STILLE DON, DIE STIL VERVLIET
GELE MAAN. VAN BOVEN ZIET,
GEEL EN SCHEEFGEMUTST, DE MAAN
IN EEN HUIS EEN SCHADUW GAAN
VAN EEN VROUW. DE VROUW HEEFT PIJN
EN ZIJ SCHIJNT ALLEEN TE ZIJN -
WEDUWE. HAAR ZOON? DIE ZIT.
HELP MIJ DENK AAN MIJ EN BID!
Na onze wederzijdse mime-voorstelling fiets ik hard door. Even later kom ik op de rommelmarkt van Vlooienburg Elias Weltevreden tegen.
‘Ha, Eli, dat is toevallig. Wat ik nu toch weer meemaak! Ik sta met mijn fiets voor je huis om Minne te lezen, en onder het gedicht zit een vrouw, die...’
‘Ja, het gedicht is populair,’ onderbreekt Elias. ‘Soms gaan ze op de bank zitten om het gedicht over te schrijven.’
‘Eli, laat me uitpraten. Ze zit daar alleen maar. Zo maar. Ze leest niet. Ik lees en zij kijkt naar mij.’
‘Verliefd!’ juicht Elias. ‘Verliefd! Omdat jij poëzie leest! Vrouwen houden van mannen die van poëzie houden.’
‘Onzin Eli, ze was moe denk ik, of dronken. En ze werd woedend op mij, omdat ik haar zo brutaal aanstaarde. Want dat dacht ze.’
‘Samen een gedicht lezen, daar komen huwelijken van,’ fluistert Elias, die een ouderwetse romanticus is en niet luistert. Katerina moet lachen. Nu pas zie ik zijn echtgenote achter hem staan.
‘Ja, voor jullie gaat dat misschien op. Maar deze mevrouw wist echt niet dat ze onder een gedicht zat, dat ik las. Zij dacht natuurlijk alleen maar: wat een rare snuiter. Ik moest naar het gedicht wijzen om te voorkomen dat ze mij aanvloog.’
‘Toch had je haar ten huwelijk moeten vragen,’ houdt Elias vol. ‘Poëzie is de basis voor een gelukkig huwelijk.’
Elias heeft gelijk. Thuis zeg ik tegen mijn vrouw: ‘We zijn gelukkig, schat.’ Want in ons huishouden draait alles om poëzie. Ze draait zich verbaasd om en zoent me. Terwijl zij langzaamaan druppelend water op de koffie giet en zich de geur verbreidt, zie ik dat ze haar schort draagt met het gedicht
Het huwelijk
een gedicht, mijn maandsalaris
en een kind; wil je nu even
kijken of het eten klaar is?
A. Marja
Archangelsk, oktober 2009