smith = Ch. Fell-Smith, art. Henry Nicholas, in: Dictionary of national biography XL (1894), p. 427-431. |
Cat. Mensing = The origin of the Netherland's eighty years war with Spain. A selection from the library of Ant. W.M. Mensing. Amsterdam n.d. |
| |
| |
Bullinger-Nicolai = Henr. Bullinger, Teghens de wederdoopers ses boecken.... overgestelt door Ger. Nicolai. Emden, Jehan Malet 1569 (herdrukt door S. Cramer in de Bibl. Neerl. Ref. VII). |
Willer = Catalogus novus nundinarum autumnalium Francofurti ad Moenum anno 1579. Franckfurt 1579. |
Grennchoven = Casp. Grevinchoven, Ontdeckinghe van de monstreuse dwalingen des libertijnschen vergodeden vrijgheestes Hendric Nicolaessoon. Rotterdam 1604. |
Het teeken * duidt aan, dat in het geciteerde werk een bibliographische beschrijving van den druk voorkomt. Oudere werken en auctie-catalogi enz. worden alleen aangehaald, wanneer geen andere beschrijving van den druk bekend is.
Voor mededeeling van niet in deze lijst voorkomende geschriften, drukken en exemplaren houdt de samensteller zich ten zeerste aanbevolen (adres: Universiteits-Bibliotheek, Amsterdam).
| |
I. Spiegel der gerechtigheid
a. | Volledige uitgaven
A | Den spigel der gerechticheit tho ene anschouwinge des warachtigen levens... H.N. Vorthgebracht uth thogenegentheit der lieffden. [Antwerpen, Plantijn, c. 1556] 2o. 292 bll. 1
Bevat: Vörrede; Gebedt des geistes der liefden; Ein figuer des warachtigen unde geistelicken tabernakels; 4 boeken Spigel.
Berlijn StB.
Nippold 30 (geen ex. gevonden); Borchling 1651A*. |
A | Den spegel der gherechticheit dorch den geist der lieffden unde den vorgodeden mensch H.N. uth de hemmelsche warheit betüget... [Antwerpen, Plantijn, c. 1562] 2o. 317 bll. 2
Bevat: Register; Vörrede; Gebet; Ein figure des warachtigen unde geistelicken tabernakels; 4 boeken Spegel.
Leiden UB (ex. Enschedé); Londen Dutch Church.
Borchling 1546P (met foutief jaar 1549); Rooses, Plantin, p. 85 (met repr.). |
B | Speculum justitiae. De spegel der gerechticheit dorch den hilligen geist der lieften Jesu Christi unde den vorgodeden minsch HN, uth de hemmelsche waerheit betüget unde om dach gegeven... uppet nye överseen enz. [Keulen, Nic. Bohmbargen] 1578, 1580. 4o. 570 bll. 3
Bevat: Vörrede; Register; Introductio; Ein figüre des waren unde geistelicken tabernakels; Gebedt; 4 boeken Spegel.
Leiden UB (ex. Enschedé); Hamburg StB.
Borchling 2217*. |
D | (Geen volledige Engelsche vertaling bekend. Zes hoofdstukken in hs.: Oxford Bodl. Libr.). |
|
b. | Afzonderlijke uitgaven van gedeelten
|
| |
| |
|
|
D | Introductio. An introduction to the holy understanding of the Glasse of righteousnes... Sett-forth by HN and by him perused a-new etc. [c. 1574] 8o. 144 bll. 4
's-Gravenhage NB (ex. Beyers); Londen BM, Lambeth Palace.
Hessels 15*; STC 18558. |
E | An introduction etc. London, pr. for George Whittington, 1649. 8o. 188 bll. 5
Cambridge UB.
Hessels 16*. |
|
β. | Figure des tabernakels
G | A figure of the true and spiritual tabernacle... newly perused etc. London, pr. for Giles Calvert, 1655. 8o. 116 bll. 6
Bevat tevens: Of the eight vertues or Godlynesses.
Cambridge UB.
Hessels 19* (cf. Nippold 34). |
|
γ. | Register
A | Register unde ordentlicke anwysinge van die inholdinge aller dingen, die in dem gantzem boeke dem Spygel der gerechticheit begrepen zyn. [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1554] 8o. 110 bll. 7
Leiden UB (ex. Enschedé).
Catalogue... Enschedé no. 565 (verkeerd beschreven). |
|
|
| |
II. Evangelie
A | Evangelium offte eine frölicke bodeschop des rijcke Godes unde Christi... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562]. 8o. 96 bll. 8
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 6; Borchling 1546 G*. |
B | Evangelium regni. Ein frölicke bodeschop vam rijcke... Dorch HN om dach gegeven unde van em uppet nye överseen enz. [Keulen, c. 1575] 8o. 100 bll. 9
Ir. H.A. van Baak, Bussum (ex. Six-Mensing); Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Borchling 2122*; cat. Mensing 26 (met repr.). |
C | Evangelium. Ein frölicke bodeschop enz.
Herdruk van no. 9 in bundel in-4o met 432 blz., gedrukt in of na 1656, bevattende de volgende geschriften: 10
(I) | Evangelium regni, p. 1-96. |
(II) | De anderde vormaninge. 1575, p. 97-220, herdruk van no. 36. |
(III) | Proverbia H.N. De spröken H.N., p. 221-262, herdruk van no. 41. |
(IV) | Revelatio Dei (titel ontbreekt), p. 265-314, herdruk van no. 19. |
(V) | Comoedia. 1575, p. 317-360, herdruk van no. 84. |
(VI) | Mirabilia opera Dei, p. 361-424, herdruk van no. 90. |
(VII) | Fidelitas. Underscheidentlicke vorklaringe. 1576, p. 425-432, herdruk van no. 88. |
Londen BM (ex. Koning-van Voorst).
Cat. Koning (1828) p. 48 no. 54; cat. van Voorst I (1859), no. 2972. |
| |
| |
D | Evangelium regni. A joyfull message of the kingdom... Set-fourth by H.N., and by him perused etc. Translated etc. [c. 1574]. 8o. 100 bll. 11
Londen BM; Cambridge UB; Dublin Trinity-College; Harmsworth; Huntington.
Hessels 8*; STC 18556. |
E | Evangelium regni. A joyfull message of the kingdom... London 1652. 8o. 112 bll. 12
Cambridge UB.
Hessels 9*. |
F | Evangelium; seu laetum Dei ac Christi nuncium... in linguam latinam ex germanica translatum. [Kampen, Augustijn van Hasselt, c. 1561?] 8o. 13
Oxford Bodl. Libr.
Hessels 42. |
| |
III. Catechismus
A | De wet offte de vornömpste geboden Godes unde de twelf vornömpste hövet-artyckelen des Christen-gheloves... Dorch H.N. im dichte offte up rym vorordent... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562] 8o. 8 bll. 14
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 12; Borchling 1546 Y*. |
B | Institutio puerorum. De gantze boeckstaven der A.B.C. De thein vornömpste gheboden Godes. De twelf hövet-artyckelen des Christen geloves... uppet nye ôverseen unde vorbetert... [Keulen] 1573. 8o. 12 bll. 15
Amsterdam Doopsg. Bibl.; Antwerpen Museum Plantin-Moretus (ex. Royaards van den Ham).
Nippold 12; Borchling 2084* (in errata). |
B | Institutio puerorum. Kinder bericht, met vele goeder lere... uppet nye ôverseen unde vorbetert. [Keulen] 1575. 8o-obl. 40 bll. 16
Parijs BN
Borchling 2108 (naar Willer, geen ex. gevonden). |
C | Institutio puerorum. Kinder bericht enz.
Herdruk van no. 16 in bundel in-4o met 220 bll. (p. 1-427), gedrukt in of na 1656, bevattende de volgende geschriften: 17
(I) | Institutio puerorum. 1575, p. 1-16. |
(II) | Exhortatio. De eerste vormaninge. 1573, p. 17-78, herdruk van no. 31. |
(III) | Dicta H.N. Leerafftige rede, p. 79-124, herdruk van no. 38. |
(IV) | Epistolae. De vornömpste epistelen. 1577, p. 125-314, herdruk van no. 43. |
(V) | Terra pacis. Ware getügenisse. 1580, p. 315-390, herdruk van no. 27. |
(VI) | Prophetie des geistes der lieften. 1573, p. 391-427, herdruk van no. 23. |
Part. Ned. collectie; Cambridge UB (ex. Corrie).
Hessels 2*. |
| |
| |
| |
IV. Openbaring
A | (geen ex. bekend van den eersten druk, welks bestaan echter bewezen wordt door den titel van no. 19) 18 |
B | Revelatio Dei. De openbaringe Godes und syne grote prophetie... uppet nye överseen enz. [Keulen, c. 1575]. 8o. 56 bll. 19
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Nippold 44 (geen ex. bekend); Borchling 2124*. |
C | herdruk van no. 19, zie no. 10-(IV). |
D | Revelatio Dei. The revelation of God, and his great propheatie... perused a-new etc. Translated etc. [c. 1574]. 8o. 56 bll. 20
Londen BM; Cambridge UB; Dublin Trinity-College; Harmsworth; Huntington.
Hessels 21*; STC 18563. |
E | Revelatio Dei. The revelation of God, and his great prophesie... London, Gilles Calvert, 1649. 8o. 68 bll. 21
Cambridge UB
Hessels 22*. |
| |
V. Prophetie
A | Prophetie des geistes der lieften... [Antwerpen, Plantijn 1555-62]. 8o. 40 bll. 22
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 17; Borchling 1546 N*. |
B | Prophetie des geistes der lieften... uppet nye överseen enz. [Keulen] 1573. 8o. 40 bll. 23
Göttingen UB; Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Borchling 2085* (Willer met jaartal 1575). |
C | herdruk van no. 21, zie no. 17-(VI). |
D | The prophetie of the spirit of love... perused a-new etc. Translated etc. 1574. 8o. 40 bll. 24
London BM; Cambridge UB; Dublin Trinity-College; Harmsworth.
Hessels 10*; STC 18560. |
E | The prophecy of the spirit of love etc. London, Giles Calvert 1649. 8o. 52 bll. 25
Londen BM; Cambridge UB.
Hessels 11*. |
| |
VII. Het geestelijk land van belofte
A | Van dat geestlicke landt der belofften, van dat hemmelsche Jerusalem... [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1550] 8o. 50 bll. 26
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 23; Borchling 1546 M.
