De Boekenwereld. Jaargang 11
(1994-1995)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermdBerichten350 jaar Bontekoe-in-druk (1646-1996)Weinig mensen zullen bij de naam Bontekoe nog denken aan het zeventiende-eeuwse reisjournaal van Willem Ysbrantsz. Bontekoe uit Hoorn. Een reisjournaal waarin schipper Bontekoe verslag doet van zijn ‘gedenckwaerdige reyse’ naar Oost-Indië met de Nieuw-Hoorn, in de jaren 1618 tot 1625. Waarschijnlijk geniet Johan Fabricius' De scheepsjongens van Bontekoe meer bekendheid. In dit spannende boek worden de avonturen verteld van enkele jonge schepelingen, aan boord van de Nieuw-Hoorn. Velen zullen dit boek in hun jeugdjaren verslonden hebben, terwijl anderen zich misschien van een moderner medium bedienden en via de gelijknamige televisieserie kennis maakten met Bontekoes scheepsjongens. In de oude haven van Hoorn herinnert hun beeltenis nog altijd aan de - door Fabricius verzonnen - avonturen. Fabricius baseerde zijn roman op het oorspronkelijke reisjournaal, dat al eeuwen eerder was verschenen en dat niet minder boeiend is dan Fabricius' roman. Voor herontdekking van Bontekoes reisjournaal bestaat een goede aanleiding: in 1996 is het 350 jaar geleden dat bij de Hoornse uitgever Jan Jansz. Deutel 1 de eerste uitgave verscheen van het journaal van Bontekoe.Ga naar eindnoot1. Het journaal werd vrijwel direct populair, wat voor een groot deel te danken was aan de talrijke avonturen die Bontekoe op zijn reis beleefde. En dat alles werd ook nog eens nuchter en vlot beschreven. Het journaal bestaat eigenlijk uit drie reizen; de heenreis naar Oost-Indië, de expeditie naar Macao en de Chinese wateren en de thuisreis.Ga naar eindnoot2. Het meest tot de verbeelding sprak ongetwijfeld de heenreis met de ontploffing van de kruitvaten die het schip ‘aen hondert duysent stucken’ uiteen deed slaan. Als bij een wonder bleef Bontekoe, ‘schipper naest God’, daarbij gespaard, zodat wij ons nu nog op de hoogte kunnen stellen van Bontekoes avonturen. In de ogen van een zeventiende-eeuwer was het dan ook Bontekoes rotsvaste godsvertrouwen dat hem telkens had behoed op zijn reis. Een reis vol gevaren, waarin moest worden gevlucht voor inlanders van Sumatra, honger en dorst werd geleden en allerlei ziektes aan boord uitbraken. Op deze hopeloze momenten riep Bontekoe steevast Gods hulp in, en nimmer vergeefs. Behalve als spannend verhaal kon Bontekoes journaal daardoor | |
[pagina 92]
| |
Titelpagina van de eerste druk van het Iovrnael die verscheen bij J.J. Deutel in Hoorn in 1646 (Universiteitsbibliotheek Leiden: 1365 G 62).
