Het Boek. Jaargang 6
(1917)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
[Nummer 9]De Hongaarsche bijbels in Nederland.De boekdrukkunst en de boekhandel in Nederland hadden in de 17e eeuw een uitstekenden naam tot ver over de grenzen. Beroemde buitenlandsche geleerden hebben hier hunne boeken uitgegeven vooral in het latijn, de taal van de toenmalige wetenschappelijke wereld. In vreemde talen werd echter ook veel gedrukt, zelfs in het hongaarsch. De oorzaak van dit opvallend feit ligt niet daarin, alsof men in Hongarije niet over voldoende drukkerijen beschikte, maar veel meer in de sterke wetenschappelijke, theologische en kerkelijke betrekkingen tusschen beide landen. Deze zijn voornamelijk aangeknoopt omtrent 1620, doordat talrijke hongaarsche, meestal theologische studenten bij gelegenheid van hunne ‘peregrinatio’ naar Nederlandsche universiteiten toekwamen. Langzamerhand ontwikkelde zich de gewoonte, dat deze theologische studenten verschillende beroemde theologische boeken in het hongaarsch vertaalden en op eigen kosten of op die van hun hongaarschen ‘patronus’ bij Nederlandsche boekdrukkers uitgaven. Bij deze gelegenheid zal ik niet al die boeken bespreken, ik wil alleen opmerken, dat de allereerste uitgave in het hongaarsch was de vertaling van Erasmus' ‘Enchiridion militis christiani’, gemaakt door Georgius Salánki, Hongaarsch student te Leiden en uitgegeven bij Iohannes à Woerden (Leiden, 1627).Ga naar voetnoot1) Het is mijn voornemen om mij hier uitsluitend met de uitgaven van den Hongaarschen bijbel bezig te houden, die in Nederland zijn uitgekomen. Dit onderwerp verdient m.i. eene opzettelijke behandeling in een Nederlandsch vaktijdschrift, omdat | |
[pagina 322]
| |
het eene merkwaardige bijdrage levert tot de geschiedenis van den boekhandel en typographie hier te lande. Bovendien zijn de gegevens, die men er over in Hongaarsche boeken vindt bij gebrek aan taalkennis voor Nederlandsche geleerden niet toegankelijk. Bij de samenstelling van dit artikel zijn o.a. de volgende werken gebruikt: F.A. Lampe - (P. Ember) Historia Ecclesiae Reformatae in Hungaria et Transsylvania. (Utrecht, 1728) p. 731-7. P. Bod, Historia Hungarorum Ecclesiastica (Leiden, 1888-90.) Tom. II. Cap. XVII; K. Szabó en A. Hellebrant. Régi Magyar Könyvtár (Oude Hongaarsche Bibliotheek, in het vervolg met R.M.K. aangeduid) I-III. Bd. in 4 deelen. Budapest, 1879-96, hier te lande weinig bekend, hoewel het voor de Nederlandsche boekdrukkunst buitengewoon gewichtige gegevens bevat.
Johannes Jansonius. Amsterdam. 1645, 1646, 1650. In Hongarije heerschte in de 17e eeuw bijbelnood. De betrekkelijk weinige exemplaren der verschillende uitgaven werden spoedig verkocht. Om in dezen nood te helpen, hebben de Hongaarsche studenten in Nederland zich tot den beroemden Jan Jansson, boekdrukker in Amsterdam, gewend en zij hebben hem gebracht tot de uitgave van den hongaarschen bijbel op zijn eigen kosten, zooals een oude bron dit vermeld, ‘argumentis ad zelum erga gloriam Dei excitativis magis tamen spe grandis lucri’Ga naar voetnoot1). Of dat voor Jansson werkelijk veel winst gebracht heeft, is niet zeer waarschijnlijk, daar de firma geen nieuwe uitgave in het licht gegeven heeft. Misschien is hij ook daarvan afgeschrikt door het bericht, dat men een uitgave in Hongarije voorbereidde. In ieder geval kwam de bijbel bij Janssonius in Amsterdam 1645 uit, en bevatte het oude testament, de apocriefe boeken, het nieuwe testament, dit laatste met een afzonderlijk titelblad. Ten slotte voegde hij nog bij, ook met een extra-titelblad, het psalmboek en andere gewone hongaarsche kerkelijke liederen, uittrekselen uit den Heidelbergschen catechismus, gebeden en liturgische formulierenGa naar voetnoot2). De tekst zelf overigens is een nadruk van de uitgave van | |
[pagina *23]
| |
Hongaarsche Bijbel, uitgave van Altheer (1794).
