Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Levensverhalen lezen en archiveren
| |
[pagina 61]
| |
lijken in eerste instantie niet zozeer te zijn voortgekomen uit wetenschappelijke ambities, maar uit liefhebberij. Hij en enkele vrienden hadden belangstelling voor levensverhalen en deelden hun ervaringen met elkaar; sommigen schreven zelf autobiografische teksten, anderen lazen die vooral. Toen Lejeune in de jaren tachtig van de vorige eeuw een bezoek bracht aan het dagboekinstituut in Pieve Santo Stefano, kwam hij op het idee om in Frankrijk ook zoiets op te zetten. In eerste instantie klopte hij aan bij bestaande instituten met de vraag of die ongepubliceerde autobiografische teksten van doorsnee Franse burgers in bewaring zouden willen nemen om ze te archiveren. Tevergeefs. Voor Lejeune, die geen verschil wil maken tussen een gepubliceerde autobiografische tekst van een meer of minder bekende Fransman en een ongepubliceerde van een volslagen onbekende, was dat niet alleen frustrerend, hij vond het ook onjuist. Deze teksten waren nationaal erfgoed en daar zou de staat zich om moeten bekommeren. Eén van de vrienden, Chantal Chaveriat-Dumoulin, stelde voor zelf een archief op te richten en regelde een gesprek met het hoofd van de stadsbibliotheek van haar woonplaats Ambérieu-en-Bugey. In 1992 was de Association pour l'autobiographie et le patrimoine autobiographique een feit. Het pronte ‘patrimoine’ (erfgoed) doet aan als een opgeheven vingertje in de richting van de Franse publieke instellingen waaraan Lejeune eerder vergeefs zijn plan had voorgelegd. In oriënterende gesprekken was Lejeune van verschillende kanten gewaarschuwd dat hij te maken zou krijgen met een vloedgolf aan ingestuurde teksten. Die vloedgolf bleef uit. Lejeune en de zijnen hadden dan ook geen prijsvraag uitgeschreven, zoals in Pieve Santo Stefano. Daar was inderdaad sprake van een enorme instroom van teksten, en was het zaak criteria aan te leggen waaraan ingestuurde teksten moesten voldoen. Maar dat wilde Lejeune niet. Hij had in het Italiaanse dagboekenarchief weliswaar inspiratie opgedaan, maar ging zelf heel anders te werk. Dat lijkt alles te maken te hebben met de ervaringen van de vriendengroep die met elkaar autobiografische teksten schreven en lazen. Lejeune was zich bewust van de intimiteit van het vertellen van een levensgeschiedenis en het lezen van autobiografische teksten, en wilde er maximaal zorg voor dragen dat aan die intimiteit recht werd gedaan. De hele inrichting en werkwijze van het Franse dagboekarchief is terug te voeren op dit uitgangspunt. Zo werd besloten dat de toegestuurde teksten - en dat mochten ook kopieën zijn als de eigenaar het origineel liever zelf hield - niet gepubliceerd zouden worden. In het Italiaanse archief was publicatie in druk de hoofdprijs en andere inzendingen worden regelmatig in druk of op het web geciteerd. Op voorstel van Lejeune zou in latere instantie ook in Pieve Santo Stefano een mogelijkheid worden gecreëerd om teksten in te sturen die in geen geval zouden worden gepubliceerd. | |
Lire en sympathieIn Ambérieu-en-Bugey werd het een bepalend beginsel dat de toegestuurde teksten niet zouden worden gepubliceerd. Maar met des te meer toewijding zouden ze worden gelezen, tenzij de schenker (die niet zelden ook de auteur is) aangaf dat het | |
[pagina 62]
| |
een zeker aantal jaren niet mocht worden gelezen. Voor dit lezen bedachten Lejeune cum suis een bijzondere procedure, een ritueel bijna: lire en sympathie. Het werd het keurmerk van het Franse instituut. Eenmaal per jaar komen ze bij elkaar, de lezers van het autobiografisch materiaal dat aan het dagboekenarchief is opgestuurd. De groep bestaat uit zo'n acht tot tien mensen die eerst een soort verklaring hebben moeten ondertekenen waarmee hun ‘sympathie’ wordt gewaarborgd. Tijdens zo'n bijeenkomst krijgen deze lezers van de enige vaste medewerker van het archief een korte introductie te horen op de afzonderlijke binnengekomen teksten. Dan worden die teksten onder de lezers verdeeld, waarbij het principe geldt dat elke tekst wordt gelezen door een lezer die op grond van de introductie sympathie voor de tekst koestert. Mocht die sympathie bij nader inzien niet aanwezig zijn, dan gaat de tekst terug naar de groep en wordt hij opnieuw uitgezet. De bedoeling is dat de lezers een ‘echo’ van hun ‘lecture’ schrijven waarin de tekst niet zozeer wordt samengevat, maar waarin een indruk wordt gegeven van de toon en stijl van de tekst; de eigenheid. Een