worden gelezen als een religieus-didactisch exempel, dat naast vermaak ook stichting bood. Het is zeer waarschijnlijk dat Bontekoes eerste uitgever Jan Jansz. Deutel hier de hand in heeft gehad. Deutel kan gezien worden als bewerker van Bontekoes journaal, vooral wanneer het gaat om de motieven godsvertrouwen en vaderlandsliefde. We hoeven alleen maar het lofdicht op BontekoeGa naar eindnoot3. en de ‘Toe-eygeninge’, beide geschreven door Deutel, te bekijken om zijn gedachten te lezenGa naar eindnoot4.: ‘[als niemand de geschiedenissen op zou schrijven] wat souden wy en onse Nakomelinghen doch voor ontwijsselijcke waerheydt konnen weten hoe wonderlijck dat Godt dese Landen en Steden, jae besondere Inwoonders geholpen en gereddet heeft uyt de verdruckende handen haerder Vyanden, [...]’ Deutel was een vrome, doopsgezinde boekverkoper ‘op 't Oost In Biestkens Testament’ in Hoorn, waar hij bij zijn stadgenoten niet alleen aanzien genoot als uitgever, maar ook als rederijker.Ga naar eindnoot5. Een blik op zijn overwegend doopsgezinde fonds, met namen als Simons en Twisck, laat over Deutels religieuze voorkeur geen twijfel bestaan. Het waren bovendien doopsgezinde drukkers die zijn boeken drukten: Isaac Willemsz. van der Beek uit Hoorn en de Haarlemmer Thomas Fonteyn.Ga naar eindnoot6. Ook als auteur deed Deutel van zich spreken; van zijn hand verscheen een aantal werkjes, proza en poëzie, waarin de vroomheid de boventoon voert. Ooit won hij als rederijker zelfs de eerste prijs in een nationalistisch getinte schrijfwedstrijd, uitgeschreven door de Hoornse rederijkerskamer Rood' Angieren, met medewerking van drukker Isaac Willemsz.Ga naar eindnoot7. En, om de doopsgezinde kring te completeren, kan worden vastgesteld dat een aantal doopsgezinde kamerleden verantwoordelijk was voor lofdichten op Bontekoes journaal en werken van Deutels hand.Ga naar eindnoot8. De verzen op het overlijden van Cornelis Reijersz. en Willem Cornelisz. Schouten, welke zijn verwerkt in het gedrukte journaal, zijn dan ook niet het resultaat van een plotselinge lyrische uitbarsting van de schipper, maar het werk van zijn uitgever.Ga naar eindnoot9. Daarnaast voegde Deutel denkelijk ook godsdienstige lessen aan het reisjournaal toe. De door Hoogewerff ontdekte geschreven dagjournalen die - zoals hij aantoonde - als basis dienden voor de gedrukte tekst, vertonen wel regelmatig vrome uitingen, maar in de druk zijn er meer te vinden.Ga naar eindnoot10. Het is daarom aannemelijk te veronderstellen dat Deutel zelf de hand had in de bewerking van Bontekoes journaal tot een stichtelijk en aantrekkelijk verhaal.
Een boekhistorische tocht, van auteur tot kopij, biedt misschien meer inzicht in het bewerkingsprobleem. Deutel kreeg volgens zijn ‘Toe-eygeninge’ de beschrijvingen van Bontekoes reizen in handen en verzocht Bontekoe die te mogen uitgeven. Bontekoe twijfelde, in de eerste plaats vanwege de slechte stijl en de ouderdom van het journaal (ongeveer twintig jaar!).Ga naar eindnoot11. Het is onduidelijk of hier gedoeld wordt op de beide door Hoogewerff ontdekte dagjournalen. Het ene betreft de expeditie naar Macao en de Chinese wateren, het andere de thuisreis (onafgemaakt). Het eerste deel, over de reis naar Oost-Indië en de ontploffing, ontbreekt dus. De dagjournalen worden door de gedrukte | |
[pagina 93]
| |
tekst over het algemeen op de voet gevolgd, zij het dat de data vaak niet kloppen.Ga naar eindnoot12. Andere verschillen tussen de druk en de dagjournalen zitten in het weglaten van vaar-technische zaken (zoals navigatie-aanwijzingen), uitbreiding van gebeurtenissen en het samenvatten van minder interessante passages uit de twee dagjournalen.Ga naar eindnoot13. Deze kenmerken tonen de aanwezigheid van een bewerker bij het tot stand komen van de kopij. Maar tussen auteur Bontekoe en de dagjournalen zit ook nog een schakel. Hoogewerffs stellingGa naar eindnoot14. dat de door hem ontdekte geschreven dagjournalen autografen zijn van Bontekoe, werd ontzenuwd door de vondst van een werkelijk door Bontekoe geschreven brief.Ga naar eindnoot15. De stijl en spelling in deze brief wijken in veel opzichten af van die in de dagjournalen. Het lijkt erop dat er een VOC-klerk in het spel is geweest en dat de dagjournalen een afschrift zijn van het originele - aan boord bijgehouden - scheepsjournaal dat wèl door
