tischen catalogus in kaartvorm. Studenten kunnen de boekwerken slechts in de reusachtige leeszaal raadplegen, professoren kunnen ze mee naar huis nemen. Nu heet het wel, dat zij de boeken slechts 14 dagen mogen behouden, maar er is het treurige gebruik ontstaan, dat de professoren de boeken zoolang houden, als zij verkiezen. De boeken worden nooit opgeëischt, en blijven wel eens jaren lang weg, als ze ooit terug keeren. Men kan bij de vraag naar een in den catalogus voorkomend boek, telkens ten antwoord krijgen ‘uitgeleend’. Andere verdwijnen spoorloos; hoe dat kan, weet ik niet te zeggen. Het is een verschijnsel, dat men op verschillende andere bibliotheken terug vindt.
Zoo ook op die der geneeskundige faculteit (faculté de médecine in de école de médecine). Hier kan men de eigenaardige opmerking maken, dat vlak bij den ingang eenige boekenkasten staan; dat de studenten, die hun aanvraagbiljet indienen, steeds uit die boekenkasten voorzien worden. Men komt dan van zelf tot de vraag: Hebben de studenten in de geneeskunde dan steeds dezelfde boeken noodig, of weet men van te voren wat zij vragen zullen, zoo dat men de boeken voor hen gereed houdt. Het antwoord is zeer eenvoudig. Vele studenten in de geneeskunde bezitten nauwelijks leerboeken, zij zitten eenvoudig elken avond op de bibliotheek en studeeren daar uit de gebruikelijke leerboeken. Dat die in vele exemplaren aanwezig zijn, spreekt van zelf. Zoo begrijpt men, dat die reusachtige leeszalen zalen steeds stampvol zitten. Men heeft dikwijls moeite een leegen stoel te vinden.
Er bestaat hier verder de bepaling, dat men slechts één boek mag aanvragen, en het kan voorkomen, dat, zoo een werk uit twee deelen bestaat, men u het eerste deel geeft met de aanwijzing ‘lees eerst het eerste deel uit, dan kunt gij het tweede krijgen.’ Elken dag moest ik op nieuw aan den dienstdoenden bibliothecaris het verzoek doen om 4 of 6 boekdeelen te gelijk te mogen ontvangen; maar ik ontving dan ook zeker geen 5e of geen 7e. Daarin was de discipline dus streng. Even merkwaardig is, dat deze bibliotheek eerst in 1900 begonnen is een behoorlijken kaartcatalogus aan te richten, die voor iedereen toegankelijk is. Er blijkt uit dezen catalogus, dat de geneeskundige werken en tijdschriften van bijna alle landen gekocht worden, ook vele Hollandsche; men stelt er een eer in volledig te zijn. Wil men werken van voor 1900 raadplegen dan bestaat hiervoor een aparte catalogus, maar deze mag niet door den aanvrager zelf ingezien worden.
Waarom dit niet mag, is mij onbekend. Alleen de juist dienstdoende bibliothecaris is hiertoe gerechtigd. Men moet dien dus telkens lastig vallen. Is de dienstdoende toevallig een half uur afwezig, dan moet men wachten. Nu, de studenten, die steeds dezelfde gereedstaande leerboeken aanvragen, hebben daar weinig last van en de professoren plaatsen zich eenvoudig boven de wet, met het gevolg, dat ook daar weer vele boeken niet te vinden zijn. Overigens zal men de Fransche geneeskundige werken ook van ouden tijd daar zeer volledig vertegenwoordigd vinden. Wil men speciaal de geschiedenis der oude geneeskunde beoefenen, dan zal men die het best vereenigd vinden in de kleine bibliotheek der académie de médecine (Rue Bonaparte), die alleen voor de leden dier academie bestemd is, maar waar de vreemdeling gaarne toegelaten wordt. Tot de eerst genoemde drie bibliotheken der universiteit heeft de student toegang op zijn bewijs dat hij de aan den staat verschuldigde collegegelden betaald heeft, niet-studenten hebben voor het gebruik een jaarlijksche bijdrage van 10-20 francs te betalen, maar voor den vreemdeling, den wetenschappelijken onderzoeker maakt men gaarne eene uitzondering en laat hem gratis toe.
Toch kan het voorkomen, dat men eerst betaling eischt, waartegen men krachtig protesteeren moet. De Parijsche student, die niet betaald heeft, bezoekt de bibliotheken toch, gebruik makende van de kaart (kwitantie) van een medestudent. Wil hij dit niet (en zoo doet ook de Parijzenaar, die kosteloos een bibliotheek wenscht te gebruiken) dan gaat hij naar de groote bibliotheek van St. Geneviève bij het Panthéon. Daar wordt iedereen toegelaten, maar daar wordt natuurlijk niets uitgeleend, men krijgt, evenals elders, de werken slechts in de zeer groote leeszaal te zien. Daar is van alles voorhanden, maar vooral de literatuur der Skandinavische rijken. Men volgt er het eigenaardige gebruik, een catalogus met tal van sup-