Bijdragen en mededeelingen. Gelre, Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht. Deel 8
(1905)– [tijdschrift] Bijdragen en mededeelingen. Gelre, Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
Uit het dagboek van den Zalt-Bommelschen predikant J.G. Kist (1794-1795).
| |
[pagina 454]
| |
Europa met Engeland als middelpunt, een verbond van den beginne af krachteloos door naijver en wantrouwen onder de verbondenen. Ook de republiek der Vereenigde Nederlanden zette den oorlog voort. Deze heeft zich gekenmerkt door een reeks van misslagen van de veldheeren der geallieerden, die van geen enkele gunstige gelegenheid gebruik wisten te maken, waardoor Frankrijk tijd won en in de gelegenheid werd gesteld om steeds nieuwe legers in het veld te brengen. In 1794 keerde de kans zich geheel ten gunste van de Franschen. In Juli drongen zij onder Pichegru door tot Staats-Vlaanderen; Sluis werd belegerd en moest zich op 26 Augustus overgeven. Het hoofdkwartier van het Engelsch-Nederlandsche leger was te Oosterhout. Dit week op den eersten aanval der Franschen 20 Augustus terug achter de Aa en vervolgens na een voorpostengevecht op 14 September over de Maas, waarop de Franschen 22 September het beleg vóór 's Hertogenbosch sloegen, dat zich 9 October moest overgeven. Na deze korte inleiding geef ik het woord aan Ds. KistGa naar voetnoot1). | |
1794.Den 21 September, Zondag. - Na den middag arriveerde bij den heer Ganderheiden de heer Polder uit den Bosch met vrouw, kinderen en meiden, welke berichten, dat 's Bosch eersdaags zou worden gecerneerd en beschoten en dat hij daarom raadzaam had geoordeeld de stad te verlaten. 's Avonds bij den heer Scherlenski geweest om afscheid te nemen. Den 22 September. - Het vluchten begon nu zeer sterk te worden. De heer Scherlenski, zuster, meid en meidsmoeder naar Rotterdam vertrokken, gelijk ook den heer Tierens en vrouw. De drukte van pakken en verzenden was verbazend groot. Na den middag en 's avonds de catechizatien waargenomen; onder het catechizeren zwaar horen cannonneren. Den 23 September. - De drukte van pakken, het maken van pakkisten ging dag en nacht voort. Vele fatzoendelijke | |
[pagina 455]
| |
lieden hadden schepen voor zich afgehuurd, welken buiten de bedongen vrachtlonen dagelijks een ducaat leggeld hadden. De captein Thooft en vrouw vertrokken. Woensdag den 24 September. - De bidstond te Gameren voor Ds. Hoogland waargenomen; te Gameren ook alles in ongerustheid. De kerk vol. Thuis komende vond ik den heer Verhellouw uit 's Bosch, die er 's Maandaags met een commissie naar Creveceur noch was uitgekomen, met voornemen om er 's avonds weder in te zijn. Dan dien zelven middag wierd het fort Orten ingenomen, 's Bosch ingesloten en dus de toegang onmogelijk gemaakt. Hij had geen ordre op zijne zaken kunnen stellen, wijl hij vast meende weer te keren, en het was diezelve reden, dat hij zo slegt was voorzien van geld, dat wij zijn E. nog vier gulden bijzette. Deze dag vertrokken de juffrouw de Rouville, de juffrouw de Root uit de Vogelzank en Nieuwstraat en noch vele anderen. 's Avonds bij Mr. Vermeulen geweest om afscheid te nemen. Donderdag den 25 September. - Deze dag vertrokken de familie van den rechter Vermeulen, Dr. Verzijl en mevr. Vermeulen van het Kerkhov, den Dodder, Warreman, Mulkhuizen, vrouw Van der Kaay, Heynen en vele anderen. 's Avonds collegaGa naar voetnoot1) de bidstond gehad; veel volk en goede collecte. Onder de godsdienst hoorde men schieten. Dezer dagen gebeurde het, dat men op het stadshuis de heeren rondvroeg, hoe men gezind was in deze gevaren te gaan of te blijven. Waarop vier heeren, naamelijk Van der Steen, de Roock, Mestheker en Leballeur, teevens de secretaris de Roock verklaarden te zullen blijven, terwijl de andere praesente leden verklaarden te zullen henengaan. Gelukkig voor stad en burgerije, dat vier heeren verklaarden te zullen blijven, wijl er anders allerlij verwarring uit zou geboren zijn geworden. Ook begonden velen, vooral van het gemeen, te morren en zich over het vertrek van zovelen zeer te onvrede te tonen. Onder anderen moest zeker heer ondervinden, dat hem door Truy Kalder en Janneken Brand op de oude vismarkt wierd gezegd: ‘Zo, mijnheer, gaat gij nu heen, en laat gij ons nu | |
[pagina 456]
| |
zitten, daar gij in 87 ons beloovd hebt, indien er iets van het glazen inslaan komen mogt, gij ons zoud bijstaan, en daar wij het schrivt nog van in huis hebben?’ Hetzelve moeste vele andere horen, waardoor zeker de benaauwdheid niet verminderd wierd. De burgemeestersvrouw Vermeulen en familie vertrokken. Bij velen alles ingepakt tot de schoorsteenstukken en spiegels uit de schoorstenen toe. Vrijdag den 26 September. - 's Avonds gecatechizeerd over de voorbereiding, zeer weinig catechizanten. Het schieten te Craevecuer en 's Bosch wierd sterk gehoord. Te Hedel zag het er ook droevig uit; door vijandelijke kogels en houwitzers wierden 7 huizen afgebrand. Onze troupen in dat dorp maakte het geweldig slegt: vele huizen geplunderd, beesten geslacht en menschen beroovd. Stadhouder en de predikant Berghege vonden zich genoodzaakt het dorp te verlaten en zijn huis (van den predikant) wierd deerlijk geplunderd, de bibliotheek geruïneerd, alles gestolen of verwoest, en het huis wierd naderhand tot een slagthuis gebruikt. Even zo slegt maakten zij het bij den stadhouder, hetgeen men van vrienden en bondgenoten niet zou verwachten. Verscheiden wierden er te Hedel gekwest, onder anderen een boerenjongen, die de armen wierd stukken geschoten. Deze wierden hier in het gasthuis gebracht, waarvan er verscheidene gestorven zijn. Den 27 September. - De verwarring en benauwdheid namen onder vele menschen geweldig toe. Het pakken en inschepen ging als voren, met verdubbelden ijver. De famillien van de Ruuk, de postmeester de Rook, die van Virieu, Van der Steen, uitgezonderd de burgemeester, vertrokken en vele burgerlieden. De schipper Van de Vaart kwam 's morgens bij mij zeer bekommerd en beangst, niet wetende, wat hij toch doen zou. Hij verklaarde plegtig nimmer iemand beledigd te hebben en geen deel genomen te hebben in de geweldenarijen van 87. Ik zeide hem daarop, dat indien zijn geweten hem niet veroordeelde, dat hij dan zonder twijfel moest blijven en zijn vertrouwen op Hem stellen, die ons overal bewaren en overal bezoeken kan. De man scheen overgehaald en besloten te hebben te blijven. Dan korten tijd daarna kwam collega mij zeggen, dat Van der Vaart was komen afscheid nemen. Spoedige verandering bij een man, die altoos van geloov sprak en in tijden van voorspoed zich een geloovsheld verbeelde te zijn, | |
[pagina 457]
| |
