Het Boek. Jaargang 3
(1914)– [tijdschrift] Boek, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||
[Nummer 5]Het Breviarium Windeshemense,
| |||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||
en dat men inde middeleeuwsche liturgie eenigszins moet thuis zijn, om de juiste methode te kennen, die men bij ieder concreet geval moet toepassen. Men zie datgene wat ik daarover gezegd heb in Het Boek, II (1913), blz. 10-13 en de in noot 3 op blz. 10 aangehaalde plaatsen. In verband met dat stokpaardje kan men zich voorstellen, dat ik bij mijzelven dacht: als ik dat Oxfordsche exemplaar maar eens in handen kon krijgen, zou, dunkt mij, de moeilijkheid wel op te lossen zijn. Nog om een andere reden verlangde ik dat ex.-Oxford te zien. Er is nog iets raadselachtigs in de typen, waarmede beide breviers zijn gedrukt. Het Oxfordsche ex. is gedrukt met typen 3 en 7, het Haagsche met typen 3 en 6. Op zichzelf is dat niets bijzonders, maar het curieuze van het geval is dit. Type 3 van Gerard Leeu is genoegzaam bekend; hij heeft die, voorzoover ik kan nagaan, bijna 10 jaar lang (1483 tot na 13 Sept. 1491) in tal van boeken gebruikt. Maar de kwestie zit 'm juist in die typen 6 en 7. Het eenige tot nu bekende boek, waarin Gerard Leeu type 6 gebruikt heeft, is het Haagsche ex. van 't Breviarium Windeshemense; en het eenige boek, waarin type 7 voorkomt, is het Oxfordsche exemplaar. En wat 't geval nog raadselachtiger maakt is, dat in beide exx. zoowel type 6 als type 7 enkel en alleen worden gebruikt op het titelblad, en in beide gevallen om slechts 6, zegge en schrijve: zes woorden te drukken. Proctor had dat reeds in 1895 opgemerkt, en schreef in zijn Tracts, 1, p. 47 s.: ‘It is a curious fact that the types [6 en 7] used on the titlepage of the two editions are different, and neither of them are, so far as is known, used elsewhere’. Doch op het oogenblik is dat typen-raadsel, waarvoor ik evenmin een oplossing weet als Proctor, slechts bijzaak. De hoofdzaak is voorloopig deze: welke is de onderlinge verhouding tusschen het Oxfordsche en het Haagsche ex. van het Windesheimsche brevier van 1488, 15 October. Om dat te onderzoeken, zou men de beide exx. met elkaar kalm moeten kunnen vergelijken; doch daar Oxford, zooals men weet, niets uitleent, meende ik mijn onderzoek wel ad kalendas graecas te mogen verschuiven. Geheel onverwacht kwam er echter een oplossing van de moeilijkheid. Terwijl ik in den Catalogus der Haagsche incunabelen, door Campbell's zwager, J.W. Holtrop in 1856 uitgegeven, zit te zoeken, ontmoet ik daar p. 72, n. 186 een zeer korte beschrijving van een Windesheimsch brevier van 1488, 15 October. De gedachte lag natuurlijk voor de hand, dat dat hetzelfde brevier was als Campbell n. | |||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||
367, dat óók in de Koninklijke Bibliotheek berust. Bij een nauwkeuriger vergelijking bemerk ik evenwel tot mijn groote verbazing, dat beide beschrijvingen heelemaal niet klopten. Aanstonds haal ik Proctor's beschrijving van het Oxfordsche ex. erbij, en wat blijkt nu? Dat op de Koninklijke Bibliotheek niet één, maar twee exx. van het Windesheimsche brevier van 1488 berusten, en dat een daarvan volkomen gelijk is aan het ex.-Oxford. Dit laatste is door Campbell in zijn Annales vergeten, ofschoon het wel in Holtrop was opgenomenGa naar voetnoot1). Met de bekende bereidwilligheid werden mij beide exx. van de Koninklijke Bibliotheek toegezonden, en het resultaat van de vergelijking van beide uitgaven is het volgende: De twee Windesheimsche breviers, door Gerard Leeu te Antwerpen in 1488 met den datum 15 October gedrukt, vormen samen één geheel. Het eene stuk (Holtrop, n. 186= ex.