IV - Van dezen ouden Artur-roman, werk van Penninc, die er ongeveer twee derden van schreef, en van Vostaert, die hem voltooide (samen 11.198 verzen) bezaten wij alleen de uitgave van Jonckbloet, uit 1846. Prof. Overdiep had vóór jaren reeds (zo zeide hij ons) een nieuwe uitgave op touw; zijn opvolger te Groningen bezorgt die ons hiermee, gewis naar eigen inzichten en misschien van meet af geheel opnieuw. Dat van Es er werk van gemaakt heeft blijkt overal. Toch kunnen wij geen vrede hebben met zijn uitgeverstechniek. Het kritisch apparaat verlangen wij onderaan de bladzijden te zien, maar dan beknopt en zakelijk, om voortdurende controle mogelijk te maken en ons niet te dwingen er steeds de twee delen op na te houden; niet in al te gerekte afzonderlijke aantekeningen. Wij stellen het op prijs, dat van Es ons een leesbaren tekst heeft willen geven; dat hij den tekst waar die geen behoorlijken zin biedt verbetert, kan ons slechts verheugen. Maar dan verbetere men stelselmatig: voege men overal in, waar iets ontbreekt en schrappe men ook overal wat overbodig is, met gebruik van diacritische tekens. Dat hij met de interpunctie zuinig is, keuren wij ook goed: maar al te vaak ontbreekt die, waar we ze wel mochten verwachten, of komt ze voor waar ze niet past. De woordenlijst neemt de woorden op volgens den vorm dien ze in den tekst vertonen: zodat hetzelfde woord herhaaldelijk terugkomt, naar gelang b.v. het gespeld wordt met s of z, met g of gh; naar gelang het proclisis heeft of niet: men mag toch wel enige elementaire kennis van het Middelnederlands veronderstellen, ook bij leken die nu nog zulk een roman ter hand nemen. De verwijzingen zelf zijn al te toevallig; soms wordt slechts naar één of twee plaatsen verwezen bij woorden waar we juist meer verlangden; bij andere zijn de verwijzingen overvloedig waar we ze konden missen, b.v. bij ors, met daarna nog tweemaal orse en eenmaal
orssen. Sommige woorden ontbreken die we gaarne verklaard hadden gezien; andere zijn verkeerd ondergebracht (b.v. sat = verzadigd onder sat impf. van sitten). Ik kan het ook met sommige verklaringen moeilijk eens zijn: ze lijken mij al te gezocht, ja onmogelijk, of minder juist, zelfs verkeerd. Ook onjuiste interpunctie bevordert soms weinig het begrip. Wij menen wel dat de tekst over 't algemeen betrouwbaar is, betrouwbaarder gewis dan die van Jonckbloet, die te veel normaliseerde. Maar dan treffen ons enkele zeer spijtige verwisselingen: van de onderschriften onder de derde en de vierde foto's; van verzen van fragment G en het hs L (blz. 232, 233 en 237). Wij dateerden het deel van Penninc nog uit het einde der twaalfde eeuw; van Es heeft onze bewijzen niet altijd te best begrepen, al wijkt hij niet zo ver van ons af; hij meent: kort na 1200. Wij hebben ook betoogd, dat Walewein een zeer beroemde roman is geweest, die zelfs invloed heeft gehad op Franse dichters; uit wat Van Es ons laat zeggen, besluiten wij dat hij het betoog niet heeft gevat zoals het is; ook waagt hij het niet te besluiten. Over de thematologische kwesties, zegt men, heeft Prof. M. Draak een werk in voorbereiding. Zo moeten wij dit alles hier missen; zelfs over de idee die al deze avonturen beheerst en bezielt vernemen wij niets. Ik hoop elders een uitvoeriger bespreking van deze uitgave te plaatsen. Intussen verheugen wij er ons over, dat een zo eerbiedwaardig monument van onze oude dichtkunst door deze nieuwe uitgave, ook al kan ze ons niet in alle opzichten voldoen, opnieuw in de belangstelling, niet alleen van philologen, maar ook van het grote publiek, zal komen staan.
Dr J. van Mierlo S.J.