De Boekenwereld. Jaargang 14
(1997-1998)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Ontleding van een anatomisch standaardwerkIn juni 1543 verscheen in Bazel bij de drukkerij van Johannes Oporinus de eerste druk van De humani corporis fabrica (‘Over de bouw van het menselijk lichaam’) van Andreas Vesalius, een boek waarvan algemeen wordt aangenomen dat het de geboorte van de moderne anatomie markeert. Voor de geschiedenis van de geneeskunst is het werk dus van groot belang, en de aandacht die er de laatste vijftig jaar aan is gewijd, wijst daar dan ook op.Ga naar eind1 Al is het niet het eerste ‘grote boek’ over de ontleedkunde, het geeft wel een definitieve breuk aan met het verleden. Het werkelijk nieuwe in dit werk is dat de structuur en werking van het menselijk lichaam wordt geschilderd aan de hand van een nauwkeurige en gedetailleerde weergave van de lichaamsdelen, gebaseerd op door de auteur zelf verrichte secties. Tekst en illustraties, die een hecht verband vormen, corrigeren keer op keer de tot dan toe heersende, op Galenus berustende inzichten. Het boek betekent een van de overwinningen in de strijd die in de zestiende en zeventiende eeuw werd gestreden tussen een wetenschap die zich baseert op experimenteel onderzoek, en een die uitgaat van opvattingen die steunen op een gezaghebbende traditie, die van de ‘klassieken’ (bijv. de Aristotelische en Galenistische stromingen). Daarbij kan worden opgemerkt dat Galenus - zowel door de oudere generatie van geleerden als door mensen van Vesalius' eigen leeftijd - nu juist ook in zijn Griekse vorm heroverd was of werd.Ga naar eind2 Het gevolg was natuurlijk dat iedere suggestie dat Galenus overbodig zou zijn door velen als bedreigend werd ervaren. Vesalius zelf formuleert (in zijn opdrachtbrief aan keizer Karel V, fol. *3 verso) de strijd in deze termen: ‘meer geloof in eigen ogen en de bepaald niet zwakke bewijsgronden dan in de werken van Galenus’.Ga naar eind3 Het vereiste moed in te gaan tegen het alom geaccepteerd gezag van de klassieken, en nog heel wat meer moed in te gaan tegen het alom vertegenwoordigd gezag van hun adepten. Dit gevecht is vele malen aangegaan, onder meer door Copernicus, Galilei en Bacon.Ga naar eind4 Vesalius' boek is exemplarisch voor de nieuwe methode van experimenteel onderzoek. Dat Vesalius als de eerste geldt die de moderne anatomie door middel van de drukpers heeft verspreid, is in feite te danken aan de vertraging die het boek van een andere medicus had opgelopen: De dissectione partium corporis humani (‘Over de anatomie van de delen van het menselijk lichaam’), van de hand van Charles Estienne. Het gaat om een werk dat - hoewel in 1545, | |
[pagina 219]
| |
twee jaar na de Fabrica in druk verschenen - al vele jaren daarvoor was samengesteld, en waaraan de Parijse drukker Simon de Colines al in 1539 had gewerkt. Overigens heeft dit werk niet het methodologische belang van de Fabrica.Ga naar eind5. Behalve op het vlak van de wetenschapsgeschiedenis, en dan in het bijzonder op medisch terrein, is de Fabrica ook van belang voor de geschiedenis van het boek. Ook als productie van een wetenschappelijke tekst kan men het werk exemplarisch noemen: al is het niet het eerste in zijn soort, het boek toont consequent een bewuste omgang met het typografisch materiaal, dat dienstbaar wordt gemaakt aan de overdracht van wetenschappelijke kennis. Zoals nog zal blijken, was het de auteur zelf die de presentatie van zijn tekst voor een belangrijk deel bepaalde, in het bijzonder wat betreft het verwijzingssysteem tussen de tekst (meer dan 700 pagina's) en de illustraties (het boek bevat bijna 200 houtsneden); maar de typografische vormgeving in zijn geheel zal door de uitgeverdrukker zijn vastgesteld. Johannes Oporinus, die met Jodocus Badius, Robert Estienne en enkele anderen behoorde tot het type van de drukker-en-geleerde, was een tijdlang medewerker geweest van de (ook in de zestiende eeuw al beroemde en beruchte) arts Theophrastus Paracelsus (die hij overigens slechts geringe achting toedroeg), en had in Bazel klassieke talen gedoceerd aan de universiteit. Vanaf 1535 werkte hij mee aan diverse uitgaven en in 1542 startte hij een eigen drukkerij, die uit zou groeien tot een van de grote wetenschappelijke uitgeverijen van de zestiende eeuw. Het fonds bestond voornamelijk uit wetenschappelijke werken. Naar de typografische vormgeving van zijn drukken (met het zo typerende gebruik van cursieve kapitalen, zie bijv. Fabrica, p. 43 = afb. op bladzijde 221 en p. 184 = afb. op bladzijde 226) is nog geen onderzoek gedaan. De Fabrica is ook van belang in kunsthistorisch opzicht: de kwaliteit van de (anonieme) houtsneden (zie