De Boekenwereld. Jaargang 10
(1993-1994)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Op zoek naar de bibliotheek van Lucien von Römer
| |
[pagina 4]
| |
wel her en der in Nederland boeken op met Von Römers ex-libris.
Een deel van Von Römers bibliotheek in 1958. Hier behandelde Von Römer ook patiënten. De porseleinen bekkens linksonder gebruikte hij voor een vorm van elektrotherapie. Een patiënt met een zenuwaandoening legde zijn onderarmen in de met water gevulde bekkens en kreeg vervolgens zwakke stroomstootjes toegediend (collectie D. von Römer).
Begin jaren '80 deed ik onderzoek naar Von Römers werk en leven en ik concentreerde me daarbij op de periode tot 1910. Dankbaar maakte ik gebruik van het uitgebreide archief dat Von Römer in 1955 overdroeg aan het Algemeen Rijksarchief. Toen ik vorig jaar plannen maakte voor een reis naar Indonesië, stond het vast dat ik ook naar Malang moest, op zoek naar sporen van Lucien von Römer en zijn bibliotheek. | |
Utrecht, vrijdag 10 juli 1992Om acht uur 's ochtends gaat de telefoon. Ik lig nog in bed, een huisgenoot neemt op. Als ik een uur later boven kom, ligt er een briefje: ‘Von Römer heeft gebeld.’ Er staat een nummer bij waar ik hem kan bereiken. Gelukkig. Ik vreesde al geen reactie te krijgen op mijn brief aan Djayo von Römer, de inmiddels 68-jarige zoon van Lucien von Römer. Ik heb hem gevraagd me de namen te geven van mensen die zijn vader nog gekend hebben in Malang. Ik bel Djayo, die vertelt dat hij mijn brief pas vanmorgen vond. ‘Ik kan u niet zo heel veel verder helpen’, zegt hij, ‘de meeste vrienden en kennissen van mijn vader zijn dood. Na 1981, toen mijn moeder stierf, ben ik niet meer in Malang geweest, dus ik weet ook niet meer wie er nog zijn.’ Het sterfjaar van zijn moeder is nieuw voor mij en verklaart ook waarom ik nooit antwoord kreeg op de brief die ik haar dat jaar stuurde. ‘Er is wel een oude Chinese vrouw die mijn ouders gekend heeft en die u misschien kan helpen.’ Hij geeft me het adres en telefoonnummer van mevrouw Liem: Jalan Boldy. Ik wil nog veel meer van hem weten: bestaat het huis van zijn ouders nog, zo ja, wie woont daar nu, waar zijn de boeken van zijn vader heen? ‘Ja, het huis is er nog, de straat heet Jalan Panglima Sudirman, op nummer 87. Wie er nu woont, weet ik niet, maar in het paviljoen naast het huis woont Tonon, een oude man die heeft mijn vader ook nog gekend.’ Ik vraag hem naar de bibliotheek van zijn vader. ‘Weet u dat mijn vader wel 15.000 boeken had? Ze zijn na zijn dood naar oom Joop gegaan. Geen echte oom, een vriend van mijn vader, ik ben zijn | |
[pagina 5]
| |
achternaam kwijt. Oom Joop is dood, en zijn dochter moet nu de boeken hebben. Ze woont op Bali.’ ‘Oh, ik ga ook naar Bali’, reageer ik hoopvol. ‘Ik weet niet waar ze woont’, zegt hij, ‘U kunt Tonon naar oom Joop vragen, dat brengt u misschien verder. Meer kan ik u helaas niet vertellen.’ Als ik mijn bagage inpak, kijk ik nog eens op de plattegronden van Malang die ik een dag tevoren heb gekopieerd in de kaartenzaal van het Tropeninstituut. De ene, nog met de Nederlandse straatnamen, is van 1946, gebaseerd op een kaart van 1923. De andere dateert van na de onafhankelijkheid en heeft de Indonesische straatnamen. Het stratenplan is vrijwel onveranderd. Het huisadres van Von Römer had ik op beide kaarten achterhaald, alleen wist ik niet dat Rampal nummer 15 nu Jalan Sudirman 87 is. Jalan Boldy kan ik nergens vinden. | |
