| |
| |
| |
Verschenen boeken
Eveline Koolhaas-Grosfeld, De ontdekking van de Nederlander in boeken en prenten rond 1800, Zutphen (Walburgpers) 2010, 400 p., ISBN 9789057306488, €39.95
Koolhaas-Grosfeld ontdekt de Nederlander
Na een lange wetenschappelijke carrière heeft kunsthistorica Eveline Koolhaas-Grosfeld haar reeds indrukwekkende publicatielijst nu verrijkt met een proefschrift: De ontdekking van de Nederlander in boeken en prenten rond 1800. Centraal in deze brede historische studie staat het fonds van de Amsterdamse uitgever Evert Maaskamp (1769-1834), die gespecialiseerd was in de uitgave van prenten. Maaskamp toonde zijn meesterschap met de integraal in het proefschrift afgedrukte serie Afbeeldingen, zeden en gewoonten in de Bataafse Republiek. In deze 24 kostuumprenten met begeleidende teksten, die verschenen tussen 1803 en 1807, stonden de verschillende regionale klederdrachten symbool voor de culturele verscheidenheid in de Bataafse Republiek. Deze etnische verschillen werden, volgens Koolhaas-Grosfeld, door Maaskamp bewust voorgesteld als een specifiek kenmerk van de Nederlandse identiteit, en droegen daarmee bij aan het proces van culturele natievorming in de prille eenheidsstaat die de Bataafse Republiek was.
Koolhaas-Grosfeld grijpt met dit proefschrift terug op ‘Nationale versus goede smaak. Bevordering van de nationale kunst in Nederland, 1780-1840’. Dit was haar eerste, schoolmakende artikel uit 1982 waarin zij kunst en natievorming in dezelfde periode al met elkaar verbond. Zij heeft nu een ‘nieuwe dimensie’ willen toevoegen met een verkenning van de opkomst van de etnografie in de achttiende eeuw. Het waren volgens Koolhaas-Grosfeld de verworvenheden van dit nieuwe wetenschapsgebied - in de eerste plaats het idee van etnische verscheidenheid als
| |
| |
nationaal kenmerk - die het voor Maaskamp mogelijk maakten aan het begin van de negentiende eeuw op te treden als ‘culturele natievormer’.
De wortels van de Nederlandse etnografie vindt Koolhaas-Grosfeld in de Natuurlijke historie van Holland (1773-1776) van Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812). De ontdekking van dit ambitieuze totaalonderzoek naar de Hollandse (en dus niet de Nederlandse) natie vormde voor haar niet alleen de sleutel tot het geheim achter Maaskamps commercieel geïnspireerde cultuurpolitiek, maar het bracht haar ook ‘tot de ontdekking dat het etnisch natiebeeld - hoofdthema van mijn boek - in Nederland een achttiende-eeuwse uitvinding is geweest en niet een negentiende-eeuwse’. De ‘ontdekking’ in de titel moet dan ook vooral worden opgevat als een persoonlijke ontdekking, en die wordt bezegeld met een ruim vijftig pagina's lange bespreking van Berkheijs werk. Het is de vraag of dit de meest gelukkige keuze is, want er zijn geen directe aanwijzingen dat de Natuurlijke historie van Holland voor de hoofdpersoon van Koolhaas-Grosfelds boek net zo'n bepalende rol heeft gespeeld als voor haarzelf. Berkheijs exclusieve aandacht voor de inwoners van Holland en zijn nadruk op de Hollandse eigenheid - product van een tijd waarin de inwoners van de verschillende gewesten nog alom werden beschouwd als afzonderlijke volken - maken dit zelfs onwaarschijnlijk.
Koolhaas-Grosfeld blijkt van alle markten thuis: naast de kunst-, cultuur- en wetenschapsgeschiedenis begeeft ze zich ook op het vlak van de economische geschiedenis (volgens haar lag het economisch patriottisme aan de basis van Maaskamps ondernemerschap). Ook combineert zij het genre van de biografie met dat van de geschiedenis van uitgeverij en boekhandel (in de hoofdstukken over Maaskamp en zijn prentmagazijn op de hoek van de Dam en de Kalverstraat). In een van de hoofdstukken blijkt de auteur zelfs het genre van de whodunit te beheersen, wanneer zij een bespreking van een van de boeken uit Maaskamps fonds vormgeeft als een spannende zoektocht naar de anonieme auteur.
