Biografie Bulletin. Jaargang 15
(2005)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Biografie Bulletin
| |
[pagina 5]
| |
De populaire autobiografie
| |
[pagina 6]
| |
papier krijgen, laat staan een foutloze tekst bij een uitgever kunnen inleveren. Ook als er in een popbiografie geen ghostwriter vermeld wordt, hebben er doorgaans naamloze redacteuren aan gesleuteld. De celebrity biografie is dus een hybride genre. De inhoud draait meestal om sensatie, seks, onthutsende bekentenissen gecombineerd met opschepperij. De bron is vaak alleen het verhaal van de hoofdpersoon zelf, en als het om een autobiografie gaat is die een weinig introspectief geheel waarin het geheugen niet geproblematiseerd wordt. Ten slotte: de populaire biografie is een commercieel product. Populaire biografieën komen per definitie in grote aantallen op de markt en verdwijnen meestal even snel, want niets is zo vergankelijk als roem. De boeken zelf eindigen vaak zoals ze begonnen: als pulp. | |
Pistolen PaulDe vraag is natuurlijk: kloppen deze veronderstellingen? Sommige wel, andere niet, zo blijkt bij nadere beschouwing van autobiografieën op het gebied van de popmuziek en van de lichte muziek in het algemeen. Om bij dat laatste te beginnen: dit soort boeken is niet of nauwelijks in wetenschappelijke bibliotheken te vinden. Men vindt het nog niet de moeite waard ze te verzamelen en te bewaren. Wat dat betreft dringt de parallel met de criminele biografie zich op. Tot ver in de twintigste eeuw was die slechts een verzamelobject voor enkele bibliomanen, wier collecties uiteindelijk aangekocht zijn door onder andere de Koninklijke Bibliotheek, toen deze het belang van ‘volksboeken’ begon in te zien. Tegenwoordig beschouwen historici deze boekjes als goudmijnen. Ook boekjes over popmuziek krijgen al snel een zeldzaamheidswaarde die omgekeerd evenredig is met hun oplagecijfers. De meeste werden letterlijk kapot gelezen door de fans. Boekhistorisch krijgt het genre nog weinig aandacht. Wat er in Openbare Bibliotheken te vinden is - met name die in Rotterdam en Haarlem zijn vrij goed voorzien - zou dan ook zorgvuldig bewaard moeten worden. Gelukkig bestaat sinds enkele jaren het Nederlands Popinstituut, dat over een eigen bibliotheek beschikt. Buitenlandse werken zijn nog moeilijker te traceren dan Nederlandse. Wie alleen al de Penguin Encyclopedia of popular music doorneemt, vindt tientallen biografieën vermeld, waarvan een groot deel in Nederland onvindbaar is. Bing Crosby's memoires Call me Lucky schijnt de eerste popbiografie te zijn geweest die feno-Uitsnede uit het verhaal over het leven van Greetje van Westfalen, die naar Amsterdam trok om daar haar geluk te beproeven.
| |
[pagina 7]
| |
menale verkoopcijfers haalde. In 1953 werd het boek als serial gepubliceerd in de Saturday Evening Post, waarvan de oplage in de eerste week tot 4.800.000 exemplaren omhoogschoot. De journalist die het verhaal optekende (‘as told to’), Pete Martin, werd meteen een beroemdheid.Ga naar eind1 Dan de inhoud van deze boeken. Die kan niet worden afgedaan als eenvormig en simplistisch. In een aantal gevallen is er duidelijk een poging gedaan een literair werk te scheppen, en niet zelden met succes. Een vroeg voorbeeld is Woody Guthrie's Bound for Glory, het klassieke verhaal van een jeugd in het Zuiden van Amerika, inclusief olie, drank en een rare familie. Een klassieke status heeft inmiddels ook de autobiografie van jazzmuzikant Charlie Mingus, Beneath the Underdog. De biografie van Cliff Ridchard, Wie is Cliff eigenlijk? Het levensverhaal van Cliff Richard door hemzelf verteld sluit meer aan bij het aloude genre van de bekeringsgeschiedenis en is dan ook uitgegeven door de Amsterdamse Vereeniging tot Verspreiding der Heilige Schrift. Aan de andere kant kan er sprake zijn van grote originaliteit. Ray Davies' X-Ray is een levensverhaal gegoten in de vorm van een zelfinterview, waarbij feit en fictie rond het verleden van zijn band, de Kinks, prachtig verweven zijn. Juist popmuzikanten storen zich weinig aan bestaande tradities en kunnen daarom met vorm experimenteren, zoals de zangeres Cher, die in The First Time in elk hoofdstuk een eerste keer uit haar leven onder de loep neemt. Wat taalgebruik betreft neemt het genre eveneens een bijzondere plaats in. Voor taalkundigen kunnen deze boeken belangrijke bronnen zijn voor het jargon of slang uit bepaalde delen van de samenleving. Onlangs wees Ewout Sanders op het belang van Albert Mols Wat zien ik... Gesprekken met Blonde Greet voor het taalgebruik in Amsterdam in 1965. Een ander voorbeeld uit die tijd zijn de memoires van Pistolen Paul, opgetekend door Martin van Amerongen. Prachtige taal is verder te vinden in Johnny Jordaans Ze kunnen van me zeggen wat ze willen, opgetekend door Hans Wieringa. | |