-Oxford) is het zgn. Pars hiemalis, het Winterstuk, en dat staat ook duidelijk in het colophon aangegeven; het andere (Campbell, n. 367) is het Parsaestivalis, het Zomerstuk, doch dat staat in het ex. zelf niet aangegeven. Hoe het nu komt, dat in beide deelen sommige stukken gelijk zijn? Zoo goed mogelijk zal ik trachten dat duidelijk te maken. Het kerkelijk jaar loopt, zooals men weet, van den 1en Zondag van den Advent (die vallen kan op een van de dagen van 27 Nov. tot 3 Dec.) tot aan den laatsten Zondag van het volgend jaar, die vóór den 1en Zondag van den Advent valt. Verder wordt er in de liturgie rekening gehouden met twee reeksen van feesten. De eene reeks, de tempore geheeten, omvat over het algemeen die feesten, welke aan een bepaalden dag van de week (een Zondag, een Donderdag enz.),verbonden zijn. De datum, dus de dag van de maand, waarop zij vallen, kan zeer verschillend zijn, daar bijna alles afhangt van Paschen, dat, zooals bekend, een speelruimte heeft van 22 Maart tot 25 April. Zoo valt dus bijv, Aschwoensdag steeds op een Woensdag, maar de datum kan liggen tusschen 4 Februari en 10 Maart. Hemelvaart, dat steeds op Donderdag staat, kan op zijn vroegst op 30 April, op zijn laatst op 3 Juni vallen, enz. enz. Tegelijkertijd houdt de liturgie rekening met een andere reeks van feesten, de sanctis genoemd, omdat het meestal feesten van Heiligen zijn. Die feesten staan over het algemeen op een bepaalden | |||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||
datum van de maand, bijv. 25 Maart, 4 October. 11 November enz., maar kunnen natuurlijk beurtelings op alle 7 dagen van de week vallen. In ieder brevier en missaal komt daarom voor: 1o. Een zgn. Proprium de tempore, bevattende die dagen, welke aan een bepaalden dag van de week verbonden zijn, en die veelal met Paschen vooruiten achteruitschuiven. 2o. Een zgn. Proprium de sanctis of sanctorum, bevattende de heiligenfeesten, die op een bepaalden datum van de maand staan. Daar verder zoowel op de dagen de tempore als de sanctis verschillende stukken voorkomen, die iederen dag juist eender zijn, heeft men die stukken niet telkens opnieuw gedrukt, doch ze in één corpus samengebracht. Gevolgelijk heeft ieder brevier en missaal ook een, wat men zou kunnen noemen: 3o. Commune officii, dat echter gewoonlijk Corpus breviarii heet, of naar het voornaamste gedeelte: Psalterium per hebdomadam (in het missaal heet dat Ordo missae). En daar de sancti naargelang van hun waardigheid: Apostelen, Martelaars, Belijders, Maagden enz., ook weer verschillende stukken juist hetzelfde hebben, heeft men nog: 4o. Een Commune de sanctis of sanctorum. Daarbij komen nog eenige vaste stukken van minder belang nl. 5o. Het Kalendarium met de zgn. Rubrieken (regels voor de ordening van de kerkelijke getijden). 6o.De Psalmi poenitentiales met de Litanie van Alle Heiligen. 7o. De Hymni. 8o. In de nieuwe breviers en missaais ook de zgn. Festa mobilia enz. enz. Ieder brevier of missaal bestaat dus minstens uit 5 zelfstandige stukken, die boven sub 1o-5o genoemd zijn, waarbij vooral in de oudere uitgaven nog eenige andere zelfstandige gedeelten komen. De gedeelten sub 6o, 7o en 8o genoemd, komen echter alleen in het brevier voor. Men begrijpt dat met die inrichting - die toch feitelijk de eenig mogelijke is - de liturgie een ingewikkeld ding is, en wie niet dagelijks met brevier en missaal omgaat, kan er absoluut niet uit wijs worden. Ik ken dan ook iemand, een leek, die er groot belang bij heeft, zich in de liturgische boeken degelijk in te werken, en die ten slotte ertoe moest overgaan, zelf het brevier te bidden, om zóó tenminste door de praktijk met de geheele inrichting tot in onderdeden bekend te raken. Eveneens is uit het gezegde duidelijk, dat een brevier en missaal boeken zijn van grooten omvang. Voor een missaal is dat zoo erg niet; dat laat men rustig op een lessenaar op het altaar liggen. Maar bij een brevier is het lastiger. Gaat men op reis, of wil men al loopen- | |||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||