Deze veelheid aan invalshoeken maakt het boek tot een afwisselende leeservaring die mede dankzij de toegankelijke stijl van de auteur niet snel gaat vervelen. Tegelijkertijd bekruipt de lezer soms het gevoel wel erg ver verwijderd te zijn geraakt van het etnisch nationalisme dat het hoofdthema heet te zijn. Koolhaas-Grosfelds poging om alles in een besluitende bespiegeling met elkaar te verbinden, weet uiteindelijk maar gedeeltelijk te overtuigen. Niettemin is De ontdekking van de Nederlander een schitterende uitgave met tal van goeddeels in kleur afgedrukte prenten waarvoor door de auteur en de uitgever kosten noch moeite zijn gespaard. (Joris Oddens)
| |
Kevin Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970), Antwerpen (Meulenhoff/Manteau) 2009, 688 p., ISBN 9789085421627, €34,95
Van Kevin Absillis verscheen een vuistdik boek (een proefschrift) over Angèle Manteau (1911-2008). Of moeten we zeggen over de uitgeverij Manteau? Uitgeverij en uitgeefster waren sterk met elkaar verweven. Dat alleen al maakt de firma bijzonder, maar daarbij moet zij de eerste vrouw geweest zijn die het zo ver schopte in de literaire uitgeverij. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen ook Tine van Buul en Alice van Nahuys op bij Querido, maar Manteau had voor de oorlog al naam gemaakt. Angèle Manteau had de uitgeverij zelf opgezet in 1932, nadat ze via contacten met Jan Greshoff, bij wie ze een kamer huurde, met hem en andere cultuurdra- | |
| |
gers, zoals uitgever Stols en Eddy Du Perron, in contact was gekomen. Du Perron noemde haar ‘Engeltje Manteau’. Via deze letterkundigen leerde ze Nederlands want van huis uit was Manteau een Waalse. De uitgeverij begon als importzaak maar wist zich tot een serieus bedrijf te ontplooien. Naast enkele populaire cash cows zaten ook schrijvers als Malaparte en Louis Paul Boon in haar fonds. Ook Hugo Claus was een ontdekking van Manteau. Echter, de Nederlandse uitgeverijen hadden daarvan lucht gekregen en na een avondje stappen met De Bezige Bij-directeuren was Hugo Claus om. Dit is de rode draad in het boek: Angèle Manteau had enerzijds veel last van de Nederlandse branche, anderzijds was het Nederlandse lezerspubliek een belangrijke afzetmarkt. In dit boek is veel aandacht voor de praktijk van het ‘ontvlaamsen’ van Vlaamse auteurs, teneinde ze ook voor de Nederlandse markt ‘geschikt’ te maken. Jeroen Brouwers, die enige tijd bij Manteau redacteur was, deed daar in zijn Stoffer en Blik (2004) een boekje over open. Absillis heeft een soepele schrijfstijl en door de opzet van het boek krijg je behalve een uitgeverijgeschiedenis, er literatuurgeschiedenis en cultuurkritiek bij. (LK)
| |
Ans J. Veltman-Van den Bos & Jan de Vet, Par Amitié. De vriendenrol van Petronella Moens, Nijmegen (Vantilt) 2009, 482 p., ISBN 9789460040146, €32,50
Aagje Deken, Elizabeth Wolff, Henricus Franciscus Tollens, Willem Bilderdijk, Fenna Mastenbroek, enzovoort. Een korte opsomming van canonieke auteurs uit Nederland rond 1800 zult u denken. Dat mag zo zijn, maar zij hebben eveneens een bijdrage achtergelaten in de Vriendenrol van de minstens zo canonieke Petronella Moens.