Titelpagina van de roofdruk die in 1647 verscheen in Rotterdam bij Ian Philipsz van Steenwegen (Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 562 D 21)
Bontekoe werd geschreven. Deze klerk nam de originelen van de op het schip gemaakte scheepsjournalen in en maakte ze geschikt voor het VOC-archief. Hoogewerff vond de afschriften dan ook in het archief van de VOC.Ga naar eindnoot16. De VOC had groot belang bij deze journalen omdat de vaarroutes en handelsgebieden telkens moesten worden uitgewerkt en bijgesteld. Daarbij konden dagjournalen de beste hulp bieden. De schipper en de stuurlieden kregen van de VOC een speciaal journaalboek mee: voorbedrukt in kolommen. De linkerkolom gaf de vaargegevens en de rechter de gebeurtenissen weer. Deze werkzaamheden moesten serieus worden opgevat en waren gebonden aan VOC-voorschriften. Vanwege concurrentie hadden de VOC-heren belang bij geheimhouding.Ga naar eindnoot17. In ieder geval was de afschrijver iemand met kennis van zaken, alleen al vanwege de juiste spelling van plaatsnamen. Bontekoe zelf is in geen geval de bewerker geweest! Hoogewerff denkt dat Bontekoe zijn avonturen eigenhandig gedicteerd zal hebben aan een klerk (misschien Deutel), met de dag-journalen (de afschriften) op schoot. Bijzonderheden, gedetailleerd verteld, zouden bewijzen dat de opschrijver het wedervaren van Bontekoe stukje bij beetje heeft meegemaakt.Ga naar eindnoot18. Dat de opschrijver/bewerker iemand tegenover zich had die aan het vertellen was, lijkt mij een mogelijkheid, omdat in de druk
Titelpagina van de tweede, door Deutel herziene druk uit 1648 (Universiteitsbibliotheek Utrecht: T 94.228 Rariora).
| |
[pagina 94]
| |
naast juist gespelde plaatsnamen, ook volledig verhaspelde plaatsnamen voorkomen. Het gaat dan om Hollandse pendanten. Zo kon het gebeuren dat Bontekoe langs Balimbam kwam, in plaats van Palenban.Ga naar eindnoot19. Ik denk hierbij aan luisterfouten, zodat denkbaar is dat zich op de weg van auteur naar kopij inderdaad een verteller bevond. Een combinatie van het gebruiken van vertellingen en de dagjournalen, waarmee de bewerker aan de slag ging, ligt voor de hand. Rest nog de eerste reis, met de ontploffing van het schip. Het originele scheepsjournaal daarvan zal eenzelfde lot hebben getroffen als de Nieuw-Hoorn. Aangezien dit gebeuren in de druk nogal verhalend en met vage tijdsaanduidingen verteld wordt, lijkt het erop dat het verhaal achteraf verteld (en geschreven) is. Iets dat zeker door Bontekoe zelf gebeurd moet zijn. Bovendien was het regel om verantwoording achteraf van de reis af te leggen aan de VOC. Barend-Van I laeften geeft aan dat de druk wel eens een combinatie van een achteraf geschreven journaal door hem zelf, en de dagjournalen zou kunnen zijn.Ga naar eindnoot20. Auteur-schipper Bontekoe schreef dus ooit op de Nieuw-Hoorn zijn scheepsjournalen, waarnaar afschriften werden gemaakt door een VOC-klerk. Twintig jaar later wilde uitgever Deutel de dagjournalen (afschriften) uitgeven als een boeiend, stichtelijk exempel. Een bewerker gebruikte daartoe, misschien via de klerk opgetekende gegevens van een verteller (waarschijnlijk Bontekoe) en de afschriften. Of de bewerker combineerde de afschriften met de hierboven genoemde verantwoording achteraf. Een grote rol is hier weggelegd voor de bewerker. Vanwege de eerder besproken godsvruchtige en vaderlandslievende antecedenten van Deutel, lijkt het erop dat hij daar zelf de hand in heeft gehad.
