De Boekenwereld. Jaargang 14
(1997-1998)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wereld is vol gekken: de ontstaansgeschiedenis van Het Groote Tafereel der DwaasheidGa naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Titelblad van een van de vier pamfletten die als afdeling E deel uitmaakte van Het Groote Tafereel der Dwaasheid. Deze pamfletten werden later (vanaf de tweede druk) herdrukt in folio. De oorspronkelijke pamfletten werden gedrukt door Isaak Stokmans (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 16487a).
neelstukken. Ook spotprenten werden bij die gelegenheid gemaakt. Al die volkse geschriften en prenten maken duidelijk dat de tulpomania - anders dan de handel in VOC-aandelen - binnen bereik van het brede publiek was. De tulpen zijn omstreeks 1550 in Noord-Europa geïntroduceerd en werden al snel een populair handelsobject. Ze waren reproduceerbaar en, eenmaal bloeiend, ook zichtbaar.Ga naar eind5. Daardoor werd een grootschalige verspreiding mogelijk. De prijs van de tulpenbollen werd vooral door eigenaardigheid of bijzonderheid van kleur opgedreven en in de jaren 1636-1637, niet langer gedicteerd door vraag en aanbod. Niet alleen de bollen werden verhandeld, maar zelfs de tulpen die nog op het veld stonden.Ga naar eind6. Speculanten verhandelden tulpenbollen op papier, desnoods zonder ooit een bloem te hebben gezien. Voor de prijs van sommige tulpenbollen kon men in 1636-1637 ook een huis kopen. De tulpenpamfletten beleefden vooral in de jaren 1643-1644 herdrukken, hetgeen suggereert dat toen her en der opnieuw sprake is geweest van windhandel. Floraas Sots Kap, één van de spotprenten die in de jaren 1636-1637 verscheen, zou in 1720 ook nog eens voor Het Groote Tafereel der Dwaasheid worden aangepast en herdrukt.
Het is misschien vanuit een economischhistorisch perspectief niet juist de tulpenhandel en de windhandel van 1720 op een lijn te stellen, maar toen ook de windhandel van 1720 een volksbezigheid werd, telde voor het publiek dat zich daarvan onthield maar één zaak: het lucht geven aan een grondige hekel aan gokkerij, waarbij, anders dan bij populaire loterijen, het goede doel ontbrak. Deze hekel leidde tot een overvloed aan felle geschriften en spotprenten met een uitgesproken volks karakter. Of men nu met tulpen of met aandelen gemakkelijk en snel veel geld probeerde te verdienen, het kwam voort uit dezelfde goklust, dus dwaasheid. Uit de ervaring met de tulpenhandel had men, aldus veel geschriften, tevoren kunnen weten hoe het met de windhandel van 1720 zou aflopen. Zo leert men bijvoorbeeld uit een passage in een samenspraak tussen Morforio en Pasquin, die de dichter Jan van Gijsen in 1720 schreef: ‘Morforio: Wat of het eynde van die zaeken
nog zal weezen?
Pasquin: Morforio heeft van de Tulptyd wel
geleezen,
Hoe dat de menschen toen geld wonnen by
de Voet
En Vaem, gelyk nu ook een groot gedeelte
doed;
Maer vriend Morforio hoord, en bewaerd
myn zeggen,
Het zal nu gaen als toen, het End zal de
Ey'ren leggen’. (p. 7-8)Ga naar eind7.
Ook al is de windhandel van 1720 tegenwoordig veel minder bekend dan de tulpomania, ze was stellig niet minder omvangrijk en had bovendien een internationaal karakter.Ga naar eind8. De Schotse financieel-avonturier John Law (1671-1729) was de uitvinder van een systeem van geldcirculatie dat hij aan de Koning van Frankrijk aanbood. Frankrijk had na de lange regeringsperiode van Lodewijk xiv te kampen met grote staatsschulden. Het systeem van Law bood Frankrijk de mogelijkheid de staatsschuld om te zetten in aandelen van een handelscompagnie. Hierdoor kwamen de aandelen van de Franse Indische Compagnie, de Compagnie d'Occident, of beter nog bekend geworden als Mississippi Compagnie - waarvan Law in 1717 hoofd werd - in zeer korte tijd binnen het bereik van het publiek. Deze compagnie maakte zo'n opgang dat men zelfs geloofde dat er in Frankrijk een Gouden Eeuw zou aanbreken.Ga naar eind9. Ondanks, of misschien ook juist dankzij deze overspannen verwachtingen, die kunstmatig gewekt werden, kelderde de koers van de aandelen van de compagnie net zo snel als ze gestegen was. Speculanten gingen massaal hun winsten verzilve- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren wat ertoe leidde dat de koersen inzakten en andere speculanten met waardeloze papieren bleven zitten. Hun radeloosheid kunnen we misschien het best gewaar worden uit een eigentijdse bron: ‘Maar gelyke als alle dingen aan de verandering onderworpen sijn so sag men ook kort daar na dese saaken sodanig een verval en vermindering van waardy in dese actien, dat daar se te vooren tien maal geseegent wierden, nu duisendmaal aan de vervloeking wierden overgelevert. Die eerst vrolyk waren weenden nu; die ee[r]st lachte sit nu met de handen in't hair, beklaagende het verlies dat eerst als onwaarschynlyk was, siende alle hoop vervlogen om't verloorene te herwinnen: dit veroorsaakte aan veele disperaatheyt, woede, moort, gewelt, jaa selfs moorders die eeuwig welsyn met tydelyk verlies paren’.Ga naar eind10. Engeland had aanvankelijk het systeem van John Law afgewezen, maar toen men zag hoe het in Frankrijk aansloeg, werd besloten het alsnog toe te passen. Daartoe werd een conversie van staatsschuld-obligaties in aandelen van de South Sea Company georganiseerd. Zo hoopte de Engelse regering gemakkelijk van de staatschuld af te komen. Ook in Engeland ontstond een euforie die omsloeg in rampspoed toen speculanten op grote schaal winst gingen nemen. Pas in juni 1720 bereikte de speculatiegolf, vanuit Engeland, de Republiek. Daar was toen nauwelijks sprake van staatsschuldproblemen zoals die in Frankrijk en Engeland. De bodem was in de Republiek echter wel vruchtbaar voor het ‘actiezaad’ omdat er veel geld beschikbaar was, terwijl de goederenhandel stagneerde.Ga naar eind11. De situatie in de Republiek was daarom wellicht geschikter voor speculatieve handel in acties dan die in Frankrijk en Engeland, waar de regeringen een financieel probleem moesten oplossen. Het waren vooral de steden - met uitzondering van Leiden, Haarlem en Amsterdam - die heil zagen in de oprichting van compagnieën van assurantie en commercie. Soms, zoals in Rotterdam en Middelburg, niet alleen uit speculatieve hebzucht, maar ook omdat men van de opgerichte compagnieën een stimulans voor de lokale economie verwachtte. Meestal echter, zoals in de kleine steden rond de Zuiderzee, uit pure hebzucht. Nadat die buitensporige hebzucht gedurende ruim vier maanden voor veel onrust en ongemak in de Republiek had gezorgd, maakte de verordening van oktober 1720, waarin maatregelen tegen de actie-handel werden genomen, een einde aan de speculatie.Ga naar eind12. De talloze gedichten, toneelstukken en spotprenten die in 1720 in de Republiek circuleerden, zijn de boeiende getuigen - ongetwijfeld met enige overdrijving - van de gevoelens van veel tijdgenoten en van de afloop van het actie-avontuur. Het kolossale verzamelwerk van zulke losse geschriften en prenten is het onderwerp van dit artikel: Het Groote Tafereel der Dwaasheid.
