| |
| |
| |
Veilingen
De tekeningenveilingen bij Sotheby's en Christie's te Amsterdam
Dit jaar vielen de traditionele veilingen van oude Hollandse en Vlaamse tekeningen bij de beide internationale veilinghuizen Sotheby's en Christie's gelukkig op dezelfde dag. Het gebrek aan coördinatie, waardoor vorig jaar op verschillende dagen werd geveild, bleek nadelig te zijn voor beide huizen. Het gevolg was dit jaar dan ook dat vrijwel iedereen die iets te maken heeft met die fascinerende wereld van oude tekeningen aanwezig was.
Op maandag 14 november 1988 werden 's morgens bij Sotheby's 188 bladen geveild terwijl Christie's 's avonds het indrukwekkende aantal van 283 tekeningen onder de hamer bracht.
Hoewel de kunsthandel weer voor het nodige spektakel zorgde, moet men zich daar toch niet te veel op verkijken. Natuurlijk is een opbrengst van f 2.144.150,- voor een aquarel van Pieter Saenredam een record. Met zo'n opbrengst is het veilinghuis blij, vanwege de reclame die eraan vastzit en de inzender, vanwege de onverwachte hoeveelheid pegulanten die binnenkomt. Koper was de Londense kunsthandelaar Day, die in opdracht handelde van het Gettymuseum te Malibu, Californië.
Er zitten echter in het algemeen een paar schaduwzijden aan het veilingverhaal. Eén ervan is de verstoring die langzamerhand optreedt in het oude handelspatroon. Tot voor kort kon een verzamelaar goed terecht bij de kunsthandel. Hij kocht daar z'n spullen na rijp beraad en onder garantie. De veilingen werden gezien als het gevaarlijke jachtterrein waar alleen geoefende verzamelaars en geroutineerde kunsthandelaars hun goederen vandaan haalden. Wat daarna ter veiling overbleef was voor de argeloze particulier, die trachtte een ‘koopje’ te halen. Het resultaat van dat koopje halen viel echter dikwijls tegen en de veilingvoorwaarden die altijd voorin de catalogus staan afgedrukt lieten zich vertalen in twee kreten: ‘gekocht is gekocht’ en ‘niet goed, geld weg’. De laatste jaren zijn de veilingbedrijven op zoek gegaan naar nieuwe markten. Een prachtige markt was die van de particuliere kopers, die tot dan toe met garantie van de kunsthandel kochten. Een grote veilingmeester verklaarde onlangs dat de greep naar die markt uit pure noodzaak werd gedaan. Het was noodzakelijk om te overleven.
Bij de beschrijvingen in de catalogus wordt nu dikwijls de opinie van een deskundige aangevoerd. Dat vergroot het vertrouwen in het te veilen artikel en dat werkt inderdaad. Steeds meer niet-geroutineerde verzamelaars komen daarop af, hoewel de mening van de aagehaalde deskundige in strikte zin nog steeds niet de garantie biedt die men bij de kunsthandel krijgt. Het nieuw-aangetrokken publiek wordt in de waan gebracht dat de veiling ‘veiliger’ geworden is en dat is bepaald niet het geval. Het motto ‘niet goed, geld weg’ is nog steeds volledig van kracht.
Het is duidelijk dat de gerenommeerde vaderlandse kunsthandel van deze praktijken te lijden heeft en de vraag is of de veilingbedrijven daar op de lange duur bij gebaat zijn. Veel kopers zullen naar verwachting een beetje kopschuw worden als hun aanwinsten in veel gevallen pure verliesposten blijken te zijn.
Een andere schaduwkant van het oprukkend veilinggeweld is de positie van de argeloze verkoper. Ook hij is enthousiast gemaakt door die enkele hoge uitschieter. Hij brengt zijn goederen naar de veiling in de hoop er rijk van te worden. Bij de gemiddelde veiling blijft dikwijls 30 à 40% van de goederen onverkocht. De inzender krijgt ze dan gewoon terug en merkt dat hij ze gedurende een zekere tijd nergens anders kwijt kan omdat ze door de mislukte veiling bekend geraakt zijn. Van die goederen zegt men dat ze ‘afgebrand’ zijn.
