Vlaamsch in het Onderwijs
Langzamerhand gaan de oogen der Vlaamsche menschen open en komen zij tot het besef, dat zij zich al te lang door twee allerdwaaste vooroordeelen hebben laten om den tuin leiden, namelijk:
1o dat het Fransch de wereldtaal is, waarmede men zich overal, in al de landen van Europa en zelfs daarbuiten, kan doen verstaan;
2o dat de Vlamingen Fransch moeten kennen om hunnen weg te maken zelfs hier in Vlaanderen.
Wat het eerste punt betreft, dit is eene grove dwaling; buiten Frankrijk, België en Zwitserland komt men met het Fransch nergens terecht, zooals wij meermaals op reis persoonlijk ondervonden hebben. Wie niet anders kent dan Fransch, is in den vreemde een sukkel, overal uit zijn lood geslagen, terwijl een Vlaming met zijn begrip van allerlei talen zich steeds weet te behelpen. Eens buiten hunne taalgrenzen stellen de Franschen zich volstrekt zoo stout en blufferig niet meer aan als hier in onze streken, waar hun altijd naar de oogen gezien wordt.
Wat aangaat het tweede punt....
Dertig jaar geleden was het schoone Bohemen in Oostenrijk eene Duitsche streek, waar de Slavische moedertaal, het Czechisch, niet meer gehoord werd dan op het platte land, in den stal en de keuken. Den dag van heden daarentegen is het Duitsch er ten eenenmale op den achtergrond geraakt en nauwelijks nog geduld. De Czechen of Bohemers bezitten reeds lang te Praag, hunne hoofdstad, een schouwburg en eene hoogeschool in eigen taal, en gansch het openbaar leven is er nationaal. Toen wij in 1897 voor de eerste maal Praag bezochten, de heerlijke, schilderachtige stad op de groene Moldau, lazen wij op de naambordjes der straten nog Duitsch en Czechisch, op winkels en magazijnen veel Duitsche opschriften en berichten. In 1902, pas vijf jaar later, keerden wij er terug en ontdekten nergens meer eenig spoor van Duitsch; als bij tooverslag had dit overal plaats gemaakt voor 't Czechisch, de landstaal! Bohemen was opnieuw zichzelf geworden..... en de beweging gaat voort, tot - in eene min of meer verwijderde toekomst - het ideaal van alle ware vaderlanders ginder verre zal bereikt zijn: Bohemen aan de Bohemers en in Bohemen Boheemsch!
Vlamingen, de strijd en de zegepraal der Czechen strekken ons tot spiegel en spoorslag!
Wij zijn maar juist zoo lang afhankelijk van de Walen, Franschgezinden en Franschen als wij willen. ‘In Vlaanderen Vlaamsch!’ moet alom onze leus klinken, en indien wij dan allen dag aan dag, met overtuiging en volharding, eerlijk ijveren om haar te verwezenlijken, dan zal het, voorwaar! zooveel jaren niet duren of wij zullen zonder de kennis van Fransch in ons eigen Vlaamsche land wel voortkunnen. Wij zullen integendeel de Fransquillons, de Walen en vreemdelingen dwingen, onze taal te leeren, evenals de Bohemers, vroeger gedweeë en ootmoedige dienaars van de Duitschers, deze verplicht hebben, in Bohemen Czechisch te spreken.
Gij hebt slechts krachtig te willen, Vlamingen!
Bedenkt, dat de Duitsche taal wat anders machtig is dan de Fransche, en het Nederlandsch eene oneindig meer erkende en verspreide cultuurtaal dan het Czechisch.
Overweegt, Vlamingen, dat wij in België, officiëel, 4.500.000 koppen tellen tegen 3.000.000 Walen, en dat wij dus, in stede van ons te laten kleineeren, overheerschen en verongelijken, de oppermacht in handen kunnen nemen..... als wij krachtig en eensgezind willen!
Wanneer zullen wij eindelijk weer eens onszelven zijn in Vlaanderen, en gebieden, waar wij sedert 1830 slechts buigen en gehoorzamen, steeds met den hoed in de hand voor hen, die er vreemd zijn en onze dierbare moederspraak verachten?
Wij, Flaminganten, verfoeien geene enkele taal en zullen altoos onze landgenooten aansporen om Fransch, Duitsch en Engelsch te leeren, doch alles op zijn tijd. Wij bestrijden de Fransche taal niet, maar den Franschen invloed, al wat ons volk kan ontaarden en ontvlaamschen. Wij willen, trouw aan