bijv. p. 186 = afb. op bladzijde 224) stijgt vaak ver uit boven het niveau dat voor wetenschappelijke illustraties gebruikelijk is, in het bijzonder waar er symbolische elementen in worden verwerkt (zoals bijv. op p. 164: het Vanitassymbool). Ze worden op grond van de stijl aan een of meer kunstenaars uit de school van Titiaan toegeschreven, in het bijzonder aan de Italiaanse Nederlander Jan Stephanus van Kalkar. Wij weten niet precies hoe de in Padua verblijvende auteur (hij was er hoogleraar in de ontleedkunde, een functie voor beginnende geleerden) met de Bazelse drukker in contact is gekomen. Wel mag men aannemen dat het Vesalius is geweest die, de Italiaanse drukkers negerend, voor de zojuist zelfstandig geworden uitgever-drukker koos, en mèt hem voor de stad die in die periode het centrum van de boekproductie was. Hij had er overigens al in de jaren 1538-1539 een boek laten drukken. Vesalius dacht kennelijk allereerst aan een ruime verspreiding van de Fabrica ten noorden van de Alpen. Oporinus was een geleerde en bovendien in medische zaken niet onkundig, wat voor zijn Italiaanse collega's niet gold. Bovendien hanteerde hij als stelregel de kopij van zijn auteurs nauwkeurig te volgen.Ga naar eind6. Vesalius had er, zoals wij nog zullen zien, veel voor over om bij Oporinus gedrukt te worden: een duur en risicovol transport van kopij en illustraties en een bezoek aan de drukkerij. En de drukker zal ongetwijfeld gehoopt hebben met deze grote en belangrijke uitgave aan het begin van zijn carrière naam te kunnen maken. De correspondentie tussen beide mannen is op één brief na verloren gegaan, en die ene brief (van de auteur aan de drukker) is alleen bewaard gebleven doordat hij voorin de Fabrica staat afgedrukt. Het was Oporinus die daartoe besloot, omdat - zoals hij zelf stelt in zijn inleiding tot de brief (fol. * 4 verso) - de tekst gerechtvaardigde kritiek bevat op het ongeautoriseerd nadrukken van wetenschappelijke teksten, wat dikwijls ook nog in verminkte vorm gebeurde. Oporinus gaf ons daarmee een document dat inzicht biedt in de verhouding tussen Vesalius en zijn uitgever, in het bijzonder wat betreft het aandeel van Vesalius in de presentatie van zijn tekst, dat wil zeggen in de typografische vormgeving. Een dergelijke bemoeienis van de auteur in typografische aangelegenheden was niet ongebruikelijk.Ga naar eind7. Deze brief heeft in de moderne tijd onder de beoefenaars van de medische geschiedenis veel aandacht gekregen, maar helaas zijn de typografische details slechts zelden goed begrepen, wat ook de aanleiding was tot dit artikel. Voor de goede orde geven wij hier een nieuwe, integrale vertaling van deze op 24 augustus 1542 uit Venetië verzonden brief, die in de Fabrica onmiddellijk na de opdrachtsbrief aan keizer Karel v staat afgedrukt (fol. * 5 recto en verso). Vesalius meldt zijn uitge- | |
[pagina 220]
| |
Vesalius, Fabrica 1543, fol. * 5 recto Begin van de brief aan Oporinus (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
ver-drukker allereerst dat hij in handschrift de tekst stuurt, dat is dus de kopij (bijna alle vertalers en commentatoren noteren hier dat Vesalius uit Italië de drukproeven stuurde: zie de desbetreffende paragraaf hieronder). Tevens zendt hij de gegraveerde houtblokken die dienen voor het drukken van de illustraties, en hij voegt er proefafdrukken bij. Vervolgens zet hij het gehanteerde systeem van verwijzingen tussen tekst en illustraties uiteen en drukt de drukker op het hart de houtblokken in dezelfde kwaliteit af te drukken als de bijgeleverde afdrukken, kondigt zijn komst naar Bazel aan (om de zaak te kunnen controleren) en vermeldt de voor zijn uitgave verkregen privileges. Aan dat laatste verbindt de briefschrijver de al zojuist vermelde klacht dat sommige uitgevers zijn werken (ondanks de daarin afgedrukte privileges) in gemutileerde vorm hebben nagedrukt (iets dat vóór het opstellen van wettelijke regelingen met betrekking tot het auteursrecht in de negentiende eeuw een algemeen probleem was). Het belang van deze brief voor de boekgeschiedenis ligt in de bijdrage die hij levert tot ons inzicht in de productie van boeken in de eerste helft van de zestiende eeuw. Behalve een aantal fragmenten uit bewaard gebleven brieven van en aan de uitgever-drukker Amerbach en van en aan de humanist Erasmus, kennen we uit deze periode maar één belangrijke bron: een brief uit 1534 van de Friese geleerde en staatsman Viglius van Zwichem (Zuichemus) die algemene informatie geeft over de productie van boeken in de drukkerij van Froben in Bazel.Ga naar eind8. | |
De brief aan OporinusEerst geven wij het inleidend woordje van Oporinus, en vervolgens de brief van Vesalius.