Surabaya, zondag 12 juliOp het vliegveld, een tussenstop op weg naar de Kleine Sunda-eilanden waar we vier weken gaan trekken. Een reisgenoot vraagt me wat ik ga doen als ik daarna nog twee weken alleen achterblijf. Ik vertel haar dat ik Bali wil zien en een paar monumenten op Oost- en Midden-Java. ‘En ik ga nog een klein onderzoekje doen naar iemand die vanaf de jaren '30 tot 1965 in Malang woonde.’ Ik vertel haar over Von Römer. Dat ik al over zijn werk en leven geschreven heb en benieuwd ben of ik in Malang nog sporen van hem aan zal treffen. En dat er ergens op Bali 15.000 boeken moeten staan. Mijn bescheiden Von Römer-documentatie blijft voorlopig diep in mijn rugzak: de twee plattegronden, een notitieboekje met adressen en een foto van Von Römer en Wim Tesch voor de Nationale Handelsbank (op de achterzijde: ‘Malang, febr. 59, foto gemaakt t.b.v. album van Rotary landdag’).Ga naar eind4. | |
Gili Air, dinsdag 4 augustusOp dit Bounty-eilandje ten noordwesten van Lombok denk ik over mijn Von Römer-expeditie. In vier weken heb ik vrijwel geen Indonesiër met een boek gezien. Zelfs kranten zie je hier nauwelijks. In Ruteng op Flores tot nu toe de enige boekwinkel bezocht: ze hadden er alleen schoolboeken. Op de eilanden waar we waren, wonen de meeste mensen in hutten van riet, hout en bamboe. Soms een klein stenen huis. Het idee van een bibliotheek met 15.000 boeken is volstrekt irreëel geworden. Toch heb ik een plan de campagne opgesteld: vanaf Bali mevrouw Liem bellen en via haar achter het adres zien te komen van de dochter van oom Joop. Want als de boeken echt op Bali zijn, kan ik niet wachten totdat ik in Malang ben. Vandaar weer teruggaan naar Bali zou enkele dagen verlies opleveren en ik wil niet twee weken lang met Von Römer bezig zijn. | |
Kuta, Bali, vrijdag 7 augustusKuta is een cultuurshock en een nachtmerrie. Het is het Benidorm voor surfende Australiërs. De Costa Brava in het kwadraat. Een paradijs voor te grote bodybuilders. In de winkels hangen batik surfplankhoezen. Op het strand schijnen jongens te zijn die zich verkopen aan westerse vrouwen en mannen. Van reiziger word je hier direct weer toerist. Een andere rol is onmogelijk. Om de vijf meter houdt een jongen je staande: of je sigaretten nodig hebt, sieraden wilt kopen, ‘Do you want transport?’ ‘Tidak’, ‘sudah’. ‘Nee.’ ‘Ik ben al voorzien.’ Geen hartelijke conversatie hier, maar kortaffe antwoorden en een versnelde pas om te ontkomen aan opdringerige verkopers. Jongens met op hun buik een platte koffer vol horloges. ‘I already have one’, wijs ik naar mijn pols. Dat ik geen zoveel karaats goud of zilver begeer, wil er niet in. Ik wil hier zo snel mogelijk weg. Vanuit het hotel bel ik naar Malang. Als ik het aanvraagformulier ingevuld teruggeef, vraagt de jongen van de balie, als hij ‘Ibu Liem’ ziet staan, of ik getrouwd ben. ‘Ibu Liem is an old Chinese woman’, antwoord ik.
Lucien von Römer en zijn vrouw voor hun huis, waarschijnlijk eind jaren '50 (collectie D. von Römer).
Hij draait haar nummer, krijgt contact en geeft me het toestel. ‘Halo, anda berbicara dengan Maurice van Lieshout dari negeri Belanda. Anda Ibu Liem?’ ‘Ya, saya’, antwoordt ze een beetje achterdochtig. | |
[pagina 6]
| |
‘Saya sekarang di Bali. Saya datang ke Malang minggu depan. Saya ada nomor telepon anda denang Djayo von Römer di Den Haag, Belanda, putra Doktor von Römer. Apakah anda berbicara Bahasa Belanda?’ ‘Ja, ik spreek een beetje Nederlands’ antwoordt ze tot mijn grote opluchting. Mijn Indonesische troeven had ik inmiddels bijna allemaal uitgespeeld. ‘Wie bent u?’ vraagt ze. Ik leg uit wat ik van haar wil. Dat Djayo mij haar nummer gaf, wekt vertrouwen. Nee, ze wist niet waar Von Römers boeken gebleven zijn. Na de dood van Von Römers vrouw zijn ze naar Joop Pollak gegaan. ‘Oom Joop’ bevestigt ze. En na zijn dood naar zijn kinderen. ‘Ik weet waar zijn zoon woont, hier in Malang, maar niet waar zijn dochter woont.’ Ze geeft me het adres van de zoon - Jalan Banden - ‘hij heet Jaan, maar ik weet niet zijn achternaam, waarschijnlijk heet hij naar zijn Balinese moeder.’ Natuurlijk mag ik volgende week bij haar langskomen, ‘maar ik denk dat ik u niet zo veel te vertellen heb’.