Ondanks deze ontboezemingen leverden de tekeningenveilingen bij Sotheby's en Christie's aardige momenten op. Enige uitschieters bij Sotheby's waren bijvoorbeeld een tekening van Hendrick Goudt voorstellend een ‘moeder met kind’, die de taxatie (f 8.000,-/10.000,-) ver achter zich liet en opliep tot f 40.000,-. De tekening ‘Esther voor Ahasverus’ door Frans Crabbe trok zich ook weinig aan van de taxatie (f 35.000,-/50.000,-) en eindigde op f 330.000,-. Zo waren er meer en daarmee rijst de vraag: kunnen veilinghuizen wel taxeren? Het antwoord daarop is moeilijk te geven. Aan de opbrengsten te zien zou men zeggen van niet. Eén van de medewerkers van een veilinghuis gaf als commentaar dat het veiliger is niet te hoog te taxeren, dan valt het altijd mee. Hoe dat te rijmen valt met de vele gevallen waarin het taxatiebedrag niet werd gehaald, was een vraag die hij niet kon beantwoorden. Toegegeven: taxeren is op het ogenblik erg moeilijk. De Frans Crabbe had wellicht minder dan de helft opgebracht als één van de twee bieders griep had gehad. We zullen het nooit weten maar we kunnen die toevalligheid natuurlijk niet in de schoenen van de taxateur schuiven.
Na de Frans Crabbe volgde een fraaie Jan Swart van Groningen waar de taxatie van f 3.000,-/4.000, niet verhinderde dat hij steeg tot f 38.000,-. Het overgrote deel van de collectie bestond echter uit tekeningen die men het predikaat ‘gewoon’ zou kunnen meegeven. Daarbij viel op dat de minste kwaliteit relatief veel opbracht.
Ook bij Christie's werd 's avonds een aantal interessante bladen verkocht. Het hoogste bedrag, f 280.000,-, werd betaald voor een serie tekeningen voorstellend ‘de planeten’, door Hendrick Goltzius. Een enkel blad van Goltzius met een allegorische da- | |
| |
me bracht f 120.000,- op. Interessant was een stadsgezicht met veel figuren van Jan van Goyen. Na de hoge prijzen in 1987 werd met belangstelling afgewacht of daarmee een trend was ingezet. De opbrengst, f 120.000,-, was opnieuw een record en de inzender kon tevreden zijn. Opvallend waren de hoge bedragen die voor Cornelis Dusart werden betaald. Een fraai ‘Dorpsfeest’ bracht f 50.000,- op en een figuurstudie f 28.000,-. Een kop van een boer ging zelfs voor f 33.000,-. Een mooi blad van De Gheyn deed f 220.000,- en een hoogst interessant gezicht op Noordwijk, gezien vanuit de duinen en getekend door Anthonie Waterloo bracht f 115.000,- op. Een aardige tekening van Michiel van Overbeek, een gezicht op Lambeth Palace aan de Thames te Londen, bracht f 26.000,- op en een goed gestoffeerd strandgezicht van Willem van de Velde deed f 28.000,-. Een vignet voor de Hollandsche Mercurius door Caspar Luyken ging voor f 800,- bijna als vanzelfsprekend naar het Amsterdams Historisch Museum. Het prentenkabinet in Leiden kocht een studie voor de kop van Mozes door Jacob de Wit voor zijn schildering in het Paleis op de Dam. Verrassend was de aankoop door de Commanderie van St. Jan van een tekening van Anthony van der Croos getiteld ‘A fortified town’. Het bleek een gezicht op Het Valkhof te zijn dat voor slechts f 3200,- naar Nijmegen verhuisde.
Zo nu en dan komt men in een veiling een blad van Maria Sybilla Merian tegen. Deze keer was het een mooie aquarel op perkament met diverse bloemen. De opbrengst was weliswaar f 38.000,- maar hij bleef daarmee toch onder de taxatie.
Voor het overige moet gezegd worden dat veel bladen bepaald oninteressant waren. Dat de kwaliteit niet homogeen was, is echter niet verwonderlijk in een tijd waarin topkwaliteit echt schaars geworden is.