De Drukker aan de Lezer.
Omdat de brief die ik - samen met de houtblokken die voor deze boeken ‘Over de bouw van het menselijk lichaam’Ga naar eind9. en hun ‘Epitome’Ga naar eind10. vervaardigd zijn - van Andreas Vesalius uit Italië mocht ontvangen volgens mij verschillende punten bevat waarvan ik meen ook de Lezer meteen bij het begin op de hoogte te moeten stellen, en die mij tevens van belang leken voor de drukkers, vooral voor hen die zo weinig waarde hechten aan de decreten van vorstenGa naar eind11. en wel geboren lijken om de dingen die tot nut van de geleerde wereld worden uitgegeven te verpesten,Ga naar eind12. vond ik het de moeite waard die brief - precies zoals hij mij gestuurd werd - aan de hooggeëerde Lezer mee te delen.
Aan Johannes Oporinus, hoogleraar in de Griekse Letteren te Bazel, mijn zeer dierbare vriend.Ga naar eind13.
Gegroet. Binnenkort zul je via de Milanese handelaren Danoni tegelijk met deze brief de houtblokkenGa naar eind14. ontvangen voor mijn boeken ‘Over de bouw van het menselijk lichaam’ en hun ‘Epitome’. Ik hoop dat zij Bazel net zo intact en veilig mogen berei- | |
[pagina 221]
| |
ken als ik ze samen met de houtsnijder en Nicolaus Stopius, de getrouwe bedrijfsleider van de firma BombergenGa naar eind15. alhier (en een in de beschaafde wetenschappen buitengewoon doorwrochte jongeman), zorgvuldig heb ingepakt, om maar te vermijden dat zij op wat voor wijze ook zouden slijten, of het vervoer hen anderszins beschadigen zou. Tussen de reeks houtblokken heb ik in gedeelten de kopijGa naar eind16. ingevoegd, samen met een afdruk van elk van de illustraties, waarop ik heb aangetekend wat waar moet komen, om te voorkomen dat hun volgorde en plaatsing jou of je medewerkers problemen zouden opleveren, en de afbeeldingen verkeerd zouden worden afgedrukt. In de kopij zul je direct zien waar van lettertype moet worden veranderd,Ga naar eind17. omdat ik dat deel van de tekst dat de beschrijving van de organen
behelst, en dat in een ononderbroken samenhangend relaas in afzonderlijke hoofdstukken wordt afgehandeld, door lijnen heb onderscheiden van het deel dat dient als uitleg van de letters die op de houtsneden voorkomen, en dat daarom de ‘index van illustraties en letters’ wordt genoemd.Ga naar eind18. In de doorlopende tekst, die nergens door verwijzingen naar de illustraties wordt onderbroken, dien je de lettertjes te plaatsen die ze in zetterijen superscript noemen,Ga naar eind19. en die beantwoorden aan de verwijzingen die ik niet zozeer met werklust als wel met verveling en veel moeite in de binnenmarge heb toegevoegd om de lezer als commentaar van de tekstbezorgerGa naar eind20. te dienen, en aan te geven in welke illustratie hij het desbetreffende lichaamsdeel bekijken kan; net zoals de noten die daar in de buitenmarge tegenover staan een zekere samenvatting van het behandelde geven.Ga naar eind21. In de binnenmarge heb ik mij, om niet te breedvoerig te zijn, aan dit systeem gehouden dat ik geen hoofdstuknummer opgeef wanneer verwezen wordt naar een illustratie die direct boven het hoofdstuk staat waarin de verwijzing voorkomt, wat ik dus wel doe als de illustratie boven een ander hoofdstuk is geplaatst. Ook geef ik voor een illustratie geen boeknummer op als die illustratie te vinden is in het boek waarin de verwijzing voorkomt. Waarom ik heb gemeend de illustraties op deze of op gene plaats te moeten zetten zul je in de titels van de boeken en de legenda's van de verwijzende letters ruim voldoende vinden uitgelegd. Als verwijzingstekens, waardoor in iedere tekening de delen worden aangegeven, heb ik letters in de blokken laten graveren die in
Vesalius, Fabrica 1543, p. 43 (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