Het jaartal 1546 aan 't einde van dit tractaat duidt vermoedelijk aan, wanneer dit geschrift werd samengesteld, niet wanneer het werd gedrukt. De citaten bij Bullinger-Nicolai wijzen op het bestaan van een tweeden druk vóór 1568. Een ex. in ms., geschreven in 1562 te Harlingen, tevens bevattende brief VIII, was in het
|
| |
| |
| bezit van S. Blaupot ten Cate (auctie 1884, no. 764) en van C. Sepp, later in dat van Fred. Muller & Cie (auctie-Heeswijk (1903), no. 626; auctie-Rahlenbeck (1904) no. 749). |
B | Terra pacis. Ware getügenisse van idt geistelicke landtschop des fredes, dat daer is idt geistelicke land der beloften... uppet nye överseen enz. Cölln, Nicläs Bohm-bargen, 1580. 8o. 72 bll. 27
Berlin StB; Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Nippold 35 (geen ex. bekend); Borchling 2218*. |
C | herdruk van no. 26, zie no. 17-(V). |
D | Terra pacis. A true testification of the spirituall lande of peace, which is the spirituall lande of promyse... newly perused etc. Translated etc. [c. 1574] 8o. 84 bll. 28
Londen BM; Cambridge UB; Oxford Bodl. Libr.; Emmanuel College; Dublin Trinity-College; Harmsworth; Huntington.
Hessels 12*; STC 18564.
Een andere Engelsche vertaling in hs., o.d.t.: Terra pacis, a trewe testimoni of the spirituall lande of peace, die c. 1575 toebehoorde aan Richard Myddelton Massey, thans te Providence (Rhode Island), Library of Browns University. |
E | Terra pacis. A true testification of the spiritual land of peace etc. London, pr. for Samuel Satterthwaite, 1649. 8o. 96 bll. 29
Cambridge UB
Hessels 13*. |
| |
VII. Eerste vermaning
A | (geen ex. bekend van den eersten druk, welke bestaan echter bewezen wordt door den titel van no. 31.) 30. |
B | Exhortatio. De eerste vormaninge H.N. to syne kinderen unde dem Hüsgesinne der lieften Jesu Christi... uppet nye overseen enz. [Keulen] 1573. 8o. 60 bll. 31
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Nippold 40 (geen ex. bekend); Borchling 2083*. |
C | herdruk van no. 30, zie no. 17-(II). |
D | Exhortatio I. The first exhortation of H.N. to his childern, and to the Famelye of Love... newlye perused etc. Translated etc. [c. 1574] 56 bll.+2 bll., waarvan het eerste, ingevoegd na A1, bevat: A shorte instruction of an howshold-father. 32
Londen BM; Cambridge UB; Harmsworth.
Hessels 20*; STC 18557. |
E | The first exhortation etc. Likewise H.N. upon the beatitudes and the seven deadly sins. Translated etc. London, pr. for Giles Calvert, 1656. 33
Londen BM; Cambridge UB
Hessels 21*. |
F | Die erste Ermahnung Hendrick Nicolassen zu seinen Kinderen und dem Husgesind der Liebden Jesu Christi. Cohen, 1580. 12o. 34
Cat. Le Long (libri in-8o, p. 95 no. 1149). |
| |
| |
| |
VIII. Tweede vermaning
A | D'anderde vormaninge H.N. to syne kinderen unde Hüsgesinne der liefften. Kampen, Peter Warnersen. 1565. 12o. 35
Bevat, volgens Grevinchoven, tevens: verhandeling over de mis en de sacramenten.
Fr. Muller, cat. Theologie 1899, no. 747 (ex. Royaards); auctie-Heeswijk (1903) no. 625; auctie-Rahlenbeck (1904), no. 748; cat. Livres rares et curieux (1907) no. 543. |
B | De anderde vormaninge enz. [Keulen] 1575. 8o. 36
Borchling 2107 (naar Willer, geen ex. gevonden). |
C | herdruk van no. 36, zie no. 10-(II). |
D | (geen gedrukte Engelsche vertaling bekend. Vertaling in ms.: Oxford Bodl. Libr.) |
| |
IX. Rede
B | Dicta H.N. Leerafftige rede: also desulve van H.N. uth-gesproken unde uth de rede synes mundes, na-geschreven zijn. [Keulen] 1573 8o. 36 bll. 37
Utrecht UB
Tiele, Bibl. adv. 5, p. 123-125*.
Aangezien dit een werk uit H.N.'s ouderdom schijnt te zijn, is het niet waarschijnlijk, dat er een uitgave uit de periode A bestaan heeft. |
B | Dicta H.N. Leerafftige rede enz.... överseen enz. [Keulen, c. 1575] 8o. 44 bll. 38
Göttingen UB
Borchling 2106*. |
C | herdruk van no. 37, zie no. 17-(III). |
D | Dicta H.N. Documentall sentences: eavenas those-same were spoken-fourth by H.N. and writen-up out of the woordes of his mouth... perused etc. Translated etc. [c. 1574] 8o. 48 bll. 39
Londen BM; Cambridge UB; Oxford Bodl. Libr; Dublin Trinity-College.
Hessels 16*; STC 18552. |
| |
X. Spreuken
B | De spröken H.N., die he, in de dagen syner oldtheit, alse gelyckenissen unde vorbörgen redenen om dach gegeven heft. [Wesel of Keulen, Augustijn van Hasselt] 1570. 8o. 40 bll. 40
Bevat tevens (bl. 37-40): Eine roepende-stemme (= brief I, no. 46).
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Nippold 33 (geen ex. gevonden); Borchling 2018*. |
B | Proverbia H.N. De spröken H.N. enz. [Keulen, c. 1575]. 8o. 42 bll. 41
Ir. H.A. van Baak, Bussum (ex. Six-Mensing).
Cat. Mensing no. 26. |
C | herdruk van no. 41, zie no. 10-(III). |
D | Proverbia H.N. The proverbes of H.N. which hee, in the dayes of his olde-age, hath set-fourth as similitudes and mysticall sayinges. Translated etc. [c. 1574] 8o. 48 bll. 42
Londen BM; Cambridge UB; Harmsworth; Huntington.
Hessels 18*; STC 18561. |
| |
| |
| |
XI. Zendbrieven
α. | Verzamelde uitgaven
B | Epistolae H.N. De vornömpste epistelen... uppet nye överseen enz. [Keulen] 1577. 8o. 194 bll. 43
Bevat 20 brieven, waarvan, behalve van brief XIX, oudere, afzonderlijke uitgaven bekend zijn.
Leiden UB (ex. Enschedé); Antwerpen Museum Plantin-Moretus (ex. Royaards- van den Ham); Stuttgart LB.
Nippold 39 (geen ex. gevonden); Borchling 2153* (Willer met (foutief?) jaartal 1575). |
C | herdruk van no. 43, zie no. 17-(IV). |
D | Epistolae H.N. The principal epistles of H.N.... Translated etc. [c. 1574] 8o. 210 bll. 44
Londen BM (ex. Beyers?); Cambridge UB (ex. zonder titel); Harmsworth.
Hessels 5*; STC 18554; auctie-Beyers (1900) no. 616. |
|
β. | Enkele brieven tezamen
E | The first (-fourth) epistle. London 1648. 8o. 32 bll. 45
Londen BM; Cambridge UB.
Hessels 4*.
Smith vermeldt uitgaven uit dezelfde reeks met de brieven 2-8 en Exhortatio I. |
|
γ. | Afzonderlijke brieven
Brief I
A | Eine roepende-stemme des geistes der liefften... [Antwerpen, Plantijn, 1556-1562]. 8o. 4 bll. 46
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 15; Borchling 1546Q.
Ook gedrukt achter: Spreuken 1570 (no. 39), en in: Handboek (no. 106). |
B | Epistola I etc. [Keulen] 1575. 8o. 47
Willer (geen ex. bekend). |
B | Brief I in no. 43, o.d.t.: Ein roepende-stemme des hilligen geistes der heften enz. |
C | Brief I inno. 17-(IV). |
D | The first epistle. A crying-voice of the holye spirit of love... Translated etc. [c. 1574] 8o. 8 bll. 48
Cambridge UB; Harmsworth.
Hessels 3*; STC 18555. |
D | Brief I in no. 44. |
E | Brief I (zonder voorrede en laatste deel van het 3e hoofdstuk) in no. 45. |
|
Brief II
A | Eine korte unde grundige berichtinge van de vorborgentheit der lieften. 49
Geen ex. bekend, maar geciteerd door Bullinger-Nicolai. |
|
|
| |
| |
|
B | Epistola II etc. [Keulen c. 1575]. 8o. 50
Willer (geen ex. gevonden). |
B | Brief II in no. 43 (zelfde titel). |
C | Brief II in no. 17-(IV). |
D | Brief II in no. 44, o.d.t.: A short and pithy instruction of the mysterie of the love. |
E | Brief II in no. 45. |
|
Brief III
A | Ene grundige berichtinghe, daer inne vorclaert wert... dat underscheyt tusschen Godt den Vader unde synenSoen... [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1550] 8o. 8 bll. 51
Aan het eind: jaartal 1549.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 21; Borchling 1535A. |
B | Epistola III etc. [Keulen, c. 1575]. 8o. 52
Willer (geen ex. gevonden). |
B | Brief III in no. 43, o.d.t.: Eine grundige berichtinge, wahr-inne idt underscheit tusschen Godt, den Vader, unde synen Söne... vorklaret wert. |
C | Brief III in no. 17-(IV). |
D | Brief III in no. 44, o.d.t.: A groundly instruction wherin the difference betwixt God the Father, and his Son... is declared etc. |
E | Brief III in no. 45. |
|
Brief IV
A | Eyn clare berichtinghe van die middelwerckinge Jesu Christi... [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1550]. 8o. 10 bll. 53
Aan het eind: anno 1550.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 19; Borchling 1551 A. |
B | Epistola IV etc. [Keulen, c. 1575]. 8o. 54
Willer (geen ex. gevonden). |
B | Brief IV in no. 43 o.d.t.: Eine klare berichtinge van de middelwerckinge Jesu Christi, enz. |
C | Brief IV in no. 17-(IV). |
D | Brief IV in no. 44, o.d.t.: A cleer instruction of the mediation of Jesu Christ etc. |
E | Brief IV in no. 45. |
|
Brief V
A | Eine upweckinge des herten to de navolginge Christi in dem lyden synes crützes... [Antwerpen, Plantijn 1555-1562]. 8o. 12 bll. 55
|
|
|
| |
| |
|
| Bevat tevens (bl. 7-12): Einen frünthlicken brief, uth hertelicker liefte an einer geschreven unde gesendt... (= brief XII).