Al in 1647 verschenen drie roofdrukken, uiteraard tot groot ongenoegen van Deutel. In de tweede, door hem verzorgde, druk uit 1648 beklaagde hij zich over deze ongehoorde praktijken in een voorwoord, gericht ‘Aen alle redelijcke Boeckhandelaers’.Ga naar eindnoot21. Deutel meende dat hij uit dit gedrukte journaal, dat door veel mensen gelezen werd, onderhand profijt kon trekken. Hij had niet voor niets zoveel moeite en kosten erin gestopt: ‘[...] maer, 't wierde by anderen voor my soo ras niet profijtelijck geoordeelt, of bevonde hier datelijck blijck van, want wierde op twee plaetsen (tot Vtrecht en Rotterdam) datelijck na gedruckt, [...].’ Zijn vermaningen mochten niet baten, want de vraag naar de bestseller nam alleen maar toe en het uitgeven ervan was een lucratieve bezigheid voor vele vaderlandse boekdrukkers. Een groot aantal herdrukken volgde in de zeventiende en achttiende eeuw. Barend Koene sloot omstreeks 1820 de reeks van meer dan 70 verschillende Bontekoe-drukken in de traditie van de gedrukte reisteksten, met zijn slecht verzorgde en goedkope uitgave.Ga naar eindnoot22. De geschiedenis van een van de populairste reisverhalen tot en met de achttiende eeuw uit de Nederlandse geschiedenis werd hiermee een feit. Ook in de negentiende eeuwbleefhet journaal - hoewel in mindere mate - onder de aandacht van het publiek. Hoogewerff noemt als laatste ‘volkseditie’ een uitgave door J.J. Weeveringh, te Haarlem.Ga naar eindnoot23. Als verzet tegen de Jan-Saliegeest van de negentiende eeuw, herleefde een ware belangstelling voor de Gouden Eeuw en groeide de interesse voor roemrijke zeehelden als Jan Huygen van Linschoten, Cornelis Tromp, Piet Hein, en... Willem Ysbrantsz. Bontekoe. Zo schreef Potgieter in 1840 zijn Liedekens van Bontekoe.Ga naar eindnoot24. Als zeeheld, en wel een zeer eenvoudige, sprak Bontekoe eeuw na eeuw tot de verbeelding van jeugdige en minder jeugdige lezers. Zelfs tegenwoordig geniet Bontekoe nog altijd bekendheid. Er verschenen in onze eeuw verscheidene editiesGa naar eindnoot25., maar ook bewerkingen zoals de eerder genoemde roman van Fabricius. In 1989 kwam nog een eigentijdse bewerking van het oorspronkelijke journaal, door Lennaert Nijgh, op de markt.
In de winter 1995/'96 zal ter gelegenheid van '350 jaar Bontekoe-in-druk' uitgebreid aandacht worden besteed aan Bontekoe en zijn reis. In het Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum in Amsterdam zal een tentoonstelling worden ingericht, gewijd aan Bontekoe en zijn journaal in de loop der eeuwen. Op de expositie zal een beeld worden gegeven van de Indië-vaart ten tijde van Bontekoe en zal ook zijn leven worden belicht. Uiteraard ontbreekt ook de informatie over Bontekoes reis en het gedrukte verslag daarvan niet. Er zal worden gepoogd de vele Bontekoe-uitgaven die in de periode 1646-1996 zijn verschenen, bijeen te brengen in het Scheepvaartmuseum. Van de oudere, ooit verschenen drukken | |
[pagina 95]
| |
zijn maar weinig exemplaren bewaard gebleven, omdat de vroegere lezer dit leesvoer, dat in een steeds goedkopere uitvoering verscheen, bijna letterlijk verslond. Alle uitgaven, nu zeldzaam en kostbaar, bij elkaar vertellen de geschiedenis van een oerhollands zeemansverhaal, waaraan heel mooi afgelezen kan worden hoe het publiek en hun smaak zich ontwikkelde gedurende vier eeuwen: van de zeer verzorgde uitgave van Deutel uit 1646 tot de eigentijdse bewerking door Lennaert Nijgh uit 1989. Bij de tentoonstelling zal een boekje verschijnen met een aantal artikelen dat de verschillende achtergronden van Bontekoe en zijn journaal schetst. De Stichting Terra Incognita verzorgt ter gelegenheid van de Bontekoe-herdenking een nieuwe, geannoteerde uitgave van het reisjournaal. Bij de expositie zullen ook verschillende boekhistorische aspecten van het gedrukte journaal, zoals drukkers, uitgevers, illustraties en beoogd publiek, de aandacht krijgen. Het is op zijn