de drukkerijen algemeen gebruikelijk zijn; om te beginnen ontleend aan de kapitalen en daarna ook aan de andere Latijnse letters, verder aan de Griekse minuskels en ook nog aan die Griekse hoofdletters die niet met de Latijnse samenvallen;Ga naar eind22. maar omdat al die letters niet voldoende waren heb ik ook nog cijfers gebruikt, hoewel mij ook wel eens een ander tekentje in gedachten kwam, dat je in iedere letterkast kunt vinden.Ga naar eind23. Bij het schrijven van deze vingerwijzingen is ervan uitgegaan dat de verwijzende letter, als hij één enkele, aan hem specifieke referentie bezit, vrij in de marge komt te staan. Maar als hij geen alleen voor hem gebruikte referentie heeft, maar als het ware samen met een andere letter wordt afgedrukt, heb ik er een punt in de marge aan toegevoegd, zodat de lezer hem tegelijk met de andere in serie te zien krijgt.Ga naar eind24. Maar dit systeem, en vooral waarom ik heb gemeend de index van letters niet met de | |
[pagina 222]
| |
beschrijving van de lichaamsdelen tot één geheel te moeten maken, heb ik je uitgebreider in een andere brief beschreven;Ga naar eind25. hier druk ik je alleen nog met de grootst mogelijke nadruk op het hart alles zo helder en voortvarend mogelijk af te drukken, zodat je met mijn probeersels aan de verwachtingen beantwoordt die iedereen van je drukkerij heeft opgevat, die nu net van start is gegaan, tot groot nut van de geleerde wereld en onder het gunstig voorteken van de Muzen. Vooral aan het drukken van de houtsneden zal zorg moeten worden besteed,Ga naar eind26. zodat ze niet zomaar even worden afgedrukt, zoals bij schoolboekjes, alsof het maar om een paar lijntjes gaat: de structuur van de tekening mag nooit worden verwaarloosd (afgezien van de plaatsen waar het getekende slechts wordt opgevuld). En hoewel je hier een beproefd meester bent,Ga naar eind27. en ik alle verwachtingen heb van je ijver en vakmanschap, verlang ik slechts dit ene, dat je bij het drukken dit voorbeeld zo dicht mogelijk benadert, dat de houtsnijder voor zichzelf gedrukt heeft om zijn werk te controleren, en dat je bij de houtblokken vindt ingepakt. Want zo zal niet één letter, hoezeer hij ook in het donker ligt verborgen, aan het oog van de oplettende lezer ontsnappen.Ga naar eind28. En zal goed uitkomen wat ik in deze tekeningen zo kunstzinnig vind, en ook heel mooi om te zien: de dichtheid van de lijnen in sommige gedeelten, en ook het elegante schaduweffect. Het is echt niet nodig dat ik je hier vertel dat het aan de sterkte en souplesse van het papier zal liggen,Ga naar eind29. en vooral ook aan de inzet van je medewerkers, dat alles in alle opzichten overeenkomt met het voorbeeld dat ik nu zend, en waarvan wij hier een aantal exemplaren hebben afgedrukt, zodat je ze aan iedereen in je werkplaats kunt voorleggen. Ik zal proberen binnenkort naar je toe te komen, en minstens een paar dagen in Bazel blijven, als al niet tijdens het hele drukproces;Ga naar eind30. en ik zal een afschrift meenemen van het decreet van de Senaat van Venetië, waarin iedereen wordt verboden zonder mijn toestemming een van deze houtsneden af te drukken. Het privilege van de Keizer zal mijn moeder je uit Brussel doen toekomen,Ga naar eind31. hoewel je al een algemeen privilege hebt met betrekking tot alle boeken die jij als eerste uitgeeft.Ga naar eind32. Het verzoek was al lang geleden voor mij gedaan en bewilligd, maar om het recenter te laten zijn en voor meer jaren geldig, heb ik het tot nu toe niet laten afschrijven.Ga naar eind33. De bisschop van Montpellier, die zijn ambassadeur in Venetië is, heeft het op zich genomen dat van de koning van Frankrijk voor mij te verwerven. Niet dat ik mij daar erg druk om maak, ik geloof zelfs dat al die afschriften van privileges het niet waard zijn om er een hele pagina mee te vullen.Ga naar eind34. Want wat koninklijke besluiten waard zijn bij boekhandelaren en drukkers, die tegenwoordig overal als paddestoelen uit de grond schieten, kun je zo wel zien aan de Anatomische Illustraties die ik drie jaar geleden in Venetië voor het eerst heb uitgebracht,Ga naar eind35. en die daarna overal in hele slechte nadrukken zijn uitgegeven, vaak nog met de meest grandioze titels versierd. In Augsburg heeft ik weet niet welke rabauwGa naar eind36. ze - met weglating van mijn brief aan Narcissus Vertunus, de eerste medicus van de Keizer en van het Koninkrijk Napels, en een waarlijk lichtend voorbeeld voor de