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 7; Borchling 1546 S*. |
B | Brief V in no. 43 (zelfde titel). |
C | Brief V in no. 17-(IV). |
D | Brief V in no. 44, o.d.t.: A stirring-up of the heart to the immitation or following of Christ. |
|
Brief VI
A | Grundige berichtinghen unde underscheit der vorstandenissen na de wàrheit der hilliger schrifturen... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562]. 8o. 28 bll. 56
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 4; Borchling 1546 A*. |
B | Brief VI in no. 43 (zelfde titel). |
C | Brief VI in no. 17-(IV). |
D | Brief VI in no. 44, o.d.t.: A groundly instruction and a distinction of understandings, according to the trueth of the holy scriptures. |
|
Brief VII
A | Ein warachtich bericht, wt den geest der liefden, yegens dat valsche gericht offte ordeel wt den vleysche. [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1551]. 8o. 10 bll. 57
Aan het eind: anno 1551.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 20; Borchling 1585 A. |
B | Brief VII in no. 43, o.d.t.: Ein ware gericht edder ordel, uth dem Denste der lieften, wedder idt falsche gericht edder ordel, uth den fleische, enz. |
C | Brief VII in no. 17-(IV). |
D | Brief VII in no. 44, o.d.t.: A true judgment or sentence, proceeding out of the service of love etc. |
|
Brieven VIII en IX
A | Eyn claer onderchseyt (sic) van die gelatenheit unde ongelatenheit in den geest und van die diensten und ceremonyen der Christenen und onchristenen begrepen in twee bryven... [Deventer, Dirk van den Borne, c. 1552]. 8o. 20 bll. 58
Bevat tevens (bl. 19-20): Eyn gebet in den geest voor den bedroeffden und cleermoedigen van herten.
De brieven zijn gedagteekend: Jan. en Sept. 1552; het gebed: Aug. 1548.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 22; Borchling 1599 A. |
|
|
| |
| |
|
B | Brieven VIII en IX in no. 43, o.d.t.: Ein klaer underscheit van de gelatenheit unde ungelatenheit in dem geiste enz.; en: Van de densten unde ceremonien der Christenen unde der unchristenen, enz. |
C | Brieven VIII en IX in no. 17-(IV). |
D | Brieven VIII en IX in no. 44, o.d.t.: A cleere distinction of the submission and unsubmission in the spirit etc.; en: Of the services and ceremonyes of the Christians and of the unchristians etc. |
|
Brief X
A | Ein kostelicke klinnode der suverlicker berichtingen unde lieflicker vormaningen... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562]. 8o. 8 bll. 59
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 3; Borchling 1546 L*. |
B | Brief X in no. 43 (zelfde titel). |
C | Brief X in no. 17-(IV). |
D | Brief X in no. 44, o.d.t.: A precious juell of pure instructions and loveing exhortations etc. |
|
Brief XI
A | Straffe unde vormaninge. 60
Geciteerd door Bullinger-Nicolai, geen ex. gevonden. |
B | Epistola XI etc. (Keulen, C. 1575). 8o. 61
Willer (geen ex. gevonden). |
B | Brief XI in no. 43, o.d.t.: Straffe unde vormaninge uth hertelicker lieften, tor betreckinge under de gehorsamheit der lieften enz. |
C | Brief XI in no. 17-(IV). |
D | Epistola XI H.N. Correction and exhortation out of heartie love, to a pluckinge under the obedience of the love... perused anew etc. Translated etc. [c. 1574]. 8o. 16 bll. 62
Londen BM; Cambridge UB; Dublin Trinity-College; Harmsworth.
Hessels 6*; STC 18554. |
D | Brief XI in no. 44, o.d.t.: A rebuke and exhortacion out of harty love, serveing to a reformation under the obedience of the love etc. |
|
Brief XII
A | Zie boven no. 55. |
B | Brief XII in no. 43, o.d.t.: Berispende underwisinge unde lieflicke vormaninge, uth hertelicke liefte, an einen geschreven unde gesendt enz. |
C | Brief XII in no. 17-(IV). |
|
|
| |
| |
|
D | Brief XII in no. 44, o.d.t.: An information and loveing exhortation of reproofe, written and sent unto one, etc. |
|
Brief XIII
A | Einen brieff geschreven unde gesendt an einen liefhebber der wärheit, die thovören ein lasterer des Denstes der lieften gewest... [Antwerpen, Plantijn 1555-1562] 8o. 16 bll. 63
Bevat tevens: (bl. 11-16) Eine lieflicke vormaninge geschreven unde gesendt an einem hüsgesinne dem Hüse der lieften thogedän enz. (= brief XVIII, zie beneden).
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 13; Borchling 1546 C*. |
B | Brief XIII in no. 43, o.d.t.: Lieflicke underwisingen an einen liefhebber der waerheit, die tho-voren enz. |
C | Brief XIII in no. 17-(IV). |
D | Brief XIII in no. 44, o.d.t.: Loveing informacions unto a lover of the trueth, which before-tyme was a blaspheamer of the Service of love etc. |
|
Brief XIV
A | Ein korte vormaninge geschreven unde ghesendt an einen jüngher offte discipel in de liefte... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562] 8o. 4 bll. 64
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 9; Borchling 1546 V*. |
B | Brief XIV in no. 43, o.d.t.: Eine korte vormaninge an einen jünger in dem Denste der lieften enz. |
C | Brief XIV in no. 17-(IV). |
D | Brief XIV in no. 44, o.d.t.: A breefe exhortacion unto a disciple in the Service of love, etc. |
|
Brief XV
A | Ein hertelicke vormaninge an alle liefhebberen der wärheit unde an alle die sick under de gehorsamheit der lieften bügen... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562] 8o. 8 bll. 65
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 2; Borchling 1546 U*. |
B | Brief XV in no. 43, o.d.t.: Eine hertelicke vormaninge an alle liefhebberen der waerheit unde an alle die sick under de gehorsamheit der lieften vordemödigen enz. |
C | Brief XV in no. 17-(IV). |
D | Brief XV in no. 44, o.d.t.: An harty exhortacion unto all lovers of the trueth, and unto all those that submitt them under the obedience of the love etc. |
|
|
| |
| |
|
Brief XVI
A | Ein underwysende vormaninghe, an de goedtwilligen... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562] 8o. 12 bll. 66
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 16; Borchling 1546 X*. |
B | Brief XVI in no. 43, o.d.t.: Eine underwisende vormaninge enz. |
C | Brief XVI in no. 17-(IV). |
D | Brief XVI in no. 44, o.d.t.: An instructionable exhortacion unto the good-willingones etc. |
|
Brief XVII
A | Van des minschen heerlickheit im anvangk: van synem affal, dodt unde vordömenisse... [Antwerpen, Plantijn 1555-1562] 8o. 8 bll. 67
Amsterdam Doopsg. Bbl.
Nippold 1; Borchling 1546 T*. |
B | Brief XVII in no. 43 (zelfde titel). |
C | Brief XVII in no. 17-(IV). |
D | Brief XVII in no. 44, o.d.t.: A groundly instruction of the man's glory, in the beginning: of his fall, death and condemnation etc. |
|
Brief XVIII
A | Zie boven no. 63. |
B | Brief XVIII in no. 43, o.d.t.: Eine lieflicke vormaninge, geschreven unde gesendt an einem hüsgesinne, dem Hüsgesinne der lieften thoe-gedaen enz. |
C | Brief XVIII in no. 17-(IV). |
D | Brief XVIII in no. 44, o.d.t.: A loveing exhortacion, written and sent unto an howsholde, that are ioyned to the Famyly of love etc. |
|
Brief XIX
A | (geen oudere druk bekend). |
B | Brief XIX in no. 43, o.d.t.: Eine hertelicke vormaninge an de yferigeste goedt-willige herten to de gerechticheit enz. |
C | Brief XIX in no. 17-(IV). |
D | Brief XIX in no. 43, o.d.t.: An harty exhortacion unto the most-zealous good-willing hearts to the righteousnes etc. |
|
Brief XX
A | Straffe unde berispinge der hoererie enz. [Deventer, Dirk van den Borne? 1553] 68
Geciteerd met jaartal 1553 door Bullinger-Nicolai; geen ex. gevonden. |
B | Brief XX in no. 43. |
|
|
| |
| |
|
C | Brief XX in no. 17-(IV). |
D | Brief XX in no. 44, o.d.t.: A chastising and reproofe of whoordom etc. |
|
|
| |
XII Verhandelingen niet opgenomen in de zendbrieven.
A | Van dem rechtferdigen gerichte Godes över de olde vordorvene werlt... [Vianen of Wezel, Augustijn van Hasselt? 1568?] 8o. 14 bll. 69
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 18; Borchling 1546 H. |
A | Ein klachreden, die de geist der lieften unde H.N. mit sampt Abia, Joacim enz.... over de blindtheit der volckeren klagende.. [Antwerpen, Plantijn, 1555-1560] 8o. 12 bll. 70
Bevat: Klachreden; Vörrede up de twelf vornömpste Hövet-artijckelen; Dat uprechte Christen-gelove; Ein gedichte offte rymesche-spröke.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 10 en 11 (ten onrechte als 2 afzonderlijke werken beschouwd); Borchling 1546 K* en 1546 D. |
A | Vorkündinghe van dem vrede up erden... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1560]. 8o. 8 bll. 71
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 5; Borchling 1546 T*. |
B | Vorkündinge des fredes up erden... [Keulen] 1575. 8o. 72
Borchling 2112 (naar Willer, geen ex. gevonden). |
D | A publishing of the peace upon earth... Translated etc. 1574. 8o. 8 bll. 73
Londen BM; Cambridge UB; Dublin Trinity-College; Harmsworth.
Hessels 7*; STC 18562. |
| |
XIII. Psalmen, liederen enz.
A | Psalmen unde ledern, vorthgebracht dorch H.N. doe em de Heer mith de rüde syner castydinge antastede... [Vianen of Wezel, Augustijn van Hasselt? 1568?] 8o. 56 bll. 74
Ir. H.A. van Baak, Bussum (ex. Six-Mensing).
Cat. Mensing 27 (met repr.). |
B | De psalmen H.N., die he uth de diepte des grandes syner herten vorthgebracht unde betüget heft... uppet nye överseen enz. [Keulen, C. 1575] 8o. 32 bll. 75
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Borchling 2123*. |
B | Cantica H.N. Lieder offte gesangen... uppet nye överseen enz unde met mehr gesangen vormehret. [Keulen] 1573. 8o. 24 bll. 76 Bevat 28 liederen.