Dit artikel is vooral bedoeld als een aanvulling op eerder onderzoek naar Het Groote Tafereel der Dwaasheid. Als eerste hield Frederik Muller (1817-1881) zich serieus met het onderwerp bezig. Later zette Gerrit van Rijn (1846-1912) het onderzoek van Muller voort. Beiden probeerden de vele raadsels rond Het Groote Tafereel der Dwaasheid op te lossen en hun studies zijn nog altijd onmisbare bronnen voor de bestudering van het boek.Ga naar eind13 Vooral voor de uitgebreide beschrijving van de prenten die naar aanleiding van de windhandel verschenen, blijft men aangewezen op het werk van Muller en Van Rijn. In 1949 publiceerde de Amerikaanse onderzoeker Arthur H. Cole een samenvattende studie over Het Groote Tafereel, waarin hij enkele suggesties deed over kwesties als datering en drukker, vooral op grond van een hoogst belangrijk archiefstuk dat in 1915/16 door M.M. Kleerkooper en W.P. van Stockum aan het licht werd gebracht en dat hieronder nog vaak te sprake zal komen.Ga naar eind14. Na de studie van Cole verschenen geen verdere studies waarin het boek centraal stond, waardoor Cole's stellingen noch bediscussieerd noch bestreden werden. De vraag die Muller en Van Rijn zich ruim een eeuw geleden al stelden - wie maakte dit boek en wie bracht het op de markt? - blijft voorlopig nog onbeantwoord. Dit artikel poogt in eerste instantie vooral door nadere bestudering van de teksten in het boek een bijdrage te leveren aan de reconstructie van de complexe drukgeschiedenis. Daarbij bleek het noodzakelijk ook in te gaan op de verschillende registers van de prenten en de relatie tussen die registers en de ordening van de prenten. De hieruit volgende conclusie dat de ordening van de prenten vrijwel nooit aan toeval onderhevig was, maakte duidelijk dat aan die registers een grotere waarde moest worden toegekend dan tot nu toe werd gedaan. Daarna komt de producent van dit werk aan de orde, aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hand van de herkomst van de teksten en prenten die opgenomen zijn in Het Groote Tafereel der Dwaasheid. Pas wanneer we een beter inzicht verkrijgen in de drukgeschiedenis en de productie van het boek zullen we in staat zijn nader in te gaan op een nog intrigerender en moeilijker vraag, namelijk die over de verspreiding en de receptie van het boek in het licht van de cultuurgeschiedenis van de vroege achttiende eeuw. Voor de (voorlopige) reconstructie van de drukgeschiedenis van het boek is gebruik gemaakt van 50 exemplaren die nu beschikbaar zijn in openbare collecties in Nederland, aangevuld met enkele andere exemplaren uit particuliere verzamelingen die konden worden ingezien.Ga naar eind15. In vergelijking met het aantal dat Muller en Van Rijn tijdens hun leven onder ogen kreeg, is dit aantal zeer bescheiden. Maar door de studie van de drukgeschiedenis bleek het in ieder geval mogelijk iets meer inzicht te krijgen in het ontstaansproces van deze kloeke foliant en nog wat licht te werpen op de soms verzonken vraagtekens omtrent Het Groote Tafereel der Dwaasheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de drukgeschiedenis en datering van het werkHet Groote Tafereel der Dwaasheid was een compilatie van velerlei geschriften, onder andere toneelstukken, schimpdichten en spotprenten, die in de loop van het jaar 1720 afzonderlijk verschenen. De losse geschriften werden voor Het Groote Tafereel opnieuw in folio op groot papier herdrukt (of in sommige gevallen ‘nagedrukt’). Deze vormden gezamenlijk het tekstgedeelte dat echter, bibliografisch gezien, geen eenheid was. De spotprenten zijn verschillend van formaat, maar meestal in tweeën gevouwen meegebonden en vormen het prentengedeelte in het boek. Muller, die zich voor zijn beschrijving op de vierde druk baseerde - bedacht voor het aanduiden van die verschillende tekstonderdelen een term die hier graag wordt overgenomen: ‘afdelingen’, aangeduid met de hoofdletters A tot en met E. Voor de aanduiding van de spotprenten nam Muller eveneens de vierde druk, die gewoonlijk 74 prenten bevat, als maatstaf en voorzag ze van een nummering, 1 tot en met 74. In het tekstgedeelte verschilt, zoals gezegd, elk van de afdelingen A t/m E zowel bibliografisch als inhoudelijk van de andere. In afdeling A zijn ‘Conditien en Projecten’ van de toen, de een na de ander opgerichte compagnieën verzameld (men denke bijvoorbeeld aan de prospectussen van een bedrijf bij de emissie van aandelen); afdeling B bestaat uit 8 toneelstukken. In afdeling C vinden we nog een toneelstuk en 19 schimpdichten. Afdeling D is een verklaring van de Aprilkaart of Kaart-spel van Momus, een prent die ook in het boek is meegebonden. Tenslotte de afdeling E: in deze afdeling is een viertal anonieme brieven opgenomen. Deze brieven zijn eerst in hun oorspronkelijke formaat (4o) als vier afzonderlijke pamfletten in het boek meegebonden, maar werden later, zoals alle andere geschriften in het tekstgedeelte, opnieuw herdrukt in folio. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier drukkenHet Groote Tafereel der Dwaasheid kent vier drukken die waarschijnlijk vrij kort na elkaar moeten zijn verschenen.Ga naar eind16. Het jaar van de eerste uitgave moet stellig 1720 zijn. Ook al leest men op het titelblad van het boek ‘Gedrukt tot waarschouwing voor de Nakomelingen, in't noodlottige Jaar, voor veel Zotte en Wyze. 1720’, werd het jaartal 1720 nauwelijks geloofwaardig gevonden door eerdere onderzoekers van het boek. Als eerste vestigde Cole de aandacht op het eerder genoemde archiefstuk, hetgeen hem in staat stelde om het jaar van uitgave zo dicht mogelijk bij het op de titelblad genoemde jaar 1720 te stellen, namelijk vóór 7 januari 1721. Het archiefstuk in kwestie is een getuigenverklaring die voor de Amsterdamse notaris George Wetstein op 7 januari 1721 werd afgegeven, door twee heren, beiden woonachtig te Amsterdam. Men leest daarin dat deze beide heren, Barend Bakker en Ari Bosman, die overigens als meester-timmerman wordt aangeduid, een boek genaamd ‘Het grote Tafereel der dwaesheit, Zynde een verzameling van alle de Conditien en projecten der Compagniën van Assurantie &c. waer in onder andere Comedien ook gedrukt zijnde Cuincampoix en Arlequijn Actionist van den digter Pieter Langendijk’ voor 3 gulden in de winkel van de Amsterdamse boekverkoper Isaak Stokmans hadden gekocht.Ga naar eind17. Zo