Wim Tesch (met stropdas) en Von Römer voor de Nationale Handelsbank, Malang 1959 (collectie M. van Lieshout).
Twee adressen in Malang van mensen die Von Römer gekend hebben, geen adres op Bali van de verblijfplaats van de boeken. Ik vertrek dezelfde middag naar Ubud en besluit mijn speurtocht naar Von Römer pas voort te zetten als ik op Java ben. | |
Malang, Oost-Java, donderdag 13 augustusVannacht om 3.00 uur met de nachtbus in Malang aangekomen. Ik zat in de AC-bus naast een non die weinig sprak. Wat zou ze gevonden hebben van de film die vertoond werd, ‘Harley Davidson - Marlboro Man’, vecht- en schietscènes bijeengehouden door een flinterdun kulverhaaltje? Geen sex of zou die er uitgeknipt zijn? Haar gezicht verried geen emoties, ook niet toen we een uur lang getracteerd werden op Heavy Metal.
Foto van Von Römer in Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld (...), Amsterdam 1938.
's Ochtends ga ik eerst naar het postkantoor aan het Merdekaplein. Het is een van de vele gebouwen in koloniale stijl. Bij het loket ‘pos restan’ ligt een brief van mijn vriend Jan. Ik lees hem in Toko Oen, een laatste restje tropisch Nederland. Sinds de jaren '30 is hier niets veranderd, waarschijnlijk is zelfs de menukaart hetzelfde gebleven. In het Nederlands en Engels met exotische gerechten als uitsmijter ham en broodje kroket. | |
[pagina 7]
| |
Malang was vroeger vanwege zijn aangename klimaat populair bij gepensioneerde kolonialen. Het klimaat schijnt niet meer zo koel te zijn, het is nu zelfs benauwd warm. De stad is ruim opgezet en het leven gaat hier nogal pelan pelan. Het hotel ligt niet ver van de straat waar het huis van Von Römer staat. Ik loop er heen en ga over het spoor naar links. De Jalan Sudirman is een drukke, brede door grote bomen omzoomde weg. Links een rij grote vrijstaande huizen van de straat gescheiden door hekwerken met grote sloten, rechts aan de overkant ligt nog altijd het enorme, nu lege exercitieterrein. Von Römer moet daar vaak naar de soldaten hebben gekeken. Ik nader nummer 87. Het huis is kleiner dan ik verwachtte. Het ligt zo'n twintig meter van de weg. Er is geen tuin aan de voorkant maar een soort sintelvlakte. Rechts en links staan struiken en vele potten met dezelfde planten. Een kwekerij? Links vooraan een autowrak en wat puin. Het deels houten huis bestaat slechts uit een verdieping en een zolder. Het heeft een grote veranda waar twee forse palmstruiken zachtjes in de wind ruisen. Rechts is een gebouwtje dat ook bewoond lijkt. Het zou het paviljoen kunnen zijn waar Tonon woont. Een lelijk hoog hekwerk grenst het voorterrein af van de straat. De poort is open en een oude man is bezig het hekwerk te schilderen. Ik groet hem en loop naar het huis. Hij komt me achterna en maakt me duidelijk dat ik me op privé-terrein bevind. ‘Saya cari bapak Tonon, tinggal di sini?’ vraag ik. De naam Tonon lijkt hem niets te zeggen. ‘Saya mau melihat rumah dulu doktor Von Römer.’ Het noemen van Von Römers naam brengt een glimlach op zijn lippen. ‘Dulu doktor Von Römer’, bevestigt hij en wijst naar het huis. Onze conversatie verloopt verder moeizaam. Hij praat snel en binnensmonds, mijn woordenschat schiet te kort. Ik vraag hem nog of hij misschien Nederlands spreekt. Nee, hij is nooit naar school geweest. Het wordt me duidelijk dat er niemand thuis is. De bewoners van het huis zijn enkele maanden weg, de bewoner van het schuurtje - een paviljoen is het zeker niet - is vanavond tegen achten weer thuis. De man heeft Von Römer zelf ook gekend, zou hij de klusjesman geweest zijn? Hij zegt dat hij me iets wil laten zien. Hij sluit het hek af en brengt me naar achteren. In een berghok vol dozen en verstofte spullen staan hoog tegen de wand twee ingelijste portretten van Von Römer. Ik schat dat ze nog uit zijn Nederlandse tijd dateren. De man verontschuldigt zich enigszins voor de weinig respectvolle wijze waarop de twee portretten daar staan. Ik kijk er een