Amsterdam Doopsg. Bibl. (ex. door Fred. Muller gevonden in boekband); Den Haag NB (defect ex. Scheurleer); Antwerpen Museum Plantin-Moretus (ex. Royaards van den Ham).
Nippold 25; Borchling 2082* (in errata). |
| |
| |
B | De lieder edder gesangen H.N. tor goede lere unde stichtinge... [Keulen] 1575. 8o-obl. 48 bll. 77
Bevat 32 liederen.
Leiden Bibl. Lett. (ex. Robidé van der Aa); Parijs BN
Borchling 2109. |
D | Cantica. Certen of the songes of H.N. to a good instruction and edifyinge... Translated etc. [c. 1574] 8o. 78
Harmsworth; Huntington.
Smith; STC 18549. |
B | Refereinen unde rondelen edder rymische spröken... uppet nye överseen enz. [Keulen] 1575. 79
8o-obl. 32 bll.
Bevat: 13 refreinen en 15 rondeelen.
Leiden Bibl. Lett.; Parijs BN
Borchling 2111. |
B | Die gründige refereinen, die H.N. wedder syne vyenden om dach gegeven heft. [Keulen] 1575. 80
8o-obl. 16 bll.
Bevat: Vörrede; 3 refreinen, 3 rondeelen en 1 refrein.
Leiden Bibl. Lett.; Parijs BN
Nippold 28; Borchling 2110. |
D | Thre groundlie refreines which H.N. hath set-fourth against his enemies. Translated etc. [c. 1575]. 8o obl. 81
Londen Lambeth-Palace.
Smith 13. |
B | Die lieflicke refereinen H.N., wo he nha de rechte gemeinte edder brüdt Christi getrachtet heft... [Keulen, c. 1575]. 8o-obl. 8 bll. 82
Parijs BN.
Cat. des livres imprimés, t. CXXIV, 265. |
| |
XIV. Spel van sinnen
A | (geen ex. van ouderen druk bekend, welks bestaan echter bewezen wordt door den titel van no. 84). 83 |
B | Comoedia. Ein gedicht des spels van sinnen... uppet nye överseen enz. [Keulen] 1575. 8o-obl. 64 bll. 84
Bevat tevens: Loflied en rondeel.
Leiden Bibl. Lett.; Parijs BN.
Nippold 29; Borchling 2105. |
C | Herdruk van no. 84, zie no. 10-(V). |
D | Comoedia. A worke in ryme... newly perused etc. Tranlated etc [c. 1574]. 8o. 32 bll. 85
London BM; Cambridge UB; Oxford Bodl. Libr.; Harmsworth; Huntington; Clawson; Elisabethan Club Yale (ex. Hoe).
Hessels 14*; STC 18549. |
| |
| |
| |
XV. Werken van ‘mede-olders’
α | Elidad.
B | Eine goede stichtelicke vormaninge an dem Hüsgesinne der lieften... dorch Elidad, ein mede-older... [Keulen, c. 1573]. 8o. 8 bll. 86
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Borchling 2090*. |
D | A good and fruitfull exhortacion unto the Familie of love... by EHdad, a fellow-elder... Translated etc. [c. 1574] 8o. 8 bll. 87
Hessels II; Lowndes 12; STC 7573. |
|
β | Fidelitas.
B | Fidelitas. Underscheidentlicke vorklaringe der forderinge des Heren... Dorch Fidelitas, ein mede-older... [Keulen] 1576. 8o. 24 bll. 88
Halle Bibl. der Franckeschen Stiftung.
Borchling 2128*. |
C | Herdruk van 88, zie no. 11-(VII). |
D | Fidelitas. A distinct declaration of the requiring of the Lorde... by Fidelitas, a fellowe-elder... Translated etc. [c. 1575]. 8o. 89
Londen BM; Durham University; Harmsworth.
Hessels I; Lowndes 11; STC 7573. |
|
γ | Tobias.
B | Mirabilia opera Dei. Etlicke wunder-wereken Gods, die H.N. von syner jöget an wederfaren zynt... Dorch Tobias, ein mede-older... [Keulen, c. 1575]? 8o. 90
Geen ex. gevonden (titel naar herdruk, zie hieronder). |
C | Herdruk van 90, zie no. 11-(VI). |
D | Mirabilia opera Dei. Certaine wonderfull works of God which hapned to H.N. even from his youth... by Tobias, a fellow elder... Translated etc. [London, c. 1575]. 4o. 75 bll. 91
Londen BM; Cambridge UB; Oxford Bodl. Libr.
Hessels 1*; STC 24095. |
|
δ | Abia Nazarenus.
D | A reproofe spoken and geeven-forth by Abia Nazarenus against all false Christians... Translated out of Nether-Saxon... 1579. 8o. 8 bll. 92
Harmsworth.
Hessels III; STC 77.
Van dit geschrift is de oorspronkelijke tekst onbekend. |
|
ε. | Daniel en Zacharias.
Chronica van het Huys der liefde. Waar in Gods wonderwercken in 'tgeene Henricus Nicolaus en het Huys der liefde wedervaren is, betuuget word. Door Daniel en Zacharias, medeoudsten.... Haarlem, Iz. Enschedé, 1716. 8o. 93
Amsterdam Doopsg. Bibl. (ex.-Enschedé).
Nederlandsche bewerking van de volgende hss.: I Cronica des Hüsgesinnes der
|
|
| |
| |
|
lieften.... Dorch Daniel, ein mede-older....; II Acta HN - De gescheften H.N. .... Dorch Zacharias, een mede-older....; evenals: III Ordo sacerdotis - De ordeningen des priesterlicken States in dem Hüsgesinne der lieften..., c. 1580 opgesteld en in 1836 door Dr. L.J.F. Janssen geschonken aan de Bibl. van de Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden. |
|
| |
XVI Engelsche werken, waarin overigens niet bekende geschriften van H.N. voorkomen.
E | An apology for the Service of love... with another short confession of their faith... and finally some notes and collections, gathered by a private hand out of H.N. upon, or concerning the eight beatitudes. London, pr. for Giles Calvert 1656. 8o. 44 bll. 94
Bevat o.a.: A brief rehersal of the belief of the goodwilling in England... set forth anno 1575. De ‘Notes and collections’ ontbreken (cf. no. 33).
Cambridge UB.
Hessels IV*. |
D | An epistle sent unto two daughters of Warwick [from H.N.] with a refutation by H.A[insworth]. Amsterdam 1608. 8o. 95
Londen BM; Oxford Bodl. Libr.; Cambridge UB.
Hessels XVII; STC 18553. |
| |
XVII. Platen met tekst
A | Nu geit it gerichte over de werlt... [Antwerpen, Plantijn, 1555-1562] 1o. 96
Houtsnede ontleend aan den eersten of tweeden druk van den Spiegel der gerechtigheid (no. 1, pl. I) met Nederduitschen tekst. Wellicht zijn alle 12 platen uit den Spiegel op deze wijze afzonderlijk uitgegeven.
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Nippold 45. |
F | Zeugnisse von Sion (= Spiegel, pl. VIII). 97 |
F | Abbildung der zweierley Wege (= Spiegel, pl. III). 98 |
F | Vom rechten Weinstock des Herren (= Spiegel, pl. X) 99 |
F | Zeugnüsse ausz der heiligen Schrifft (= Spiegel, pl. IX) 100 |
F | Von der waren Frucht der Gerechten (= Spiegel, pl. XI) 101 |
F | Heulet oder weinet, dann des Herren Tag ist nahe herbey (in dezen vorm niet in den Spiegel) 102
97-102 met drukkersadres: Cölln Nicläs Bohm-bargen [c. 1580]. 2o. 6 houtsneden, waarvan 5 voorkomend in den 3den druk van den Spiegel der gerechtigheid (no. 3) hier echter met Hoogduitschen tekst. Wellicht bestond de volledige serie uit 12 platen.
Amsterdam Doopsg. Bibl. (twee aan twee samengebonden).
Nippold 46-51. |
D | (Smith vermeldt, zonder opgave van bron, 12 platen, gegraveerd door Richard Gaywood 1656, vermoedelijk replieken van de onder no's 96 en 97-102 aangeduide series. Een dezer platen (navolging van 102) komt drie maal voor in no. 17 (en wellicht ook in no. 10). |
| |
| |
B | Oratio vespertina. [Keulen, c. 1573]. 2o.
Fragment van een, van elders niet bekende, plaat voorstellende biddenden in een slaapvertrek, met Nederduitschen tekst. 103
Amsterdam Doopsg. Bibl.
Borchling 2090 A*. |
B | 2 fragmenten van een apocalyptische plaat in plano met drukkersadres: Cölln, Nicläs Bohmbargen [c. 1580] 104
Amsterdam Doopsg. Bibl. |
D | A new balade or songe of the lambs feaste [?, c. 1574] 1o. 105
Oxford Bodl. Libr.; Huntington.
STC 18559. |
| |
XVIII. Verloren gegane werken.
Van de 15 door Nippold onder de no's 30-44 vermelde geschriften, die in de litteratuur vermeld worden, doch waarvan hem de tekst niet bekend was, zijn volgens de bovenstaande lijst 14 in den oorspronkelijken druk of in een herdruk teruggevonden. Hieronder volgt een opgave van Nippold's titels met aanduiding van de nummers in onze lijst:
30 | Spiegel der gerechtigheid = no. 1-3. |
31 | Straf der hoererij = no. 68 en vlg. |
32 | Straf en vermaning = no. 60, 61. |
33 | Spreuken = no. 40-42. |
34 | Figure des tabernakels = gedeelte van Spiegel, cf. no. 6. |
35 | Terra pacis = no. 27. |
36 | Van de zeven sacramenten = gedeelte van Tweede vermaning no. 35-36. |
37 | Van de mis = gedeelte van Tweede vermaning no. 35-36. |
39 | Epistelen = no. 43. |
40 | Eerste vermaning = no. 31-34. |
41 | Tweede vermaning = no. 35-36. |
42 | Verborgenheid der liefde = no. 49-50. |
43 | Van het onderscheid der het enz. = no. 58. |
44 | Revelatio Dei = no. 18-21. |
Als verloren gegaan kan dus nog slechts worden beschouwd Nippold's no. 38:
A | Handboek. 106
Blijkens de citaten bij Bullinger-Nicolai vóór 1568 in druk verschenen, bevat, volgens Grevinchoven, mede: Eine roepende stemme des geistes der lieften (no. 46) en vermoedelijk nog meer ook van elders bekende teksten. Wellicht is dit ook het werk, dat o.d.t. ‘Het Huis der Liefde’ wordt vermeld in Ein kurtzer Wegweiser [door Joh. Anastasius Veluanus?] s.l. 1564, f. 55b, en door Marnix Ondersoeckinge... der geestdrijvische leere. 's-Gravenhage 1595, f. 3. |
| |
| |
| |
Aanhangsel I
Iconographie van Hendrik Niclaes
Het eenige portret van H.N., dat wij kennen, is een kopergravure van Christoffel van Sichem, die in 1606 voor 't eerst verscheen in een reeks portretten van wederdoopers. In 1608 werd deze serie met andere portretten vermeerderd in boekvorm uitgegeven met Hoogduitschen en daarna met Nederlandschen tekst onder den titel: Historische beschrijvinge ende afbeeldinge der voorneemste hooft ketteren (zie afb. 1)Ga naar voetnoot1). Een verkleinde copie van dit portret in medaillon-vorm met denzelfden tekst vindt men in een dergelijk werk, getiteld: Grouwelen der voornaemster hooftketteren, in 1607 te Leiden verschenen en eveneens vele malen in verschillende talen herdruktGa naar voetnoot2).