en hij bestede den ganschen volgenden Zondag, en daarbij noch bediening van het Avondmaal, om zijne goederen in te schepen en dus als een werkdag door te brengen. De heer Snoeck en famille, mevrouw Elias, mevrouw Geling en kinderen, mevrouw en juffrouw de Haan en noch vele anderen vertrokken. Zondag den 28 September. - Deze dag was door zeer vele bijzonderheden zeer merkwaardig. De tijding kwam 's morgens reeds vroeg, dat Crevecieur aan de Franzen bij capitulatie was overgegaan. Collega moest voor den middag te Gameren gaan preken en vond voor de poort 40 Heszen, welke de tijding der overgave brachten. Hij vond in plaats van een wagen alleen een paard, hetwelk, daar hij nooit te paard gezeten had, zeer ongemakkelijk kwame. Even voordat ik na de kerk zou gaan, kwam de heer Bosch mij waarschuwen, dat er mogelijk onder den godsdienst iets zoude voorvallen; dat de retirerende troupen van de Maaskant en het guarnizoen van Crevecieur verwagt werden en dat men vreesde, dat de Fransen dezelven schielijk zouden volgen. Mijn vrouw en vele anderen, die gereed stonden om na de kerk te gaan, bleven thuys. Ik ging zeer gemoedigd na de kerk en vond in vergelijking van hetgeen ik verwagt hadde, veel volk en drie en een halve tafel aan de bediening. Ik preekte met veel opgewektheid uit Ps. 103: Hij doed ons niet na onze zonden, en zeide in de toepassing, dat ik door genade, indien ik dezelve gevoelens bleev behouden, die ik toen had, bij de gemeente blijven en die niet verlaten zou. Het een en ander was naar velen gezegend en zeer tot opwekking. Ik moest 's middags na Aalst, dan niemand der voerlieden wilde mij derwaards brengen: ik was dus genoodzaakt thuys te blijven. Ondertusschen dagt het grootst gedeelte der gemeente aan den godsdienst niet: pakken, zakken, vlugten, zelvs tot de geringste lieden uit de achterstraten toe, was geen gebrek. De adjudant van prins Frederik, Bentinck, kwam in de stad en ordonneerde, dat vier poorten van de vijv moesten toegemaakt worden, hetwelk aanstonds geschieden. Ook wierden er ene menigte boerenwagens uit elkanderen geslagen, welke onder malkanderen op de bruggen der poorten gelegd wierden, | |
[pagina 458]
| |
om daardoor de toegang voor de Franzen, zo zij kwamen, moeielijk te maken, hetwelk ene zonderlingen vertoning gav. De Stijgerpoort wierd met palen toegemaakt. Ook wierden er drieponders op de wallen gebracht, een over den stenen beer, vlak over den Gamerschen dijk, een op de boog der Bossche poort, een voor den toorn van den heer Groot en een op het bolwerk over den Oenzelschen dijk, terwijl er een twaalvponder geplaast wierd vlak bij het huisje der comisen buiten de Waterpoort. Tegen den avond kwam het geweze guarnizoen van Crevecieur, hetwelk hier en daar bezorgd wierd. Onder anderen kwamen ook de Heszen. De commandant der Heszen vraagde naa den burgemeester. De burgemeesters, die op het stadhuis vergaderd waren, zonden den bode met vriendelijk verzoek, dat de heer commandant op het stadhuis zoude komen, maar het antwoord was: ‘Was, sol ich bey der burgemeister gehen? Nein, er zol bald herabkommen.’ De burgemeesters, om alle moeielijkheid voor te komen, kwamen bij den commandant. Deze zeide daarop zeer brutaal, dat zijn volk aanstonds zou worden ingequartierd en van het nodige voorzien. De magistraat antwoorden, dat zij het zo dra mogelijk zouden doen. Het antwoord was: ‘Es zol bald geschehen, oder ich sal selber billettieren in das Haus’ (wijzende op dat van den burgemeester de Rook) zwanzig, in das Haus dreizig, in das Haus zeen’, weizende op de andere huizen, die op de markt staan. Evenwel door vriendelijkheid en de tusschenkomst van een redelijker officier werd de zaak geschikt. Tegen den avond waren ook ruiters, gecommandeerd door den major van Ermel met pak en zak in allen spoed vertrokken. Ook wierd het bort voor het coffijhuis, waarop stond: Oprechte Vaderlandsche Societeit, op order der regering afgenomen en in het magazijn gebracht. De vier gebleve heeren nevens de secretaris hadden ook ene resolutie genomen om, daar de troepen retireerden en het dus onmogelijk was de vijanden te keren, liever den weg van vriendelijkheid in te slaan en daartoe de Fransen tegen te gaan en de beste bedingen voor de stad te maken. Deze commissie zou zijn waargenomen door de heeren Varyck, de Roock en Le Balleur, welke gemunieerd zouden zijn geweest met een briev, die daartoe was in gereedheid gebracht. 's Avonds laat kwamen er nog retirerende Heszen, welke op de markt en op de stoepen den nacht doorbrachten. | |
[pagina 459]
| |
Wij sliepen dien nacht zeer gerust. Het was verbazend stil op de straten en elk verwachte, dat men in den ochtendstond de Fransen in de stad zou hebben. Vele hadden zich daartoe voorzien van vleesch, jenever, brood, kaas en dergelijken. Den 29 September. - Daar men vernam, dat de Fransen gene bewegingen maakten om over te komen, kwam er orde om aanstonds weer te keren. De Heszen begaven zich daarom na de Maaskant, ook wierden er zo over St. Andries als beneden troupen ter versterking in den waard gebracht, waardoor de vrees voor de Fransen wat verdween en vele menschen terugkeerden, onder anderen van de dorpen, waarvan de meesten gevlugt waren, zijnde er te Brakel nauwelijks 10 in het dorp teruggebleven, wordende de beesten ongemolken gelaten. 's Middags bij burgemeester de Roock geweest, ja den geheelen dag hier en daar de menschen bezogt en trachten op te beuren. Tegen den avond zag men onze ruiterij wederom binnenkomen. Men verhaalden, dat zij op den weg naar BeestGa naar voetnoot1) prins Frederik waren tegengekomen, welke den commandant vraagde, van waar hij kwam en waarheen hij meende te trekken; en daarop geandwoord hebbende, kreeg aanstonds orde om terug te keeren. 's Middags gingen wij met den heer Schilperoord op den groten toorn om met de telescoop den Bosch te gaan zien. Dan wij konden niet verder komen dan bij de klokken en was geen gelegenheid om de telescoop te stellen. Het was er ook zeer vuil, zodat wij onverrichter zake terugkeerden. Den 30 September Dingsdag. - 's Morgens gingen wij met den heer Schilperoord op den kleinen toorn, dan de lugt was deinzig, zodat men zo goed met het blote oog als met de kijkers zien konde. Na den middag gebeurde er twee droevige voorvallen. Er kwam dagelijks veel canon en kruidwagens in schepen aan, terwijl boeren van de dorpen geprest wierden met hunne peerden om dezelve naar de Maaskant te vervoeren, alwaar overal batterijen wierden aangelegd. Een vreemd man, zo men zeide uit de Majorij herkomstig, stond er bij en zeide onvoorzichtig tegen de boeren, dat dat canonrijden zeer gevaarlijk was, dat het toch niets helpen zoude etc.; dat zo euvel wierd opgenomen, dat de major van Ermel dien man deed vatten | |