medici van onze tijd - voorzien van een Duits voorwoord, en terwijl hij meer dan genoeg over Avicenna en de rest van de Arabieren loopt te leuteren, rekent hij mij onder de beknopte Galenisten, en beweert (om de lezers een rad voor de ogen te draaien) ten onrechte dat ik in zes illustraties heb samengevat wat Galenus uitgebreid in dertig boeken heeft behandeld. Bovendien voegt hij toe dat hij het Latijn in het Duits heeft vertaald en beweert dat hij de Griekse en Arabische woorden daaraan heeft toegevoegd, terwijl hij die woorden in werkelijkheid niet alleen plagiëert, maar ook die heeft weggelaten die hij niet vertalen kon; terwijl juist zij de Illustraties zo bruikbaar maken.Ga naar eind37. Er nog van afgezien dat de Venetiaanse houtsneden hier slecht worden geïmiteerd. Nog grover en onkundiger dan deze Augsburgse houtsnijder was degeen die in Keulen de hand aan mijn Illustraties heeft geslagen;Ga naar eind38. hoewel daar iemand, ik weet niet wie, om de drukker een plezier te doen schrijft dat je niet alleen de bouw van de mens veel beter kunt zien uit mijn illustraties dan uit de sectie van het menselijk lichaam; maar zelfs dat zij van heel mooie afbeeldingen nu nog veel mooier zijn geworden; terwijl ze in werkelijkheid niet alleen de tekeningen erg hebben verminkt, maar ook een weinig gelukkig nagebootste weergave van de zenuwen hebben toegevoegd die ikzelf eens, met toegevoegde index van letters, ruw heb geschetst voor deze of gene van mijn vrienden, die dat alleen maar van mij vroegen tot ik het zelf zou uitgeven.Ga naar eind39. In ParijsGa naar eind40. hebben zij de eerste drie fraai afgedrukt, maar de rest weggelaten, naar ik aanneem omdat zij zo moeilijk te graveren | |
[pagina 223]
| |
waren: terwijl zij - als het de bedoeling was dat de studenten aan hun trekken zouden komen - eerder van die eerste hadden kunnen afzien. Ook die vent uit Straatsburg,Ga naar eind41. die FuchsiusGa naar eind42. zo fel te lijf gaat omdat hij sommige dingen heeft overgeschreven, en die ik met nog meer recht dan hij een plagiator noemen kan, heeft zich wel bijzonder weinig voor de wetenschap verdienstelijk gemaakt: omdat hij de illustraties, die de studenten nooit groot genoeg voor ogen gesteld kunnen worden, heel onzorgvuldig heeft verkleind, en heel slecht getekend met onzinnig commentaar heeft uitgegeven, met de Augsburgse vertaling erbij, als betrof het zijn eigen werk. Naar dat soort roem schijnt ook degeen te smachten die dit soort boeken in Marburg en Frankfurt doet uitkomen,Ga naar eind43. met illustraties die hij kritiekloos overal uit andermans boeken heeft bijeengesprokkeld. Kortom, zoals ik het goddelijk en gezegend talent van de Italianen graag mag lijden en zeer begroet, heb ik een ander oordeel over de artsenGa naar eind44. in Duitsland; omdat zij het juk opzoeken van sommige onscrupuleuze drukkers, en om een paar centen van ze los te krijgen bereid zijn elk soort geschrift samen te vatten, te veranderen, te plagiëren en onder hun eigen naam uit te geven, zodat het weer wat nieuws kan lijken, de decreten van de vorsten mogen luiden wat zij willen.Ga naar eind45. Ik schrijf je dit om duidelijk te maken hoe weinig ik geloof dat jouw activiteiten als drukker hier iets mee te maken hebben. Ik was alleen van mening dat ik maar beter kon verklaren dat ik mijn illustraties liever aan elke ijverige drukker zou sturen, waar hij ook gevestigd is, om mijn werk - voorzover dat in mijn macht ligt - mee te delen tot nut van de geleerde wereld, dan dat die illustraties, die ik met zoveel moeite ten algemene nutte van de geleerden heb vervaardigd, door de een of andere klungel - die ik zoveel ik kan zal proberen tegen te werken - worden geïmiteerd, en de mensen met een of andere gezwollen titel ervoor in handen komen; alsof ik ze zonder zorg zou hebben uitgegeven! En vooral dat is de reden dat ik de blokken voor de illustraties op eigen kosten heb laten maken,Ga naar eind46. en nu nogmaals met de grootste nadruk van je vraag dat je medewerkers ze met de grootst mogelijke zorg en precisie mogen behandelen. Het ga je goed.