minst merkwaardig dat er nooit een volledige bibliografie van alle Bontekoe-drukken is verschenen, al zijn er wel pogingen gedaan, bijvoorbeeld als onderdeel van een genre-bibliografie.Ga naar eindnoot26. Een volledige descriptieve Bontekoe-bibliografie zou een boekhistorie in het klein genoemd mogen worden en zal uiteraard de veranderingen die het journaal onderging, tonen. Daarom zal voor de boekhistorisch belangstellenden een bibliografie (zowel primair als secundair) worden samengesteld van alle Bontekoe-drukken in Nederland en daarbuiten, alsmede van de publikaties over Bontekoe en zijn reis. Aan deze bibliografie wordt momenteel gewerkt door een NBV-werkgroep onder leiding van Piet Verkruijsse en Garrelt Verhoeven. De periode 1646-1820, waaraan ondergetekende momenteel werkt, zal een groot deel van deze bibliografie uitmaken. Uiteraard is het van belang dat daarbij zoveel mogelijk exemplaren van de Bontekoe-drukken in het bibliografisch onderzoek worden betrokken. Veel van deze exemplaren bevinden zich in Nederlandse en buitenlandse bibliotheken, maar ongetwijfeld zijn er ook antiquaren en particulieren die een Bontekoe-exemplaar in hun bezit hebben. Het is voor de volledigheid en de nauwkeurigheid van de bibliografie belangrijk dat laatstgenoemde twee categorieën kunnen worden gebruikt voor het onderzoek. Het zou daarom op prijs worden gesteld wanneer bezitters van Bontekoe-uitgaven uit de periode 1646-1820 hun exemplaar (eventueel aan huis) zouden willen laten beschrijven voor de bibliografie. Daarbij moet ook gedacht worden aan Bontekoe-journalen die verwerkt zijn in Nederlandse en anderstalige bundels/verzamelde werken. Wanneer men de bibliografe behulpzaam kan zijn, kan men zich wenden tot: Dr. P.J. Verkruijsse, t.a.v. ‘Bontekoe-bibliografie’, Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Neerlandistiek, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam, tel. (020) 5254717, fax (020) 5254429. Mariska van Lemel
Beurs voor den Boekhandel. Bron: Friedricht Schulz, Der deutsche Buchhandel und diegeistigen Strömungen derletzten hundert Jahre, Leipzig 1925.
| |
Een Beurs voor den BoekhandelIn mijn artikel in het vorige nummer van De Boekenwereld ‘Een aardig Sommetje voor dien Sukkelaar’ dat onder andere ging over de pogingen in ons land tot een Beurs voor den Boekhandel te komen waar uitgevers en debitanten jaarlijks konden afrekenen, werd ook gewezen op het afrekeningssysteem in Duitsland. Daar werkten afrekeningsbeurzen tot aller tevredenheid. Niet geheel onbegrijpelijk want voor afrekeningsreizen waren daar de afstanden te groot. Heel onlangs stuitte ik toevallig op de hier afgebeelde kleurenaquarel van Georg Emanuel Opiz die zo'n beurs te Leipzig in werking laat zien. De afbeelding is van circa 1820, dus nog voor de oprichting van de Börsenverein. Voor wie het interesseert: in de zaal stonden 70 tafels met elk twee stoelen, een strooizandkoker, een inktpot en pennemessen. Ganzeveren moest men zelf meenemen. | |
Prentbriefkaarten van en voor de Amsterdamse UniversiteitsbibliotheekOp donderdag 22 september 1994 werd in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam een nieuwe activiteit van de Vereniging van Vrienden geïntroduceerd. Dit gebeurde op de bijeenkomst ter gelegenheid van de tentoonstelling Inde Witte Pascaert, gewijd aan het werk van de Amsterdamse uitgever van kaarten en atlassen Frederick de Wit (ca. 1630-1706). Het ging hier om de door de ‘Vrienden’ geinitieerde uitgave van een vijftal prentbriefkaarten met reprodukties van afbeeldingen uit oude drukken in beheer bij de Kaartenzaal van de UB. De produktie ervan was in handen van de marge-drukker De Ammoniet. Duidelijk zijn dan ook de kenmerken van deze pers zichtbaar: hoge kwaliteit in boekdruk, en speciaal, in dit geval licht getint, houtvrij papier. De kaarten zijn te koop voor f 1- per stuk. Daarnaast is er voor bibliofiele verzamelaars ook een mapje verkrijgbaar met alle vijf kaarten en een speciaal daarbij geschreven toelichting van de conservator kaarten en atlassen, drs. Jan W.H. Werner. Van dit mapje is de genummerde oplage beperkt tot 275 exemplaren; de prijs is f 7,50. Inlichtingen bij: Tentoonstellingszaal UB, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, tel. (020) 5252143, van 11.00 tot 16.00 uur. De bij verkoop van kaarten en mapjes verkregen opbrengst komt ten goede aan de Ver- | |