tijdje naar en vraag me af wie ze daar na de dood van Von Römers vrouw heeft neergezet? Was er geen vriend of familielid die ze wilde hebben? Ik bedank de oude baas en zeg dat ik 's avonds terug zal komen. Hij wijst me de bel aan het buitenhek. Die zit verstopt en je moet je hand door het hek steken. Onbekenden zijn hier blijkbaar niet welkom. Fel tegenlicht verhindert me om een foto van het huis te maken. Ik besluit direct verder te gaan met het Von Römer-spoor. Jalan Banden, het adres waar volgens mevrouw Liem de zoon van oom Joop woont, kan ik niet vinden op de kaart. Ik denk dat ik haar verkeerd verstaan heb en gok op Jalan Bandung. De becakrijder voert me eerst door smalle straatjes en dan door een villawijk. Hier woonden vroeger de koloniale notabelen en nu de Indonesische welgestelden. Jalan Bandung huisvest de islamitische universiteit. Ik ben verkeerd. Voor de zoveelste keer speur ik met een vinger over de registerloze plattegrond. Plots zie ik ‘Jalan Banten’ staan en de verrassing wordt nog groter als blijkt dat het de eerste straat rechts is, nog geen honderd meter van waar ik sta.
Von Römer met zijn vrouw op zijn 92ste verjaardag, 23 augustus 1965 (collectie D. von Römer).
In de tuin van het huis zie ik de typische Balinese offertafeltjes. Hier moet het zijn. Een mooie jongen is in de tuin aan het werk. Ik vraag hem of ‘Jaan Pollak’ hier woont. Hij bevestigt dat, het blijkt zijn va- | |
[pagina 8]
| |
der te zijn. Hij brengt me naar hem toe. Zijn vader is aan het werk in zijn kantoor iets verderop in dezelfde straat. Als hij hoort wie ik ben en ik hem vertel wat ik kom doen, stuurt hij de drie mannen met wie hij in gesprek is weg, laat koffie komen en wijst me een luie stoel. Hij spreekt uitstekend Engels. Hij heet Jean Polak en niet Jaan Pollak - voor de tweede keer heb ik mevrouw Liem verkeerd verstaan. Op het kaartje dat hij me geeft staat zijn Balinees-Nederlandse naam: Made Dharsana Polak. Jean heeft warme herinneringen aan de familie Von Römer. Von Römer was goed bevriend met zijn vader Joop Polak, voormalig resident van Bali en getrouwd met een Balinese uit een vorstelijk geslacht. Von Römer en Polak, twee erudiete mannen met deels dezelfde interesse, waren goede vrienden, een vriendschap die vooral belangrijk was na de Indonesische onafhankelijkheid. ‘Ze hebben het in de jaren '50 moeilijk gehad, de meeste Europeanen waren weggestuurd of zelf weggegaan en die overbleven waren niet echt populair.’ Jean was nog een kleine jongen toen hij bij Von Römer aan huis kwam. De families brachten samen de kerstdagen door, de laatste jaren toen Von Römer niet meer kon lopen in het huis aan de Jalan Sudirman. De kinderen Polak kregen pianoles van Eugénie Gallois, Von Römers vrouw. Haar piano staat nu bij hem thuis. Zonder dat ik daar om hoef te vragen, vertelt hij wat er met de bibliotheek van Von Römer is gebeurd. ‘Na Von Römers dood in 1965 kreeg mijn vader zijn boeken. Hij heeft ze een paar jaar later geschonken aan de universiteit van Denpasar op Bali. Ik weet niet hoeveel het er waren, maar in ieder geval te veel om thuis op te slaan.’ Ze zijn dus wel op Bali maar niet bij Polaks zus zoals Djayo von Römer mij vertelde. Die zus woont nu trouwens in Nederland. ‘Maar, als u geïnteresseerd bent’, vervolgt Jean Polak, ‘ik heb nog wel wat boeken die van mijn vader en van Von Römer zijn geweest. Dan moet u straks maar even meelopen.’ Ik vraag hem naar zijn vader. Hij vertelt dat het proefschrift van zijn vader, in 1945 voltooid, handelend over de Nederlandse koloniale politiek op Java geweigerd is. De strekking ervan was strijdig met de opvattingen van de Indonesische regering. Toen later Sukarno nog een poging heeft gedaan Polak alsnog de doctorstitel te bezorgen, had dat ook geen succes. Sukarno raakte in die tijd zelf in diskrediet. Ik vertel hem over Von Römers ervaringen als promovendus. Dat verhaal is nieuw voor hem. Hij weet niets van Von Römers Nederlandse tijd.