de zijn brevier bidden, dan kan men toch moeilijk steeds'n boek van minstens een kilo meedragen. Daarom was men er reeds vroeg op bedacht, het brevier met de kleinst mogelijke typen te drukken, en het dan nog in verschillende stukken te verdeelen, om het wat meer handelbaar en draagbaar te maken. Zoo had men reeds met de handschriften in de 14e-15e eeuw gedaan, en dat volgde men natuurlijk ook na in de drukkenGa naar voetnoot1). Als basis voor die verdeeling nam men het Proprium de tempore. Men scheidde het in twee stukken, het zgn. Pars hiemalis, loopende van den 1en Zondag van den Advent tot Paaschzaterdag, en het zgn. Pars aestivalis, loopende van Paschen tot den laatsten Zondag van het kerkelijk jaar, d.i. den laatsten of voorlaatsten Zondag in November. Gevolgelijk moest men ook het Proprium sanctorum verdeelen. De traditioneele scheiding in de middeleeuwen, die ook in 't brevier van Windesheim is gevolgd, was deze, dat men de feesten vanaf 29 November tot 4 April (van de Vigilia S. Andreae tot Sint Ambrosius) tot het Pars hiemalis rekende, en die van 11 April tot 26 November (van S. Leo tot S. Linus) tot het Pars aestivalis. Daar in beide gedeelten echter datgene noodig was, wat in alle of althans vele getijden zoowel van het Proprium de tempore als het Proprium de sanctis juist hetzelfde is, moesten zoowel in het Pars hiemalis als in het Pars aestivalis de boven sub 3o en 4o genoemde stukken, nl. het Commune officii (Corpus breviarii, Psalterium per hebdomadam) en het Commune de sanctis gedrukt worden. En de drukkers waren natuurlijk slim genoeg, om daarvoor hetzelfde zetsel te gebruiken. Vandaar komt het dus, dat Proctor, toen hij het ex-Oxford (Pars hiemalis) met de beschrijving bij Campbell (Pars aestivalis) vergeleek, constateeren moest: ‘This volume appears to be in part identical with CA. 367’. Op die manier is dus alle moeilijkheid omtrent het Breviarium Windeshemense, Antwerpen, G. Leeu, 1488, 15 Oct. opgelost. Te Oxford bezit men het Pars hiemalis en te 's-Gravenhage berusten èn het Pars hiemalis èn het Pars aestivalis. Hieronder volgen nu de beschrijvingen van beide gedeelten, gemaakt volgens de regels van de Berlijnsche Kommission für den | |||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||
Gesamtkatalog der Wiegendrucke. De beschrijvingen zijn lang, maar dat kan niet anders. Een middeleeuwsch brevier of missaal kan onmogelijk volgens een andere methode nauwkeurig worden beschreven. Dat heeft men te Berlijn óók ingezien, en van de proeven, die men daarvan in de Nachträge zu Hain's Repertorium (Leipzig 1910), n.56-59 en n. 232-235 gegeven heeft, zegt de Kommission zelve in haar voorwoord (S. IV), dat zij ‘einen zunächst überrasschenden Umfang angenommen (haben)’. Doch terecht laat zij erop volgen: ‘Wer aber auf die einzelnen Exemplare näher eingeht, wird zugeben müssen, dass nur auf diese Weise eine erschöpfende Veranschaulichung des Sachbestandes gewonnen werden konnte’. Toch zijn de hieronder volgende beschrijvingen nog iet of wat uitgebreider dan de Berlijnsche. Maar ook dàt is in dit geval noodzakelijk. De beide Haagsche exemplaren zijn op verschillende plaatsen verminkt, doch door een gelukkig toeval vullen zij elkander op merkwaardige wijze aan. En datgene wat in het Pars hiemalis ontbreekt, en niet uit het Pars aestivalis kon aangevuld worden, was voor een gedeelte weer in Proctor's beschrijving van het ex.-Oxford te vinden, zoodat het mij ten slotte gelukt is, beide deelen van het Brevier zoo goed als geheel te reconstrueeren. Een en ander eischte echter eenige toelichting. Ook moest hier en daar, om de identiteit van een bepaald gedeelte in beide breviers aan te toonen, niet alleen het eerste blad van een katern, maar ook het tweede worden beschreven, wanneer bijv, het eerste blad in een der twee breviers ontbrak. Ten slotte zij opgemerkt, dat in het Pars aestivalis de verschillende gedeelten in een andere volgorde zijn ingebonden dan in het Pars hiemalis. In het Pars hiemalis is de volgorde geheel gelijk aan de beschrijving, die hier beneden staat; in het Pars aestivalis is de volgorde van inbinden eigenlijk deze: I, II, III, V, VI, IV, VII. Bij de beschrijving is echter voor de duidelijkheid de volgorde van het Pars hiemalis behouden. | |||||||||||||
Breviarium Windeshemense. Pars hiemalis. Antwerpen, Ger. Leeu, 1488, 15 Oct. 8o.