Afrekening en apologieDe titels van dit soort boeken vormen een verhaal op zichzelf. Vaak zijn ze varianten op titels van hitsongs, waarvan de woorden vervolgens een andere betekenis krijgen. Zangeres Ronnie Spectors noemde haar autobiografie Be my Baby. De ondertitel luidt: How I Survived Mascara, Miniskirts and Madness, or My Life as a Fabulous Ronette. In feite gaat het boek over hoe zij haar echtgenoot Phil Spector overleefde. De titel van haar boek heeft een diepere lading gekregen sinds Spector vast zit wegens moord op een vriendin. Tegenover deze originele en lezenswaardige boeken staan massa's boeken die vooral saai zijn, omdat bekende grootheden uit de populaire muziek het liefst zo weinig mogelijk van hun verleden willen prijsgeven. Het hoofdstuk over golf in de autobiografie van Bing Crosby spant de kroon. Interessanter wordt het wanneer er wel inkijkjes in het muzikantenbestaan worden gegeven, zoals door Dr. John the Night Tripper (Mac Rebennack) in Under a hoodoo moon, waarin hij vertelt over zijn eerste gitaarlessen. De laatste minuut van elke les draaide zijn leraar, een lokale wizard, zich om en speelde een nieuwe lick. Wilde de kleine John die ook leren, dan moest hij de volgende week met lesgeld terugkomen. Soms blijken muzikanten geboren verhalenvertellers te zijn. Hun jeugdjaren zijn dikwijls een bruikbare bron voor histori- | |
[pagina 8]
| |
ci. Zo vertelt Eric Burdon, afkomstig uit het arme Noorden van Engeland, over een vriend met een afschuwelijk litteken op zijn voorhoofd. Dat was ontstaan tijdens het toen populaire maar illegale racen met mijnponies door de mijntunnels, waarbij hij niet op tijd voor een balk had gebukt. Meatloaf beschrijft in To hell and back zijn jeugd met een alcoholische vader. In Nederland geeft De zangeres. Het verhaal van mijn leven van Mary Servaes - De Zangeres Zonder Naam - een mooi tijdsbeeld. Opmerkelijk vaak is een ander aspect van de autobiografie terug te vinden: de afrekening wegens aangedaan onrecht. De succesvolle Al Kooper (speelde orgel zonder het te kunnen, vandaar zijn unieke sound bij Bob Dylan en de Stones) zit het nog altijd dwars dat hij meer dan dertig jaar geleden uit de door hem zelf opgerichte band Blood, Sweat and Tears gegooid werd. Veel popmuzikanten proberen het belang van hun muziek duidelijk te maken of misverstanden uit de wereld helpen. Willie Dixon schreef in I am the blues: ‘Negenennegentig proces van de mensen die verhalen vertelden over de blues, gaven andere mensen verkeerde ideeën en dit gaf de blues een slechte naam.’ Afrekening en apologie zijn oude thema's in de autobiografie, evenals de bekentenis. Maar binnen de populaire autobiografie is dat laatste een nieuw fenomeen. Een voorbeeld is If only, de autobiografie van Spicegirl Geri Halliwell, waarin zij vertelt over haar gevecht tegen boulimia. Een bijzonder aspect van memoires uit de wereld van het amusement is het spel met het dubbelleven, dat op het podium en dat daarbuiten. Dat wordt ook in boektitels uitgebuit. De impresario Bill Graham gaf zijn memoires een voor de handliggende titel: Bill Graham presents ‘My life’ (met Robert Greenfield, 1992). Soms leidt het dubbelleven tot twee aparte autobiografieën, zoals in het geval van de café-eigenaar René uit de tv-serie Allo, allo: de één vertelt het verhaal van zijn tv-persoonlijkheid, de andere van zijn privé-persoonlijkheid. Een nieuwe stap naar een hogere status van de populaire autobiografie is gezet door Bob Dylan, die onlangs zijn herinneringen publiceerde. Ze kregen uitvoerig aandacht in bladen als de New York Times en de Times Literary Supplement. Recensenten wijzen op het vernieuwende van Dylans biografie: Dylan stoort zich niet aan de regels van het genre en haalt liever herinneringen op aan een onbeduidende platensessie dan aan de beroemdheden uit de jaren zestig (waarover Al Kooper in zijn Backstage passes. Rock and roll life in the sixties juist wel schrijft), omdat hij zich die sessies beter kan herinneren. Interessant is ook de verstoorde relatie met zijn biograaf Howard Sounes. Toen de biografie bijna af was, verscheen deze zonder Dylans medewerking als Down the highway. Misschien heeft Dylan net als in de popmuziek hiermee een nieuw tijdperk ingeluid. Wanneer beroemdheden zelf hun autobiografieën schrijven, worden zij hun eigen ghostwriters. Het verhaal blijft dan in eigen hand en de verdiensten stijgen navenant. Zelfspookschrijvers kunnen hun eigen levensverhaal voortdurend bijstellen, iets wat Dylan al vanaf zijn jeugd gedaan heeft. Een recensent gaf zijn bespreking de volgende kop: ‘His life is a changin' all the time’. Hetzelfde geldt voor dit genre. |
|