delicate operatie, te meer omdat de ‘echo's’ tegelijkertijd moeten worden opgesteld in bewoordingen die door zoekmachines worden herkend, Deze ‘echo's’ gaan samen met een brief naar de schenker/auteur. Van hem of haar wordt een akkoord afgewacht om de ‘echo’ in zogenaamde Garde-mémoirs te mogen publiceren. In de bijgaande brief wordt vaak op een meer persoonlijke en directe manier op de autobiografische tekst gereageerd en worden soms vragen gesteld over de context of de wording van de tekst. Als de schenker/auteur in zijn of haar antwoord ophelderingen verschaft of extra informatie geeft, wordt dat opgeslagen, maar niet publiek gemaakt. De lezersgroep bespreekt onderling ook de geschreven ‘echo's’: ze worden door dezelfde medewerker voorgelezen, waarna een ieder erop kan reageren. Zo wordt het lezen zelf ook een intense en intieme ervaring. | |
Bewaren, ontsluiten en toegankelijk makenVolgens Lejeune heeft juist de regel dat de toegestuurde autobiografische teksten gelezen zouden worden, ervoor gezorgd dat potentiële schenkers de weg naar Ambérieu vonden. Mond-tot-mond-‘reclame’ en enige ruchtbaarheid via de radio en kranten zorgden voor een verscheidenheid aan autobiografisch materiaal: geschreven teksten (vaak typoscripten), maar ook cd's, video's en recentelijk ook weblogs. Het fysieke materiaal wordt in de bibliotheek La Grenette van Ambérieu-en-Buley bewaard. Daar kunnen ze worden gelezen en voor onderzoek worden gebruikt. Het is dus uitdrukkelijk wel de bedoeling de ongepubliceerde teksten voor publiek toegankelijk te maken, maar dan wel in hun oorspronkelijke vorm van niet voor publicatie bedoelde tekst. Dat de apa dit als haar missie ziet blijkt uit het feit dat een selectie van de ongepubliceerde autobiografische teksten ook via een leensysteem in andere bibliotheken ter beschikking worden gesteld. Dat kost veel tijd en energie, want daarvoor moeten die teksten eerst worden gekopieerd en moet de roulatie zorgvuldig in de gaten worden gehouden. Voor de conservering van weblogs en websites werkt men samen met de | |
[pagina 63]
| |
Bibliothèque Nationale in Parijs. De website van de apa, www.sitapa.org, geeft over dit alles meer informatie. | |
Het levensverhaal als vertellingAls je de website van de apa vergelijkt met die van het archivio dei diari van Pieve Santo Stefano zie je interessante verschillen. Op de website van het Italiaanse dagboekenarchief staat relatief veel informatie over de geschiedenis van het archief en de manier waarop het archief wordt gefinancieerd. Over hun geschiedenis en financiering wordt op de website van de apa geen enkele informatie gegeven. In een artikel van Lejeune over het archief in Degrés is daar wel iets over te vinden. Maar ook daar is Lejeune over iets als de financiering veel korter dan de Italianen op hun website. De apa krijgt wel eens wat subsidie van het ministerie van Cultuur en van locale instellingen, schrijft hij. Op de Italiaanse website kun je zoeken naar teksten en auteurs van teksten, je kunt fragmenten lezen en je op nieuwsbrieven abonneren. De Fransen zijn terughoudender: het ongepubliceerde autobiografisch materiaal van Franse burgers wordt goed beschermd tegen al te grote openbaarheid op het web. De website wijst erop dat het materiaal er is, dat het wordt bewaard, en dat het ook publiek toegankelijk is, maar het is niet de bedoeling dat een willekeurige surfer op internet het levensverhaal van een willekeurig individu binnenvaart. Dat zou een schending zijn van de intimiteit van die vertelde levensgeschiedenis. De website maakt ook zichtbaar dat het Lejeune en de zijnen gaat om de beleving van het levensverhaal als vertelling. Opvallend zijn bijvoorbeeld de verschillende soorten ‘groupes’ van lezers die zich op de website presenteren: behalve die eerste groep van lezers die de ‘echo's’ schrijven, zijn er ook groepen lezers die de gearchiveerde en beschreven teksten lezen. Dat doen ze om de meest uiteenlopende redenen. Zo is er een school in Aix-en-Provence die voor sommige projecten het autobiografisch materiaal van de apa gebruikt en daarvan verslag doet. En een groep die het thema ‘huis’ verkent, in eerste instantie met gepubliceerd materiaal, maar nu ook met ongepubliceerd materiaal. Uit de beschrijvingen van de geschiedenis van deze groepen blijkt dat Lejeune een boodschap heeft en die met succes weet uit te dragen.
Association pour l'autobiographie et le patrimoine autobiographique, La Grenette, 10 Rue Amédée-Bonnet, 01500 Ambérieu-en-Bugey, Frankrijk |
|