wierp dit archiefstuk opeens nieuw licht op het onderzoek van Het Groote Tafereel der Dwaasheid, vooral ten aanzien van de datering en de distributeur van het boek. Cole leidt hieruit af dat 1) Het Groote Tafereel al vóór 7 januari 1721 in omloop was en 2) dat Isaak Stokmans (die tevens de drukker van de pamfletten in de afdeling E was) het boek had verhandeld. De vraag is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter: in welke context werd deze verklaring afgegeven? Het antwoord moet hoogstwaarschijnlijk zijn dat deze verklaring op verzoek van de oorspronkelijke drukkers van de eerder genoemde toneelstukken van Pieter Langendijk, Quincampoix en Arlequin Actionist werd afgegeven. De drukkers, de erven van J. Lascailje en Dirk Rank, dienden immers herhaaldelijk (14 januari t/m 15 februari 1721) bij de Amsterdamse schouten klachten in tegen Isaak Stokmans vanwege ‘het verkopen en distribueren van pasquillen’ en ‘het nadrukken van comediën tegens het Octroy aen de wed. Lescailje en Rank verleend’.Ga naar eind18. Met het eerste werd ongetwijfeld op het verkopen van Het Groote Tafereel gedoeld, waarvoor Ari Bosman en Barend Bakker hun verklaringen hadden afgegeven. Het tweede punt slaat op de twee toneelstukken van Langendijk, Quincampoix en Arlequin Actionist, waarvoor de drukkers - respectievelijk op 25 september en op 11 oktober 1720 - het privilegie (alleenrecht) van de Amsterdamse Schouwburg verkregen. Stokmans bekende alleen op het eerstgenoemde punt, maar een vonnis tegen hem lijkt nooit door de schouten uitgesproken te zijn, ondanks dat het door hem bekende feit in strijd met de keuren (verordeningen) van de stad Amsterdam was.Ga naar eind19. Waarschijnlijk houdt ook een verzoek dat de dichter Pieter Langendijk op 13 december 1720 bij de Staten van Holland en West-Friesland indiende hiermee verband.Ga naar eind20. Daarin verzocht Langendijk het octrooi van het uitgeven van een werk voortaan aan de auteur te verlenen, omdat hij vond dat het privilege van de Amsterdamse schouwburg niet toereikend was om zijn werk tegen nadrukken te beschermen. Hij meende dat door het nadrukken van zijn werk zijn dichterschap en reputatie schade opliepen.Ga naar eind21. Langendijks verzoek impliceert dat Het Groote Tafereel der Dwaasheid mogelijk al vóór 13 december 1720 in omloop was. Opmerkelijk bij Het Groote Tafereel der Dwaasheid is dat het na het eerste verschijnen tot een zeker moment regelmatig aan uitbreiding onderhevig bleef: ook al zal de opzet vanaf het begin duidelijk zijn geweest, men liet kennelijk ruimte open voor nog uit te komen geschriften en spotprenten - de naweeën van de windhandel waren in de periode van compilatie immers nog niet echt voorbij. Zo waren niet alle afdelingen vanaf het begin aanwezig, zeker niet in hun definitieve omvang en naarmate
Titelblad van Quincampoix, of de Windhandelaars. Blijspel geschreven door Pieter Langendijk en later herdrukt in afdeling B van Het Groote Tafereel der Dwaasheid.
‘Quincampoix’ was de naam van het Engelse koffiehuis in de Kalverstraat te Amsterdam waar de windhandel werd gedreven. De naam was ontleend aan de straat in Parijs, la rue Quincampoix, die ook het centrum van de windhandel in Frankrijk was (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 16514). de tijd verstreek werd het boek omvangrijker. Hetzelfde gold ook voor het aantal spotprenten in het boek. Na het eerste verschijnen van Het Groote Tafereel der Dwaasheid werd het telkens met meer teksten en prenten uitgebreid, tot omstreeks eind februari 1721. In Afdeling C werd één schimpdicht toegevoegd, getiteld De Heer Law in zyn Sondaags pak, dat vermoedelijk zinspeelde op de aankomst van John Law, de bedenker van het geldcirculatiesysteem in kwestie, in Brussel, op zondag 28 december 1720.Ga naar eind22. Hieruit zou kunnen blijken dat men omstreeks deze datum al met de eerste aanvullingen op het boek bezig was. En in februari 1721 kondigde de Amsterdamse kaartverkoper Gerard van Keulen in de Oprechte Haarlemsche Courant zijn pas vervaardigde kaart Een nieuwe kaart van de stad Enkhuizen aan, die al van de eerste druk af in Het Groote Tafereel zou worden opgenomen.Ga naar eind23. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste drukDe eerste druk is de meest gecompliceerde eenheid, omdat nog tijdens het drukproces uitbreidingen plaatsvonden. De exemplaren die tot deze druk behoren, kennen vele onderlinge afwijkingen. Er kwamen in het kader van dit onderzoek tien varianten aan het licht. Een exemplaar in het Rijkspren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam [304 B 10] zou mogelijk de vroegste staat van de eerste druk zijn [Basis i]. Dit bevat als teksten de afdelingen A (26 bladzijden), B (32), C (14) en E. De afdeling E, die de anonieme brieven bevat, is nog niet herdrukt in folio, maar de brieven hebben nog hun oorspronkelijke formaat van vier pamfletten (4o) die achter elkaar in het boek zijn meegebonden. Spoedig vond een uitbreiding plaats bij de afdelingen B en C. De afdeling C werd nog eens met een aantal bladzijden uitgebreid: een exemplaar uit het Rijksprentenkabinet [304 B 11] bevat de afdelingen A (26), B (52), C (26) en E (in de vorm van pamfletten) [variant I-b]. Nog uitgebreider werd de afdeling C (hierbij komt pas De heer Law in zyn sondaags pak): een exemplaar in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen [uklu M.V.O. F113], met de Afdelingen A (26), B (52), C (29), D (8) en E (wederom als pamfletten) [variant I-d]. Hiermee was de opzet van de samensteller dan waarschijnlijk gerealiseerd, of zijn wens vervuld, want in latere varianten vindt in het tekstgedeelte van Het Groote Tafereel geen uitbreiding meer plaats. Dat deze ontwikkeling van de eerste druk onder toezicht van de samensteller geschiedde, blijkt uit de verantwoording voor die uitbreidingen op sommige plaatsen in de tekst (afdeling C, G2V [=p. 26]). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De latere drukkenDe tweede tot en met de vierde druk kennen aanzienlijk minder varianten dan de eerste. Op basis van de onderzochte exemplaren zijn er drie varianten voor de tweede en derde druk, terwijl de vierde druk vier varianten heeft. Het belangrijkste verschil bij de latere drukken ten opzichte van de eerste druk, is de gedaantewisseling van afdeling E (de anonieme brieven). Vanaf de tweede druk werden de anonieme brieven in de vorm van vier oorspronkelijke pamfletten, herdrukt in folio-formaat. Verwarrend is dat sommige exemplaren van Het Groote Tafereel prenten bevatten waarvan het watermerk jaartallen bevat uit de jaren '70 van de achttiende eeuw. De verklaring voor dit verschijnsel moet waarschijnlijk gezocht worden in een reeks opmerkelijke advertenties in de Utrechtsche Courant van 1780, die reeds door Van Rijn werden gesignaleerd.Ga naar eind24. Allereerst werd in deze advertenties de voorraad van ‘nog 45 resterende exemplaren van Het Groote Tafereel’ aangeboden. Nadat deze exemplaren waren verkocht, stelden de adverteerders eigenaren van de eerste druk van het boek in de gelegenheid hun exemplaren alsnog met ontbrekende prenten te completeren. Vermoedelijk beschikten de plaatsers van deze advertentie dus toen nog over verschillende oorspronkelijke koperplaten. Dat deze aanbieding goed ontvangen moet zijn, blijkt wel uit het aantal exemplaren dat ook de na 1720 toegevoegde prenten bevat. Dat hierbij inderdaad watermerken uit de jaren '70 voorkomen mag ons niet verwonderen. Een exemplaar in de Provinciale Bibliotheek van Friesland [822 G. fol] illustreert duidelijk het bestaan van zulke gemengde convoluten als respons op deze advertentie. Afgezien daarvan komen ook nog convoluten voor - bijvoorbeeld een exemplaar in de Universiteitsbibliotheek van Tilburg [Tre 37 E 3] - die geheel zijn samengesteld uit afdelingen van verschillende drukken. Uit de bestudeerde exemplaren krijgen we echter over het algemeen de indruk dat de overgang van de ene druk naar de andere in principe telkens keurig verliep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samensteller(s) van Het Groote Tafereel der DwaasheidHet Groote Tafereel der Dwaasheid werd volstrekt anoniem op de markt gebracht. De reden hiervoor is aan de ene kant dat men op die manier het probleem van het nadrukken wilde minimaliseren. Zoals boven gezegd, verzetten Lascailje en Rank zich nogal heftig tegen het nadrukken van de toneelstukken van Langendijk. Nadrukken was toen in de regel strafbaar, zij het dat de bepalingen maar weinig effect sorteerden.Ga naar eind25. Aan de andere kant hoopte men misschien dat deze geheimzinnigheid de verkoop van het boek gunstig zou kunnen beïnvloeden. Het is zeker te betreuren en zelfs storend dat de samensteller van zo'n kloeke en opzienbarende foliant tot nu toe anoniem moest blijven. Muller en Van Rijn hebben enkele namen gesuggereerd als mogelijke drukker of uitgever van het boek: Johannes Kitto te Den Haag en Dirk onder de Linden te Amsterdam.Ga naar eind26. Cole voegde daaraan in 1949 twee namen toe, die van Gerard onder de Linden en Isaak Stokmans, beiden werkzaam te Amsterdam, waarbij hij op basis van de eerder genoemde getuigenverklaring Stokmans de meest waarschijnlijke kandidaat vond.Ga naar eind27. Alvorens nader in te gaan op deze kwestie, lijkt een nadere verduidelijking van de terminologie gewenst om problemen te vermijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men spreekt gemakshalve over de drukker of uitgever van Het Groote Tafereel, maar ik zou in het geval van Het Groote Tafereel willen voorstellen het woord ‘samensteller’ te gebruiken. Deze hoeft niet per se ook de drukker of uitgever van het boek te zijn. Het is zelfs mogelijk dat er naast de samensteller een uitgever was die hem de middelen verschafte om het boek tot stand te brengen. Wat ik vooral probeer te achterhalen is de samensteller van het werk. Gezien het formaat van het boek (folio op groot papier) én het grote aantal prenten, moet het tot stand brengen van Het Groote Tafereel der Dwaasheid een onderneming zijn geweest waarmee een behoorlijk kapitaal gemoeid was. Daarom dient ook de mogelijkheid dat Het Groote Tafereel de vrucht van een uitgebreide samenwerking was, opengelaten worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Isaak Stokmans (werkzaam 1703-1736 te Amsterdam)De naam van Isaak Stokmans werd hier al enkele malen genoemd: 1) als oorspronkelijke drukker van de vier anonieme brieven in de vorm van vier pamfletten die als afdeling E deel uitmaakt van het tekstgedeelte van het boek; 2) in verband met de getuigenverklaring uit begin 1721 en 3) in de aanklacht door Lascailje en Rank aangespannen wegens het nadrukken van de toneelstukken van Pieter Langendijk. Het staat daarom wel vast dat Stokmans in het prille begin van 1721 exemplaren van Het Groote Tafereel in zijn winkel had en die verkocht. Maar dit feit alleen zegt weinig over zijn mogelijke aandeel bij het compileren. Isaak Stokmans was boekdrukker, boekverkoper en uitgever te Amsterdam, die zich vooral had toegelegd op boeken van stichtelijke aard. Maar toneelstukken, zoals te vinden in afdeling B van Het Groote Tafereel, behoren niet tot zijn specialisme. Toegang tot de toneelstukken in Het Groote Tafereel had Stokmans dus niet. Er zouden dan ook wel meer rechtzaken tegen hem aangespannen zijn, wanneer hij inderdaad zoveel toneelstukken voor Het Groote Tafereel had nagedrukt. Het wordt daarmee moeilijk het tot stand brengen van Het Groote Tafereel uitsluitend aan Stokmans toe te schrijven. Het staat echter vast, dat Stokmans een aantal exemplaren van Het Groote Tafereel in zijn winkel had, en dat hij zich wellicht nooit beklaagde over het nadrukken van vier anonieme brieven waarvan hij de oorspronkelijke drukker was. Dit rechtvaardigt de conclusie dat Isaak Stokmans betrokken was bij het samenstellen van het boek. Hij was verantwoordelijk voor de afdeling E van het boek: hij leverde de door hem gedrukte vier anonieme brieven aan het boek, zoals een aantal exemplaren getuigt. En pas toen deze pamfletten uitverkocht waren, kon hij ertoe overgaan deze te herdrukken in folio. Hij mag dan als compagnon van het eerste uur erbij betrokken zijn geweest, maar zijn aandeel was feitelijk niet meer dan de afdeling E in het boek en de distributie daarvan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik Bosch (werkzaam 1715-1729 te Amsterdam)Dat de naam van Hendrik Bosch tot nog toe nooit in verband met Het Groote Tafereel werd genoemd, is vreemd. Vrijwel geen boekverkoper was in het ‘actiejaar 1720’ zo actief als Hendrik Bosch. Deze boekverkoper uit Utrecht was werkzaam in Amsterdam en verkocht diverse toneelstukken en schimpdichten op de windhandel, met name stukken van Gisbert