De titel, ontleend aan wat tegenwoordig waarschijnlijk poeziealbum genoemd zou worden, maakt in één oogopslag duidelijk wat de kern vormt van de inleidende hoofdstukken bij de volledige en rijk geannoteerde transcriptie van het boekwerk: een nadere beschouwing van het concept ‘vriendschap’ en diverse contemporaine opvattingen hierover. Onmisbaar, want het bezit van Moens was een voorbeeld van een album amicorum dat rond 1800 functioneerde als papieren getuige van het netwerk van vrienden van de albumbezitter. Deze albums vormen vandaag de dag een boeiende bron voor onderzoek, aangezien er - zeker in het geval van een fameuze auteur als Moens - in deze geschriften al dan niet elders gepubliceerde stukken proza en vooral poëtische bijdragen kunnen zijn opgenomen van bekende literatoren.
| |
| |
Veltman-Van den Bos en De Vet hebben de verschillende inscriptoren van het album uitgebreid geanalyseerd. Familieleden, predikanten, leraren en militairen vormen een aantal van de categorieën waarin de verantwoordelijken voor de contributies zijn verdeeld. Ook de geografische locatie en het jaartal van de bijdragen hebben zij bestudeerd. Daardoor werden zij in staat gesteld in de voetsporen te treden van de blinde schrijfster of dan toch op zijn minst in die van haar album. En wat te denken van pennenvruchten van bijvoorbeeld uitgevers en boekhandelaren? Uitgevers Adriaan Loosjes, en later zijn zoon en opvolger Vincent, tekenden het album en gaven tevens werk van Moens uit. Hendrik Asueruszoon Doyer en Jacobus Koning gaven haar werk niet uit, maar plaatsten wel een bijdrage, wat kan duiden op een persoonlijker band met de dichteres.
In veel opzichten zijn de bijdragen van de literaire vrienden van Moens voor onderzoekers het interessantst. Ze brengen Moens' letterkundig leven voor het voetlicht. Zo tonen ze bijvoorbeeld vrienden die zij ontmoette in het kader van haar lidmaatschap van letterkundige genootschappen. Enkele vrienden, onder wie de bekende Tollens, weten uiteindelijk van koning Willem i een jaarlijks pensioen voor Moens te bewerkstelligen. Voor sommige Vlaamse schrijvers, die nog hoopten naam te maken, was contact met de Noord-Nederlandse literaire wereld van groot belang. Deze vorm van ‘vriendschap’, waar de jonge auteurs natuurlijk van verwachtten te profiteren, heeft zo zijn sporen achtergelaten in het album. Prudens van Duyse legde via zijn ‘kunstvriendinne’ contacten met uitgevers en wist zo in het noorden gepubliceerd te worden. In zijn bijdrage ging Van Duyse in dusdanige bombastische bewoordingen tekeer, dat de auteurs van Par Amitié haar als een monstruositeit beschouwen. Er worden in dit boek veel meer vormen van vriendschap nader bestudeerd, getuige het lijvige tweede hoofdstuk.
Veltman-Van den Bos en De Vet hebben met de toevoegingen rondom de transcriptie van de Vriendenrol de weg geplaveid voor verder onderzoek. Niet alleen hebben zij van zo veel mogelijk onbekende bijdragen de auteurs getraceerd, ook hebben zij in diverse bijlagen een flinke hoeveelheid grondwerk verricht. Zo vinden lezers onder meer een alfabetische lijst van inscriptoren, een lijst met inscripties op chronologische orde en een lijst geordend op beginregels. Om over de waarde van het overzicht van de geografische locaties van de bijdragen voor vergelijkend onderzoek nog maar te zwijgen. De transcriptie zal ongetwijfeld ook op toekomstige aandacht kunnen rekenen, al was het maar om de versvormen van de toevoegingen van toenmalige literaire grootheden te analyseren. De auteurs hebben dat in ieder geval voor een breed publiek mogelijk gemaakt.