Ex-libris van Von Römer (collectie M. van Lieshout).
We gaan naar zijn huis. Pas nu zie ik het grote koperen naambord: ‘Drs. J.A.P.M. Polak’. ‘Uw vader?’ ‘Ja, dit was het huis van mijn ouders.’ Hij brengt me naar een bijkeuken. In het midden staat een grote tafel vol met kleine mandjes. Ik herken de Balinese offerwaren. ‘We hebben morgen een hindoeïstisch ritueel’, verklaart hij. Langs drie muren van de ruimte staan lage boekenkasten. Een met glas er voor, een met een gordijntje en een open. ‘Dat zijn allemaal boeken van mijn vader geweest. Er zitten ook boeken bij die van Von Römer zijn geweest. Kijkt u maar, het meeste is in het Duits en Nederlands. Dat lees ik niet. Als er iets bij zit dat u interessant vindt neem het dan gerust mee. Als het te zwaar is kan ik het met de boot naar Nederland sturen.’ Hij gaat buiten zitten en laat me in de kamer achter. Systematisch begin ik de kasten af te werken. Er klinkt pianospel. Debussy. Jeans dochter die op de piano van Eugénie Gallois speelt, hoor ik later. De eerste kast met de glazen deurtjes bevat voornamelijk Duitse boeken. Een veeldelig werk over de oorlogen die Frede- | |
[pagina 9]
| |
rik de Grote voerde, een bundel Heine, een grote poëzie-bloemlezing Uhlands Gedichte. In al deze boeken zit het ex libris van Von Römer: Luciani v. Römer met rechtsonder een plaatje van Romus en Remulus. Volgens Von Römer betekent zijn naam ‘Van Rome’. De boeken in deze kast zijn stoffig, maar nog in redelijke staat. In de andere kasten hebben insecten, knaagdieren, schimmels en andere, mij onbekende boekenvreters zich te goed gedaan aan papier en banden. Hier weinig boeken van Von Römer. Ik vind de Sociologische Gids tot 1981, het jaar waarin Joop Polak stierf. Weinig Römeriana. Dan tref ik tussen enkele werken over de koloniale geschiedenis Uranisme et unisexualité van Marc-André Raffalovich aan.Ga naar eind5. Het bevat het bekende ex-libris (in de zwarte variant) met het nummer 966, een tweede zegel met het jaartal 1914 en nu nummer 1032. Het boek is gekocht bij Kooijker Huysman in Leiden waar Von Römer medicijnen studeerde. Op pagina 5 het stempel ‘Wie dit boek verkoopt, ontstal het aan L.S.A.M. von Römer’. Het boek bevat nergens aantekeningen van Von Römer zelf. In dezelfde kast vind ik nog een gebonden overdruk van Von Römers verhandeling over rassenmenging.Ga naar eind6. De derde kast bevat vooral oude pianoboeken en varia. Ik vind twee exemplaren van de Genealogie van het Geslacht Von Römer, gedrukt in 25 exemplaren.Ga naar eind7. Het gebonden exemplaar is zwaar gehavend. Ik leg het ingenaaide apart bij de twee andere boeken. Daar blijft het bij. Na het bericht over de universiteitsbibliotheek van Denpasar had ik niets meer verwacht. Deze drie kan ik net in mijn handbagage meenemen. In de zitkamer met wel drie banken en vele stoelen her en der en een uiterst modern super-grootbeeld tv drinken we nog wat - een glaasje ranja. Jean belooft me, als hij nog iets tegenkomt wat voor mij van belang kan zijn, dat toe te sturen. 's Avonds ga ik nogmaals langs het huis van Von Römer, op zoek naar de bewoner van het schuurtje. Het hek is dicht. Er is licht aan op de veranda en een zwak lampje in het schuurtje. Ik zoek de bel. Een paar seconden later komen er twee woest blaffende honden op me af. Niemand laat zich zien. Opnieuw bellen is onmogelijk. Een hondenbeet, daar heb ik geen zin in. | |