[pagina 97]
| |
eniging van Vrienden van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Zoals bekend trachten de ‘Vrienden’ de UB waar mogelijk te steunen, met name als het gaat om aankopen die bezwaarlijk uit het reguliere budget bekostigd kunnen worden. Het ligt in de bedoeling soortgelijke kaarten en mapjes ook bij volgende tentoonstellingen uit te brengen. De huidige expositie, Schatten uit de Bibliotheca Rosenthalia, werd op 22 november geopend. A.R.A. Croiset van Uchelen | |
In den Houttuyn, Nieuwe reeksIn 1994 verschenen de eerste twee deeltjes in de serie ‘In den Houttuyn, Nieuwe reeks’, een initiatief van het veilinghuis Burgersdijk & Niermans, dat hiermee een activiteit opneemt die 45 jaar geleden werd afgebroken. In mei 1894 besloot de Leidse boekhandel E.J. Brill zich te beperken tot de uitgeverij en een antiquariaat voor het oosterse boek. Het veiling-gedeelte en de rest van het antiquariaat werden overgedaan aan twee oud-medewerkers, Pieter Burgersdijk en George Niermans. Daarmee was de oprichting van het veilinghuis en antiquariaat Burgersdijk & Niermans een feit. Het bedrijf vond een pand aan de Nieuwsteeg, tegenover de Pieterskerk, een plek die al in de veertiende eeuw met boeken was verbonden omdat zich daar toen de bibliotheek bevond van de bekende Leidse rechtsgeleerde Philips van Leyden. Deze eerste Leidse ‘openbare bibliotheek’ werd in de volksmond al spoedig Templum Salomonis genoemd, een naam die het huidige pand nog steeds draagt. Men organiseerde gemiddeld drie veilingen per jaar. In het najaar van 1994 vond de driehonderdste veiling plaats. Enkele belangrijke bibliotheken die bij Burgersdijk & Niermans onder de hamer kwamen waren die van de botanist C.A.J.A. Oudemans in 1907, van prof. P.J. Blok in 1910, van de schrijver Albert Verwey in 1945, van de historicus prof. P. Geyl in 1969, van de papyroloog prof. B.A. van Groningen in 1987, van C.H.A. Kruyskamp, redacteur van het Woordenboek der Nederlandse Taal, in 1990 en 1991 en van de classicus prof. J.H. Waszink in 1991. Naast de verkoop van antiquarische boeken en prenten en het organiseren van veilingen breidde de firma haar activiteiten in de jaren '20 uit met een afdeling nieuwe boeken.
Delineatio cartae trium navigationum per Batavos... (detail). Kaart van het noordpoolgebied door Willem Barentsz, uitgegeven te Amsterdam door Cornells Claesz in 1598, en nu gereproduceerd op een prentbriefkaart ten behoeve van de Vrienden van de UBA.
Aanvankelijk vond deze afdeling onderdak in een deel van het pand in de Nieuwsteeg. Later had men even een verkoopruimte aan het Noordeinde en in 1937 opende Burgersdijk & Niermans een nieuwe boekhandel in de Breestraat, tegenover het stadhuis, in een pand waar voorheen de boekhandel en leesbibliotheek van de Gebroeders van der Hoek was gevestigd. In 1938 werd ook begonnen met het uitgeven van boeken. In het begin waren dat uitgaven van zeer uiteenlopende aard, zoals de tekstuitgave van een Javaans verhaal, een herdruk van een Plutarchus-editie en een nieuwe editie van de toeristenkaart Van Vogelenzang tot Scheveningen. In 1941 startte men de reeks ‘Leidsche facsimile-uitgaven’, waarin oude teksten in een beperkte oplage werden herdrukt. Een jaar later ontstond een nieuwe serie onder de titel ‘In den Houttuyn. Episoden uit de geschiedenis van het Nederlandsche volk’. Bekende Nederlandse geleerden zoals J.M. Romein, C.H.A. Kruyskamp en J.C. Mollema leverden hiervoor bijdragen. De uitgeversactiviteiten werden gestaakt in 1949, toen de uitgeverij werd verkocht aan Uitgeverij Stafleu. Dit jaar is de reeks ‘In den Houttuyn’ nieuw leven ingeblazen. In deze reeks, die | |