Th. Laurentius
| |
Prenten bij Sotheby's, Van Stockum en Van Gendt
Met zijn tweede prentveiling bewees Sotheby's op 10-11 oktober 1988 in korte tijd een stevig aandeel in de Nederlandse markt heroverd te hebben ten opzichte van de in boeken en prenten gespecialiseerde veilinghuizen. Daarbij moet men dan bedenken dat het moeilijk is om een inzicht in het aandeel van aartsrivaal Christie's te krijgen, aangezien dit veilinghuis alle in Nederland ingenomen belangrijke grafiek voor verkoop naar Londen doorstuurt. De oude meesters waren in de oktoberveiling wat in de minderheid met enkele uitschieters, zoals H. Goudt naar A. Elsheimer, Ceres (enige staat; dupl. Mus. Boymans), f 840,- (taxatie f 600/1000,-); J. Janson, 12 landschappen (de 12 maanden), f 950,- (taxatie f 400/600,); J. de Wit naar J. Cats, 12 Landschappen (de 12 maanden), f 1050,- (taxatie f 400/600,-). Daaraanvolgend werden 31 nummers oude boeken verkocht, waaronder een exemplaar van de Franse editie van J. de Gheyns Wapenhandelinghe uit 1608 dat met f 9500,- (taxatie 10.000/15.000,-) goed was voor ongeveer f 95,- per prent (inclusief 15% opgeld). Een Nieuw Groot Hoorns Liedboekje uit circa 1700, in een contemporaine fluwelen band met Enkhuizens zilverbeslag, deed f 750,- (taxatie f 400/600,-). Hoogtepunt van de ochtendzitting vormde een collectie van hoog niveau. De belangstelling voor de contemporain gekleurde kaarten was aanzienlijk, getuige: J. Janssonius (ed.), twee hemelkaarten uit 1660, f 1300,- en f 800,-(taxatie van elk f 800/1200,-); A. Ortelius, Zeekaart Pacific 1685, f 1150,- (taxatie 600/800,-); H. Hondius, Kaart China 1628, f 625,- (taxatie 400/600,-); J. de Ram, Wereldkaart met uitgebreid mythologisch bijwerk 1685,
f 2500,- (taxatie f 1200/2000,-) en A. Ortelius, Kaart van Noord- en Zuid-Amerika, eerste staat 1579, f 1500,-). De biedingen voor de Nederlandse topografie waren 's middags iets minder spectaculair, maar degelijk, waarbij de opbrengst meestal binnen de marges van de taxaties bleef. Onbetwiste uitschieters waren een gekleurde Blaeu-kaart van Rotterdam uit 1650, f 1200,- (taxatie f 600/800,-), een gekleurde kaart van Zeeland met stadsgezichten in de marges door Visscher, f 1750,- (taxatie f 800/1000,-) en de kaarten en plattegronden met betrekking tot Limburg en de Zuidelijke Nederlanden) Voer voor yuppies was de uitzonderlijke collectie royale Amsterdamse gezichten uit het begin van de 18de eeuw (elk ca. 60×100 cm). Door het onderwerp trok de afbeelding van de twee synagogen veruit de meeste belangstelling: f 6800,- (taxatie f 2000/3000,-). De prijzen van de overige prenten schommelden tussen de f 1850,- en f 3100,- (taxaties f 1200/2000,- en 2000/3000,-). Het is te hopen dat deze prenten in hun oorspronkelijke, ongekleurde staat zullen blijven.-
De dag daarop kwamen circa 150 nummers negentiende- en twintigste-eeuwse grafiek aan bod. Ook hier een pittige belangstelling, met name voor de buitenlandse kunstenaars: A. Besnard, La robe de soie (2de staat), f 540,- (taxatie 300/500,-) en Monsieur Pigalle (portret, enige staat, geannoteerd lre épreuve), f 300,- (taxatie f 300/400,-); R. Bresdin, Le chevalier et la mort (3de definitieve staat), f 1050,- (taxatie f 1200/1500,-) en Entrée de village (iets later exemplaar), onverkocht (taxatie 800/1200,-); J. de Bruycker, Le banc, f 800,- (taxatie f 200/300,-); idem, Patershol (Ruelle), f 560,- (taxatie f 200/300,-); idem, Onder 't Gravenkasteel (Gent), f 2100,- (taxatie f 300/500,-); idem Veergreppe (Gent), f 1250,- (taxatie300/500,-); J. Ensor, The devils Dzitts and Hihanox leading Christ to Hell, f 3100,- (taxatie f 1000/1200,-); idem, Portrait Hector Denis, f 1200,- (taxatie f 500/700,-; de handtekening was een latere toevoeging); L. Icart, La Dame aux Cemelias, f 1450,- (taxatie f 1000/1500,-; oplage 500 exx.).