Tysens - een auteur waarmee Bosch vaak samenwerkte - die elke gelegenheid aangreep om actuele gebeurtenissen te hekelen.Ga naar eind28. Uit zijn fonds blijkt Hendrik Bosch - in tegenstelling tot Isaak Stokmans - voornamelijk gespecialiseerd te zijn geweest in het drukken en uitgeven van toneelstukken, met de nadruk op blijspelen en kluchten. Dat de meeste toneelstukken in Het Groote Tafereel afkomstig waren van de firma van Bosch mag ons dan ook nauwelijks verbazen. In toneelstukken legde Bosch stellig hart en ziel, zoals blijkt uit zijn werkzaamheid in die tijd: het maken van een register van alle in de Republiek uitgegeven toneelstukken. Hij schijnt al vóór 1720 bezig te zijn geweest met dit grote project en een proeve daarvan kwam in 1720 uit als Naamrol van alle de bekende, zo oude, als hedendaagsche, nederduitsche, gedrukte, toneelspeelen. Deze naamrol werd in 1723 met 20 bladzijden uitgebreid tot Vervolg van de Naam-rol, waarin zowel die titels werden opgenomen die tussen 1720 en 1722 waren verschenen, als ook die van vóór 1720 die Bosch toen nog onbekend waren. Het volledige register zag pas in 1727 het licht als Naamrol der Nederlandsche toneelspeldigteren. Dit boekje - hoe onvolledig ook - rangschikte een groot aantal titels op naam van de auteur. Daarbij waren de titels die Bosch zelf in zijn winkel aanbood voorzien van een asterisk. Vooral de Naam-rol van 1723 bevat belangrijke informatie waaruit blijkt dat Bosch in ieder geval toen over alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toneelstukken beschikte die ook te vinden waren in Het Groote Tafereel - op de twee stukken van Pieter Langendijk na.Ga naar eind29. Hendrik Bosch was overigens, samen met zijn auteur Gysbert Tysens, zeer actief in het verzet tegen nadrukken, zoals blijkt uit het ‘aan den lezer’ in Tysens De bedriegelyke actionist of nagthandelaars.Ga naar eind30. Bosch en Tysens zouden zich dan ook hoogstwaarschijnlijk uitgebreid beklaagd hebben over het verschijnen van Het Groote Tafereel, tenzij Bosch deel uitmaakte van het complot. Het aandeel van Hendrik Bosch in het boek is tamelijk groot: zowel de afdelingen B als C komen voor zijn rekening. Wat betreft de afdeling A, ‘Conditien en Projecten’, deze zijn nooit als een geheel in 1720 uitgegeven. Ze waren uitsluitend los in omloop gebracht en derhalve was het vrij eenvoudig ze als afdeling A te bundelen. Dit kon onder verantwoordelijkheid van hetzij Stokmans, hetzij Bosch geschieden, of mogelijk nog iemand anders. Dit geldt ook voor de afdeling D, de kortste van alle vijf afdelingen, namelijk de verklaring van één prent. Als we ervan uit mogen gaan dat het tekstgedeelte van het boek in samenwerking tussen Isaak Stokmans en Hendrik Bosch tot stand werd gebracht, blijft de vraag hoe zij in staat waren een zo omvangrijke groep spotprenten bijeen te brengen. Hiervoor moeten zij over een ander netwerk hebben beschikt. De belangrijkste vraag hierbij is echter ook hoe het prentengedeelte zich verhield tot het tekstgedeelte. Om een antwoord op die vraag te geven is het noodzakelijk aandacht te besteden aan het verschijnsel van de registers (die de volgorde van de prenten in het boek aangeven) en de aanwezigheid van enkele spotprenten van de hand van een kunstplaatdrukker te Amsterdam, Wilhelmus de Konink. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De RegistersZoals gezegd bestaat Het Groote Tafereel der Dwaasheid, behalve uit teksten, vooral uit spotprenten van verschillend formaat, waarvan het aantal van exemplaar tot exemplaar verschilt. Ook al is de volgorde hiervan in zekere zin vrij, een vergelijking van alle exemplaren leert dat er vrijwel altijd sprake is van een zekere regelmaat. De verklaring hiervoor is te vinden in verschillende registers die voor de kopers of voor de boekbinders bestemd waren. Het ‘Register’ is een opsomming van de titels van de spotprenten. Het Groote Tafereel kent twee
Het gegraveerde register 74, tevens de basisnummering van F. Muller voor de prenten in het boek (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 316 B 24).
soorten registers: een gedrukt register en een gegraveerd register. Zowel Muller als Van Rijn besteedden veel aandacht aan het gegraveerde register, in feite een decoratieve prent met een opsomming van de spotprenten, dat vaak (maar niet altijd) is meegebonden in het boek.Ga naar eind31. Of dit gegraveerd register echter wel zo belangrijk is voor het bepalen van de druk of het identificeren van de samenstellers van het boek, moet betwijfeld worden. Vooral de pogingen van Van Rijn om dit register een plaats te geven in het tekstgedeelte van het boek, zijn nauwelijks overtuigend.Ga naar eind32. Juister lijkt het, zoals ook Muller in zijn studie deed, dit gegraveerde register als een van de prenten in Het Groote Tafereel te beschouwen - iets dat ook meer in overeenstemming is met het sterk facultatieve karakter van dit register. Deze gegraveerde registers hoeven dus niet noodzake- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijkerwijze afkomstig te zijn van de samenstellers van Het Groote Tafereel, maar een duidelijke relatie valt ook weer niet te ontkennen. Tot nu toe werden in het kader van dit onderzoek negen verschillende varianten van dit gegraveerde register geïdentificeerd, respectievelijk met een opsomming van 47, 49, 56, 64, 65, 67, 73, 74(I) en 74(II= gewoonlijk aangeduid als 74a) titels van prenten in het boek. Kennelijk werd het register telkens wanneer nieuwe prenten beschikbaar kwamen up to date gebracht. Interessant is dat bij die exemplaren waaraan één van de genoemde varianten van het gegraveerde register werd toegevoegd, de prenten doorgaans ook keurig gerangschikt werden volgens de ordening in dat register. Maar ook bij de exemplaren zonder zo'n register werden de prenten toch in zekere mate uniform gerangschikt. Bij deze exemplaren - vooral in de vroegste drukken - vindt men de prenten vaak in zekere zin gerangschikt volgens een gedrukt register, oftewel het Generaal Register van het gene dit Boek is begrepen en gevoeglyk in order volgt, op het blad G2v [= p. 26] van afdeling C, dat in totaal 61 prenten noemt. De betekenis van dit gedrukte register mag daarom niet onderschat worden, vooral met het oog op de reconstructie van de
Het register dat meegebonden werd in Gysbert Tysens De verwarde hedendaagse loteryhandel.