[pagina 98]
| |
onder redactie staat van P. Hoftijzer, I. Moerman, K. van Ommen, W. Otterspeer en C. van der Poel, zal twee maal per jaar een studie verschijnen op het gebied van de Leidse boek- en cultuurgeschiedenis. Deze ‘Nieuwe reeks’ opende met een studie van R. Feenstra over Philips van Leyden en zijn bibliotheek. De auteur behandelt hierin het leven en de werken van deze veertiende-eeuwse jurist. Hij geeft daarnaast een uitvoerige beschrijving van de door Philips bijeengebrachte bibliotheek en besteedt aandacht aan de behuizing van de boeken in het pand aan de voet van de Pieterskerk. Het boekje besluit met het relaas van de latere lotgevallen en omzwervingen van de bibliotheek. Philips van Leyden en zijn bibliotheek omvat 50 pagina's, is geïllustreerd en kost f 19,50. Begin oktober verscheen als tweede deel een heruitgave van het in 1935 bij de Algemeene Boek- en Handelsdrukkerij Batteljee & Terpstra verschenen boek Goeie Mie of de Leidsche Giftmengster van W.K. van Leyden (ps. van Batteljee Jr.), van een voorwoord en commentaar voorzien door Ingrid Moerman. Dit boekje bevat een beschrijving van het leven en de wandaden van deze beruchte Leidse seriemoordenares, die in het begin van de jaren '80 van de vorige eeuw 27 mensen ombracht. Dit geïllustreerde boekje telt 38 pagina's en kost f 19,50. Komende delen in de reeks ‘In den Houttuyn’ zijn een tekstuitgave van het reisjournaal van de Leidse boekverkoper Johannes Luchtmans uit 1772, een studie over Leidse fotografen en een boek over de negentiende-eeuwse Leidse steendrukkerij Noothoven van Goor. De uitgaven in de reeks ‘In den Houttuyn’ zijn te verkrijgen bij de Leidse boekhandels en bij de uitgever: Burgersdijk & Niermans, Nieuwsteeg 1, 2311 RW Leiden, tel. (071) 121067 /126381, fax (071) 130461. | |
Oeuvreprijs voor Helmut SaldenDe oeuvreprijs van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVB) is toegekend aan Helmut Salden. Op 9 december ontving hij in de Rotterdamse Kunststichting uit handen van staatssecretaris Aad Nuis een bedrag van vijftigduizend gulden. Salden (1910) verzorgde de typografie en grafische vormgeving van een groot aantal boeken voor ondermeer A.A.M. Stols, De Arbeiderspers en G.A. van Oorschot. Het fonds BKVB is een landelijke instelling voor de subsidiëring van individuele kunstenaars. Sinds 1992 kent het fonds elke twee jaar oeuvreprijzen toe in disciplines als (grafische) vormgeving, typografie, beeldende kunst, fotografie en (landschaps)architectuur. | |
Tweede Amsterdamse grafiekkalenderIn het Amsterdams Grafisch Atelier werd op 23 september het eerste exemplaar van de Amsterdamse grafiekkalender 1995 overhandigd aan Els Agsteribbe, lid van de raadscommissie van kunst. Het is de tweede keer dat een kalender is gemaakt door gebruikers van het Amsterdams Grafisch Atelier. De kalender bestaat uit twaalf hoogwaardige, originele bladen grafiek - litho's, etsen, zeefdrukken, gemengde technieken. De oplage is bewust laag gehouden (100 exemplaren) teneinde geen afbreuk aan de kwaliteit van de bladen te doen. De prenten zijn met afneembaar plaksel op de kalenderbladen bevestigd, zodat men aan het eind van het jaar een mooie collectie grafiek overhoudt. De kalender bevat grafiek van Hans Bertrand, Fennanda Eleveld, José van Tubergen, Jens Bommezij, Ursula Neubauer, René van Kempen, Ingeborg Doetsch, Fine Prast, Herma Deenen, Maarten de Hey, Jacqueline van Rosmalen en Elma Oosterhoff. De prijs bedraagt f 400,-. De kalender is te bestellen en/of af te halen bij het Amsterdams Grafisch Atelier, Anjelierstraat 155a, Amster- | |
[pagina 99]
| |
dam, tel. (020) 6252186. Daarnaast is de kalender ook te koop bij verschillende galeries en in het Stedelijk Museum. | |