Op 2 december veilde Van Stockum als afsluiting van de boekveiling 180 nummers gevarieerde prenten. Veel hiervan was twintigste-eeuwse vrije grafiek. Een collectie grote etsen door M. Bauer verkocht goed: De Heilige kameel (exx. van vier staten), f 850,-(taxatie f 600,-) Een Feestdag f 450,- (taxatie f 200,-); Jeruzalem en de berg Golgotha (niet in v.W.) f 825,-(taxatie f 250,-); Jeruzalem en de berg Golgotha (twee staten, niet in v.W.) f 1800,- (taxatie f 400,-); Olifanten te Hydebad (gedrukt in 48 exx.) f 650,- (taxatie f 350,-) en Stadsplein, waarschijnlijk te Londen (niet in v.W.; proefstaat, met krijtschetsjes in de marge) f 1400,- (taxatie f 500,-). In deze veiling was ook weer een groep prenten door W.J. Dingemans, die vanwege de herkenbare topografische onderwerpen gemiddeld
| |
| |
f 100,- tot f 200,- opbrachten. De duurste stukken uit de veiling waren twee affiches door H. Toulouse Lautrec: L' artisan moderne (Adh. 70), f 7000,- (taxatie 4000,-) en Divan Japonais (Adh. 11; besch.) f 4700,- (taxatie f 2000,-).
Tenslotte veilde Van Gendt op 20 december 1988 grafiek (198 nrs.) en volks- en kinderprenten (122 nrs.). De kleine sectie oude meesters telde enkele uitzonderlijke Engelse prenten in mezzotint: J. Dixon naar N. Dance, Garrick als Richard III (1ste st.), f 460,- (taxatie 600/800,-); E. Fischer naar J. Reynolds, Garrick tussen de komische en de tragische muze (wat weke afdruk), f 800,- (taxatie 600/800,-); J. Mac Ardell naar P. da Cortona, H. Hieronymus (twee staten, w.v. een voor de letter; m. 1 ander), f 80,- (taxatie f 400/600,-) en J. Watson naar J. Reynolds, Caroline Duchess of Marlborough met haar dochter, f 500,- (taxatie 500/700,-; Aankoop Rijksprentenkabinet). Mogelijk onder invloed van de recente tentoonstelling van de prentschat van Michiel Hinlopen (Rijksprentenkabinet) was er levendige interesse voor een koop zestiendeeeuwse gezichten van Romeinse monumenten: C. Duchetti (ed.), vijf diverse gezichten (m. 2 andere), f 1400,- (taxatie f 400/600,-). Enkele opvallende moderne prenten waren: I. Israels, Clown met balonnen (litho op zeer fraai Japans papier, 50 exx.), f 440,- (taxatie f 150/200,-); A. Lubbers, twee New Yorkse gezichten (gebruind), f 240,- (taxatie f 200/300,-); idem, Central Park (met opdracht; opgeplakt en roestvlekkig) f 200,- (taxatie f 150/200,-). Een gezicht op de toren van de Oude Kerk in Amsterdam door P. Dupont, een onbeschreven en waarschijnlijk uniek exemplaar, belandde voor f 210,- op de enige plaats waar deze prent thuishoort: het Amsterdamse Gemeentearchief (taxatie f 300/500,-). De zeer zeldzame portefeuille met 12 etsen van Dordrecht door W. Witsen vond voor
f 2400,- een koper (taxatie f 1000/1500,-). Onverkocht bleef het archief met manuscripten en tekeningen door Willy Schermelé, een van de vele makers van kinderboeken wiens naam vrijwel vergeten is, maar wiens werk jeugdherinneringen oproept (opgehouden voor f 5600,-; taxatie f 8000/10.000,-).
R.J.A. te Rijdt
| |
Bubb Kuyper 23-24 november 1988
Bubb Kuyper kan zonder twijfel op een goed veilingjaar terugzien: was de veiling in maart ‘niet onaardig’ te noemen, die van november valt voor Nederlandse begrippen zeker onder de ‘klappers’. Twee van de pijlers van dit succes vormden de rubrieken manuscripten en muziek.