Dit register is te vinden in het exemplaar van de Universiteitsbibliotheek Leiden en in dat van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag [UBL 1095 D 8 en KB 448 G 84]. Men vindt het niet bij het exemplaar van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam [690 E 129]. drukgeschiedenis en het verdere onderzoek naar de samenstellers van het boek. Het gedrukte register is, zoals gezegd, onderdeel van de tekst. In eerste instantie geeft het de omschrijving van 61 prenten (zie boven), direct gevolgd door nog eens vijf andere (op het blad H2r [= p. 31]). Een van deze omschrijvingen, Papegaay of Actie-kaartklap, tot Verklaaringe van de Actie-speelkaart, slaat eigenlijk niet op een prent maar op wat Muller later afdeling D noemde. Toen dit gedeelte voor het eerst aan het boek werd toegevoegd (vanaf variant I-d van de eerste druk), had het paginering noch signatuur. Deze worden pas vanaf de tweede druk toegekend. Deze ‘verklaring’ was kennelijk in eerste instantie niet bedoeld als tekst maar eerder als een bijvoegsel bij de prent. Exemplaren met de spotprenten gerangschikt volgens het gedrukte register - zoals het al eerder genoemde exemplaar in de bibliotheek van de Universiteit van Groningen - hebben dan ook vaak deze ‘verklaring’, in overeenstemming met de aanwijzing, tussen de prenten gerangschikt. Maar wordt de volgorde in alle exemplaren die in het kader van dit onderzoek werden bekeken door het gedrukte of gegraveerde register verklaard? Nee, er zijn ook exemplaren die kennelijk van een ander re- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gister of een andere richtlijn voor de volgorde uitgaan. De al eerder genoemde gelegenheidsdichter Gysbert Tysens schreef kort na 1720 een toneelstuk, deze keer gericht tegen de loterijhandel.Ga naar eind33. Meegebonden bij dit toneelstuk vindt men een merkwaardig document van vier bladzijden: Register van alle de printen, die op den actiehandel zyn uitgekomen in't jaar 1720. Dit register geeft een opsomming van 74 titels van prenten. In vergelijking met zowel de gegraveerde als de gedrukte registers vertoont het enkele duidelijke afwijkingen die echter veelvuldig in de rangschikking van spotprenten in latere varianten van de eerste, maar ook nog in de tweede en derde druk terug te vinden zijn.Ga naar eind34. Rest de vraag waarom sommige exemplaren voorzien zijn van het gegraveerde register en andere niet. De diversiteit in de manieren waarop het boek is samengesteld, vormt een sterke aanwijzing dat - zoals in die periode het meest gebruikelijk was in de boekhandel - de boekverkopers het werk inderdaad ongebonden aan de koper aanboden. Toch zouden ook gebonden exemplaren - of tenminste zodanig gebonden dat zo'n omvangrijk boek binnen de beperkte winkelruimte van de boekverkopers geen problemen zou opleveren - moeten hebben bestaan. In zulke gevallen is de volgorde van de teksten en de prenten die volgens het gedrukte register. Daarentegen hadden kopers van ongebonden exemplaren altijd de mogelijkheid nog andere (bijvoorbeeld op straat gekochte) prenten en teksten toe te voegen. Waarschijnlijk zouden voor deze kopers een van de gegraveerde registers wél dienstig zijn geweest om dan inmiddels beschikbare extra prenten volgens dit register te kunnen rangschikken. De twee vroegste exemplaren kunnen dit verschil goed illustreren: het exemplaar van het Rijksprentenkabinet (de eerste druk; Basis i) bevat geen gegraveerd register en volgt daarmee de ordening van het gedrukte register, terwijl een exemplaar dat in 1995 bij veilinghuis Bubb Kuyper te Haarlem werd aangeboden (variant I-a van de eerste druk) wél het gegraveerde register 47 bevat en daarmee de prenten rangschikt naar dit register. Opmerkelijk is verder dat het eerst genoemde exemplaar wel de afdeling E (nog als vier afzonderlijke pamfletten) bevat, terwijl die in het tweede genoemde exemplaar ontbreekt. Afdeling E was, zoals gezegd, in het begin afwijkend in formaat van de overige afdelingen, want elk van het viertal pamfletten was natuurlijk
Het gegraveerde register 47 (collectie en foto Universiteitsbibliotheek, Amsterdam signatuur 1149 A8).
bedoeld afzonderlijk verkocht te worden en was voorzien van een titelblad met de naam van de drukker, Isaak Stokmans. Sommigen zullen ze door hun formaat niet passend hebben gevonden om mee te binden in het boek. Kopers konden dus zelf bepalen of ze deze mee wilden laten binden of niet, maar men hoefde zich daarover geen zorgen te maken wanneer men een gebonden exemplaar kon kopen. Dit verschil is overigens vrij geregeld zichtbaar bij exemplaren van de eerste druk, voordat de pamfletten opnieuw in folio werden herdrukt (zie bijlage). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Salomon Schouten (werkzaam 1717-1750 te Amsterdam)Iemand voor wie een direct verband met Het Groote Tafereel weliswaar niet direct aantoonbaar is, maar die toch genoemd moet worden, is Salomon Schouten, vooral vanwege zijn nauwe relaties met niet alleen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerder genoemde Hendrik Bosch, maar ook vanwege een zeker boek, getiteld Aanmerkingen over de koophandel en het geldt. Salomon Schouten trad op als distributeur van dit boek, samen met de Haagse boekverkoper Johannes Wynands.Ga naar eind35. Dit werk schetste de levensloop van John Law tot aan zijn uitvinding van het systeem waarvan de uitvoering zoveel ellende veroorzaakte. Het werk is een vertaling van Money and trade considered, with a proposal for supplying the nation with money, uitgegeven te Edinburgh in 1705.Ga naar eind36. De Nederlandse versie is aangevuld met twee oorspronkelijke stukken, de Historische en geographische beschrijving van Louisiana en Een bericht van de nieuwe Fransche Indische Compagnie, bezorgd door ene P.J.M. Louisiana by de rivier Missisippi (Muller 3615), een prent die vaak vanaf de latere varianten van de eerste druk van Het Groote Tafereel
Een blad uit Il callotto resuscitato oder neü eingerichtes Zwerchen Cabinet, uitgegeven omstreeks 1700 in Duitsland (particuliere collectie)