| |
[pagina *24]
| |
Hongaarsche Bijbel, uitgave van Jansonius (1645).
| |
[pagina 323]
| |
1612 (Oppenheim), die zeker moeilijk was te drukken, omdat de letters dezer uitgave (1612) zeer klein zijn. Zoo kwam 't dan, dat deze uitgave de krachten van Janssonius te boven ging. Nicolaus Kis (over hem aanstonds) heeft bewezen, dat minstens 3000 woorden in den tekst zijn weggebleven, dikwijls geheele verzen. De toegevoegde woorden waren niet met andere typen gedrukt. Bovendien is de vertaling op vele plaatsen verkeerd en de orthographie niet consequent doorgevoerd. Wij weten niet, in hoeverre de schuld daarvan komt op rekening van den drukker of van de correctorenGa naar voetnoot1). Wegens het groote formaat en den omvang van deze uitgave was er ook een kleinere uitgave van noodig en gaf hij het nieuwe testament in het volgend jaar afzonderlijk uitGa naar voetnoot2). Uit het getal der exemplaren, die nog heden voorhanden zijn, kan men de conclusie trekken, dat deze oplage van het N.T. lang niet zoo talrijk is geweest als die van de volledige bijbeluitgave van 1645. - Op het titelblad beider uitgaven is overigens aangeduid, dat zij op aandrang en met medewerking van Hongaarsche studenten werden uitgegeven, wat o.a. ook beteekende, dat zij de correctoren waren. Eenige jaren later gaf hij bovendien nog het psalmboek extra uit in Amsterdam 1650Ga naar voetnoot3).
Nicolaus Kis Misztótfalusi, Amsterdam 1685, 1686, 1687. Intusschen is het plan, dat ik hier boven heb aangeduid, tot verwezenlijking gekomen en is de bijbel ook in Hongarije verschenen. De bijbelnood heeft zich toch spoedig weer voorgedaan. De Hongaarsche kerkelijke kringen waren blijkbaar met de Nederlandsche uitgave tevreden, want de gereformeerde kerk van Zevenburgen denkt weer aan Nederland voor de uitgave van den bijbel. Stephanus Horti, pred. in Nagybánya, heeft omstreeks 1668 het plan op- | |
[pagina 324]
| |
gevat den bijbel door een firma in Nederland te laten uitgeven en aan een Hongaarsch student aldaar de correctie toe te vertrouwen.
Hongaarsche Bijbel, uitgave van Kis (1685).
Tien jaren later, toen Horti predikant in Zevenburgen werd, heeft dit plan van uitgave nog beslister vorm aangenomen, maar de geref. | |
[pagina 325]
| |
bisschop van Zevenburgen wenschte den bijbel in Hongarije te doen drukken en de uitgave van Janssonius (1645) daarvoor als model te nemen. De Staten van Zevenburgen en Prins Apafi gaven d.d. 20. Aug. 1680. een opdrachtsbrief aan den bisschop, waarin hij gemachtigd werd, de kosten daarvoor door de kerkelijke kas te laten dragen. Horti's plan kwam echter eerst 6 Dec. 1683 tot uitvoering, toen men tot het drukken in Nederland besloot en voor dit doel 2500 stuks goudgeld ter beschikking stelde. Steph. Kolosvári, professor in de theologie te Kolozsvár (Claudiopolis), kreeg last, om tijdens zijne buitenlandsche reis, die hij voor diplomatieke aangelegenheden maakte, ook voor de uitgave te zorgen. - Reeds vroeger in 1680 was een Hongaarsch student Nicolaus Kis MisztótfalusiGa naar voetnoot1) naar Nederland vertrokken, met de bedoeling en officieuze opdracht, naast de voortzetting van zijne theol. studien ook het boekdrukken aan te leeren, opdat hij de correctie van den aldaar uit te geven Hongaarschen bijbel beter ter hand zou kunnen nemen. Hij ging naar Amsterdam en trad als leerling bij de Fa Blaeu in dienst, betaalde echter fl. 200. - leergeld voor een half jaar. Spoedig leerde hij het lettergieten, snijden en drukken aan, gedreven door het verlangen bij de correctie van den Hongaarschen bijbel met vakkennis te kunnen optreden. Van het besluit van 1683 had men hem echter onkundig gelaten. Daarbij kwam, dat hem berichten uit het vaderland bereikten, die van het opgeven van het plan