41.388 Klooster, W.G.
83.8: 83.1
ZONDER HET GENADIGE EINDE - A'dam, Em. Querido; Brussel, A. Manteau, 1956 (21 × 14) 181 blz.
geb. 120 fr.
II-III - Het boek bestaat uit twee, los van elkaar opgebouwde delen. Het eerste is niet zonder verdienste. Een jonge Griekse pottenbakker wordt aangegrepen door het idee onsterfelijk te zijn. Hij vindt zijn einde evenwel tijdens de orgieën van het Dionysos-feest, die hij gemeend had te doorzien, en waar hij Apollinisch-superieur en idealistisch had willen boven en buiten staan. Het tweede deel wil zogezegd hetzelfde probleem: kunst (ideaal) tegenover zinnelijkheid, in de moderne wereld plaatsen. De schrijver brengt ons in het wereldje van Amsterdamse gymnasiasten, die vrijen en versjes maken. Maar hoe onbelangrijk is dat alles! De treffendste zin uit dit tweede stuk is dan ook: ‘wat was er onbelangrijker dan al dit gebazel?’. De stijl mocht kernachtiger zijn. Dr Luc. Debaene