Een aardige combinatie van beide wist de veilinghouder te bewerkstelligen door tijdens de kijkdagen in de speciale ruimte waar de handschriften te bezichtigen waren - noem het het kantoortje -, de bezoeker op gewijde muziek uit een ver verleden te trakteren. Gewoon sfeer of sacraal-commerciële manipulatie? Hoe dan ook, de prijzen mochten er zijn. Het door de gebroeders De Pape in het midden van de negentiende eeuw vervaardigde getijdenboek ging voor f 180.000 (3x de taxatie) naar Duitsland. De ‘echte’ books of hours gingen alle tussen de f 12.000 en f 40.000 ver boven de schatting, naar de diverse buitenlanden. Opvallende belangstelling was er ook voor een dertiende eeuwse bijbel die voor f 54.000 (taxatie 10 à 15 mille) verkocht werd. Sensationeel was de opbrengst van een vroeg vijftiende eeuws afschrift (een fragment nota bene) van het werk van Jacques de Vitry ‘Historia Hierosolimitana’, fraai gebonden voor koning Willem III, dat voor f 87.000 (schatting 6 à 8 duizend!!) bij de Nederlandse handel terecht kwam.
Bij het meer reguliere aanbod vielen er minder verrassingen te noteren; kunst en letterkunde boden het vertrouwde beeld een ook de afdeling erotica was nauwelijks opwindend te noemen. Dat laatste kan niet gezegd worden van de collecties bladmuziek uit de periode rond 1800. Verzamelingen van Mendelssohn Bartholdy, Mozart en Schuman, elk f 200 - f 400 getaxeerd, kwamen voor respektievelijk f 4.000, f 3.600 en f 4.200 in Duitse en Italiaanse handen. De pittige prijzen worden waarschijnlijk verklaard door het feit dat het hier vaak zeldzame eerste drukken betreft, maar zeker ook door de vele gelithografeerde titelpagina's en/of muzieknotaties, waarmee we op het terrein van de ‘incunabelen van de lithografie’ komen. De wat matte avondzitting vormde een opvallend contrast met het verfrissende tempo waarin Bubb veilt: zo'n 230 nummers weet hij er in een uur ‘door te tikken’ zonder zijn klanten en talen te verwaarlozen.
J.A. Borst
| |
Van Stockum 30 november - 2 december 1988
Dat voorpubliciteit in de media niet altijd het beoogde effect sorteert, bleek weer eens bij de herfst-veiling van Van Stockum te Den Haag. Via de televisie en de grote landelijke dagbladen was het publiek attend gemaakt op de gebeurtenissen aan de Prinsegracht, met name op de erotica-veiling, die zich aan de hand van een goed verzorgde separate catalogus zou voltrekken. Daarenboven kreeg de in deze sector autoriteit genietende antiquaar Schors in de radio-rubriek ‘Met het oog op morgen’ alle gelegenheid om de te veilen collectie Hirschfeld en die van de ‘Siciliaanse baron Giovanni Spedalieri’ (volgens de Volkskrant-columnist Ed Schilders een tweede pseudoniem - naast Armand Coppens - voor Schors) toe te lichten. Al deze publiciteit vermocht niet meer dan een twintigtal belangstellenden op 30 november de veilingzaal binnen te lokken. Deze matige belangstelling werd nauwelijks door commissies gecompenseerd, daar door de naweeën van de Franse poststaking potentiële kopers in Frankrijk onkundig gebleven waren van deze veiling. Meer dan vijftig procent van het ter tafel komende bleef onverkocht. Enkele voorbeelden van interessante werken die wel van eigenaar verwisselden waren Im Garten der Aphrodite met 18 fotogravures naar F. von Bayros dat voor f 1600 (taxatie 1500) in particuliere handen overging en Die Bonbonière met 32 fotogravures naar dezelfde kunstenaar en E. Ranzenhofer waarvoor een handelaar f 2500 (3000) betaalde. Van De Sade werd een fraaie uitgave van Die hundert Tage von Sodom (Leipzig 1909, private press, op geschept papier) voor f 500
| |
| |
aan de handel verkocht (950!) en gingen de Histoires de Juliette et de Justine (10 dln.) met 104 staalgravures in een reprint uit 1870 voor f 3000 naar een buitenlandse handelaar (2500). Daarentegen gingen zijn Oeuvres Complètes (Paris 1926-64, in 15 dln.) in een fraaie editie met vele andere nummers retour met Der Venuswagen (taxatie 3500) naar hun inzenders omdat zij de gestelde limiet niet haalden.