|
I. | Titel, Kalendarium, Rubrieken.
18 bldn., sign. (aa)8 bb10. Aan sign. aa ontbreken bl. 1 (titel), 7 en 8 (begin van Kalendarium). Het ontbrekende wordt aangevuld uit Proctor, Tracts on early printing, I en III volgens het ex.-Oxford. |
Bodleian Library. In het ex. der Kon. Bibl. is sign. aa ingebonden achter sign. bb.
Titel: B2euiarū fcd'm o2dinē regularium // capituli windechimeniis.// Houtsneê, // BI. Ibblank.(Bl. Ia-buit Proctor, Tracts, III, p.63; facsimile van den titel in Tracts, I, phot. II). BI. 2aI met sign. aa2: De aduentu // [ ] Duentus dn̄i ꝓxi = // ma dn̄ica poft vj. //... Bl. 7a (uit Tracts, III, p. 63): Januarius habet dies, xxxi //... Sign. bbj: xvij c xij Benedicti abbatis ix lectiones //... Einde (bl. 18a, reg. 25):... de eo etiā in dn̄ica // Bl. 18b blank. De tekst van dit gedeelte is dezelfde als in het Pars aestivalis, aa-bb, doch het zetsel is anders. |
|
II. | Psalterium per hebdomadam, VII Psalmi poenitentiales cum Litaniis, Vigiliae defunctorum, Commendatio animarum, Hymni (in adventu domini etc.; sign. K3a1).
80 bldn., sign. A8 - K8 (gothiek). Aan sign. A ontbreekt bl. 1. Sign. F4 heet verkeerdelijk E4; sign. 13 heet 12 en sign. K3 heet K2. Bl. 1a [1] (uit Proctor, Tracts, III, p. 63 = Fo. 19a)Ga naar voetnoot1) [met sign. A]: Dn̄icis dieb9 jnuitatoriu3 //... Sign. B: tribuat falutē donet ɍ nob' pi // etate pr̄is... Einde (bl. 80bI, reg. 28): po2e fecli Amen. // Bl. 80b2 blank. Dit gedeelte is geheel gelijk aan sign. A - K van het Pars aestivalis. |
III. | Hymni (ab octava pasche etc.).
8 bldn., sign. A8 (lombard). Ontbreekt geheel in het ex. der Kon. Bibl. Bl. 1a [I] (uit Proctor, Tracts, III, p. 63 = Fo. 99a) [met sign. Ai]: Ab octaua pafche vfq3 ad af // cenfionē dni ad vs̄ ymn9. // Dit gedeelte is blijkens de beschrijving bij Proctor geheel gelijk aan sign. A. (lombard) in het Pars aestivalis. Alleen ontbreekt bij Proctor op het eind van regel 1 na ‘af’ het streepje / |
IV. | Commune de sanctis, Suffragia, Cursus b. mariae, Psalmi graduales.
24 bldn., sign. L8-N8. Bl. IaI, met sign. Lj: De apoftolis in fimplici = // bus feftis ad vs̄ An̄e et ps̄i fe // riales... Bl. 2aI, met sign. L2: facta eius intellexerunt ps̄ // Exaudi deus o2atione3... Sign. M: eo2um ps̄ Exultate iufti ā // Beati... Einde (bl. 24. b2, reg. 29): nōie dn̄i. Qui fecit celum et // terram. // Geheel dezelfde druk als sign. L-N in het Pars aestivalis. |