In hoeverre dit portret op authentieke gegevens berust, is moeilijk na te gaan, maar het is interessant om het te vergelijken met eenige persoonsbeschrijvingen van den profeet, die bewaard zijn. Zoo beschrijft John Rogers, die zijn wetenschap ontleent aan intieme vrienden van H.N., in zijn bovenvermeld werkGa naar voetnoot3) dezen als ‘of reasonable tall stature, somewhat grosse of bodie, brave in his apparell’ en uitdrukkelijk vermeldt hij het karmozijnroode satijnen gewaad van den profeet. Dit kostbare kleedingstuk wordt evenmin vergeten door een anderen, lateren Engelschen bestrijder, Henry More, die een levendige, maar boosaardige en stellig gechargeerde karakteristiek van H.N. geeft, waarin wij den ‘vergodeden mensch’ fraai uitgedost voor den spiegel (een echten!) zien paradeeren, met plechtig gebaar zijn welverzorgden baard streelend, temidden van de schare zijner vrouwelijke adepten, die ijverig de orakelspreuken uit zijn mond opteekenenGa naar voetnoot4).
| |
| |
| |
Aanhangsel II
Niclaes Bohmbargen en Willem Jansz van Campen
De eenige maal, dat de naam van den geheimzinnigen Keulschen drukker Niclaes Bohmbargen buiten verband met de geschriften van H.N. vermeld wordt, is op een pamflet over de komeet van 1577 (zie afb. 12)Ga naar voetnoot1). Om meer dan een reden is dit geschriftje merkwaardig. De tekst, in het Nederlandsch, is van de hand van Johannes Heurnius, den lateren Leidschen hoogleeraar, destijds medicus te Utrecht. De titel vertoont een afbeelding van de komeet en tevens het drukkersmerk van Bohmbargen, dat, voorzoover wij weten, alleen hier voorkomt: een berg met een boom, aan welks voet een bijl wordt gelegd, en de zinspreuk: ‘Perficit, qui perseverat’. Het drukkersadres luidt: ‘Gedrückt zu Cölln, durch Nicläs Bohmbargen. Men verköftse by Willem Jansen Briefmaler by der Godts Genade’. Over dezen laatste zijn wij beter ingelicht: hij is dezelfde als Willem Jansz van Campen alias de Veen, wiens leven en werken door Burger bestudeerd zijnGa naar voetnoot2). In 1582 was hij te Arnhem gevestigd als ‘figuersnider und briefmaler’ en tevens als drukker, de eerste daar ter stede, vanwaar hij omstreeks 1590 naar Amsterdam verhuisde. Dat hij in 1577 te Keulen woonde, blijkt uit een placcaat over de munt uit dat jaar (na Burger's studie aan het licht gekomen), dat bij hem verkrijgbaar was en dat, blijkens de typographie, eveneens door Bohmbargen
gedrukt werdGa naar voetnoot3). Stellig is hij eveneens identiek met den ‘verluchter’ Willem Jansen, die in 1561 als vrijmeester in het Antwerpsche Sint Lucas-gilde werd opgenomenGa naar voetnoot4).
| |
| |
De relatie van dezen teekenaar, illuminist en graveur met den drukker Bohmbargen doet de vraag rijzen, of hij niet een der anonyme houtsnijders was, die, naast Johan Ladensperger, de illustraties in de Keulsche uitgaven van H.N. bezorgde. De gegraveerde sierletters op den titel van den Keulschen druk van den Spiegel vertoonen een sterke gelijkenis met een sierlijst in een van de Arnhemsche drukken van Willem Jansz, die zeker van zijn eigen hand isGa naar voetnoot1).
Maar er is nog meer: de naam Willem Jansz van Campen herinnert ons aan een van Plantijn's trouwste medewerkers, Gerard Jansen van Campen, die in 1560 als ‘figuersnyder’ te Antwerpen vermeld wordt en sinds 1564 als boekhandelaar te Breda gevestigd was, vanwaaruit hij geregeld voor Plantijn werkte als graveurGa naar voetnoot2). Deze Gerard is waarschijnlijk dezelfde als de Gerard van Campen, dien wij van 1582 tot 1589 te Keulen aantreffen als drukker en uitgever van nieuwstijdingenGa naar voetnoot3), evenals tevoren Willem Jansz. Gezien de overeenstemming van den naam en het dubbele beroep, is de onderstelling niet te gewaagd om in dezen Gerard een broeder te zien van Willem en aan te nemen dat hij bij het vertrek van dezen laatste naar Arnhem diens bedrijf te Keulen van hem overnam. Stond hij, evenals zijn broeder, in betrekking tot het ‘Huis der Liefde’ en dateerde die relatie misschien van hun beider verblijf te Antwerpen of reeds uit Kampen? Gerard is een dergenen, die, naast Arnold Nicolai, in aanmerking komt voor het vervaardigen der houtsneden in Plantijn's uitgaven van den Spiegel en het is niet onmogelijk, dat hij vanuit Breda niet alleen voor Plantijn werkte, maar tevens deel had aan de illustraties van den Keulschen herdruk van dit werk. Kunsthistorisch onderzoek kan hier wellicht resultaten opleveren.
Onder de vele anonyme Keulsche drukken uit de jaren 1577-1580 schuilen stellig nog meer producten van Bohmbargen's pers. Als zoodanig meenen wij te herkennen het aan Gaspar Schetz
| |
| |
toegeschreven, ter gelegenheid van den Keulschen vredehandel in 1579 opgestelde pamflet Ad Belgii ordines exhortatoria ad pacem oratioGa naar voetnoot1). Een lang bestaan schijnt aan deze drukkerij echter niet beschoren te zijn geweest en waarschijnlijk is zij kort na 1580 geliquideerd. Fragmenten uit haar typographisch materiaal vinden wij terug in de Arnhemsche drukken van Willem JanszGa naar voetnoot2) en eveneens bij den Engelschen drukker Thomas Basson te Leiden, die vóór 1581 te Keulen gevestigd wasGa naar voetnoot3). Zoo blijft dus de drukkerij van Nicolas Bohmbargen evenals het ‘Huis der Liefde’ in een geheimzinnig waas gehuld.
H. de la Fontaine Verwey.
| |
Naschrift
Na het ter perse gaan van dit opstel bereikte ons de gedegen studie van H.F. Bouchery, Aanteekeningen betreffende Plantin's houding op godsdienstig en politiek gebied (De Gulden Passer XVIII (1940), p. 87-141), waarin de geheimzinnige betrekkingen van den aartsdrukker met H.N., Barrefelt en Augustijn van Hasselt uitvoerig besproken en op verschillende punten verhelderd worden. Wij hopen gelegenheid te krijgen op deze studie nader terug te komen.
|
-
voetnoot1)
- Fr. Nippold, Heinrich Niclaes und das Haus der Liebe. Zeitschr. für die historische Theologie 32 (1862), p. 323-402, 473-563.
-
voetnoot2)
- Art. Henry Nicholas, in: Dictionary of national biography XL (1894), p. 427-31.
-
voetnoot3)
- L. Knappert, in: Nieuw Ned. biogr. woordenb. V (1921) k. 367-370, en: Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden. (Utrecht 1924), p. 211-216.
-
voetnoot4)
- J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom ('s-Gravenhage 1929) p. 201-209.
-
voetnoot1)
- W.J. Kühler, Geschiedenis der Nederlandsche doopsgezinden in de 16e eeuw (Haarlem 1932), p. 387-394.
-
voetnoot2)
- Rufus H. Jones, Studies in mystical religion (London 1908) p. 428-48.
-
voetnoot3)
- E. Troeltsch, Gesammelte Schriften I (Tübingen 1912), p. 863.
-
voetnoot4)
- De Appendix van den Index (in 1570 door Plantijn gedrukt) noemt als verboden schrijver: ‘Henricus Nicolai, sive libri omnes, qui et sine loci et impressoris nomine sparguntur in populo’, en nog afzonderlijk: den Spiegel der gerechtigheid (no. 1, 2 der bibliographie) en het Evangelie (no. 8), cf. Chr. Sepp, Verboden lectuur (Leiden 1889), p. 162, 170, 187. Tijdens de Republiek drongen verschillende particuliere synoden (vooral die van Zuid Holland) herhaaldelijk bij de Staten aan op het verbieden van H.N.'s geschriften, zonder dat dit tot een uitdrukkelijk verbod leidde. Hoezeer de wereldlijke overheid op dit punt echter waakzaam was, blijkt uit het verhoor van den drukker Dierck Mullem door het Hof van Holland (zie beneden p. 182). Over de vervolgingen in Engeland, zie Ch. Fell-Smith, l.c.
-
voetnoot5)
- J. Chr. Wendlerus, Dissertatio de variis raritatis librorum impressorum causis (Jena 1711) p. 7, geciteerd door: Joh. Vogt, Catalogus historico criticus librorum rariorum (ed. 5a. Francofurti 1793), p. 616.
-
voetnoot1)
- P.A. Tiele, Christophe Plantin et le sectaire mystique Henrik Niclaes. Le bibliophile belge 3 (1868), p. 121-129.
-
voetnoot2)
-
Catalogus van de Bibl. der Ver. Doopsgez. Gem. te Amsterdam. [Door S. Muller] (Amsterdam 1854), II, p. 69-71. Zie verder den catalogus van 1885, I, p. 195.