[pagina 460]
| |
en door de ruyters 80 stokslagen deed geven, waarop men den ongelukkigen liet gaan. Het geval wierd weldra onder het gemeen ruchtbaar, hetwelk wierd voorgegaan door zekere Blom aan de zogenaamde kleine molen, een zeer slegt mensch, die te voren voorgav vroom te zijn, maar die zich onder deeze dekmantel aan allerlij misdaden schuldig maakte; hierbij voegde zich zekere Krijn van Buuren en een halve dwaze jongen van den stadsarbeider Laferte. Deze drie booswigten begonden den ongelukkigen met stenen te werpen aan den havendijk, vervolgens met zware blokken te slaan, geheel naakt uit te kleden, met meszen te snijden, van tijd tot tijd in het water te werpen. De ongelukkige, die gedurig zogt te ontvluchten, maar gedurig getijsterd wierd, kwam eindelijk aan de Kloosterwiel, daar hij nakend liggen bleev en eindelijk 's avonds door de magistraat door een wagen gehaald wierd en in het gasthuis gebracht, daar hij noch dien zelven avond overleed. Men hoorde twee dagen daarna, dat de moordenaars waren op het stadhuis ontboden, maar tot elks verwondering gebeurde er niets naders. Men zag de schurken dagelijks door de stad gaan, evenwel moesten zij den naam van moordenaar gedurig horen en kregen nu en dan slaag. Het twede geval was, dat er twee brandende hooyschepen, die te Dreumel door de emigranten waren in brand gestoken, voorbij de stad kwamen drijven, juist toen er twee of drie kruidwagens in de pont waren. De brandende schepen dreven in de bogt van de gierketting en so de touwen niet schielijk waren losgesneden, waardoor de pont wegdreev, zou er een verbazend ongeluk uit geboren zijn geweest. Ik wandelde na den middag op den Panovensche dijk en zag van daar zeer duidelijk het schieten van en op den Bosch. Den 1 October. - Het doorpasseren van militairen, het invoeren van kruit en canon ging dagelijks voort, gelijk ook het schieten op den Bosch. 's Avonds was het schieten zeer sterk. De heer Graat kwam ons om halv elf halen om op den toorn naar het schieten te gaan zien; toen wij noch op de trappen waren, hoorden wij noch sterk schieten, dan het hield op, zodra wij boven waren. Alleen zagen wij schieten den kant van Maasbommel of de Grave en zagen vele wachtvuuren van de Fransen in de Majorij. Zodra wij beneden waren, begon het weer, dan wij verkosen niet weer na boven te klimmen. | |
[pagina 461]
| |
Den 2 October. - Na den kerktijd bij den ontvanger Thooft, met welken mij en den heer Schilperoort ons wederom naar den toorn begaven en zeer distinct het vuuren van en uit den Bosch konden zien. Het was schoon weder. Na den middag op den Panovenschen dijk hetzelve gezien. Zaturdag den 4 October. - Kwam collega al om halv zeven aan ons huis en wij waren noch niet bij de hand. Enigen tijd daarna kwam hij weder en berichte ons, dat den knegt zijner ouders met een chais van Amsterdam gekomen en een briev had medegebracht, waarin zijne ouders allersterkst insteerden, dat hij aanstonds zou overkomen, voegende er zijne moeder bij, dat zij het anders zou besterven. Collega was met de zaak verlegen, moest des Sondags de bediening hebben. Dan ik nam collegaas beurt op mij en hij vertrok ten een uure naar Amsterdam. Deze dag wierd er weinig uit den Bosch geschoten; alles was vrij stil; alleen kwam er bericht, dat er enige duizend Engelschen troupen zouden arriveren en de magistraat stelde orde, dat er door alle bakkers ene genoegzame kwantiteit brood zou gebakken worden, waartoe het meel, dat uit het omgeslagen schip was opgevist, gebruikt wierd. Zondag den 5 October. - Deze dag kwamen er meer dan 30 transportschepen met Engelsche troepen voor de wal en zagen toen 60 grote schepen en een menigte aken en boten, hetwelk een schoon gezicht voor de stad opleverde, terwijl het de oudste menschen niet heugde iets dergelijks gezien te hebben. Het was voor de winkels veel voordeel, daar de troepen zich van het nodige moesten voorzien. Tegen den avond hoorde men wederom geweldig schieten, zodat onze ramen rammelden en het soms was, alsof het donderde. Den 6 October. - Het schieten heeft den gehelen nagt geweldig aangehouden. Het stormde uit den zuidwesten, zodat men noch niet weet, of zulks bij Heusden of bij 's Bosch of bij beiden zij voorgevallen. Ook wierden er 400 Engelschen ontscheept en in de stad gebracht en gelegd in manége en brakken, terwijl de ruiters bij de burgerij werden ingequartierd. Den 7 October. - Deze nacht is het guarnisoen van St. Andries doorgetrokken en heeft eenig geweld gepleegd aan de Oenzelsche poort, welke nevens de barrièren gesloten (was), en gedreigd den poortier, die weigerde te openen, daarvoor te zullen straffen. | |
[pagina 462]
| |
St. Andries geslecht, de brug verbrand en wel met zoveel overhaasting, dat de ongelukkige Schot niet in staat was er af te komen en vele ongelukkige inwoners hunne bezittingen moesten achterlaten. Noch driehonderd Engelschen ingekomen. Allen gebilletteerd bij de burgers. De dominees vrij gebleven. Men heeft begonnen ene doorgraving te maken door de Weerd en Stadsdijk om daardoor de Boemelerwaard te innunderen; ook begon men een gierbrug te maken, en over de Waal te Tuyl over het havengat wierd een batterij opgeworpen. De schout-bij-nacht Melvil lag met het klein princenjagt voor de stad, commanderende 5 of 6 cannoneerboten, die voor of bij de stad lagen. Na den middag zag men een compagnie Bergschotten wederom uittrekken. Aan den overkand zach men een menigte Hessische en Engelsche troepen den weg naar Gorcum marcheren, terwijl het artillerypark naar boven marcheerde om zich na de Amersfoortsche heide te begeven. De Bosch- en Stijgerpoorten bleven noch gesloten. Men hoorde geen schieten op den Bosch; de gissingen waren verschillende. Ook liepen er geruchten, dat de Fransen in Maas-Waal zouden zijn. Dezer dage wierden er ook vele boeren, wagens, schepen etc. geprest om overal te werken en van dienst te zijn, hetwelk niet altoos even vriendelijk toeging. 8 October. - 's Ochtends ten 7 uure trokken hier veele legerwagens van de Heszische jagers door, komende van de Maaskant. Collega geretourneerd en bij ons gegeten. Men heeft begonnen de havendijk door te graven. Volgens bericht werd 's Hertogenbosch noch beschoten en dus niet over. Den 9 October. - Vele Engelschen en Bergschotten zijn hierdoor na de Maaskant getrokken. Men was bezig een gierbrug te maken en batterijen op het Orangebolwerk aan te leggen, om door het een en ander in cas van nood de retraite gemakkelijker te maken en te dekken. Den 10 October. - De geruchten aangaanden den Bosch noch onzeker. Er word geen schieten meer gehoord. De Fransen zijn op St. Andries en herstellen het fort, makende hetzelve beter dan het te voren was. Op de weerd te Rossum zijn ook zware batterijen aangelegd; | |