Een tweede zwaartepunt vormden de 61 nummers liedboeken. Ook hier was de publieke belangstelling niet overweldigend, hetgeen waarschijnlijk samenhing met de middelmatige kwaliteit. Het zeldzame boekje Den gheestelycken leevwercker van H.G. Bolognino (Antwerpen 1645) ging voor f 500 (250) naar Antwerpen. De eveneens zeldzame tweede druk van Marnix' psalmenvertaling (Middelburg 1591) vond voor f 1900 een gretige koper in een theologisch georiënteerde handelaar (2500). Het Boeck der gheestelicke sanghen (Antwerpen 1631) ging samen met het Cloosterken der gheestelijcke verryssenisse (idem 1639) voor f 1500 naar een koper in Eindhoven (500).
De genealogische-heraldische bibliotheek van de enkele jaren geleden overleden heraldicus A.R. Kleyn werd grosso modo verdeeld over drie in genealogie gespecialiseerde antiquariaten te Haarlem, Arnhem en Terneuzen. De complete serie van het maandblad De Nederlandsche Leeuw ging voor f 2300 naar de bibliotheek van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’ (1800). Het Genealogisches Handbuch des Adels (91 van de 93 delen) werd voor slechts f 1200 verkocht (2000).
Bij de manuscripten en de overige zeldzame en oude boeken ging veler belangstelling uit naar het eerste nummer, een Middelnederlands getijdenboekje. De kwaliteit rechtvaardigde evenwel de taxatie niet: het werd voor f 10.000 opgehouden (15.000). Verreweg de meeste overige kavels vonden echter wel een koper. Een met 292 extra prenten verrijkt exemplaar van Wagenaars Amsterdam ging voor f 9200 naar de handel (10000), evenals andere stedenbeschrijvingen: Bleyswijcks Delft voor f 1800, De Riemers 's-Gravenhage voor f 2700 (3000). Onder de limiet bleven de biedingen op bijv. de Atlas van de Wit (1680) en Augustinus' Belijdenissen (Antwerpen 1635) en Vierighe meditatiën (idem 1548-51). Een fraai exemplaar van de Prentbijbel van Pieter de Hondt werd voor de taxatieprijs (f 2500) verkocht. Een matig exemplaar van de Nieuwe cronyck van Zeeland van Smallegange werd door een privé verzamelaar gekocht voor f 3500 (3000). Dé topper van de gehele veiling was een prachtig gekleurd exemplaar van de Nederlandsche vogelen van Nozeman en Houttuyn. Ook dit nummer had de beeldbuis (bij de Tros) gehaald. Na een inzet van f 50.000 werd het door een bekende handelaar in ‘Old Master Prints’ voor f 72.000 verworven (80.000). Het sluitstuk van deze afdeling vormden de boekenkasten. Menig bibliofiel voelde een zekere nostalgie over zich komen bij het besef dat hier een deel van de antiquariaatsinventaris van de firma Meyer Elte onder de hamer kwam. Of dit mede een rol speelde bij de prijsvorming kan ik niet beoordelen, maar de taxatie werd ruimschoots overschreden: nr. 1804 werd voor f 11.000 (3500) en nr. 1805 voor f 10.500
(6.500). Op weg van het station Den Haag Centraal naar de Prinsengracht passeerde ik de Korte Poten. Op nr. 13, een damesmodeboetiek, lapte een meisje de etalageramen. ‘Hier was toch vroeger een antiquariaat?’ vroeg ik schijnbaar argeloos. ‘Inderdaad’, antwoordde zij, ‘maar die mijnheer is dood en er was geen opvolger, jammer hè?’ Inderdaad.
