De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Helleke van den Braber
| |
[pagina 28]
| |
rolmodel. De manier waarop de Utrechtse bibliofiel te werk ging, kan als inspirerend voorbeeld dienen voor aspirant-weldoeners die wel weten dat ze willen geven, maar aarzelen over het hoe en aan wie. En ook armlastige kunstenaars en instellingen kunnen het een en ander van hem leren. Nu het mecenaat door de staatssecretaris als de oplossing voor hun problemen wordt gezien, is het ook voor hen nuttig zich te verdiepen in de vraag wat de beste manier is om potentiële weldoeners te benaderen. De belangrijkste les die gevers en ontvangers uit het historische voorbeeld van Radermacher Schorer kunnen trekken, is dat deze mecenas de succesvolste relaties opbouwde met die ontvangers die erin slaagden steun te ontvangen waar zij niet alleen zelf beter van werden, maar waar ook hijzelf van profiteerde. Zijn casus laat prachtig zien dat mecenaat het best functioneert als beide partijen er, op welke manier dan ook, profijt van trekken. De tegenprestaties waar weldoeners bewust of onbewust op uit zijn, kunnen alle denkbare vormen aannemen en zijn vaak eerder immaterieel dan materieel van aard. Zo bleken bij Radermacher Schorer diverse kunstenaars bereid op te treden in zijn salon. Anderen kozen ervoor hun weldoener bij hun kunstenaarschap te betrekken door hem in brieven of gesprekken deelgenoot te maken van hun creatieve proces. Zij voelden aan dat Radermacher Schorer zich graag ‘nodig’ voelde en dat hij intensieve persoonlijke uitwisseling met kunstenaars als de ultieme beloning zag voor zijn inzet.Ga naar eind3 Interieur van M.R. Radermacher Schorer, Utrecht, 1947. © Nico Jesse/Nederlands Fotomuseum
Voor instellingen als Meermanno is het belangrijk om nauwkeurig uit te zoeken aan welke soort tegenprestatie aspirant-mecenassen behoefte zouden kunnen hebben. Wie weet wat potentiële gevers willen, kan hen immers gericht benaderen met een passend voorstel. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar toch verdiepen maar weinig instellingen zich op die manier in de behoeften van gevers. Het leren kennen van donoren kost immers erg veel tijd, energie, aandacht en geduld, en vergt een zekere omslag in het denken over mecenaat. Milou Halbesma, die als directeur van de Turing Foundation bemiddelt tussen instellingen en weldoeners Pieter en Françoise Geelen: ‘Vaak zijn de meest basale zaken niet op orde. Het komt voor dat het echtpaar een tentoonstelling medefinanciert, maar geen catalogus krijgt en ook niet wordt uitgenodigd voor de opening. Of dat de Geelens wel worden uitgenodigd, maar niet worden herkend, dus niemand hen aanspreekt. Dat is niet te geloven. Dit soort verhalen hoor ik vaker van particuliere schenkers.’Ga naar eind4 En | |
[pagina 29]
| |
fiscaliste Sigrid Hemels, expert op het gebied van geven en schenken, stelt: ‘Alleen een bedelbrief sturen als de nood aan de man is, is niet genoeg. Je moet als kunstinstelling investeren in je relaties. Een mecenas wil zich betrokken voelen. Het hele bedrijf moet zich daarom bewust zijn van haar geldschieters, van de kassamedewerker tot aan de directeur.’Ga naar eind5 Instellingen als Meermanno kunnen de kunst wellicht afkijken bij het Concertgebouw in Amsterdam, op dit moment het beste voorbeeld van een organisatie die dit spel tot in de puntjes beheerst. De fondsenwervers van het gebouw steken al hun tijd in het leggen en onderhouden van relaties met donoren. Begonnen met enkele honderden ‘vrienden’ slaagden ze er de afgelopen decennia in duizenden gefortuneerde weldoeners aan zich te binden. Potentiële gevers kunnen zich aansluiten bij een van de vier mecenaatskringen. Voor ‘enthousiaste en succesvolle (jonge) professionals’ die €20.000 tot €50.000 te besteden hebben is er de Dolf van Gendt-kring. Gevers van ‘een belangrijke bijdrage’ (€50.000 tot €100.000) verzamelen zich in de Johannes Brahms-kring, en ‘bijzonder genereuze’ gevers (€100.000 tot €150.000) treden toe tot de Gustav Mahler-kring. Voor de buitencategorie (meer dan 1 miljoen euro) is er de Johan Sebastian Bach-kring. Glossy brochures stellen al deze donoren een heel scala aan tegenprestaties in het vooruitzicht, die allemaal één ding gemeen hebben: ze bieden weldoeners een unieke en exclusieve vorm van nabijheid en betrokkenheid. Door kennismaking met solisten, deelname aan besloten diners, besloten ontvangsten bij speciale concerten, en zelfs deelname aan periodieke discussieavonden met de directie komt de weldoener heel dichtbij. Wat het Concertgebouw hem of haar biedt, verschilt niet zoveel van wat Radermacher Schorer terugkreeg van ‘zijn’ kunstenaars: het gevoel deelgenoot te zijn. Het creëren van een gevoel van nabijheid hoeft een instelling niet veel te kosten, maar levert vaak onverwacht veel op. In de museumwereld krijgt dit voorbeeld langzaam navolging. Zo heeft het Scheepvaartmuseum recent zeventien Kamers opgericht, waarin gevers zijn verzameld die enkele duizenden euro's per jaar bijdragen en een bepaald interessegebied delen. In die kamers draait het om exclusiviteit en clubgevoel: alle leden kennen elkaar en zijn door elkaar geworven.Ga naar eind6 Ook het Rijksmuseum experimenteert met een Chairman's Circle, waarin gevers zich voor €15.000 per jaar verzekeren van regelmatig persoonlijk contact met de conservatoren. Zou zoiets ook voor Meermanno een oplossing zijn? Het museum kan bogen op een aanzienlijke groep betrokken ‘vrienden’ en onderhoudt bovendien nauwe betrekkingen met relatief gefortuneerde boekliefhebbers in binnen- en buitenland. Elke gepassioneerde bibliofiel is een potentiële weldoener, dus aan prospects geen gebrek. Rest nog de moed om de behoeften van gevers centraal te durven stellen en te investeren in aansprekende vormen van exclusiviteit, persoonlijke binding en nauw contact. Onder de vrienden zijn wellicht gevers te vinden die meer voor het museum zouden willen doen dan hun tot nu toe gevraagd is. Het museum beschikt over uiterst kundige conservatoren, die hun kennis en ervaring net als hun collega's van het Rijksmuseum op allerlei manieren met potentiële donoren zouden kunnen delen. Dat het museum zich op een klein publiek van kenners richt, is in dezen eerder een voordeel dan een nadeel. Meermanno zal nooit een publiekslieveling worden, maar lijkt zich in een prima uitgangspositie voor succesvol mecenaat te bevinden. Het is aan de directie om deze kans te verzilveren. Een blik op het eigen, rijke mecenaatsverleden kan daarbij zeker helpen. |
|