doel zichzelf te verrijken. De mannen aan de slijptol en het aambeeld zijn in werkelijkheid diegenen voor wie men maar beter op kan passen; zij zijn als katten die aan de ene kant lief likken, maar krabben als je niet oplet!
De figuur rechts is de oudtestamentische koning David, herkenbaar aan zijn kroon en zijn harp. Hij wijst met zijn scepter in zijn rechterhand naar de mannen naast hem. Hij heeft de rol van uitlegger of verklaarder van de voorstelling, net als de nar aan de andere zijde. Zijn begeleidend vers verwoordt de moraal van de uitgebeelde spreekwoorden. Als Bijbels figuur spreekt David de figuren en daarmee de beschouwer van de prent vermanend toe. Onder hem staat het vers: ‘Tis beter luttel met rechtuerdicheit dan veel met ongerechticheit’ [beter weinig met gerechtigheid, dan veel door onrecht], hetgeen verwijst naar Spreuken 16:8.
De teksten in Latijn boven de hoofden van de afzonderlijke figuren en de toevoeging van de figuur van de Bijbelse koning David aan de wereldlijke figuren en hun begeleidende verzen in het Nederlands geven aan, dat de gravure uiteindelijk een Bijbelse moraal wil verduidelijken. David pleit voor een bescheiden leven waarin alles wat men bezit is vergaard door eerlijkheid, boven een leven waarin men zichzelf op oneerlijke wijze zou verrijken: het is beter weinig, door eerlijkheid, te bezitten, dan veel door oneerlijkheid.
In de prent van Van der Heyden valt op dat er geen willekeurige spreekwoorden zijn uitgebeeld, maar dat ze tezamen een boodschap willen overbrengen. De vijf figuren plaatsen vraagtekens bij de verhouding tussen eerlijkheid en oneerlijkheid, bij de nobele armoede van de eerlijke ambachtsman en de op listige wijze verkregen rijkdom van sociale dilettanten als juristen en kooplieden. De drie figuren in het midden verbeelden drie spreekwoorden die vanuit de eerste persoon worden meegedeeld. Deze figuren worden geflankeerd door de andere - David rechts en door de nar links. De onderschriften van de twee ‘verklarende’ figuren zijn gericht aan de lezer en dienen als commentaar op en als waarschuwing voor de drie figuren in het midden. Zodoende wordt enerzijds het - bijbelse - moralistische thema, dat op de prent letterlijk wordt verwoord door koning David, uitgebeeld door de arme maar eerlijke figuur in het midden, terwijl anderzijds de waarschuwing aan de beschouwer wordt verbeeld door de twee onbetrouwbare figuren aan slijptol en aambeeld. Die waarschuwing wordt uitgelegd door de nar met de kat.
Het verbeelden van spreekwoorden heeft als genre een grote vlucht genomen na het midden van de vijftiende eeuw. Niet alleen in prenten, maar ook in schilderijen en in de decoraties van geïllumineerde handschriften uit die tijd vindt men verbeeldingen van spreekwoorden terug. Met name in de Nederlanden werden de mogelijkheden tot het uitbeelden ervan door kunstenaars wel heel ijverig onderzocht. De voorstellingen moeten niet alleen velen aangesproken hebben, ook moet het genre aantrekkelijk zijn geweest voor kunstenaars om uit te beelden. Door het uitbeelden van spreekwoorden konden zij - wereldlijke - motieven laten zien die iets weergeven wat onlogisch of vaak zelfs absurd is. Het ontdekken en interpreteren van spreekwoorden moet voor de beschouwer een vermakelijk ‘spel’ zijn geweest: de maker ervan speelt tenslotte met een dubbelzinnigheid tussen het afgebeelde en de betekenis ervan, en daarmee met de verwachtingen en de interpretaties van zijn publiek.
Opvallend is dat er bijna honderd jaar ligt tussen de gravure uit de collectie van het Rijksmuseum van Pieter van der Heyden en het origineel van Israhel van Meckenem. Het toont aan dat zowel deze specifieke verbeelding van deze spreekwoorden als de inhoudelijke strekking ervan voor de Lage Landen over een relatief lange periode interessant bleef. En wellicht is dat nog steeds zo.
Lisette Sulenta