Te Venetië, 24 Augustus [1542]. Je Andreas Vesalius. | |
Nooit meer drukproevenIn het begin van zijn brief aan Oporinus meldt Vesalius dat hij het ‘exemplar’ aan zijn uitgever zendt, een woord dat in de Vesalius-literatuur maar zelden goed begrepen is: het wordt bijna steeds als ‘drukproef’ geïnterpreteerd, waardoor een geheel ander beeld van de productie van de Fabrica ontstaat. Slechts terloops melden enkele auteurs de juiste betekenis ‘kopij’,Ga naar eind47. maar juist wanneer de hele brief in vertaling wordt gegeven staat er steeds ‘drukproef’.Ga naar eind48. Een bijzonder geval biedt de Nederlandse medisch-historicus G.A. Lindeboom. Gaf hij in 1955 nog de juiste vertaling ‘manuscript’, in zijn Vesalius-biografie van 1964 blijkt hij van mening te zijn veranderd: ‘“Exemplar” in de brief, door Roth blijkbaar door kopij vertaald, moet drukproef betekenen’, en hij verwijst naar zijn in datzelfde jaar gepubliceerde vertaling van de brief. Daar merkt hij op: ‘Uit het begin van het schrijven blijkt namelijk, dat Vesalius met de platen niet het manuscript zendt, maar de drukproeven. Zo althans dient m.i. het woord “exemplar” in de brief vertaald te worden; anders is de desbetreffende passage onbegrijpelijk. De tekst van het boek was dus van tevoren gezet (waarschijnlijk nog op losse vellen, niet in de latere bladzijden verdeeld)’.Ga naar eind49. Het is duidelijk dat Lindeboom hier uitgaat van de typografische praktijk waarmee hij zelf vertrouwd was: zetmachines zoals de Monotype maken het mogelijk dat proeven van het hele werk in nog niet in pagina's opgemaakte stroken aan de auteur worden toegezonden. Allereerst moet erop gewezen worden dat de interpretatie ‘drukproef’ alleen al om zuiver technische redenen afgewezen dient te worden. De lettervoorraad van een drukker was tot diep in de negentiende eeuw slechts toereikend voor enkele drukvormen. In het geval van de Fabrica - een groot formaat folio - waren de letterkasten na een tiental bladzijden uitgeput. Alleen in uitzonderlijke gevallen - en dan nog zo goed als uitsluitend bij werken van geringe omvang - kon men een heel boek in het lood hebben staan.Ga naar eind50. De gezette drukvormen moesten snel gedrukt worden, zodat de letters vrij kwamen voor de volgende vormen. Drukproeven konden als gevolg van dit rouleren van de letter alleen onmiddellijk ná het zetten worden gelezen, dat wil zeggen in (of vlak bij) de drukkerij. Dit houdt in dat de auteur, wilde hij de proeven zelf corrigeren, in de plaats moest ver- | |
[pagina 224]
| |
blijven waar het boek werd gedrukt.Ga naar eind51. Vandaar dat Vesalius in zijn brief een bezoek aan Bazel aankondigt. Soms logeerde een auteur gedurende de tijd van het zetten en drukken van zijn werk bij de drukker, in andere gevallen stuurde hij een plaatsvervanger, bijvoorbeeld een collega die in de plaats woonde waar de drukkerij was gevestigd. Wat ook wel eens voorkwam (maar geen regel was), was dat de auteur een exemplaar van de afgedrukte vellen kreeg toegezonden, waarin eventuele drukfouten weliswaar niet meer konden worden hersteld
Vesalius, Fabrica 1543, p. 184 (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
(tenzij door de hierboven vermelde omslachtige methode met cancels), maar nog wel aan het eind van het boek in een errata-lijst vermeld.Ga naar eind52. In de tweede plaats heeft het woord ‘exemplar’, dat Vesalius in zijn brief vijf maal gebruikt, een specifieke traditie. In de periode van het middeleeuwse handgeschreven boek staat het voor het afschrift van een tekst dat als voorbeeld of model voor verdere kopieën kan dienen. In de periode van het gedrukte boek staat de term meestal voor ‘voorbeeld’ of ‘model’ (al dan | |
[pagina 225]
| |
niet in de vorm van een afschrift), in het bijzonder echter voor een handschrift (of druk) dat in de drukkerij als kopij voor een druk dient, al komt de betekenis ‘exemplaar van een afdruk’ ook voor.Ga naar eind53. De door ons gevolgde interpretatie houdt in dat Oporinus tussen het ontvangen van de kopij (en de houtblokken) in september 1542, en de overkomst van Vesalius naar Bazel (waarschijnlijk in december van dat jaar, aangezien we weten dat hij in november in Ferrara was, terwijl hij in januari 1543 aan de Bazelse universiteit wordt ingeschreven) nog niets heeft kunnen zetten en drukken, maar alleen voorbereidende werkzaamheden heeft kunnen verrichten, zoals de kopijvoorbereiding (o.m. het aangeven van lettersoorten en