Malang, vrijdag 14 augustus's Morgens ga ik voor de derde maal naar Von Römers huis. Het hek is weer dicht. Op mijn bellen reageren nu zelfs geen honden. Ik neem enkele foto's door het gaas van het hek. Ik houd een becak aan en laat me naar het centrum rijden. Bij het toeristenbureau - in Malang komen dagelijks gemiddeld zeventien buitenlanders - vraag ik naar de Jalan Boldy en naar trips naar de tempels rond Malang. Voor f 25,- kan ik een excursie boeken, voor twee keer 30 cent kan ik zelf met de bus gaan. Na verdwaald te zijn in de labyrintische pasar besar, rust ik uit op het Merdekaplein. Ik zag onderweg nog een gebouw dat wel eens de voormalige Nationale Handelsbank geweest kan zijn waar in 1959 de toen 85-jarige Von Römer poseerde met Wim Tesch. ‘Hij wilde per se met mij alleen op de foto’, aldus Tesch. Ik kijk naar de mannen en jongens die zich naar de grote moskee spoeden. Met de jongen die naast me komt zitten, Alberto, student Engels uit Ende, Flores, sjouw ik de rest van de middag door de stad. Hij brengt me op mijn verzoek naar een antiquariaat. Ze hebben Nederlandse boeken, maar niets interessants. Elektrotechniek uit 1928 doet mijn hart niet sneller slaan. Ik spreek met Alberto af dat hij me de volgende dag achter op de motor langs een aantal tempels zal rijden.
Het voormalige huis van de Von Römers in Malang, augustus 1992 (foto M. van Lieshout).
Ik ga naar de Jalan Boldy, wat een marktstraat blijkt te zijn. De jonge Chinese die me opendoet, lijkt me al te verwachten. Ze brengt me naar haar moeder, mevrouw Liem. ‘Ik was vergeten wanneer u zou komen’ begint ze. ‘U bent al bij Jaan Pollak geweest?’ ‘Ja, hoe weet u dat?’ ‘Ik heb hem vanmorgen gebeld dat er iemand uit Nederland zou komen, en toen hoorde ik dat u gisteren al bij hen was. Ik ben blij dat u er | |
[pagina 10]
| |
bent.’ Ze biedt me thee, speculaas en een saucijzebroodje aan. Mevrouw Liem vertelt honderduit. Ze spreekt goed Nederlands. ‘Nee helemaal niet!’ reageert ze op mijn compliment. Ze zat slechts anderhalf jaar op een Nederlandse nonnenschool. Toen kwamen de Jappen en kreeg ze les in het Japans. Met haar man spreekt ze Chinees en Indonesisch. Ze is wel veel Nederlands blijven lezen. ‘Joop Polak had zo'n leestrommel’, vertelt ze, ‘met Nederlandse boeken en tijdschriften, Margriet, Ouders van Nu en zo.’ Mijnheer Liem - net als Von Römer veel ouder dan zijn vrouw - leerde Von Römer kennen in 1954. Hij was een handelsman die weinig gemeen had met de oude dokter die bovendien nogal zwijgzaam was. ‘Ik heb wel gehoord dat hij vroeger een heel belangrijke man in Malang was die iedereen kende en overal bij betrokken was. Maar na de onafhankelijkheid was die hele kring van Nederlanders verdwenen. De Von Römers zagen toen niet veel mensen meer.’ Mevrouw Liem blijkt Von Römer nooit gekend te hebben. In het sterfjaar van Von Römer trouwde ze met haar man - als zijn tweede vrouw - en leerde ze Eugénie, mevrouw Von Römer, kennen. Toen die merkte dat ze ook Nederlands sprak, knoopte ze een vriendschap met mevrouw Liem aan. ‘Mijn kinderen en stiefkinderen kregen pianoles van haar, ze was een lieve vrouw, wel eenzaam, maar ook dapper die zestien jaar dat ze daar alleen met wat personeel woonde. Ze bleef wel deftig, ze kwam uit een miljonairsfamilie, dus ze hield veel personeel aan. Mijn stiefkinderen hebben dokter Von Römer nog gekend. Hij zat tijdens de pianolessen altijd te lezen in een schommelstoel op de veranda. “Al zo'n oude man” zegt mijn stiefdochter altijd. Eugénie vertelde me ooit dat ze op slag verliefd was geworden op Lucien von Römer. Ze woonde een lezing van hem bij en was getroffen door zijn geleerdheid. Hij was “zo pienter” zei ze altijd.’Ga naar eind8. Mevrouw Liem vertelt me nog enkele voor mij nieuwe feiten. Von Römers zoon Djayo is al in 1939, toen hij 16 was, naar Nederland gestuurd. ‘Zijn vader verwachtte blijkbaar veel van hem’, zegt ze, ‘maar door omstandigheden, de oorlog en zo, heeft hij dat niet waar kunnen maken. Weet u, Djayo betekent zoiets als “bloeiend” en het is ook de naam van een Thaise prins die Von Römer ooit ontmoette.’Ga naar eind9. Toen zijn moeder gestorven was is Djayo voor het laatst in Malang geweest. Hij heeft toen al haar vrienden uitgenodigd en die mochten spullen meenemen als ze iets wilden hebben. ‘Ja, daar waren ook stapels boeken bij’ beaamt ze. Ik vermoed dat dat vooral belletrie is geweest. Misschien dat daar de drie delen van De Berg van Licht bij zaten die door Veen in opdracht van Couperus naar Von Römer gestuurd zijn?Ga naar eind10.