V. | Proprium de tempore (Dom. I Adventus - Sabbatum Sanctum [= Pars hiemalis]).
105 bldn., sign. aa8-gg8 hhs ii6 kk8-nn8 oo6. De signatuur hh bestaat uit 5 bldn., waarvan het laatste is ingevoegd. |
Bl. IaI, met sign. aa; Dn̄ica p2ima in aduētu ad // vefperas an̄e ɍ p's ferial'. cam // [ ] Ob2ie ɍ iufte... Sign. Bb; glo2ificat9 es: Elōgalti ōnes // terminos... Sign. hh, bl. 4b2, regel 30: dus diei et eftus // Bl.5al (ingevoegd): Feria quinta Lectio p'm(a? Moeilijk leesbaar). //... Bl.5b2, reg. 28: Sequitur dominica in lx' //... Sign. ii. - Dominica in fexagefima //... Einde (bl. 105bI, reg. 13): ex mo2fu defpoliatur Cetera // vt fup2a// Bl. 105b2 blank. N.B. Volgens Proctor, Tracts, III, p. 63 telt sign. hh slechts 4 bladen, doch er moeten er 5 zijn, daar anders de tekst niet volledig is. Er schijnt bij het drukken een vergissing te zijn begaan, waardoor de 3 × 3 Lectiones van Feria 5, Feria 6 en Sabbatho post Dom. Septuagesimae waren overgeslagen. Deze bevinden zich op sign. hh, bl. 5. De versozijde (kol. 2) van dit blad is niet geheel vol; er zijn 2 regels wit overgebleven. Wat óók een bewijs is, dat deze tekst eerst later is gezet. In het ex. van de Kon. Bibl. is op bl. 4b geheel onderaan met gelijktijdige hand (dus omstr. 1488) geschreven ‘feq'2 feria quïta’, om aan te duiden, dat het losse blad daar moest worden ingelascht. |
|
VI. | Proprium de sanctis (Vigilia S. Andreae [29 Nov.] - Ambrosius [4 Apr.] [= Pars hiemalis]).
34 bldn., sign.j8.38 410. Bl. IaI, met sign. ji: In vigilia beati and2ee Lec / // tio p2ima... Sign. 2: nr̄is. ꝟ9 Hodie concepta eft // beata... Bl. 34a2, reg. 3: vera. req'2e feruatij ep̄i. // Explicit ꝑs hyemal' b2eui // arij regulariū Imp2effa ant = // vverpie ꝑ me Gerardū leeu. // Anno dn̄i M. CCCC. 1xxx // viijo meniis octob2is die xv. // Bl. 34b blank. *'s-Gravenhage, KB. - Oxford Bodleian. Holtrop, Catalogus, n. 186. Proctor, Tracts on early printing, III, p. 63; vgl. I, p. 31. Proctor, Index, n. 9378. Type 7 komt alleen voor op het titelblad. Vgl. Proctor, Tracts, I, p. 47 en photograph II aldaar, waar dat titelblad is afgebeeld. Oorspronkelijke lederen band; 2 sloten verdwenen. |
Breviarium Windeshemense [Pars aestivalis], Antwerpen, Ger. Leeu, 1488, 15 Oct. 8o.
330 bldn. (18 + 80 + 8 + 24 + 92 + 102 + 6), 2 kol. 30reg. Typen 3, 6. ◖ I bij type 3.
I. | Titel, Kalendarium, Rubrieken.
18 bldn., sign. (aa)8bb10. Titel: B2euiarium fecundum // o2dinem regulariū capi // tuli vvindechimenfis. // Bl. Ib blank. Bl. 2aI, met sign. a2: De aduentu // [ ] Duentus dn̄i ꝓ xi = // ma dn̄ica poft vi. //... Bl. 7a: Ianuarius habet dies xxxi. //... Sign. |
bb i: xvij c xij Bnedicti (sic) abbatis ix. lcōnes //... Einde (bl. 18a, reg. 25): de eo etiā in dōc //
Dezelfde tekst als in het Pars hiemalis sign. aa-bb, doch ander zetsel. |
|
II. | Psalterium per hebdomadam, VII Psalmi poenitentialescum Litaniis, Viglliae defunctorum, Commendatio animarum, Hymni (in adventu domini etc.; sign. K3aI).
80 bldn., sign. A8 - K8 (gothiek). Aan sign. B. ontbreken bl.4-8, aan sign. C bl. 1, aan sign. F bl. 3, 6, 7, 8 terwijl sign. F 4 verkeerdelijk E4 heet; van sign. G zijn alleen over bl. 5 en 8; aan sign. H ontbreken bl. 2, 3, 4, 5; aan sign. 1 bl. 2, terwijl 13 verkeerdelijk 12 heet en sign. K3 verkeerdelijk gemerkt is K2. Bl. IaI, met sign. A: Dn̄icis dieb9 jnuitato2iu3// [ ] do2emus dominū qui fe = //... Sign. B: tribuat falutē donet ɍ nob' pi // etate pr̄is... Einde (bl. 80bI, reg. 28): po2e fecli Amen. // Bl. 80b2 blank. Dit gedeelte is geheel gelijk aan sign. A-K van het Pars hiemalis. |