[pagina 463]
| |
de Fransen schoten enkeld uit St. Andries en wierpen enige houwitzers. De Tielreweerd word ook sterk met Engelschen bezet. De predikanten van Waardenburg en Tuyl vonden zich genoodzaakt hunne huizen te verlaten en waren in dezelve geen meester meer. De pastorij te Haaften, waaruit de predikant vertrokken was naar Gameren, werd tot een hospitaal aangelegd. De schepen bleven noch voor de stad. De Engelsche kookten hunne spijs aan den oever. Twee of drie canonneerboten zeilden naar boven. De Engelsche generaal (Abercrumby) der troepen in den Tielre- en Bommelrewaarden werd in de stad verwagt en zijne inkwartiering koste de regering niet weinig moeite. Daar de Fransen in Maas-Waal en op St. Andries zijn, is de passagie naar Nijmegen en Thiel gestremt. Den 11 October. - De canonneerboten zijn tusschen den 10 en 11den naar St. Andries gezeild en tegen den middag kwam hier de tijding, dat St. Andries wederom hernomen was. Omtrent 's Hertogenbosch waren er noch verscheiden gissingen. Met betrekking tot St. Andries vernam men nader, dat het met 24 man Fransen bezet was, dat dezelve driemaal geschoten hebben, waardoor een musketier gekwest is; dat van onze kant, zo van de Rossumsche weerden, de canonneerboten als de Hedelsche batterijen, meer dan 100 maal op de ledige schans geschoten is, terwijl men eindelijk wel verzekerd, dat er niemand meer te vinden was, de schans innam. Den 12 October, Zondag. - 's Morgens wierden er een 20 timmerlieden en veel hout naar St. Andries gezonden om de brug, die men enige dagen te voren had afgebrand, wederom te herstellen. De timmerlieden, die van het fort kwamen, getuigden nimmer zulk ene verwoesting te hebben gezien, als door de Engelsche wierd aangericht; dat niet alleen bij de herneming der schans de huizen veel beschadigd waren, maar dat de goederen der inwoneren, welke door de Fransen niet geroovd of geplunderd waren, die er slegs enige mondbehoevten van genomen hadden, nu door de Engelsche ingepakt en medegevoerd wierden; dat de bedden wierden in stukken gesneden en alles geroovd, hetwelk men voorzeker van geallieerde troupen niet zou verwagten. De tijding kwam van het overgaan van 's Bosch, doch werd niet geloovd. | |
[pagina 464]
| |
Den 13 October. - De Engelsche generaal Abercrumby, aan welken de regering het huis van den procureur van Es in de Gaststraat had aangewezen en behoorlijk gemeubileerd, verkoos niet in hetzelve te blijven, maar vond goed het huis van den heer Gevers in het klooster te verkiezen, hetwelk hij verlangde dat van de nodige meubelen, hout en turv, hooy en haver zou voorzien worden. Ook maakte men zich zonder complimenten meester van de stal van burgemeester Verzijl. Met één woord: de regering zowel als de ingezetenen stonden onder Engelsche heerschappij. Des ochtend kwam Ds. Fredrichs ons berichten, dat er goede tijdingen waren: dat 's Bosch verlaten was door de Fransen; dat men over Hedel Hollandsche cavallery gezien had. Dan enige ogenblikken daarna ontving ik een briev van EwaldGa naar voetnoot1) uit Arnhem, daarin berichtende, dat er een officier uit 's Bosch daar was aangekomen met de tijding, dat 's Bosch bij capitulatie was overgegaan, en scheen te geloven, dat wij die tijding reeds een dag of drie eer zouden gehad hebben. Zodat 's Bosch zeker reeds den 6 of 7 October is overgegaan. Wonderlijk dat men op zulk eene korte distantie omtrent zulk eene gewichtige gebeurtenis zo weinig geinformeerd was. Ewald verzogt mij tegelijk, dat ik het afsterven van den momboir Schrasserd aan zijn zoon den ritmeester zou bekend maken. Die heer was daarover zeer aangedaan. Zonderling liep het ook op de meeste dorpen met de wapening der boeren en landlieden af. Zondag den 12 kwam de erfprins met professor Tollius aan het huis van Ds. van VuyrenGa naar voetnoot2), predikant te Varick, alwaar de regeringen van Varik, Zenewijnen, Ophemert etc. geconvoceerd waren. De professor en Zijn Hoogheid stelde de noodzakelijkheid der wapening voor. De schout van Ophemert antwoordt, dat hij voor zijn eigen persoon daarop zou kunnen antwoorden, maar daar hij gemerkt had, dat het eene vrijwillige wapening wezen zou, dus voor de ingezetenen van zijn dorp niet kan antwoorden; dat het die hooft voor hooft diende gevraagd te worden. De schout van Varick zijn hov bij de prins willende maken, zeide, dat, schoon hij boven de jaren was, dat hij echter de wapenen wilde opvatten. Een arbeider, welke achter den prins stond, dit horende, zeide: ‘Dat meugd | |
[pagina 465]
| |
gij doen, schout, maar ik geev den bruy van de wapening.’ De prins, dat hoorende, zeide, dat de man spreken zou en de redenen opgeven, waarom hij tegen de wapening was. Hij andwoorde, dat, wanneer het er op aankwam, boeren zich beter met een riek of gavel dan met een snaphaan konden verdedigen, ‘en daarbij, je Hoogheid’, zeide hij, ‘zo moeten wij vier dagen in de week aan de batterijen werken, daar wij niets voor ontvangen. Den Engelschen eten onze aardappelen al op; waar zullen wij onze vrouwen en kinderen van onderhouden?’ De prins wilde iets (tusschen)beiden zeggen, maar de arbeider zeide: ‘Hou stil, je Hoogheid, totdat ik uitgesproken heb. Ziedaar’, zei hij, zijn been opligtend, ‘dat is het enige paar schoenen, dat ik hebbe, en ik heb ze op gevaar van mijn leven gisteren uit de handen van die dieven van Engelsche moeten houden, en zou ik dan nog de wapen opnemen?’ De professor repliceerde, dat niet alleen hij, maar alle inwooners en ook de prins en hij, professor, door den oorlog ongelukkig waren. Maar de boer zey: ‘Houw, mijnheer, je bent een rijk man en met en koets met vier peerden hier gekomen en, wanneer het er op aan kwam, zoud gij U biezen pakken en er ons voor laten zitten.’ Al hetwelk van dat gevolg was, dat geen boeren de wapenen wilden aannemen. Ene dergelijke gebeurtenis viel ook te Tuyl voor, daar verscheide schouten geconvoceerd waren. De twee eersten toonden zich aanstonds bereid om met hunne ingezetenen aanstonds de wapenen op te vatten, dan de derde, die gevraagd wierd, zijnde van Everdingen, schout te Deyl, antwoorde: ‘Je Hoogheid, zulk eene wapening kan van ons dorp niet worden gevergd: 1o. moeten de boeren onophoudelijk aan de batterijen werken; 2o. hunne aardappelen etc. zijn noch in den grond; 3o. maar vooral ten derde heb ik gehoord, dat het gene wapening tegen de Fransen, maar tegen de patriotten zijn zou, waartoe ik niet zou kunnen besluiten’. Zijn Hoogheid andwoordde, dat hij daaromtrent kwalijk onderricht was. Dan hij andwoordde: ‘Maar, Zijn Hoogheid, vraag het slegs de twee schouten, die voor mij geandwoord hebben; die hebben het zooeven ten aanhooren van vele getuigen gezegd’. De schouten durvden het niet ontkennen. De overige schouten hielden zich aan het advis van van Everdingen. De ingezetenen van Haaften namen eenparig de wapenen aan, ook die van Hellouw en vele van Waardenburg. Den 14 October. - Wederom vele Bergschotten naar | |