voorkomt, en ook in de Aanmerkingen te vinden is. Later, in de tweede en derde druk, komt deze kaart zeer regelmatig voor, meestal in combinatie met nog enkele andere prenten, namelijk Portret van J. Law (Muller 3611a-b), Mme. Law (Muller 3612) en Jacques iii (Muller 3613), soms ook nog de Koning van de Mississippi (Muller 3614), die Muller in zijn studie als ‘extra platen’ beschouwde. Op grand van het regelmatig voorkomen van deze prenten lijkt deze zienswijze niet echt terecht. Bovendien kregen de portretten van Mme. Law en de Koning van Mississippi zelfs in de gegraveerde registers 73 en 74a een plaats.Ga naar eind37. Hoewel de herkomst van deze prenten voorlopig nog een onbeantwoorde vraag moet blijven, lijkt het aannemelijk dat tenminste Louisiana by de rivier Mississippi ten behoeve van de geografische beschrijving van Louisiana in de Aanmerkingen werd vervaardigd en vervolgens in Het Groote Tafereel gebruikt. Het omgekeerde is uitgesloten. Deze Aanmerkingen werden trouwens later, in 1722, opnieuw uitgegeven door de al eerder genoemde Hendrik Bosch.Ga naar eind38. De boekverkoper Salomon Schouten en Hendrik Bosch, beiden afkomstig uit Utrecht, werkten, vooral toen ze zich net in Amsterdam hadden gevestigd (tot 1725), veel samen. Er bestond bovendien een hechte persoonlijke band tussen deze twee boekverkopers, zoals blijkt uit het feit dat Schouten na het overlijden van Bosch, in 1729, als voogd optrad voor diens twee dochters.Ga naar eind39. Salomon Schouten, die als de belangrijkste veilinghouder in zijn tijd wordt beschouwd, moet over goede contacten met vele collega's hebben beschikt.Ga naar eind40. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kunstplaatdrukker/ -verkoper: Wilhelmus Konink (werkzaam 1717-1733)Ieder die enigszins vertrouwd is met de spotprenten van Het Groote Tafereel der Dwaasheid zal zich ongetwijfeld de aanwezigheid van dwergen herinneren. Dwergen zijn inderdaad niet los te denken van Het Groote Tafereel en zo moet ook de drukker van de dwergen, Wilhelmus Konink, haast wel deel uitmaken van het complot. Konink moet zijn eigen belang hebben gehad in Het Groote Tafereel der Dwaasheid. De dwergen zijn niet alleen de hoofdfiguren in de prenten Bombario Actionist en de Geest van Esopus (nrs. 26 en 29) van het boek, maar ook komen zij voor in de randversieringen voor andere voorstellingen, die met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een zekere regelmaat zijn meegebonden in Het Groote Tafereel, namelijk de eerder genoemde portretten van John Law, Mme. Law, Jacques iii en de Koning van Mississippi. Deze dwergen zijn afkomstig uit een hoogstmerkwaardig boek dat Wilhelmus Konink in 1716 en 1720 in Amsterdam drukte en uitgaf, gewoonlijk bekend onder
Bombario Actionist en de Geest van Esopus die als nummer 26 werd opgenomen in het boek. De prenten zijn afkomstig uit het Dwergentoneel, maar de bij- en onderschriften werden aangepast aan de windhandel van 1720 (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 38 D 14).
de naam die Muller aan de serie prenten gaf: Dwergentoneel, als boek gebundeld onder de viertalige titel: Il callotto resuscitato. Das erster theil Oder neu eingerichtes Zwerchen Cabinet. Le monde est plein de sots joieux [...], kortom, De waereld is vol gekken-nesten, de klynste narren zyn de beste.Ga naar eind41. Konink, die in zijn winkel over prenten afkomstig uit zowel Holland als Duitsland kon beschikken, liet deze rond 1700 in Augsburg uitgegeven prenten nauwkeurig copiëren en van drietalige onderschriften in het Duits, Frans en Nederlands voorzien.Ga naar eind42. Verder plaatste hij de dwergen binnen fraaie uitgebreide randwerken, waarin ook weer dwergen figureren. In Het Groote Tafereel werden alleen de eerste 8 prenten uit het Dwergentoneel gebruikt, van het totaal aantal variërend van 50 tot 76. Zij zijn voorzien van voor de gele- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vasten avonds Vreugdekrans en Toneelstuk (nr. 62), met het randwerk van de firma Konink (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 140 A 1).
genheid, de windhandel, aangepaste onderschriften in het Nederlands. Maar ook enkele van de randwerken in Het Groote Tafereel - zeker die van de prenten Nieuw-Jaars Geschenk (nr. 54) en Vasten-Avont vreugde krans (nr. 62) - zijn afkomstig uit het Dwergentoneel.Ga naar eind43. Wilhelmus Konink, was kunstplaatdrukker en -verkoper die in die tijd dagelijks ‘in de Vrouwe-steeg op 't Water’ stond, zoals we weten uit het impressum van zijn werk. Behalve velerlei prenten en kaarten verkocht hij ook losse randwerken - die hij ‘kransen’ noemde - ‘sonder en met Dwergen’. De ‘Kransen sonder Dwergen’ waren doorgaans versierd met bloemen die ook in exemplaren van Het Groote Tafereel te vinden zijn. Zo blijkt Konink de kopers van Het Groote Tafereel de mogelijkheid te hebben geboden om bijvoorbeeld de portretten van John Law, Mme. Law, Jacques iii en de Koning van Mississippi binnen deze randwerken te plakken, zoals inderdaad in een groot aantal exemplaren het geval is. Van de in totaal 28 exemplaren (uit de ruim 50 onderzochte exemplaren) waarin deze portretten voorkomen, hadden zeventien zo'n randwerk. Merkwaardig is hierbij dat de portretten van Mme. Law en de Koning van Mississippi die binnen een randwerk voorkomen, soms niet zijn geplakt, maar gedrukt. Hieruit blijkt dat Konink over beide koperplaten, zowel die voor de portretten als die voor de randwerken in zijn werkplaats beschikte. Op de randwerken van Konink die in Het Groote Tafereel voorkomen, werden de vermeldingen van de naam en het adres van Konink weggeslepen (maar zo slordig dat nog altijd te lezen is wat daar oorspronkelijk stond). Het zou daarom ook nog kunnen dat de samenstellers van Het Groote Tafereel de voorstellingen van de dwergen en de randwerken ‘met of zonder dwergen’ te voren bij Konink inkochten. Een essentiële vraag is hierbij echter of het voorkomen van deze prenten wel aan de samenstellers toegeschreven kan worden. De bovengenoemde portretten zijn immers nooit door de samenstellers in het gedrukte register verantwoord. Wèl ko- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vincent Calcoenradus Zepperling polityk Doctor of Vredenrijke puisten meester uit: Il callotto resuscitato, gedrukt door Willem Konink, Amsterdam 1716 (collectie en foto Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam, signatuur 305 D 26).
Vrouw Ziepperling alias Tevina of verliefde Hondenmelkster uit: Il callotto resuscitato, gedrukt door Willem Konink, Amsterdam 1716 (collectie en foto Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam, signatuur 305 D 26). men, zoals gezegd, de titels van de twee portretten: Mme. Law en de Koning van Mississippi, in enkele varianten van de gegraveerde registers voor. Om hiervoor een verklaring te kunnen geven, is de herkomst van de registers van groot belang. Nu al
Het portret van Mme. Law werd beplakt binnen het randwerk van de firma Konink. Het randwerk komt met Vasten avonds Vreugdekrans en Toneelstuk (nr. 62) overeen.