III. | Hymni (ab octava pasche etc.).
8 bldn., sign. A8 (lombard). Bl. IaI, met sign. Ai: Ab octaua pafche vfq3 ad af / // cenfionē dn̄i ad vs̄ ymn9. // [ ] D cenam ag // ni ꝓuidi... Einde (bl. 8aI, reg. 17): cui laus eft ɍ ptās ꝑ eterna fe // cula Amen. // Bl. 8a2 en 8b blank. Het bij Proctor (Tracts, III, p. 63) onder Fo. 99a beschreven gedeelte van het Pars hiemalis is ongetwijfeld geheel gelijk aan het bovenstaande. Zie het Pars hiemalis, sub III. |
IV. | Commune de sanctis, Suffragia, Cursus b. mariae, Psalmi graduales.
24 bldn.,sign. L8-N8. Aan sign. L ontbreekt bl. 1 en 8; sign. M ontbreekt geheel; aan sign. N ontbreekt bl. 1. Bl. I ontbreekt. Bl 2aI, met sign. L2: facta eius intellexerunt ps̄ // Exaud. deus o2atione3... Sign. M. ontbreekt. Etnae (bl. 24b2, reg. 29): nōie dn̄i Qui fecit celum et // terram. // In het Pars hiemalis vindt men sign. L-N volledig en in geheel denzelfden druk. |
V. | Proprium de tempore (Vigilia Paschae [Sabbatum Sanctum] - Dom. XXIII post Trinitatem).
92 bldn., sign. a8-c8 d10 e8-k8 I10. Bl. IaI, met sign. ai: In vigilia pafche Ad vs̄añ//All'a all'a. ps̄.Laud'.do. Omēs // gentes... Sign. b: runt illos in cuftodia publica: // Angel9 autem... Einde (bl. 92a2, reg. 29): bus pifcib9 // Bl. 92b blank. |
VI. | Proprium de sanctis (Leo Papa [11 Apr.] - LinusPapa[26 Nov.]), met voorafgaand Commune de sanctis tempore paschali. Officium in dedicatione ecclesiae.
102 bldn., sign. m8-r8 28 f8 s8-x8 y6. |
Bl. IaI, met sign. ai: Incipit coē fcōꝝ temꝑe paf = // chali de vno martire ad vefpe // ras. //... Sign. n: Collecta // [ ] Eus qui cōfpicis q2 nos //... Einde (bl. IoIb 2. reg. 25): tectum fulgebat // ◖I Finitb2euiariū regulariū // bn̄ ɍ diligēter co2rectū: Ant = // vverpie imp̄ffug ꝑ me Gerar // dum leeu Anno dn̄i M. cccc. // lxxxviij. xva die octob2is: // Bl 102 blank. |
|
VII. | Appendix.
6 bldn., sign A6 (lombard). Bl. IaI: In tranflatione beati au=// guftini ad vefperas fuꝑ... Einde (bl. 6a2, reg. 7): lumbi veftri. in cōmuni.:. // Bl. 6b blank. *'s Gravenhage, KB. Campbell, n. 367. Type 6 (HMT 79d1) komt alleen op het titelblad voor. Oorspronkelijke lederen band; slot verdwenen. |
Woerden.
B. Kruitwagen, O.F.M.
- voetnoot1)
- Die vergissing van Campbell is wel eigenaardig. In 1850 had hij zelf in Le bibliophile beige, VI (1850),p. 32 het Pars hiemalis van het brevier eenigszins beschreven, en erbij gezegd, dat dat Pars hiemalis ‘laisse supposer une pars aestivalis’. En 24 jaar later beschrijft hij in zijn Annales, n. 367 het Pars aestivalis - de Kon. Bibliotheek schijnt dat intusschen te hebben aangekocht - maar vergeet het Pars hiemalis.
- voetnoot1)
- Tegenwoordig tracht men op verschillende manieren het Brevier kleiner en lichter te maken. De meest gebruikelijke is wel, dat men het niet in twee, maar in vier deelen scheidt, nl. Pars hiemalis, verna, aestiva en autumnalis. Ook bindt men een brevier wel eens zóó in, dat het Corpus breviarii en het Commune sanctorum in één bandje worden samengevoegd, en het Proprium de tempore en de sanctis in dunne boekjes wordt afgedeeld, die men dan voor en achter bij het ingebonden gedeelte successievelijk inlegt.
- voetnoot1)
- Men lette erop, dat Proctor de gothieke 1 weergeeft als J, en niet als I, en dat hij geen onderscheid maakt tusschen 2 en r. Ook geeft hij bij de beschrijving van een bepaald blad de eventueel daarop voorkomende signatuur niet aan.