corpsen en de omvangberekening met het oog op de te bestellen hoeveelheid papier) en het laten snijden van de houtblokjes voor de initialen (zie de paragraaf hieronder). Als - zoals het colofon op de voorlaatste bladzijde meldt - het boek inderdaad in juni 1543 geheel gedrukt was, had hij een half jaar om ca. 700 foliobladzijden te zetten en te drukken; het vouwen en binden viel buiten de taken van de drukker. We zouden deze cijfers kunnen vergelijken met de productie van een ander beroemd boek, de uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks en het Latijn door Erasmus, in 1516 door Johannes Froben eveneens in Bazel gedrukt, waarvan wij toevallig enkele gegevens hebben. Voor dat boek werden in acht maanden tijds 1000 foliobladzijden gezet en 1200 exemplaren afgedruktGa naar eind54. (de oplage van de Fabrica is onbekend). Een dergelijke vergelijking levert echter moeilijkheden op, omdat we niet weten hoeveel zetters en drukpersen elk van beide drukkerijen voor het werk heeft ingezet, en evenmin of er tegelijkertijd ander drukwerk afgewerkt moest worden. | |
Blik op de houtsnedenDe houtsneden in de Fabrica (en in de Epitome), die zowel in medisch-historisch als in artistiek opzicht terecht een grote faam genieten,Ga naar eind55. zijn ongetwijfeld onder leiding van Vesalius tot stand gekomen: de brief geeft daar weliswaar geen expliciete en dwingende bewijzen voor, maar de zorg die hij er tegenover de drukker voor tentoonspreidt, wijst daar zeker op.Ga naar eind56. De meegezonden houtblokken zijn waarschijnlijk in Venetië gesneden. Ze zijn ook, hier en daar wat bijgesneden, gebruikt voor de tweede herziene druk, die Oporinus in 1555 uitbracht; enkele blokken zijn in de achttiende eeuw opnieuw afgedrukt, terwijl nog in 1934 de Bremer Presse in München de toen nog steeds bestaande blokken in een schitterende uitgave heeft afgedrukt.Ga naar eind57. In 1943 gingen ze bij een bombardement op München verloren. Niet overgeleverd zijn de houtblokjes voor de fraaie initialen, die waarschijnlijk in Bazel in opdracht van Oporinus zijn gesneden. Ze stellen putti voor die medische handelingen verrichten: de initiaal A bijvoorbeeld (p. 43 = afb. op bladzijde 221) toont de behandeling van een opgezette blaas.Ga naar eind58. Zelfs de beste studies van de ontwikkeling van de medische illustratieGa naar eind59. hebben weinig aandacht voor de intellectuele infrastructuur, dat wil zeggen voor de wegen en wijzen waarop inzichten en kennis verspreid kunnen raken; daarbij moet worden opgemerkt dat het, bij gebrek aan gegevens, natuurlijk zo goed als onmogelijk is precies te zeggen wie wat, waar en wanneer heeft gelezen, gezien of gehoord. Speculaties omtrent voorlopers, invloeden of zelfs plagiaat blijven dan ook meestal in een soort vacuum hangen, dat is bij de Fabrica niet anders. Ook heeft men het vrijwel altijd over edities: gedrukte boeken dus, terwijl (men herinnert zich het lot van de gestolen tekening van Vesalius' zenuwen) de verspreiding van handgeschreven teksten een bepaald belangrijke rol heeft gespeeld. Zo is het in feite onmogelijk te zeggen of Vesalius delen van het al eerder genoemde werk van Estienne, De dissectione partium corporis humani van 1545, nu wel of niet vóór de druk heeft gezien, en dus aan diens afbeeldingen inspiratie heeft kunnen ontlenen. Estienne zelf schijnt dat later wel gedacht te hebben, hoewel ook dat niet eens zeker is. Wel zeker is dat de prioriteit van Vesalius ook in zijn eigen tijd nooit serieus werd betwijfeld; maar dat heeft weer alles te maken met de onovertroffen kwaliteit van zijn werk en de relatief grote correctheid van zijn inzichten. Daarom zullen wij hier slechts wijzen op de mogelijke invloed van twee auteurs, namelijk Johannes Dryander en Giovanni Battista Canano. Van de Marburgse astroloog en medicus Dryander verscheen in 1537 een Anatomiae, hoc est, corporis humani dissectionis pars prior (‘Deel één van de anatomie, dat wil zeggen ontleding van het menselijk lichaam’) ‘waarin de afzonderlijke delen van het hoofd worden besproken en hun afzonderlijke onderdelen ieder in een eigen afbeelding naar het leven worden gete- | |
[pagina 226]
| |
Vesalius. Fabrica 1543, p. 186 (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