De waardering die tegenwoordig bestaat voor Moens, zij wordt immers gerekend tot de canonieke auteurs rond 1800, werd door Tollens in de Vriendenrol al eens verwoord. Hoewel zijn verwijzing naar haar vrouwelijkheid wellicht tot onderzoek van gender studies zal leiden:
‘Waar ooit de Dichtkunst zit ten troon,
Wat mannelijke ziel zy zwellen doe en blaken,
Mag zy in 't maagdlyk hart ontwaken,
Haar luister schittert dubbel schoon;
Wil Febus magt op ziel en zin,
Hy stort een maagd den dichtgeest in.’
(Arnold Lubbers)
| |
Sytze van der Veen, 75 Jaar Erasmus Boekhandel Amsterdam-Parijs, Amsterdam (Erasmus Antiquariaat en Boekhandel B.V.) 2009, 96 p., ISBN 9789490234 041. Het boek is alleen verkrijgbaar bij de Erasmus Boekhandel. Zolang de voorraad strekt kan men een exemplaar bestellen per e-mail: erasmus@erasmusbooks.nl (€25 + porto)
Ineens weet je het weer. Als je de foto van boekhandel Erasmus ziet, genomen ergens in de jaren tachtig door Klaas Koppe, waarop een gulzige Boudewijn Buch met zijn armen vol boeken de winkel aan het Spui in Amsterdam uitkomt, dan ben je direct terug in de tijd. Waar nu al weer jaren een pizzaketen zit, vlak bij het Rokin, daar zat altijd die mooie boekwinkel, met bijzondere etalages en een aura van zeldzaam en kostbaar. De winkel werd in 1934 opgericht door Abraham Horodisch. Hij was in 1898 geboren als Rus in Lodz dat later bij Polen behoorde, en verhuisde in zijn kinderjaren naar Duitsland. Al op jonge leeftijd was hij begonnen met de bibliofiele uitgeverij Euphorion. Daarna probeerde hij het met
| |
| |
uitgeverij Marx & Co en de drukkerij Aldus Druck. Opmerkelijk was zijn inzet om te komen tot een joodse bibliofielenclub, het ‘Soncino-Gesellschaft der Freunde des jüdischen Buches’ in 1924, dat al snel achthonderd leden telde en een eigen tijdschrift had. Er werden ook boeken uitgegeven. Na Hitlers machtsovername braken angstige tijden aan voor Horodisch en zijn Gesellschaft. Hij vluchtte met zijn vrouw naar Nederland en zette een boekhandel op. Tijdens de Duitse bezetting moest hij echter weer vluchten, nu naar Zwitserland waar hij met zijn vrouw op betere tijden wachtte.
Zijn vrouw, Alice Garnmann, was illustratrice en ontwierp het logo voor de boekhandel dat nog altijd in gebruik is. In de winkel verkochten ze zowel geïmporteerde als antiquarische boeken. De winkel was ook om te zien een waar boekenparadijs. Het interieur figureert op het omslag van Gerrit Komrijs uitgave Verzonken Boeken, en de zaak komt ook voor in De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch. Na de dood van zijn vrouw in 1984 ging het met Horodisch bergafwaarts. Hij stierf na een val op de trap van een veilinghuis waar hij juist op een aantal zestiende-eeuwse boeken wilde gaan bieden.
Boekwinkel Erasmus aan het Spui ging in 1991 dicht, maar heropende zijn deuren aan de Nieuwe Herengracht, zij het nu zonder etalage en met een andere directie. De boekwinkel bestaat ruim 75 jaar, zo leert het jubileumboek. Momenteel is het vooral een boekhandel die boeken levert aan gespecialiseerde bibliotheken overal ter wereld. De nieuwe tijd heeft zijn intrede gedaan, internet en e-book maken de bedrijfsvoering efficiënter. Toch werken er nog altijd 44 mensen voor Erasmus, van wie veertien bij het filiaal in Parijs. Het is kortom een groot, internationaal bedrijf met een illustere geschiedenis. Het jubileumboek schetst een fraai beeld van het bedrijf en is schitterend geïllustreerd, maar het is jammer dat er geen noten zijn gebruikt. Voor onderzoekers naar deze fascinerende geschiedenis blijft het, ondanks het bronnenlijstje achterin, gissen naar waar de informatie precies vandaan komt. (LK)
|
|