G.J. Jaspers
| |
Burgersdijk & Niermans 13 en 14 december 1988
Het aanbod van dit Leidse veilinghuis was weer zeer gevarieerd. Het bevatte o.a. het tweede gedeelte van de privé bibliotheek van mr. J.R. de Groot, eertijds bibliothecaris van de U.B. Leiden. Met name in de secties private Presses, Nederlandse literatuur vóór 1880 en Oude en zeldzame boeken vond men menig werk uit zijn bezit. De prijzen op deze goed bezochte veiling schommelden in het algemeen rond de taxaties, die in de gevallen dat deze duidelijk te laag of te hoog waren door het publiek werden ‘gecorrigeerd’. Een voorbeeld van dit laatste was een Enschedé druk uit 1928 van Dat Boeck der Psalmen wt der Hebreisscher sprake... overgeset. Doir Philips van Marnix. Als de getaxeerde prijs vermeldde de catalogus hier 700-750 gulden. Vierhonderd gulden te hoog, zoals de firma erkende en het boek voor f 325 toesloeg. Een exemplaar van de eerste druk van de Max Havelaar ging voor f 380 naar een particuliere collectie en Milioenen-studien van Multatulli in een tweede druk maar met een opdracht van de schrijver aan Pisuisse werd voor dezelfde prijs verkocht. De taxatie van het eerste werk was f 300-350, van het tweede f 150-200. Een exemplaar uit de gelimiteerde druk van H.N. Werkman, De zwanen en andere gedichten (Groningen 1930) werd voor f 375 toegeslagen (400-500). Wie zei er dat men geen verzamelde werken van grote dichters koopt? De Cottasche uitgave van de werken van Goethe (Stuttgart/Tübbingen 1815-19) werden een gekoesterd bezit van een particuliere bibliotheek voor de taxatieprijs: f 600. In particuliere handen viel ook een goed exemplaar van jaargang 1-4 van het Jahrbuch der Einbandkunst voor f 700 (450-500). Een van de 600 gedrukte exemplaren van het driedelig werk over de boekverzorgingskunst
in Portugal van 1489-1600 door koning Manuel II is ook niet iets dat vaak op veilingen wordt aangeboden. De taxatie bleek met f 1300-1600 aan de lage kant, want het eindbod lag op f 2000. Hetzelfde gold voor een Parijse druk van de Opera omnia van Cicero uit 1565-66 van de befaamde filoloog Lambin, een redelijk exemplaar in vier banden. Het werd door een particuliere verzamelaar voor f 1800 verworven (600-700). Een fraai prijsbandje (met prijs) van Rotterdam (Curtius Rufus, Historiarum libri, Leiden. Elzevier 1653) was met f 125 een koopje (200-250). Met sentiment beladen bleek nog steeds het boek van Junius met het verhaal van de uitvinding van de boekdrukkunst door Lourens Janszoon Coster, Batavia (Leiden 1588). De koper moest er f 775 voor neertellen (400-500)! Een klassieke Keur-Statenbijbel uit 1710 met de bekende 51 bladen die elk zes afbeeldingen vertonen, bracht
| |
| |
f 730 op. Dat was enkele jaren geleden nog zo'n duizend gulden meer. Ook in deze sector zegeviert blijkbaar het gezonde verstand. Het aardige emblematabandje van Den Elger, Zinnebeelden der liefde (3e druk, Amsterdam 1732), werd hier in een matige staat aangeboden. Een van de vijftig prentjes sierde het omslag van de catalogus, hetgeen misschien stimulerend op de kooplust werkte. Het boekje ging voor f 375 over in particuliere handen. Niet alles werd evenwel verkocht. Werden brieven van Johan de Witt (met register), zeven delen in zes banden ('s-Gravenhage 1723-27) voor f 1150 door de handel verworven, de volgende drie nummers met werken van dezelfde staatsman haalden het minimum niet en werden weer teruggezet in de Templum Salomonis.
G.J. Jaspers
| |
Van Gendt 20 en 21 december 1988
Ook de december-veiling van Van Gendt mocht zich zonnen in de belangstelling van de vaderlandse massamedia. Dat vond zijn oorzaak voornamelijk in de verzameling Kronkel-manuscripten van Simon Carmiggelt. Zeker toen bleek dat de tien cahiers met de 334 ‘Kronkels’ voor f 22.000 in het bezit van een antiquariaat waren gekomen (taxatie 10.000-15.000), kwamen de tongen los. Zowel het Persmuseum als het Letterkundig Museum werd van microfoon naar microfoon gehaald om te verklaren, waarom men deze koop had laten lopen. In Nederland is er nog nauwelijks een traditie van manuscripten-aucties, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland en de Angelsaksiche landen. De vierendertig nummers autografen en brieven luiden wellicht in ons land in dit opzicht een nieuw tijdperk in.