Het portret van Mme. Law nam in de gegraveerde registers 73 & 74a de 72ste plaats in (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 140 A 1). eerder werd gesteld dat de gegraveerde registers waarschijnlijk niet van de samenstellers van het boek afkomstig hoeven te zijn, zou men kunnen veronderstellen dat bijvoorbeeld een plaatverkoper als Konink - die over de portretten én de randwerken beschikte - deze, op straat, waar hij blijkbaar zijn kraam had, aan zijn klanten aanbood als horend bij het boek. Om de betrokkenheid van Konink tot Het Groote Tafereel afdoend aan te tonen, is het wenselijk meer over deze plaatdrukker uit Nordrhein-Westfalen te weten, maar de gegevens zijn zeer schaars. Op basis van de weinige prenten die onder zijn naam bewaard zijn gebleven, lijkt hij gespecialiseerd te zijn geweest in het drukken en verkopen van gelegenheidsprenten.Ga naar eind44. Maar van hem is nog wel iets heel merkwaardigs te vinden. In het jaar 1721 diende Konink een curieus verzoek in bij de burgemeesters van de stad Amsterdam, waarbij hij toestemming vroeg voor een veiling, vanwege geldgebrek en schulden die hij niet langer kon aflossen.Ga naar eind45. Hij wilde zijn collectie koperplaten die hij ‘een geruime tijd beleend had aan goede lieden’, die daar echter niet langer gebruik van wilden maken, van de hand doen. De beslissing viel op 13 juni 1721 ten voordele van Konink en de veiling vond kort daarop, op 1 juli, plaats.Ga naar eind46. Wat voor koperplaten had Konink
Het portret van De Koning van Mississippi. Dit portret was binnen het randwerk niet beplakt maar bedrukt. De Koning van Mississippi komt in het gegraveerde register 73 als de 71ste prent voor (collectie en foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, signatuur 38 D 14).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in die jaren uitgeleend, die wellicht hun waarde in 1721 hadden verloren? En wie waren de ‘goede lieden’? Wie kochten de koperplaten van Konink? Heel misschien zou dit ons nader brengen tot de verklaring voor de latere afdrukken die omstreeks 1780 per advertentie werden aangeboden. Maar de antwoorden op deze vragen heb ik (nog) niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Groote Tafereel der Dwaasheid als produkt van zijn tijdDoor de inspanning van de samenstellers en de direct of indirect betrokkenen, kwam Het Groote Tafereel der Dwaasheid tot stand. Het boek op zich is voldoende merkwaardig, maar even merkwaardig is het feit dat zo'n bespottelijk verschijnsel nagenoeg probleemloos (behalve de aanklacht van Lascailje en Rank) voor het publiek beschikbaar werd. Het boek kende ook nog een grote verspreiding: bij de genoemde reeks advertenties uit 1780 in de Utrechtsche Courant stonden boekverkopers uit liefst 11 steden van de Republiek gereed voor de eventuele reacties van het publiek, namelijk in Alkmaar, Hoorn, Groningen, Leeuwarden, Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Dordrecht, Utrecht, Leiden en Middelburg. Het Groote Tafereel der Dwaasheid is een uniek verschijnsel zonder weerga in Frankrijk
Law als een tweede Don Quichot (nr. 24). Een spotprent van de uitvinder op het systeem waarvan de uitvoering veel ellende heeft veroorzaakt (particuliere collectie).
en Engeland. Alleen in de conjunctuur én het klimaat van de Republiek was het op de markt brengen van zo'n anonieme kloeke foliant mogelijk. Het boekenbedrijf in de Republiek kende, tot op zekere hoogte, een vrijheid die niet te vergelijken was met die in Frankrijk en Engeland. Bovendien - zoals we hierboven al zagen - werden overtredingen in het boekenbedrijf nauwelijks aangepakt en straffen werden al bijna helemaal niet uitgesproken. En wat betreft de inhoud van het boek, in de Republiek waren het de steden en provincies die de inhoudloze compagnieën oprichtten - of de oprichting daarvan door zogenaamde ‘projecteurs’ toejuichten - en daardoor bespot werden. Dit in tegenstelling tot de andere twee landen, waar het systeem van Law onder auspiciën van het centrale gezag werd ingevoerd. Nadat de windhandel al voorbij was, werd Het Groote Tafereel der Dwaasheid gedrukt en in het prille begin van 1721 in omloop gebracht. Isaak Stokmans en Hendrik Bosch hebben een aandeel gehad in het samenstellen van het boek, waarmee Amsterdam de plaats van de productie van het boek wordt. Een klein deel van de spotprenten was waarschijnlijk direct of indirect beschikbaar gesteld door Salomon Schouten en Wilhelmus Konink. De vraag of de samenstellers zelf het boek uitgaven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door het benodigde kapitaal bijeen te brengen, of dat er nog iemand bij betrokken was die hen het forse bedrag verschafte, blijft onbeantwoord. Waren de samenstellers eigenlijk zo maar nadrukkers? Ter ere van hen wil ik hier een voorbeeld geven om te illustreren dat zij zeker niet onverschillig waren ten aanzien van het wél of niet opnemen van de geschriften die waren gedrukt gedurende 1720 in Het Groote Tafereel der Dwaasheid. De dwaasheid uit het jaar 1720 heeft veel pennen in beweging gebracht. Één van de meest productieve dichters was - naast Gysbert Tysens - Jan van Gijsen die in die tijd in Amsterdam woonde. Het is daarom nogal opmerkelijk dat geen enkel werk van Van Gijsen in het tekstgedeelte van het boek is terug te vinden. De slechte kwaliteit van zijn gedichten kon nooit een reden voor de samenstellers zijn geweest zijn werk te ontwijken, als men tenminste rekening houdt met de wél in het boek opgenomen geschriften. Deze, evenals Pieter Langendijk, uit Haarlem afkomstige dichter was in die tijd kennelijk een begrip, ook al schijnt zijn populariteit omstreeks 1720 wel aan het afnemen te zijn geweest.Ga naar eind47. Het probleem lag waarschijnlijk niet bij de dichter zelf, maar bij de drukker van Gijsen: Jacobus van Egmont, de voornaamste nadrukker in Amsterdam, die ronduit tegenover de Amsterdamse schepen wist te verklaren dat ‘hij moest nadrucken, oft anders zijn broot niet konde winnen’.Ga naar eind48. Noch Stokmans, noch Bosch was blijkbaar bereid de stukken van de drukkerij van de nadrukker des nadrukkers na te drukken. Er was dus zeker sprake van principes in hun onderneming. De groep samenstellers is waarschijnlijk nog niet volledig met de opsomming van Stokmans, Bosch en Schouten. Iedere naam leidt weer tot andere personen, vooral wanneer men zich richt op de distributie van het boek. Misschien zal ooit nog kunnen worden vastgesteld dat Het Groote Tafereel der Dwaasheid een van de grootste complotten uit de boekgeschiedenis van de Republiek was, want de wereld is immers vol gekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage De ontwikkeling van de eerste druk (systematisch overzicht)
|
|