[pagina 466]
| |
Rossum doorgemarscheerd. Men hoorde 's morgens en 's avonds zwaar geschut van St. Andries, ook, gelijk zommigen meenden, te Breda. Ook kwamen er geruchten, dat Grave zou zijn overgegaan. Den 15 October. - Aaltje Van de Vaart bij ons geweest en ons veel van St. Andries verhaald. Het heen en weder trekken van en naar de Maas gaat noch dagelijks voort. Zo ook het werken aan de batterijen. Ook wilden de Engelschen de twee middelste bogen van de Bosch- en Oenzelsche poort hebbe weggebroken, maar het werd door de regering noch tegengehouden. Den 16 October. - 's Morgens kwam er een gerugt, dat er te Heerewaarde een regiment Engelsche zou zijn gevangen genomen, dan bij nader onderzoek bleek, dat twee piketten der Engelschen elkander voor vijanden hadden aangezien en op elkander gevuurd, waardoor er eenigen waren gekwest geworden. Den 17 October. - Na den middag met collega naar Tuyl geweest bij Ds. Herbst, daar wij alles vol en bezet met Engelschen vonden. Wij bezigtigden daar de batterijen zo op de weerd als even boven de schout en voeren met een zeer volle pont weder naar de stad. Het stelen der Engelschen in de winkels in de stad, en het roven van vee etc. buiten bleev noch gedurig zijn gang gaan. Den 18 October. - Gisteren was het artikel van het afbreken der bruggen wederom levendig geworden. De regering had het zo lang mogelijk tegengehouden, maar nu kwam er een officier op het stadhuis, welke zonder complimenten zeide, dat het nu lang genoeg was; dat, indien nu de bogen niet wierden afgebroken, dat men dan dezelven aanstonds zou laten springen. Waarop de regering genoodzaakt was orde te geven, dat zij zouden worden afgebroken, waarmede men deze dag begonnen is. Den 19 October. - Den gehele dag wierd er aan de batterij gewerkt en zo ook aan de bogen der poorten, welke moesten worden afgebroken, terwijl men wilde, dat de puyn, die van de bogen der bruggen komen zou, in de poort moest gebracht en (daar)door dezelve gestopt worden. Den 20 October. - Men ging noch al met het werk voort. Die gierbruggen waren in gereedheid. Noch dagelijks kwamen er allerlij klagten en van alle kanten over de Engelschen in, die het platte land ellendig beroovden. | |
[pagina 467]
| |
De catechizatien waargenomen. 's Middags kwam er tijding, dat er houwitzers in Tiel geworpen waren. Voorts geen nieuws. Den 21 October. - Het gerugt van Thiel wierd noch nader bevestigd. Ook kwam er tijding, dat er een regiment Engelschen tusschen Maas en Waal zou gevangen genomen zijn. Ook wierd deze dag de kleine kerk tot een hospitaal in gereedheid gebracht. Den 22 October. - Men vernam nu nader, dat er een gevegt tusschen de Fransen en Engelschen tusschen Maas en Waal bij Druten was voorgevallen, waarbij de Engelschen vierhonderd man zouden verloren hebben. Deze dag kwam er orde, dat alle de hooymijten rondom de stad staande noch dien dag moesten ingehaald worden, want dat zij anders zouden worden in brand geschoten. De aanleiding tot deze orde was, dat burgemeester Vermeulen, wandelende met den Engelschen major Zontag, de hooymijten ziende zeide, dat de Fransen niets anders nodig hadden om de openingen in de bruggen te stoppen. Deze dag trokken er na den middag 450 boeren en burgers uit Culenborg en den omtrek door met 50 pioniers, allen van schoppen, spaden en houwelen voorzien en van enige ruiters geëscorteerd. Deze menschen hadden zich uit zugt voor het vaderland gewillig geëngageerd om te Tuyl en Bommel aan 's lands fortificatien te werken, dan die blijmoedige ijver verflauwde weldra, zodra die lieden vernamen, dat zij verder na de Maaskant getransporteerd wierden en tusschenbeide door de Engelschen geslagen wierden. Er wierden ook twee ingezetenen van Heerewaarden door de Bergschotten gevanglijk binnengebracht en in de wagt gezet, zo men zeide, omdat zij ten voordele der Fransen en nadele der Engelschen gesproken hadden. Bij deze gelegenheid is het niet ondienstig zeker geval aan te tekenen, hetwelk burgemeester de Roock ons voor enige dagen verhaalde, dat namelijk schepen Van de Zand van Herewaarden, bij hem zijnde, hem berichte, hoe hij, Van de Zand, met den schoolmeester en van Rekum, zo door de onzen fort Andries verlaten en den Herewaard ten prooye der vijanden gelaten haddenGa naar voetnoot1), zich over de Maas naar de Fransen begeven had en door hen vriendelijk was ontvangen en dat dit gedrag | |
[pagina 468]
| |
van hun aanleiding zou gegeven hebben dat de Fransen als broeders onder hen verkeerd hadden. De burgemeester de Roock antwoorde, dat hij, Van der Zand cum suis, dan als schurken gehandeld hadden en van een slegte reis zouden komen, zodra de zaak rugbaar wierd. Het ging ook met de betalingen van voerlieden, schippers, timmerlieden en metzelaars zeer slegt, wordende die menschen van den een na den anderen gewezen. De metzelaar Van der Kaay vervoegde zich op het stadhuis en zeide, indien hij geen betaling kreeg, dat hij dan niet in staat was zijn knegs te betalen, wijl hij zijn geld en goederen naar Holland had verzonden. Burgemeester Vermeulen antwoorde, dat hij daar zeer kwalijk aan gedaan had, dat hij zijn geld en goed had behoren hier te houden etc. Dan er wierd geantwoord, dat zulk een taal allerminst paste in den mond van een regent. welke zelvs alle zijne goederen verzond en daarmede noch dagelijks bezig was. Ontrent de hospitalen is in het vorige noch vergeten aan te tekenen, dat het huis van den oude jood Levi in de Kerkstraat eerst tot een hospitaal was aangelegd, dan dat het binnen weinig dagen zo vol zieken was, dat men genoodzaakt wierd de kleine kerk daartoe te geven. Eerst wierden de doden op het kerkhov begraven, dan naderhand door de regering orde gegeven, dat zij zouden begraven worden buiten de Oenzelsche poort aan den voet der staddijk, alwaar grote vierkante kuilen worden gemaakt, wijl er dagelijks vele sterven. Het gedrag der Engelschen omtrent hunne zieken en doden was zonderling. Zieken, die noch even gaan konden, wierden te voet uit de schepen getransporteerd en zoms mishandeld, omdat zij niet schielijk genoeg voortgingen. De doodbaar wierd voor levendige en doden gebruikt. Wij zagen zieken op diezelve baar dragen, waarop zij naderhand dood naar het grav gedragen wierden. Zij namen ook de kisten zonder baar meestal op de schouders en wierden zo weggedragen. October 23, 24. - Dezer dagen werd de doorgraving in den havendijk wederom gedempt en daartegen het havengat uitgediept. Ook wierden er borstweringen aangelegd op de wal van de Gamersche poort tot den mole. Ook werden er twaalvponders gebracht, een op de batterije voor de doorgraving op de Weerd, en een op de batterij op het Oranjebolwerk, alwaar ook negen bomen wierden omgehouwen. | |