-
voetnoot3)
-
Een geschrift van H.N. teruggevonden. Bibliographische adversaria 5 (1883-86), p. 122-125.
-
voetnoot4)
-
Catalogue de la
bibliothèque.... Enschedé (Amsterdam etc. 1867), no's 563-566.
-
voetnoot1)
- J.H. Hessels, Henrich Niclaes - The Family of Love. The Bookworm VI (1869), p. 81-91, 106-111, 116-119, 131-135. Hetzelfde opstel verscheen in beknopter vorm, zonder illustraties, doch met enkele aanvullingen in: Notes and Queries, 4th. S. IV (Oct.-Dec. 1869), p. 356-358, 404-406, 430-433. Het is merkwaardig, dat, in tegenstelling met hier te lande, in Engeland H.N.'s werken reeds vroeg de aandacht der bibliografen hebben getrokken, getuige de nauwkeurige beschrijvingen bij Jos. Ames, Typographical antiquities. Ed. by Wm. Herbert, III (London 1790), p. 1636-1643, en in het op p. 183, n. 4 geciteerde werk van Lowndes.
-
voetnoot2)
-
David Joris, bibliographie. 's-Gravenhage 1867. In dit verdienstelijke geschrift wordt aan den druk en de dateering der beschreven werken weinig of geen aandacht geschonken. Over de plaats, waar tractaten van David Joris gedrukt werden (Deventer of Rostock, mede van belang voor den druk van werken van H.N.) zie men het debat tusschen H.C. Rogge en A. Hofmeister: Een band met tractaten van D.J., Bibliogr. adversaria 2e S. I (1894), p. 1-14, en: Nog iets over den Rostocker band met tractaten van D.J. ib., p. 86-93. Voor D.J.'s werken, die vóór 1541 gedrukt werden, zie men thans Nijhoff-Kronenberg no's 3274-3280. De documenten in de Joris-kist te Bazel bevatten enkele aanwijzingen over den druk der latere geschriften, die nog niet benut zijn (cf. R.H. Bainton, David Joris (Leipzig 1937), p. 159).
-
voetnoot3)
-
A short-title catalogue of books printed in Engeland etc.
1475-1640, compiled by A.W. Pollard and G.R. Redgrave, London 1926. Deze catalogus bevat dus alleen de eerste serie der Engelsche vertalingen, niet de tweede, die tusschen 1648 en 1656 verscheen.
-
voetnoot1)
- Voor de kennis van de kroniek en de beide andere handschriften over het ‘Huis der Liefde’ was men tot dusver, afgezien van de bovenvermelde door Isaac Enschedé gedrukte bewerking, aangewezen op de zorgvuldige uittreksels van Nippold. Binnenkort zal een kritische uitgave verschijnen, bewerkt door C.J.P. Kars.
-
voetnoot1)
- Cf. P.C. Molhuysen, Procedure over de werken van David Joris, Nijhoff's Bijdr. IX (1854), p. 246-255; J. Frederichs, De secte der Loïsten, 's Gravenhage 1891; Ch. Dixon, Boeken-censuur te Deventer, Bijdr. gesch. Overijssel XI (1896), p. 234-245, 347-363; J. de Hullu, Bescheiden betr. de Hervorming in Overijssel, Deventer 1899; M.E. Houck, Iets over Deventer's oudste drukkers, Versl. & meded. Ov. regt en gesch. 23 (1904), p. 19-34; M.E. Kronenberg, in: Nieuw Ned. biogr. woordenb. I (1911), k. 418, en: Officieele bescheiden over Deventer drukkers in de 16e eeuw. Het Boek XX (1931), p. 241-252. Geen dezer auteurs vermeldt de relaties van Van den Borne met H.N.
-
voetnoot3)
- Mart. Car. Creszfeldt, Arithmetica 1557. Verder: Ambrosius Magirus, Practica ofte prognosticatie van den jaer 1555. Deze almanak, die aan Albert Pafraet in 1548 veel last had bezorgd (Molhuysen l.c., p. 253) had blijkbaar groot succes, want op 8 Juli 1577 beklaagde de ‘medicus & mathematicus Ambrosius Markus’ (sic!) te Deventer zich bij graaf Edzard van Oost-Friesland over het feit, dat de Emdener drukker Goosen
Goebens zijn almanakken nadrukte.
-
voetnoot1)
-
Sendtbrieven I, 1, 100 (cf. Nippold l.c., p. 364, n. 131). Met den door David Joris zoo hoog geprezen ‘lieve broeder Nicolaus’ wordt stellig niet H.N., zooals Iz. van Harderwijk meent (Ned. Arch. v. Kerkgesch. VII (1847), p. 402), maar Nic. Blesdijck bedoeld. De verhouding van David Joris tot H.N., waarover de oudere schrijvers dikwijls spreken, verdient nader onderzoek.
-
voetnoot2)
-
Wercken III, f. 58. Zie over verhouding van Coornhert tot H.N.: B. Becker, Thierry Coornhert et Chr. Plantin. Gulden Passer I (1923), p. 97; Nicolai's inlassching over de Franckisten, Ned. Arch. v. Kerkgesch. N.S. 18 (1925), p. 295; Coornhert, de 16de eeuwsche apostel der volmaakbaarheid, ib. 19 (1926), p. 82.
-
voetnoot3)
- Volgens vriendelijke mededeeling van Prof. Becker berust de vermelding in zijn Bronnen tot de kennis van het leven en de werken van Coornhert ('s-Gravenhage 1928), p. XIII, dat C. omstreeks 1555 met H.N. bevriend was, op een in 1584 te dateeren brief van C. aan Justus Lipsius (LXXXVIII, Wercken III, f. 141b),
waarin C. schrijft over een gesprek over den oorsprong van het kwaad, dat hij ‘al over 29 jaren’ met H.N. had.
-
voetnoot1)
- Oudere schrijvers over H.N. noemen 1556 als het jaar, waarin hij zijn leeringen begon te verbreiden. Deze bewering is ontleend aan Joh. Hoornbeek, Summa controversiarum religionis (ed. 2a Francofurti 1697), p. 393, die H.N. bespreekt als opvolger van David Joris, wiens sterfjaar 1556 is.
-
voetnoot2)
-
Christophe Plantin (Anvers 1883), p. 151-92, ook: Een libertijn uit de XVIe eeuw. De Gids 1896 III, p. 224-254.
-
voetnoot1)
-
Cronica XV, 22 vlg. De op Plantijn betrekking hebbende passages zijn afgedrukt door Rooses, p. 393-400. Nippold vergist zich, wanneer hij (l.c., p. 361, n. 115) het woord ‘Schriften’ (XV, 28) door geschriften vertaalt. Het gaat hier stellig om typographisch materiaal.
-
voetnoot1)
- Een argument om de verschijning van den Spiegel kort na 1555 te stellen, is het feit, dat Plantijn in 1556 zijn drukkersmerk ‘Christus vera vitis’ ging gebruiken, dat kennelijk geïnspireerd is op een der symbolische voorstellingen in den Spiegel (Rooses l.c., p. 85). In het volgende jaar nam hij als merk ‘Labore et constantia’. Aan den invloed van H.N. is het stellig te danken, dat Plantijn in 1558 de Theologia Deutsch in de Latijnsche en Fransche vertaling van Castellio uitgaf, cf. Bruno Becker, De ‘Theologia Deutsch’ in de Nederlanden der 16e eeuw. Ned. Arch. v. Kerkgesch. 21 (1928), p. 183.
-
voetnoot2)
- In de correspondentie van Plantijn, waarvan echter vóór 1565 slechts enkele brieven zijn bewaard, wordt hier en daar een tipje van den sluier opgelicht. Rijke kooplieden als de Bomberghe's en Jaspar van Zurich behoorden waarschijnlijk tot dezen kring, evenals geleerden als Andreas Masius en Ortelius.
-
voetnoot1)
- De gegevens door Rooses (p. 85) bijeengebracht over het lettermateriaal van den herdruk wijzen ook in deze richting. Verder is er een merkwaardige brief van den jurist Humanus Caesareus (die spoedig daarna H.N.'s dochter Maria zou huwen) op 4 Aug. 1562 uit Dordrecht aan Castellio geschreven, waaruit men misschien zou mogen opmaken, dat de herdruk toen pas verschenen was. Deze Caesareus, over wien Ferd. Buisson, Seb. Castellion (Paris 1892) II, p. 460 niets kon vinden, is identiek met den door Balen, Beschrijving van Dordrecht II, p. 1086 vermelden Dordtschen schepenzoon Mr. Human Heymans.
-
voetnoot2)
- l.c., p. 86. Rooses schrijft ten onrechte Eyn clare berichtinghe van die middelwerckinge Jesu Christi (met het jaartal 1550, zie no. 53) aan Plantijn toe. Dit tractaat is uit een andere drukkerij afkomstig, o.i. uit die van Van den Borne.
-
voetnoot1)
-
Correspondance de Chr. Plantin I, no's 14 en 16 (aan Pierre Gassen), 30, 31 en 72 (aan en van Guillaume Postel).
-
voetnoot2)
- Aangezien de breuk tusschen Barrefelt en H.N. volgens Coornhert omstreeks 1573 plaats vond, is er geen reden om met Rooses te onderstellen, dat Plantijn in 1568 het ‘Huis der Liefde’ verlaten heeft (l.c., p. 75).
-
voetnoot4)
- Over dit merkwaardige geslacht, dat uit Haarlem afkomstig schijnt te zijn, werden omstreeks 1877 gegevens verzameld door Alphonse Goovaerts, die niet zijn uitgegeven. Deze aanteekeningen kwamen in het bezit van een lid der familie, Henri van Bomberghen, die hen verwerkte in zijn Généalogie de la famille van Bomberghen. Bruxelles 1914. Dit
verdienstelijk geschrift kan echter op menig punt aangevuld worden, o.a. uit de brieven van Andreas Masius (Briefe von Andreas Masius und seinen Freunden. Hrsg. von Max Lossen, Leipzig 1886), waarin nadere bizonderheden over Cornelis van B. worden gemeld. De vermaarde krijgsman Anthonie van B., vertrouwensman van Oranje en Brederode, die in April 1567 Den Bosch bezette, was de oudste broeder van Cornelis. Rooses l.c., p. 96, vergist zich in de familierelatie der van B.'s. Tiele (Bibliophile belge III (1868), p. 126), verwart de associé's van Plantijn met de van B.'s, die wij later in verband met H.N. te Keulen zullen aantreffen. Zie ook F. v. Ortroy, Les Van Bomberghe d'Anvers. De Gulden Passer II (1924), p. 131-144.