Von Römer in zijn werk- en studeerkamer, 1958 (collectie D. von Römer).
Mevrouw Liem weet me ook nog te ver- | |
[pagina 11]
| |
tellen waar Von Römer begraven ligt. Ze wijst de begraafplaats aan op de kaart. De plek van het graf weet ze niet meer. Ik zeg haar daar morgen heen te gaan. ‘U gaat toch niet alleen? Misschien kan mijn zoon u daarheen brengen. Weet u, u kunt zo tegen iemand aan lopen die u wil beroven.’ ‘Doet u geen moeite’, antwoord ik, ‘ik voel me hier veel veiliger dan in Nederland. Bovendien heb ik niet veel contant geld meer.’ Nadat ze me aan haar man heeft voorgesteld, laat ze me het huis zien. Net als bij Jean Polak zijn er ontzettend veel stoelen en banken, alsof er ieder moment een groot gezelschap wordt verwacht. De werkkamer van haar man is een Chinese enclave met kalligrafieën van uitspraken van Confucius aan de muur. In een ontvangstkamer hangen kitscherige Nederlandse schilderijtjes met spreuken als ‘Waar een wil is, is een weg’ en ‘Men moet zeilen, als de wind waait’. Van de Jalan Boldy loop ik weer naar het Merdeka-plein. Onderweg kom ik langs een antiquariaat dat ik nog niet ken. Het is een islamitische zaak. ‘Ada buku bahasa belanda?’ ‘Ada.’ De boekhandelaar klimt op een trapje en haalt van een plank een rijtje boeken weg. Daarachter staat een rij Nederlands drukwerk. Alleen non-fictie. Iets over breien, een verdwaald deel van een encyclopedie, niet veel zaaks allemaal. De winkelier kijkt me bemoedigend en hoopvol aan. Omdat hij zoveel moeite doet, besluit ik Wat een jongen behoort te weten. Uit het Engelsch door Sylvanus Stall (Baarn, H.J. den Boer) aan te schaffen voor de ingestempelde prijs van 1.550 rupiah (f 1,40). Het is het bekend soort stichtelijke lectuur. ‘Geen jongen kan spelen met de uitwendige geslachtsdeelen zonder er eindelijk zeer ernstige gevolgen van te ondervinden [...] Terwijl de zenuwen aldus verwoest worden, lijdt de geest eveneens. De flinke, heldere kop, die nummer één in zijn klas was, verliest zijn vlug begrip en goed geheugen [...] volle sexueele wasdom is niet bereikt, voor het vijf en twintigste jaar.’ Stall schreef het in 1896 en op 5 september 1926 kreeg een jongeman in Nederlands-Indië deze wijze raad als verjaardagscadeau. | |
Malang, zaterdag 15 augustusIk vraag een becakrijder me naar Pemakaman Sukun te brengen, het kerkhof waar Von Römer en met hem vele andere Nederlanders begraven moeten liggen. Ik vraag hem daar een minuut of vijftien te wachten en me dan weer terug te brengen naar het hotel. Als we de begraafplaats oplopen komt er meteen een jongen met een baseball-pet op me af. Ik zeg tegen hem ‘Saya cari makam doktor Von Römer’. Die naam zegt hem niets. Vier andere mannen en de becakrijder komen er bij staan. Ik herhaal mijn vraag en schrijf met mijn schoen Von Römers naam plus zijn geboorte- en sterfjaar in het zand. Blijkbaar niet erg duidelijk. Een van de mannen gaat pen en papier halen en nogmaals schrijf ik ‘L.S.A.M. von Römer 1873-1965’. Het zegt hen niets. De jongen stelt me voor de volgende ochtend om 7.00 uur terug te komen. Dan is er iemand die alle graven kent. Ik vertel dat ik morgen naar Yogyakarta vertrek. De begraafplaats die op de plattegrond bescheiden leek, is enorm groot. Alles langslopen zou uren