Gedrukt in HollandIn het boekhistorisch onderzoek legt men de nadruk op de ‘biografie van het boek’: dat wil zeggen de plaats die het gedrukte woord inneemt binnen de cultuurgeschiedenis. De boekwetenschapper bestudeert het boek als materieel object en als tekstdrager: hij beschrijft de uiterlijke vorm (band, papier, lettertype, illustraties en formaat) en verricht onderzoek naar de produktie, distributie en consumptie van boeken. De wetenschap van het boek ‘nieuwe stijl’ is nu 40 jaar oud en in de afgelopen periode is er binnen het vakgebied veel gebeurd. In Gedrukt in Holland, themanummer van het tijdschrift Holland, staan diverse aspecten uit de wereld van het boek centraal. De aandacht van bibliografen is altijd overwegend gericht geweest op de technische produktie van drukwerk. Dergelijk onderzoek is nog steeds gaande, maar nu vanuit de overtuiging dat de bevindingen ons inzicht kunnen geven in de wisselwerking tussen auteur, uitgever en het publiek. Paul Dijstelberge gaat in zijn artikel in op de manier waarop boeken in het Amsterdam van de zestiende eeuw geproduceerd werden. Centraal daarbij staat het bedrijf van de grote uitgever Cornelis Claesz. In hun bijdrage over de katholieke drukker/uitgever Claes Braau (ca. 1636-1707) laten Gabriëlle Dorren en Garrelt Verhoeven de twee gezichten van diens bedrijf zien. Als zogenaamde brooddrukker wist Braau zijn bedrijf financieel gezond te houden. Maar belangrijker was zijn uitgeversstrategie. Hij richtte zich in de eerste plaats met zijn katholieke uitgaven op de gelijkgezinde lezers in Haarlem en toonde zich een slim ondernemer die precies wist hoe hij dit publiek aan zich kon binden. Geïllustreerde boeken staan van oudsher in de belangstelling van boekwetenschappers en kunsthistorici, maar titelprenten hebben veel minder aandacht gekregen. E.O.G. Haitsma Muiier laat zien op welke wijze gegraveerde | |
[pagina 100]
| |
titelprenten informatie geven over de geschiedopvatting en intenties van Nederlandse historische werken uit de vroegmoderne tijd. Estienne Roger en Michel-Charles le Cène waren aan het begin van de achttiende eeuw vooraanstaande muziekuitgevers. Uitgevers van bladmuziek richtten zich in de zeventiende eeuw nog op de lokale en nationale markt, maar met de eeuwwisseling kwam daar verandering in. Uit het artikel van Rudolf Rasch blijkt de invloed van genoemde uitgevers op de ontwikkeling en verbreiding van de muziekdruk. Het kopen en lezen van boeken is lange tijd het ondergeschoven kindje van de boekwetenschap geweest. De laatste jaren proberen historici aan de hand van veilingcatalogi en boedelinventarissen ook de wereld van de lezer te reconstrueren. José de Kruif bekeek achttiende-eeuwse Haagse inventarissen en constateert dat boekbezit niet aan één sociale klasse voorbehouden was. Vooral theologische en geschiedkundige werken waren in de meeste huishoudens voorhanden. Onno de Wit koppelt in zijn bijdrage de activiteiten van de Leidse drukker/uitgever A.W. Sijthoff aan het type van de ‘innovatieve’ ondernemer dat in de negentiende eeuw zijn opwachting maakte, en levert daarmee een bijdrage aan de economische geschiedenis van boekhandel en uitgeverij. Persoonlijke getuigenissen van typografen en uitgevers zijn, vooral in de vroegmoderne tijd, helaas een zeldzaam verschijnsel. Daarom is het belangrijk dat de ervaringen van personen uit het twintigste-eeuwse boekenvak wel geboekstaafd worden. Dick Dooijes was lange tijd werkzaam in de lettergieterij van Tetterode. Hij beschrijft de samenwerking tussen dit bedrijf en de beroemde letterontwerper Sjoerd H. de Roos en plaatst die binnen de stroomversnelling van technische vernieuwing in het boekbedrijf. Gedrukt in Holland kan besteld worden door overmaking van f 20,50 (incl. verzendkosten) op postgirorekening 3593767 t.n.v. de penningmeester van de Historische Vereniging Holland, afd. verkoop publikaties te Haarlem, onder vermelding van de titel. |
|