Een andere belangrijke sector op deze Van Gendtveiling was de collectie Centsprenten van wijlen Maurits de Meyer. Onder grote publieke belangstelling werden alle 122 nummers verkocht, voor het merendeel aan de Atlas van Stolk en het Rijksprentenkabinet. Daarbij bleek al gauw hoe anachronistisch hier de aanduiding centsprent is. Voor een exemplaar van De verkeerde wereld moest een particuliere verzamelaar 850 gulden neertellen (180/200) en de wellicht door het oprukkende feminisme populaire prenten van Jan de Wassenaar haalden de prijzen van 300 (nr. 291) en 480 gulden (nr. 256). Ook het ABC is een geliefd verzamelobject, vandaar dat een dieren-abc (nr. 260) maar liefst f 850 opbracht.
Het slot van deze veiling werd gevormd door een collectie pamfletten en oude en zeldzame boeken, onderbroken door ruim dertig negentiende-eeuwse geïllustreerde werken. Nagenoeg alle pamfletten werden verkocht, hetzij aan de handel, hetzij aan de bibliotheek van Het Loo. De prijzen lagen rond de taxaties. Een uitschieter vormde een lot van 12 stuks, waarin het ging over de onderhandelingen met Spanje over het Twaalfjarig Bestand en de Vrede, alsmede over de V.O.C. Dit laatste aspect liet de prijs oplopen tot f 600 (100-120).
De geïllustreerde boeken uit de 19de eeuw haalden slechts sporadisch de maximale limiet. Zo gingen de Nederlandsche kleederdrachten in een zeer fraai exemplaar voor f 13.000 naar een handelaar te Utrecht (16.000) en de Gezigten in de Omstreken van Haarlem van Lutgers voor f 4.500 naar een onbekende bieder (5000-6000). Een redelijk exemplaar van Terwen Het Koninkrijk der Nederlanden, sinds jaar en dag een bijna verplicht nummer op de Nederlandse boekveilingen bracht het bij een inzet van f 4.200 tot f 5.200 (6.000-7.000). Bij de oude boeken was er voor Amsterdam van Commelin, waarvan de Y-prent ontbrak, geen koper te vinden, althans niet voor het minimum bedrag van f 1400. Een zeldzame verzameling van acht kaarten in groot folio van de contreien rond Helvoirt en Vught uit 1790 werden voor f 6.400 verkocht (3000-5000). Het atlasje van De Leth uit 1766 bleef met f 1900 juist binnen de taxatie. Maar voor een prachtig exemplaar van de Voyage pittoresque 1781-86 door de koninkrijken Napels en Sicilië met talloze prenten geïllustreerd bleef de zaal op de inzet van f 21.000 het antwoord schuldig (30.000-40.000). Wel verkocht werd een Verzameling van Vier en tachtig Stuks Hollandsche schepen (2e uitgave, Rotterdam 1786-1801), voor f 11.500 bij een inzet van f 10.000 (14.000-16.000). Onverkocht daarentegen bleef een cisterciënser hymnarium uit de 15de eeuw op perkament (4 bll. papier). Het fraaie boekje bleef met een inzet van f 14.000, waarop niet werd gereageerd, te ver onder de gestelde taxatie. Ook het grootste aantal der overige boeken bleef onder de af en toe wel wat al te optimistische vastgestelde taxatie, zonder dat dit echter
leidde tot het terugnemen van het exemplaar. Een prachtige Numan, Vierentwintig printtekeningen met couleuren, verbeeldende Hollandsche buitenplaatzen (Amsterdam 1797) met 24 aquatinten kwam voor f 13.000 in het bezit van het Gemeente archief Amsterdam. (12.000-15.000). Een van de laatste nummers was het Pelgrims- of Goudsche devote Liede-boek voor de pelgrims naar Kevelaer (Woerden 1781). Na een inzet van f 150 ging het weg voor f 340 naar een particuliere verzamelaar (200-250).
G.J. Jaspers
|
|