-
voetnoot1)
- De sententiën van het Schepengericht te Kampen vermelden het volgende over ‘Augustin Boekeprenter’: op 24 Juli 1561 (fol. 89 vo) wordt gelast, dat hij ‘sal sufficiante certificatie brengen van den werltlicken gerichte’ [om burger te worden]; op 4 Sept. 1561 (fol. 96): ‘Die raedt is mit sijn geexhibierde certificatie te vreden’ (volgens vriendelijke mededeeling van Mej. G.H.A. Krans).
Wat M. Schoengen in zijn opstel: Overijssel in staatkundig en godsdienstig opzicht (in: Overijssel (Deventer 1931) p. 465-559) op p. 553 over de drukkerij van Augustijn en Plantijn vermeldt, berust ten deele op een misverstand. De mededeeling, dat H.N. spoedig door de stedelijke regeering werd genoodzaakt Kampen te verlaten, vond ik nergens bevestigd.
-
voetnoot2)
-
Evangelium; seu laetum Dei ac Christi nuncium etc. S.l.a. (no. 13) (Bodleian Libr.). Arnold (Historie der kerken en ketteren II (Amsterdam 1701), p. 590) vermeldt een werk van H.N. in 't Latijn: Familiae et servitii amoris seniores, waarover niets verder bekend is.
-
voetnoot1)
- Zie G.H.A. Krans, Peter Warnersen, drukker en uitgever te Kampen, Het Boek XXIV (1936-37), p. 147-186.
-
voetnoot2)
-
Correspondance de Chr. Plantin I, no. 26. In zijn aanteekening verwart Rooses de werkzaamheid van Augustijn te Vianen met die te Kampen.
-
voetnoot4)
- Over de drukkers te Vianen zie men (behalve Ledeboer): Ch. Rahlenbeck, Notes sur les auteurs, les imprimeurs etc. Bulletin du bibliophile belge XV (1859), p. 107; Sepp, Geschiedk. nasporingen II (Leiden 1873) p. 118 vgl.; Bibliotheca belgica I H 171, en J.J. Salverda te Grave, Twee inventarissen van het huis Brederode (Bijdr. en meded. Hist. Gen. XXXIX (1918), p. 1-172), p. 21, 22. Nadere bizonderheden over Augustijn
worden daar echter niet vermeld.
-
voetnoot1)
-
Correspondance de Chr. Plantijn I, no. 74. Dit is de eenige brief van Plantijn aan H.N., die bewaard is gebleven.
-
voetnoot2)
- Vermoedelijk wordt hier bedoeld de oudste uitgave van H.N.'s psalmen: Psalmen unde ledern, vorthgebracht dorch H.N. doe em de Heer mith de rude syner castydinghe antastede (no. 74). Dit werkje, dat na den Spiegel is gedrukt, vertoont minder variëteit van lettertypen dan de Plantijnsche drukken en verscheen in kleiner formaat. Geheel hetzelfde uiterlijk bezit: Von dem rechtferdigen gerichte Godes, (no. 69). In den brief van Plantijn is verder sprake van twee geschriften van H.N., door Plantijn of Augustijn gedrukt, die aangeduid worden als ‘Apoc. et Rec.’ Rooses denkt hier aan Apocalyptische platen en Refereinen. Misschien moet er gelezen worden: ‘Apoc. ou Rev.’ en wordt bedoeld het geschrift: De openbaringe Godes (no. 17) waarvan de oudste druk verloren is
gegaan.
-
voetnoot3)
- cf. J.G. Sardemann, Über einige im XVI. Jahrhundert in Wesel gedruckte Schriften. Zeitschr. d. Bergischen Geschichtsvereins. II (1865), p. 358-366; Ch. Rahlenbeck, Les imprimeurs clandestins de Wesel. Bull. du bibliophile belge XVIII (1862), p. 416-422. De vraag, of een der in 1568 verschenen uitgaven van Datheen's Psalmen op rekening van Augustijn geschreven moet worden en wellicht ook de in -12o uitgave van het N.T. in de Emdensche vertaling met Marlorati's noten, verdient een nader onderzoek. De Bibliotheca Belgica I G 170I schrijft aan Augustijn toe den derden druk van Grapheus, Een suyverlicke ende seer schoone disputatie. Slechts typen-onderzoek kan hier resultaat opleveren.
-
voetnoot2)
- Bij de bovenstaande bespreking van de eerste reeks der uitgaven van H.N.'s werken houde men voortdurend in het oog, dat wij slechts een gedeelte dier uitgaven kennen. Het aantal werken, dat geheel verloren is gegaan, is, anders dan Nippold indertijd meende, gering, maar er zijn stellig meer verschillende drukken verschenen dan ons bekend zijn. Dit blijkt uit de citaten uit H.N.'s geschriften, die voorkomen in de werken zijner bestrijders, zooals Coornhert, Grevinchoven en vooral uit de inlasschingen van Gerardus Nicolaï in Bullinger's vertoog tegen de wederdoopers (Teghens de Wederdoopers. Ses boecken. Emden, Jehan Malet 1569; herdrukt door S. Cramer in de Bibl. Neerl. Ref. VII), welk werk voor ons doel vooral van belang is, omdat het vóór 1568 werd opgesteld. De bibliographische gegevens, die uit deze citaten te putten zijn, worden in de bibliographie besproken.
-
voetnoot1)
-
Acta 23, 6-12; 24, 1-7, Cronica 27, 6-12; 28, 1-7.
-
voetnoot2)
- De herziene uitgave van H.N.'s geschriften behoort eveneens tot de overgroote zeldzaamheden, waarvan dikwijls slechts een enkel ex. bewaard is. Van 29 verschillende geschriften zijn drukken, die tot deze reeks behooren, bewaard, waarbij enkele, van welke de oorspronkelijke uitgave verloren is gegaan. Bovendien zijn de titels bekend van 5 andere geschriften, waarvan geen ex. in dezen druk overgeleverd zijn. Deze 5 titels komen met het jaartal 1575, maar zonder plaats, met 11 andere, die wèl bewaard zijn, voor in den mescatalogus van Willer voor 1579: Catalogus novus nundinarum autumnalium Francofurti ad Moenum anno 1579, merkwaardigerwijze onder de rubriek ‘Catholische Büeker in Sächssischer Sprach’.
-
voetnoot3)
- Behalve deze platen, is er slechts één werk van H.N. in Hoogduitsche vertaling bekend: Die erste Ermanung Hendrick Niclassen zu seinen Kinderen und dem Hauszgesind der Liebden Jesu Christi. Collen 1580. (no. 34, vermeld in: Bibliotheca selectissima (auctie-catalogus van I. Le Long), Amsterdam 1744, no. 1149). Verwarring is ontstaan, doordat J.G. Walch in zijn in het Latijn gestelde Bibliotheca theologica selecta II (Jena 1758), p. 47-48, de titels der tweede reeks Engelsche vertalingen van H.N.'s werken in het Hoogduitsch citeert.
-
voetnoot1)
- Bovendien bezit deze bibliotheek twee fragmenten van een veel grootere plaat, waarvan de voorstelling niet duidelijk is, maar die, ook blijkens het uitgeversadres ‘zu Cölln bei Nicolas Bohmbargen’ behoort tot de publicaties van H.N. (no. 104).
-
voetnoot2)
- Cf. A. Horodisch, Het kleine boek in Nederland II. Biblion I (1940-41)-3, p. 41.
-
voetnoot3)
- Het is intusschen niet onmogelijk, dat H.N. het formaat van een (ons niet bewaard gebleven) liedboekje van David Joris navolgde. Wieder heeft bewezen, dat het liedboekje van David Joris, waarvan 2 drukken bekend zijn, eveneens in kl-8o oblong, omstreeks 1592 door Gillis Rooman te Haarlem is gedrukt (De schriftuurlijke liedekens, CI en CII). Daar de liederen gedateerd zijn 1531 enz., lijkt het ons niet onwaarschijnlijk, dat er oudere drukken bestaan hebben, wellicht in hetzelfde formaat.
-
voetnoot1)
- cf. Nagler, Die Monogrammisten III, 853.
-
voetnoot3)
- Coornhert, Spiegelken (Wercken III, f. 72).
-
voetnoot4)
- M. Sabbe, Hoe stond Ben. Arias Montanas tegenover de leeringen van Hendrik Jansen Barrefelt? in: De Moretussen en hun kring (Antwerpen 1928), p. 27-51.
-
voetnoot5)
- Rooses, l.c., p. 86-90 en Sabbe l.c., p. 34. Evenals H.N. hier en daar David Joris heeft nagevolgd, zoo bootste in veel sterkere mate Hiël in de titels en den opzet zijner geschriften zijn leermeester na. Verwarringen zijn dan ook niet uitgebleven. Zoo schreef b.v. Fred. Muller in zijn Cat. van godgeleerde werken der 16e en 17e eeuw (1857) de Bibelsche figuren van Hiël aan H.N. toe (no. 897).
-
voetnoot2)
- De gegevens over de Bomberghe's te Keulen zijn zeer fragmentarisch en tegenstrijdig. Omstreeks 1570 woonde te Keulen Daniël III van B., zoon van den Venetiaanschen drukker en broeder van Plantijn's associé Carel van B. Van hem kocht Plantijn Chaldeeuwsche letters voor de Biblia Regia en Arias Montanus verzocht hem om toezending van een Syrisch handschrift van het N.T. (zie voorrede der Biblia Regia fol. XXX, 2b), waarover hij op 14 Juni 1570 een overeenkomst aanging met zijn broeder Carel (Van Ortroy, l.c., p. 143). In 1587 woonde hij nog (of weer) te Keulen en werd vanwege het consistorie der Ned. Herv. kerk vermaand wegens zijn verzoening met de ‘Romanisten’ (Werken Marnix-Vereeniging I, 3, p. 266, 276). Blijkbaar was hij een man van aanzien, maar de verdere gegevens over zijn leven zijn verward (de Généalogie laat hem in 1560 te Leiden studeeren, sic!). In 1611 woonde hij te Middelburg. Onder zijn kinderen of naaste verwanten komt geen Niclaes
voor, wel in een der zijtakken der familie. Daniël wordt vermeld onder Plantijn's zakenrelaties te Keulen (Rooses, l.c., p. 407), maar of hij drukker of boekhandelaar was, staat daarom nog niet geheel vast. De plaats, die Van Ortroy aan Nicolas in de genealogie toewijst, berust louter op een losse onderstelling (l.c., p. 140).