[pagina 469]
| |
Ook kreeg men bericht dat de Culenborgsche boeren en pioniers, die hier zijn doorgemarcheerd, gebruikt wierden op St. Andries aan de zijde naar Rossum en aan de Waalkant te....... Wegens het lage water gingen de schepen van voor de stad aan de weerd liggen om bij een retrait niet aan den grond te geraken. De kapstenders waren zelvs in gereedheid om het canon spoedig te kunnen inladen. Er kwam tijding, dat de Franschen Nijmegen zouden genaderd zijn, dat zij beneden het Pandersche canaal over de Waal zouden getrokken zijn en dus een gedeelte van de Overbetuwe bezet hebben; ook dat zij in Huissen zouden gekomen zijn. Dan dit alles vereist nadere confirmatie. Daar de Engelschen de bezettingen op St. Andries en verder aan de Maaskand als voorposten beschouwen, zo is hier dagelijks een gins en weder trekken door de stad van Engelsche troupen. Den 25 October. - Zaturdag niets van belang voorgevallen. 's Avonds kwamen de Culenborgsche boeren en pioniers van de schans terug en begaven zich noch dien zelven avond naar hunne woningen. Men hoorde na den middag zwaar schieten naar den kant van Maas en Waal of de Grave. Den 26 October, Zondag. - Ons Engelsch guarnizoen kreeg orde om des anderen daags uit te trekken naar den kant van Nijmegen. De Engelschen waren 's avonds en 's nags bezig met pakken, hetwelk niet zonder rumoer toeging, en hier en daar rusie. De heer Palier kreeg en briev uit 's Bosch, dat het daar alles best was en dat hij maar schielijk moest overkomen. Waarop die heer 's anderen daags resolveerde te vertrekken. Ook zijn de twee inwoonders van Heerewaarde op voorspraak van den heer van Ermel wederom ontslagen. Den 27 October. - Ten zeven uure trok ons Engelsch guarnisoen uit, daartegen kwamen hier vele Hollandsche troepen binnen. Ook marcheerden de Hollandsche gardes en een battaljon van Douglas naar de Maas. De Engelsche zieken, die konden vervoerd worden, wierden in de schepen gebracht. Men hoorde wederom sterk canonneren. Ook wierden er verscheide gekweste, zo Engelsche als Heszen, binnengebracht. Naderhand hoorde men, dat de Fransen de Engelschen en | |
[pagina 470]
| |
Heszen te Herewaarde hadden verrast en naar St. Andries teruggedreven, bij welke gelegenheid er van de Fransen velen en van de onzen 100 zouden gesneuveld zijn en vele gekwest. Ook hoorde men canonneren te Hedel of Bokhoven, waarvan men noch geen bericht bekomen heeft. Bij het gevegt is de generaal Abercrumby gekwest. Den 28 October. - Er trokken zeer veel Hessische en Bergschotten, van de Maaskant komende, door, waartegen wederom vele Hollandsche troepen, huzaren en Switzers, met klinkend spel doortrokken om de Heszische en Engelsche te vervangen. De grote gierbrug zowel als de kleinere, die aan een reep worden overgetrokken, wierden nu met goed succes gebruikt. 's Avonds hoorde men wederom canoneren te St. Andries. Hoezeer vele menschen verblijd waren, dat wij de Engelschen zo uit de stad als uit onzen weerd zo stil en gemakkelijk waren kwijtgeraakt, daar zovele zich over zo ene retraite zo verbaast als bekommerd hadden, zo waren alle neringdoende menschen bedroevd, welke met veel voordeel veel aan de Engelschen verkogten. Onder andere moet de monopolist Werkhoven onbedenkelijk veel gewonnen hebben, daar men narekende, dat hij sweekelijks 14000 kannen jenever, behalven de brandewijn en andere liqueren, afleverde. Het drinken, ja het zuipen was onder de Engelschen zeer gemeen en men zag er meermalen, die zo smoordronken waren, dat zij zich niet konden verroeren. De meeste waren ook zeer vuyl en morzig, zodat de vertrekken, daar zij gelogeerd hadden, bij hun vertrek na varkenskotten geleken. Evenwel waren er vele eerlijke en brave menschen onder, die ten minste de kwade indrukken, welke men van de Engelsche natie ontvangen zou, enigzins verzagte en verbeterde. Den 30 October. - Er trokken ontrent 1000 Bergschotten uit, waarvan er 700 hier enige dagen geweest waren, terwijl de anderen hier van buiten waren ingekomen. Een Bergschot schoot zijn geweer in het huis van den kuiper van Erp uit baldadigheid af, zodat de kogel door de ramen en door de ramen van juffrouw Mesteker vloog zonder schade. Den 31 October. - De erfprins ten halv twaalv hierdoor gepasseerd naar Rossum en ten halv drie teruggekomen en vertrokken naar Gorinchem. Den 2 November, Zondag. - Er kwam tijding dat er 10000 Oostenrijkers te Elst waren aangekomen. De schans St. Andries, | |
[pagina 471]
| |
daar men dagelijks schieten hoorde, wierd deze dag zeer sterk beschoten, sodat men zeide, dat ten 3 uure de kerk in den brand geraakte en de toorn instorte. 's Avonds kwamen er noch 300 man in om 's Maandags na Rossum te vertrekken. Den 3 November. - 's Morgens om negen uure trokken de troupen, die gister waren ingekomen, naar Hurwene en Rossum uit. Het schieten van en op St. Andries ging niet voort. 's Avonds wierd er een Zwitser, jager van Lowenstein, binnengebracht, die beide de benen waren afgeschoten. Ook vernam men nu nader van Arnhem, dat in plaatz van 10000, 6000 man Oostenrijkers te Elst waren aangekomen. Volgens een briev van Nijmegen was het daar verbazend vol; alle de kerken bezet, zodat er in het geheel geen godsdienst kan gehouden worden. Den 4 November. - Deze ochtend kwam de vice-admiraal van Kingsbergen met een jagt voor de stad, zodat wij hier toen twee voorname zeehelden voor de stad hadden: Kingsbergen en Melvil. Het schieten op de schans St. Andries ging noch geduurig voort. 's Middags met collega wandelende zagen wij een kar aan de Waterpoort, waarop een boer op stroo lag met een deken toegedekt, welke bezig zijnde met het maken van batterijen in het been gewond was door een houwitzer, gelijk er ook dezer dagen een man van Wadenoyen op de batterij was doodgeschoten, welke een vrouw met verscheide kinderen naliet. Ongelukkige menschen, die met geweld tot zulk een gevaarlijk werk wierde geprest en zelvs daarvoor geene daggelden of beloning ontvingen! Het was ook van die uitwerking, dat er verscheide dorpen waren, die er zich met geweld tegen wilde verzetten. Er wierden ook dagelijks verscheide officieren en soldaten gekwest. Den 5 November. - De ingenieur Snoeck verhaalde mij, dat, daar de schans St. Andries geduurig beschoten wierd en het noodzakelijk was, dat de wallen aan de Rossumsche en Waalkant geslegt wierden, en men geen boeren krijgen kon, dat er geresolveerd was dat gezegde gedeelte te doen springen, waartoe reeds een corps mineurs waren aangekomen. | |