kosten. Ik kijk vertwijfeld om me heen. De jongen wijst naar rechts en zegt dat daar wel veel Europeanen liggen. We lopen die kant op. Zonder dat ik mijn blik langs alle graven laat glijden, wordt hij rechtstreeks naar een grafsteen op de tweede rij getrokken. ‘Di sana!’ roep ik uit, ‘makam Von Römer di sana’. Iedereen is zeer verbaasd. De grafsteen, in een strakke stijl, meer jaren dertig dan jaren zestig, vermeldt: ‘Hier rust mijn innig geliefde echtgenoot L. SAM van Römer. Geb. 23 augustus 1873 te Kampen Holland / Overl. 23 dec. 1965 te Malang’. Von Römer - een Pietje Precies - zou zich geërgerd hebben aan de weergave van zijn initialen en zijn achternaam. De steen is nog gaaf, de zerk is op verschillende plekken stuk en overwoekerd door onkruid. Er gebeurt iets bijzonders zodra de mannen het graf hebben gezien. Met grote ijver beginnen ze het onkruid en losse stukken steen te verwijderen. De becakrijder helpt ook mee. Pas als ze daarmee klaar zijn, moet ik foto's van het graf nemen, zo maken ze me duidelijk. Ik voel me een echte pelgrim. Dat de mannen een fooi van me verwachten, spreekt vanzelf. Het is een mooie mengeling van piëteit en zakeninstinct die ze tonen. Ik vraag me af ik de eerste ben, die sinds 1981 het graf bezoekt. | |
Utrecht, maandag 24 augustusIk schrijf Alberto een brief en stuur hem een foto die ik van hem maakte. Ik sluit 30.000 rupiah in en vraag hem dat geld te gebruiken om foto's te maken van Von Römers graf. Het betreffende filmrolletje dat ik in Malang en later Yogyakarta volschoot, is leeg. Iets misgegaan met het transport. | |
[pagina 12]
| |
Het graf van Lucien von Römer, ca. 1966 (collectie D. von Römer).
| |
Den Haag, vrijdag 18 decemberNog niets van Alberto gehoord. In de doctoraalscriptie van Gosse Kerkhof over de Indische zedenschandalen lees ik dat Von Römer in 1939 verhoord is en dat een deel van zijn bibliotheek in beslag werd genomen.Ga naar eind11. Justitie riep de hulp in van professor Van Wulfften Palthe, hoogleraar aan de Medische Hogeschool te Batavia, om het ‘uranische’ materiaal te bestuderen. Kerkhof vermeldt niet of Von Römer zijn boeken terug heeft gekregen. Von Römers zoon Djayo, bij wie ik op bezoek ben, denkt van wel. Hij herinnert zich de affaire nog goed: ‘In de jaren vlak voor ik naar Nederland ging, is de politie een paar keer over de vloer geweest. Een keer kwam ik thuis en vond mijn vader, de burgemeester en enkele agenten met in hun midden een grote stapel boeken en documenten. Het betrof publikaties over seksualiteit en homoseksualiteit. Mijn vader had, zoals u weet, tientallen boeken over dat onderwerp en alleen al dat bezit was gevaarlijk in die tijd. Maar mijn vader heeft nooit vastgezeten.’ De affaire was voor Von Römer wel aanleiding om Schorer te vragen zijn naam niet langer onder de jaarverslagen van het NWHK te zetten. | |
Utrecht, maandag 4 januari 1993Nog steeds geen foto van Von Römers graf ontvangen. Op een kerstkaart belooft mevrouw Liem voor foto's te zorgen. Als dat niet lukt, moet ik maar wachten tot ik terug ben in Indonesië. Want het staat nu wel vast: ik zal een keer terug moeten naar Bali, naar de universiteit van Denpasar. Maar een nieuw bezoek aan Indonesië was ik ook zonder Von Römer al van plan. ■ |
|