spraken. Toen besloot Kis, zelf en op eigen kosten den Hongaarschen bijbel uit te geven, - maar de benoodigde gelden ontbraken hem. Hij bezat echter te veel wilskracht om zich daarvan te laten afschrikken, en ging zelf met lettersnijden geld verdienen. Hiermee begint de merkwaardige loopbaan van een Hongaarschen theoloog in Amsterdam, die de vele moeilijkheden, welke hem in den weg stonden, met succes te boven komt; zelfs gebrek heeft hij geleden, om zijn doel te kunnen bereiken. Hij vermeldt, dat hij eerst voor drie gesneden letters een daalder ontving, daarna voor twee, en ten slotte voor een letter hetzelfde bedrag. Weldra kreeg hij bestellingen uit Engeland, Zweden, Duitschland, Italië, Polen, zelfs uit Armenië. Artsil, Prins van Georgië (in den Kaukasus) n.l. wendde zich tot | |
[pagina 326]
| |
den burgemeester van Amsterdam Nicolaas Witsen met verzoek, voor hem een bekwaam lettersnijder te zoeken, die naar een door hem afgeschreven a-b-c de eerste gedrukte armenische letters zou kunnen vervaardigen. Witsen vertrouwde dit werk aan Kis toe, die de opdracht ook heeft uitgevoerd. Witsen wordt daarvoor in een brief van Artsil d.d. 17 Dec. 1686 bedanktGa naar voetnoot1). Tegelijkertijd ontving Kis bestellingen van Cosimo Medici III uit Florence ter waarde van fl. 11.000. Als bewijs van vorstelijke erkentelijkheid voor zijn werk kreeg hij de uitnoodiging de leiding van de hofdrukkerij in Florence op zich te nemen. Eenigen tijd later wendde ook paus Innocentius III zich tot hem voor eene bestelling. Kis beschikte thans over voldoende middelen, om zijn plan der bijbeluitgave tot een goed einde te brengen. Tegelijkertijd met het afdoen van de bestellingen zette hij zijn eigenlijk werk voort. Allereerst was hij bezig met hulp van twee hongaarsche studenten de bijbeluitgave van Janssonius door te zien. Het hoofdoogmerk was hierbij de in het latijn geciteerde boektitels (Exodus etc.) in het hongaarsch weer te geven, verwijzingen na te slaan of zij juist waren, hulpwoorden cursief te doen drukken, overgeslagen woorden of verzen weer op te nemen. Intusschen vernam Kis, dat ook de Zevenburgers van plan waren den bijbel in Nederland te doen drukken; immers behoorde dat tot de instructies van Kolosvári. Terstond richtte hij 15 Aug. 1684 een brief aan den bisschop Tófeus, waarin hij hem verzocht daarvan af te zien, omdat hij zelf daarmede bezig was. Eenigszins onwillig berustte het bestuur van de Zevenburgsche kerk daarin, liet echter weer na, hem het genomen besluit mee te deelen - en intusschen kwam Kolosvári te Amsterdam. Trouw aan zijne instructies deed hij al het mogelijke om Kis van zijn voornemen af te brengen, het was echter al te laat en Kolosvári kreeg toen ook spoedig tegeninstructies. Midden Juni 1685 kwam Kis met den geheelen bijbel klaarGa naar voetnoot2). In | |
[pagina 327]
| |
de thans nog bekende exemplaren komt meestal daarmede samengebonden voor ook het psalmboek (1686)Ga naar voetnoot1). Hij liet 3500 exemplaren drukken. In hetzelfde jaar (1686) gaf hij een extra uitgave van de psalmenGa naar voetnoot2), tevens eene van het Nieuwe Testament (1687)Ga naar voetnoot3), elk in 4200 exemplaren.
Amsterdam 1700.? ‘Amsterdam 1700.’ gemerkt, kwam de volledige bijbelGa naar voetnoot4) en het psalmboek (beide samengebonden) uitGa naar voetnoot5), als herdruk van de uitgave van Kis. Opmerkelijk is echter, dat de naam van den drukker ontbreekt. Overigens is zij vol met drukfouten. Omtrent 1704 was er bij EmberGa naar voetnoot6) nog niets van deze uitgave bekend. De geschiedenis daarvan is derhalve nog niet geheel duidelijk, maar het schijnt geenszins waarschijnlijk te zijn, dat zij in Nederland werd gedrukt. In elk geval is zij een druk niet van 1700, maar omstreeks 1725.