-
voetnoot3)
- J. Smit, Nogmaals Dierck Mullem. Het Boek XXV (1938-39), p. 65, 66.
-
voetnoot1)
- Cf. Nippold, l.c., p. 389; Knappert, l.c., p. 214 vlg.
-
voetnoot2)
- Een dezer werken kennen wij slechts in de Engelsche vertaling, n.l. Abia Nazarenus (een van H.N.'s ‘mede-olders’), A reproofe against all false Christians. Translated out of nether Saxon. 1579 (no. 92).
-
voetnoot3)
- Ch. Fell-Smith, Chr. Vitell, in: Dictionary of national biography LVIII (1899), p. 375-376.
-
voetnoot4)
-
The bibliographers manual. New. ed. by H.G. Bohn VI (London 1861), s.v. Henry Nicholas, p. 1678, 1679.
-
voetnoot5)
-
Catalogue of books in the library of the B.M. printed in England.... to the year 1640. London 1884, s.v.; A short-title catalogue of books printed in England etc. 1475-1640. London 1926, s.v.
-
voetnoot6)
-
The displaying of an horrible secte of grosse and wicked heretiques.... by J.R. London 1578. Voor andere bronnen zie Gotfried Arnold, Historie der kerken en ketteren II (Amsterdam 1701), p. 529-530. Arnold's notitie berust (via Hoornbeek, Summa controversiarum religionis, 2 dr. Frankf. 1697, p. 393) op Henricus Antonius (Nerdenus), Systema theologicum (Franeker 1611) p. 76. Deze laatste schreef omstreeks 1565 twee vertoogen tegen H.N. (zie de titels in zijn Catalogus laborum litteratorium. Franeker 1611). Waren dit misschien de geschriftentegen H.N. door Gillis van der Erve te Emden gedrukt, die volgens de Cronica (XXI, 2-7) tot straf daarvoor aan de pest overleed?
-
voetnoot1)
- Men zou kunnen denken aan den Dordtschen boekdrukker Jan Canin, die in 1580 in den ban werd gedaan wegens het herdrukken van David Joris' Wonderboek (cf. Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Dordrecht 1841), p. 164-166; cf. echter ook Knappert, Ned. Arch. voor Kerkgesch. VI (1909), p. 287-301), of aan den Middelburgschen drukker Richard Schilders, die immers uit Engeland kwam, maar wiens vestiging niet vóór 1575 is te stellen.
-
voetnoot2)
- Zie uitvoeriger Fell-Smith, l.c., p. 428; Nippold l.c., p. 389-394.
-
voetnoot3)
- Cf. R. Seeberg, Lehrbuch der Dogmengeschichte IV (4. Aufl. Leipzig 1930) p. 622.
-
voetnoot4)
- l.c., p. 428. Thieme-Becker s.v. Gaywood vermeldt deze platen niet.
-
voetnoot1)
-
Catalogus van eene aanzienlijke verzameling enz. Amsterdam, P. den Hengst & Zn (1828), no. 54.
-
voetnoot2)
-
Catalogue de la bibliothèque de théologie de D.C. & J.J. van Voorst, Amsterdam, 1859, I, no. 2972.
-
voetnoot2)
- Notes and queries, 4th S. IV (Oct. 30, 1869), p. 357.
-
voetnoot3)
- De bundel-Corrie bevat: I. Kinder bericht; II. De eerste vormaninge; III. Leerafftige rede; IV. De vornömpste epistelen; V. Ware getügenisse van idt geistelick landtschop des fredes; VI. Prophetie des geistes der lieften. De bundel-Koning-van Voorst bevat: I. Ein frölicke bodeschop vam rijcke; II. De anderde vormaninge; III. De spröken; IV. De openbaringe Godes; V. Comoedia: ein gedicht des spels van sinnen; VI. Etlicke wunder-Wercken Gods... Dorch Tobias; VII. Underscheidentlicke vorklaringe der forderinge des Heren... Dorch Fidelitas (deze beide laatste tractaten zijn geschriften van de ‘mede-olderen’ van H.N.). Zie de bibliographie no's 10 en 17.
-
voetnoot4)
- Een zonderlinge drukfout komt voor op p. 21, r. 6, waar in de passage: ‘... wen se alle die uprechtelick, na de Waerheit unde Getügenisse Jesu Christi gelöven unde gedöpet werden, de sölen (saelich, wer die daer niet gedöpet, sal) verdömet werden’, de tusschen ( ) geplaatste woorden zijn uitgevallen!
-
voetnoot1)
-
Ontdeckinghe van de monstreuse dwalingen des libertijnschen vergodeden vrijgheestes Hendric Nicolaessoon. Rotterdam 1604 (met opdracht aan de Dordtsche magistraat). De Successio anabaptistica dat is Babel der wederdoopers. Ghecolligert doer V.P. [Simon Walraven], Coloniae 1603, noemt H.N.'s secte ‘de Dortsche Grondt off T'huys der Liefde’ (p. 55; p. 86 van de uitgave van S. Cramer in Bibl. Neerl. Ref. VII).
-
voetnoot2)
- Nadere gegevens bij G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Dordrecht 1841) I, p. 164-166 en F.L. Los, Geschiedenis der Nederlandsche geloofsbelijdenis VIII (Troffel en zwaard 15 (1912), p. 169). Cf. de adviezen over ‘licentieus boekdrukken’ bij H. Kaajan, De pro-acta der Dordtsche synode van 1618 (Rotterdam 1914), p. 382-386.
-
voetnoot3)
-
Chronica van het Huys der Liefde. 1716. Een, niet volledige opgave der andere mystieke geschriften door Enschedé gedrukt in den Catalogue de la bibliothèque.... Enschedé (Amsterdam 1867). De aldaar beschreven handschriften zijn afkomstig van den predikant J. Goethals.
-
voetnoot4)
- Mich. Vinke, De zilveren arke, bestaande in geestelijke gezangen, stichtelijke rijmen en historie-liederen. Haarlem 1728. Van dezen bundel zijn 2 hss. bewaard, gedateerd 1689 en 1692 te Leer, cf. E. Kochs in: Z. f. Kirchengesch. NF XI (1929), p. 261-267.
-
voetnoot1)
-
Stiefkinderen van het Christendom, p. 310.
-
voetnoot2)
- F. Loofs, art. Familisten, in: Realenzyklopädie für prot. Theologie und Kirche. 3 Aufl. V (1898), p. 750-755.
-
voetnoot3)
-
De oudste Nederlandsche Vertalingen van Jacob Boehme. (Hand. v.h. 2e wetensch. Vlaamsch congres voor boek- en bibl. wezen, Gent 1933,) p. 138.
-
voetnoot1)
- Zie de beschrijving der verschillende uitgaven bij van Someren, Catalogus van portretten I, no. 167a-d, en: H.F. Wijnman, art. Chr. van Sichem I, in: Nieuw biogr. woordenb. IX (1933), 1026. De tekst is overgenomen uit: Moded, Grondich bericht. 1603.
-
voetnoot2)
- Zie van Someren l.c., 172a-h, 173. Dezelfde reeks portretten met denzelfden tekst werd afgedrukt als aanhangsel van het bekende werk van Alexander Ross, Pansebeia or a view of all religions. London 1653 (vele herdrukken en vertalingen).
-
voetnoot4)
-
Visionum apocalypticarum ratio, in: Opera theologica. Londini 1675, p. 317 (de Engelsche uitgave was ons niet toegankelijk).
-
voetnoot1)
-
De historie, natuere, ende beduidenisse der erschrickelicke comeet, die geopenbaert is int jaer ons Heren 1577. Dorch D. Joannem Huernium.... (Knuttel 327).
-
voetnoot2)
- Moes-Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers III, p. 335-365. C.P. Burger Jr., 16e eeuwsche volksprenten. Tijdschr. v. Boek- en Bibl. wezen VIII (1910), p. 239-54). Cf. F.G. Waller, Biographisch Woordenboek van Noord-Nederlandsche graveurs ('s-Gravenhage 1938), p. 58.
-
voetnoot3)
-
Copie, placcaet, ons Heeren des Conincx, op 't verhoogen vande goude ende silvere munte.... Men verkooptse tot Coellen by Willem Janssoen, Brieffmaler by der Goods genade 1577 (van Someren 75, waar deze druk ten onrechte aan de pers van Willem Jansz wordt toegeschreven).
-
voetnoot4)
- Ph. Rombouts & Th. van Lerius, De liggeren.... der Antwerpsche Sint Lucasgilde I (Antwerpen 1872), p. 229. Over het verdwijnen der scherpe onderscheidingen tusschen ‘Briefmaler’, vormsnijders en verluchters zie men: W.L. Schreiber, Die Briefmaler und ihre Mitarbeiter. Gutenberg-Jahrbuch 1932, p. 53-59.
-
voetnoot1)
- Reproductie bij Moes-Burger III, p. 338. Hetzelfde sierstuk komt voor in een anonymen druk van 1582: Eygentliche und warhafftige newe Zeitung von der gewaltigen belagerung der Stadt Steinwyck (van Someren 91), die zeker niet door Bohmbargen gedrukt, maar wellicht een eerste poging is van Willem Jansz (nog te Keulen of reeds te Arnhem?).
-
voetnoot2)
- Zie over hem: Rooses, Plantin., p. 277; Rombouts & van Lerius, l.c., p. 218; Thieme-Becker XIX, p. 504-505; Waller, l.c., p. 57.
-
voetnoot3)
- P. Heitz & O. Zaretzky, Die Kölner Büchermarken (Straszburg 1898), p. XXVIII. Drukken van hem worden o.m. vermeld door van Someren 112, 113, 119, 129, 328, 335.
-
voetnoot1)
- Knuttel 514. Het auteurschap van Schetz wordt ontkend door Max Lossen, Aggaeus Albada und der Kölner Pacificationscongresz. Hist. Taschenbuch. 5. F. VI (1876), p. 340. Zie B.A. Vermaseren, De Katholieke Nederlandsche. geschiedschrijving, (Maastricht 1941), blz. 42 noot 152.
-
voetnoot2)
- Zie b.v. de randlijsten in: Copie einer missive wt Antwerpen. Arnhem 1582 (Moes-Burger 584; Knuttel 595); De waerachtige.... geschiedenisse.... der stadt Lochum. Arnhem 1582 (Moes-Burger 586; Knuttel 614); Copye van sekere brieven.... Arnhem 1587 (Moes-Burger 587; Knuttel 812).
-
voetnoot3)
- Blijkens de lijst van Plantijn's relaties bij Rooses, l.c., p. 407.
|