[pagina 472]
| |
Den 6 November. - Het guarnisoen van Venlo is hier gedeelte in den Bommelrewaard gekomen. Ook, so men zeide, Engelsche te Tuyl etc. Na de kerktijd bij den heer Bosch. Daar vernamen wij, dat burgemeester de Ruuck van Arnhem had geschreven, dat de tijding van de aankomst van Oostenrijksche troepen te Elst geheel en al onwaar was. Ook werd er verhaald, dat de Engelschen gepasseerde Zondag Nijmegen hadden willen ontruimen, dat zij reeds veel meel en wapenen in de Waal geworpen hadden en dat er reeds werkelijk eenige regimenten waren uitgemarcheerd, maar dat er contraorde gekomen was. Men vernam ook, dat het tusschen den prins van Hessen-Darmstad, die nu hier in de stad en weerd commandeerde en die in het huis van van Es in het klooster zijn intrek had genomen, en tusschen de regering niet vriendelijk toeging en dat de regering zeer vele vernederingen moest ondergaan. Onder den godsdienst hoorde men zeer zwaar schieten. Den 7 November. - Er kwam een schip van Rotterdam, waarin door zeker societeit gezonden wierd eenige ankers jenever, enige ankers rum, een kisje citroenen, suiker, thoe, toubak, koffie, boodsmanharing en meer andere dingen tot ene verkwikking voor de troepen te St. Andries en aan de Maas. Ook kwamen er twee stukken jenever voor de marketenter, welken, omdat ze niet waren aangegeven, door den monopolist wierden aangehouden en de marketenter in de boete geslagen. Er werd bij de schans te Hedikhuizen sterk geschoten. Den 8 November. - Het bataljon Oranje-Vriesland marcheerde hier door naar de Maas. Er kwam een gerucht in de stad, dat Maastricht gepasseerde Dingsdag aan de Fransen zou overgegaan zijn. De tijding van het overgaan van Maastricht wierdt 's avonds bevestigd. Daarbij kwam noch de tijding dat Nijmegen ook aan de Fransen zou zijn overgegaan. Den 9 November, Zondag. - Het gerucht dat Nijmegen verlaten was, wierd mij nader en volkomen bevestigd en wel met die bijzonderheid, dat de Engelschen eerst de schipbrug waren overgegaan; dat zij toen, zonder al de Hollandsche troepen over te laten, aanstonds begonnen de schipbrug in brand te schieten, zodat er 3 regimenten van ons gevangen raakte | |
[pagina 473]
| |
en het regiment van Benting zelvs door het Engelsche vuur zeer veel geleden heeft. Deze dag wierd ook de veerknecht te St. Andries in de pont, terwijl net bezig was over te varen, het hooft afgeschoten. Den 10 November. - Sterk horen schieten. Met den heer Geukama eene kleine wandeling gedaan, welke mij berichte een briev van zijne kinderen te hebben ontvangen, dat er aan huis, tuin, goed of personen geen nadeel geschiet was. Den 11 November. - Niets van belang voorgevallen. Alleen berichte men, dat er te Middelburg gereedheid gemaakt wierd om het Stadhoudelijk hov te ontvangen. Den 12 November. - De twaalvponders, die van Orange en en batterij op de Weerd waren naar Roszum gebracht, wierden nu door drieponders vervangen. Ook begon men in de halve maan voor de Oenzelsche poort een batterij te maken. De jonge bomen voor dezelve wierden drie voeten boven den grond, op enige weinige na, omgehakt en tot een beschot gemaakt, en men zeide, dat er nog al meer batterijen moesten aangelegd worden. Er kwamen enige officieren in de stad, die te Nijmegen krijgsgevangen waren gemaakt en die voor drie maanden van de Fransen verlov gekregen hadden om na hunne famillien te gaan, die zeer over de Fransen roemden. Ook kwamen de muzikanten van het regiment Bentinck bij den organist Buys, welke verhaalden, dat de Fransen hen hadden laten gaan en dat de colonel van het regiment Bentinck, de baron van Coeverden, hen speciaal had gelast om overal, waar zij kwamen, uit zijn naam te verhalen, dat zij zich niet genoeg over de Fransen, derzelver goede orde en edelmoedigheid hadden te verwonderen, maar dat er tegelijk geen voorbeeld was van de slegtheid der Engelschen. Men vernam ook deze dag, dat de Geldersche landdag naar de Staten van Holland hadden geschreven, dat de landdag wegens de criticqheid der provincie gaarne te Delft zou vergaderen en dat, zo er binnen agt dagen geen andwoord kwam, dat de landdag het dan daarvoor zou houden, dat hun verzoek was geaccordeerd. Elk verwonderde zich over dergelijke stappen. Den 13 November. - Er kwam ook een briev uit 's Bosch, waarin men niet genoeg kon roemen over de behandeling der Fransen. Alle welke tijdingen ons meer en meer geruststelden. Er wierden vele bomketels met derzelver stoelen en bomben, | |
[pagina 474]
| |
houwitzer etc., die met een schip uit de Hollandsche magazijnen gekomen waren, naar Roszum en Hedel vervoerd. Men begon ook een batterije aan te leggen op het eerste bastion van de Oenzelsche poort gerekend. Den 16 November, Zondag. - Na den middag moest collega naar Driel en rapporteerde 's avonds, dat de weg zeer slegt was; dat er geen Fransman aan de overzijde der Maas te zien was; dat er noch al veel volk in de kerk was en dat er veele kardoezen en kogels in de kerk lagen, daar een schildwacht bij stond, die onder het preken ten drie uure door een ander schildwacht wierd afgelost. Den 17 November. - De erfprins hierdoor gepasseerd naar Rossum, in zijn retour bij den prins van Heszen - Darmstad in het huis van van Es gegeten en weder naar Gorinchem vertrokken. Den 18 November. - Bij collega gegeten. Enige zieken, welker getal begonden te vermenigvuldigen, zo aan koortsen als een soort van loop, bezogt. Een briev van Middelburg ontvangen, waarin niets gemeld wierd van het hier verspreide gerucht, alsof er te Middelburg enige gereedheid zou gemaakt worden om het hov te ontvangen. Dat gerucht behoord dus zekerlijk tot die menigvuldige leugens, die dezer dagen wierden uitgestrooit. Den 20 November. - Van der Horst verhaalde ons deze week, dat er nu weinig meer van de schans overig was; dat de huizen wierden afgebroken en de balken tot pallissaden gebruikt; dat men deuren, vensters, planken, meubelen verbrande en loot en ijzer verkogt; dat er te Rossum al in enige weken niet was gepreekt; dat de soldaten alles bijna in de kerk hadden verbrand en nu bezig waren aan de preekstoel. Den 21 November. - De schilder Tusschenbroek, die verzogt had mij uit te schilderen, is daarmede begonnen. Den 23 November, Zondag. - 's Middags met de kaptein Camphuis naar Aalst geweest om de beurt te vervullen. Toen wij aan de coupure kwamen in de Meydijk, stond er juist en 12 ponder in het gat, met 10 peerden bespannen. Wij konden met de chais niet voorbij. Ondertusschen, daar nu het een en dan het ander brak, resolveerden wij om verder te voet te gaan en de chais te laten volgen. Bij de Vleugeldijk vonden wij een zware batterij van drie stukken even achter de huisjes, welke diende om de Meydijk en coupure te bestrijken. | |