Jordaan Luchtmans. Leiden. 1718. De beroemde professor van de Hoogeschool van Debrecen, Georgius Csipkés Komáromi heeft den bijbel uit den oorspronkelijken tekst geheel vertaald. Hij kwam er klaar mee omstreeks 1685. Zijne erfgenamen hebben deze vertaling naar Franeker aan Campegius Vitringa, prof. in de theologie, | |
[pagina 328]
| |
toegezonden om ze door hem bij een firma te laten uitgeven. Vitringa heeft dat jaren lang bij gebrek aan geld niet kunnen doen, totdat de stad Debrecen in het jaar 1715 met Jordaan Luchtmans te Leiden een verdrag heeft gesloten, waarbij zij de kosten van de uitgave op zich nam. In het jaar 1718 kwam de bijbel dan bij hem in Leiden uitGa naar voetnoot1). Op het titelblad staat het jaar 1685 aangegeven, wat echter op het jaar van de voltooing der vertalingen doelt.
De Utrechtsche bijbels. Anselmus Muntendam 1730. Johannes W. Reers 1737. 1747.? 1765, Johannes Altheer. 1794. Geschiedkundig zijn tot nu toe de lotgevallen van de z.g. Utrechtsche bijbels 't meest onduidelijk. Er is wel bekend, dat F.A. Lampe en H. van Alphen, theologische professoren te Utrecht, omtrent 1725-30 veel moeite genomen hebben om de Hongaarsche bijbels in Utrecht te laten uitgeven. Zij hebben in de provincie een kapitaal verzameld, door de Staten van Utrecht krachtig bijgestaan en zoo verscheen de volledige bijbel naar de uitgave van Kis(1685) in 1730, bij Anselmus MuntendamGa naar voetnoot2). Lang hebben zij overlegd, op welke wijze deze uitgave aan de Hongaren aangeboden kon worden. Ten slotte stelde H. van Alphen voor, dat zij tegen kostenden prijs zouden worden verkocht en de opbrengst voor een nieuwen druk zou beschikbaar worden gesteld. Het kapitaal en de letters voor deze uitgave extra aangekocht, werden bij de Theologische Faculteit aldaar gedeponeerd en de Bijbel verscheen nog viermaal in Utrecht, door het gebruik maken van dit kapitaal, blijkbaar alle bij Jan W. ReersGa naar voetnoot3). | |
[pagina 329]
| |
Waarschijnlijk waren de Hongaarsche studenten telkens de correctoren en revisoren, die dan getracht hebben, zooveel mogelijk de drukfouten van de voorgaande uitgaven te verbeteren en de uitgave steeds beter te maken. Met het oude en nieuwe testament gaf men altijd ook het psalmboek uit. Zoo gebeurde 't, dat men bij de revisie van het psalmboek in 1765 naast een Hongaarsch psalmboek van 1742 ook het Nederl. psalmboek van de Haagsche uitgave van 1764 voor vergelijking heeft genomen. Daar de Hongaarsche studenten hebben gezien, dat de uitgaven vrijwel gelijk zijn, hebben zij op grond van beide psalmboeken de revisie doorgevoerd. Aan het einde van de 18e eeuw gaf Franciscus Pethe, Hongaarsch student te Utrecht, in het jaar 1794 op eigen kosten den volledigen bijbel aldaar uit,Ga naar voetnoot1) nadat hij 3 jaren door met revisie van den Bijbel van 1765 bezig was. Het is hem gelukt een werkelijk goede uitgave ter perse te leggen. De verwijzingen heeft hij nageslagen en naarmate zij naar een of meer verzen verwezen, heeft hij ze van verschillende teekens voorzien. Opmerkelijk is een tabel, waarin hij voor iederen dag een bijbelgedeelte ter lezing opgaf. Finantieel heeft men hem, waarschijnlijk, uit Hongarije, met een 18e deel van de kosten geholpen. Met die uitgave werd dan dit merkwaardige hoofdstuk uit de geschiedenis der Nederlandsche boekdrukkunst afgesloten. Dit kort overzicht zij echter aan Nederlandsche vorschers bijzonder aanbevolen, omdat er reden voor bestaat, dat dienaangaande nog vele aanteekeningen in verschillende Nederlandsche archieven verscholen liggen.
E. Miklós. |
|