kend’. Vooraf gaat een nogal wervende brief van de rector van de nieuwe universiteit van Marburg en de afbeeldingen en tekst, die veel simpeler zijn dan die van Vesalius, wekken hier en daar de indruk van een handleiding voor de doe-het-zelf anatoom. Ook is, kennelijk op het laatste moment, een plaat van de longen toegevoegd waarvan de letters niet worden verklaard.Ga naar eind60. Het geheel berust op openbare anatomische lessen in 1535 en 1536; het geplande vervolg is nooit verschenen. Ook zijn Anatomia Mundini van 1541 is op soortgelijke wijze geïllustreerd. Wat opvalt is dat Dryander voor de aanduiding van de delen binnen de tekening een heel simpele voorloper gebruikt van het systeem dat Vesalius in zijn Tabulae anatomicae van 1538 hanteert: hoewel ook een paar indicatielijnen voorkomen gebruikt hij toch vooral letters die in de figuur staan en in een kleine legenda worden uitgelegd. Een aantal van die letters is trouwens in spiegelschrift afgedrukt, de onhandige houtsnijder heeft ze kennelijk in de blokken gesneden zoals hij ze voor zich zag. Het is dus niet uit te sluiten dat de eerste aanzet van het systeem van Vesalius hier gezocht moet worden, hoewel dat natuurlijk niet zeker is. Hij noemt Dryander echter wel (zij het niet met name),Ga naar eind61. en het is dus duidelijk dat hij op de een of andere manier van diens publicaties wist. Een andere voor-, of misschien wel medeloper, als je dat zo mag noemen, was Vesalius' vriend en collega Giovanni Battista Canano, wiens boekje uit circa 1541 hier al is vermeld. In tegenstelling tot de Fabrica bevat het kopergravures, wat minder goed blijkt te voldoen: de verschillen in textuur tussen vlees en been zijn nauwelijks zichtbaar. Canano's werk berust duidelijk op meer secties dan dat van Dryander: er is niet alleen sprake van ontledingen die voor het publiek toegankelijk zijn, maar ook van besloten bijeenkomsten bij hem thuis. Het is in dit geval zeker dat Vesalius Canano gelezen heeft, want hij gaat daarop in in zijn Anatomicarum Gabrielis Falloppii observationum examen (‘Onderzoek van de “Observationes anatomicae” van Gabriel Falloppio’) van 1564. In de discussie met Falloppio komen ook de fijne (en fijnste) details van de anatomie van de hand ter sprake, en met name een klein spiertje dat door Canano als eerste ontdekt is, de ‘palmaris brevis’, waarvan Vesalius het bestaan betwijfelde terwijl Falloppio er wel aan ‘geloofde’. Vesalius zegt daarbij dat hij ‘vóór het verschijnen van mijn boeken Over de bouw van het menselijk lichaam een afbeelding van die spiertjes [heeft] gezien... maar omdat [hij] ze noch bij de dissectie van mensen, noch bij die van apen [had] kunnen vinden,... [was hij] er stilzwijgend aan voorbijgegaan’.Ga naar eind62. Vervolgens vermeldt hij de prioriteit van hun beider vriend Canano, die trouwens ook de kleppen in de aderen heeft ontdekt, en dus ook geen slaafse volgeling van Galenus was. | |
ExemplarischDe brief van Vesalius aan Oporinus is exemplarisch voor de houding van het type auteur dat deze arts vertegenwoordigt (vgl. hierboven noot 7): begiftigd met inzicht in typografie stelt hij zelfbewust zijn eisen met betrekking tot de presentatie van de tekst en illustraties, de kwaliteit van de afdruk van de houtblokken en een nauwkeurige correctie en juridische bescherming van zijn werk. Wat betreft die presentatie | |
[pagina 227]
| |
moet worden opgemerkt dat de ontwikkeling van de verwijzingssystemen in wetenschappelijke werken nog niet bestudeerd is. Wel kan men vaststellen dat de complexiteit en gedetailleerdheid van het in de Fabrica gehanteerde systeem van verwijzingen tussen tekst en illustraties nog niet eerder was voorgekomen: het systeem in Vesalius' Tabulae anatomicae van 1538 bijvoorbeeld is veel eenvoudiger. Ook in andere disciplines hebben auteurs zich beziggehouden met verwijzingssystemen; wij wijzen hier slechts op de toelichting die Jacques Lefèvre d'Etaples in 1512 in de opdrachtbrief tot zijn editie van de brieven van Paulus gaf op zijn verwijzingssysteem tussen tekst en commentaar.Ga naar eind63. Het is trouwens niet uit te sluiten dat de uitgave van de Fabrica een specifieke, en misschien zelfs wel bewust geplande rol in de loopbaan van Vesalius heeft gespeeld. Was hij vóór 1543 een van de (vele) beginnende academici die, in zijn geval in Padua, een niet bijzonder aanzienlijke functie had, en dus bijvoorbeeld niet gehuwd was, na het verschijnen van zijn grote werk, dat aan niemand minder dan de keizer was opgedragen,Ga naar eind64. was hij binnen het jaar keizerlijk hofarts en een (getrouwd) man van aanzien. Om van de eeuwige roem maar te zwijgen. |
|