[pagina 475]
| |
Te Aalst was alles stil. Enige emigranten van Damas en enige van de BonsGa naar voetnoot1) tot een sluiswagt was het enige volk. Er was veel volk in de kerk en wij retourneerden in den donker zonder verder enige ontmoeting te hebben als enige boerenwagens, die met Friesche ruiters beladen waren. Den 27 November. - Tussenbroek begonnen Zijke uit te schilderen. Ook kwam er tijding van Heerewaarde van Ds. van Manen, dat de Fransen het daar zeer wel maakten; dat zij alles contant betaalden; dat de dominee twee officieren had; dat eens andere tijden (?) tweemaal des Zondags gepreekt wierd en dat er een wagt in en bij de kerk was en dat er zelvs vele Fransen in de kerk kwamen. Noch kwam er tijding, dat onze ruiterij vertrekken moest naar Heusden of Meeuwen. Den 28 November. - 's Morgens is onze cavallery onder commando van den major van Ermel, 20 man en 8 officieren, uitgetrokken. Enige van de officieren wierden niet betreurd, wijl zij zich niet hadden bemind gemaakt. Onder anderen was het noch korte dagen te voren gebeurd, dat men den heer Geukema, die niet beleevd genoeg of in het geheel niet groete, den hoed afnam. Dese officieren waren Schratzer, Hogeveen en Pellerijn. Slegte bravoure voorwaar! Twee jonge gewapende officieren enen ouden ongewapenden man brutaal te beledigen! Schratzer, Pellerijn en de Mey zijn met het detachement vertrokken, de andere officiers zijn naar het depo gegaan. Er zijn enige dragonders van Byland binnengekomen. Den 30 November. - 's Middags onder de kerktijd kwamen er Hollandsche en Zwitzersche guarde in, welke voor een nagt ingequartierd wierden in het huis van den jood in de Kerkstraat. Den 1 December. - 's Morgens trokken de troepen wederom uit naar Rossum. Den 4 December. - Er kwamen deze week vele vluchtelingen terug. Mevrouw Vermeulen van het Kerkhov met de kinderen, vrouw Warreman (van den Dodder), Mulkhuizen en vrouw, mevrouw Trumpy, vrouw Van de Vaarte etc. Den 11 December, Donderdag. - Wierd 's morgens om vijv | |
[pagina 476]
| |
uure wakker door het allerzwaarst canonneren, zo het scheen langs de gehele Maaskand. - Ten agt uure duurt het noch. Er komen vele vluchtelingen in de stad. Het verschrikkelijk schieten veroorzaakt zeer veel consternatie in de stad, zodat er maar weinig menschen in de kerk waren. Men hoorde noch dien avond, dat er van St. Andries tot Wel toe een aanval scheen gedaan te worden; sommigen meenden om over te komen, anderen dagten, dat de Fransen slegs voorhadden de ligging, zwaarte en werking onzer batterijen te leren kennen. Allerlij leugens wierden er verbreid van zwaar verlies der Fransen, van het gevangen nemen van 16 Fransen, van het in den grond schieten van schuiten. Naderhand bleek dit alles onwaar te wezen. De waarheid is, dat van onze zijde gesneuveld zijn een collonel der jagers, een luitenant Van der Meulen, onder de canonniers een cadet en vijv of zes gemene en ontrent zoveel gekwesten. Het getal der Franse doden en gekweste kan niemand bepalen. Te Hedel waren alle inwoners uit het dorp gevlucht na de LugtGa naar voetnoot1), Kerkwijk en Delwijnen. 's Avonds was alles wederom in rust zowel als de volgende nacht. Den 12 December. - 's Middags wierd het lijk van den gesneuvelden luitenant op een boerenwagen met vier paarden hier binnengebracht en in de kerk stil bijgezet. Den 13 December. - Niets van belang voorgevallen. Zo schreev ik tegen den avond, dan wist niet, dat ik noch dien zelven dag een zeer droevige tijding zou vernemen. 's Avonds bij collega zijnde, kwam er een briev van juffrouw Rosier van Woerden met de tijding dat onze lieve vader een zwaar toeval had gekregen. Die zelve juffrouw had ook een briev aan moeder geschreven, waarin het zeer onverwagt overlijden van onzen lieven vader wierd bekend gemaakt. Eerst was ik noch voornemens om na Woerden te gaan, dan om de omstandigheden heb ik daarvan afgezien. Den 14 December. - Zondag collega voor mij gepreekt. Zeer vele visites van condoleantie gehad. Den 17 December. - Bidstond te Brakel gehad, terwijl ik het collega niet vergen wilde om ook die beurt voor mij waar te nemen. | |
[pagina 477]
| |
Even aan deze zijde van de koornmolen te Zuilichem vonden wij ene wonderbare versterking van vele afgehouwen knootwilligen, welke in een groev over den dijk waren geplaatst, zodat er nauwelijks een rijtuig paszeren kon. Den 21 December, Zondag. - 's Morgens hier gepreekt. Na den middag te Poederoyen. Toen wij 's avonds wederom naar de stad reden, kwamen ons te Zuilichem verscheide emigranten tegen van de corps van Rohan en Damas. Nader bij de stad komende zagen wij van verre na de kant van Kerkwijk vuur, hetwelk wij voor een sein aanzagen, dan naderhand hoorden wij, dat het Kostershoev was, hetwelke door onze troepen, die daar gelegen hadden, was in den brand gestoken. Toen wij de stad inreden, zagen wij noch niets, dan nauwelijks kwamen wij dieper in, of wij zagen een verbazend getal legerwagens, karren, boerewagens en troepen, en men berichte ons, dat de Maas, uit vrees van ingesloten te worden, bijna geheel verlaten was. Het overvaren duurde den geheelen nacht en volgende dagen, hetwelk wegens het ijs in de rivier zeer gevaarlijk was. Allerlei geruchten hoorde men van vrede, van stilstand van wapenen, van winterkwartieren; verstandige zagen, dat het retireren was. Te Poederoyen was orde gekomen om een gedeelte van de Maas, die toen reeds op verscheide plaatzen was gaan zitten, open te hakken, gelijk ook het veldijs. De boeren verwonderden zich over zo een bevel, daar het dorp nauwelijks 30 man kon leveren en er tot dat werk enige honderden verijst wierden. Bij mijn thuyskomst was de gehele stad in confusie en men verwagte gedurig de Fransen. Den 22 December. - De nacht was vrij gerust. Den 23 December. - Evenals de vorige dag. Den 24 December. - De geruchten van vrede of ten minste stilstand van wapenen vermeerderden hoe langs hoe meer. Den 26 December. - Over het geheel is er weinig volk op de Kersdagen in de kerk geweest. Bij het uitgaan der kerk kwam er wederom een regiment van Orange-Drenthe van over de Waal om naar de Maaskant te marcheeren. De Waal was nu ook gaan zitten en dat regiment kwam er over marcheren. Burgemeester Van der Steen was daags te voren vertrokken en had zich met een schietschouw laten overbrengen. Den 27 December. - Deze dag was zeer merkwaardig. | |
[pagina 478]
| |
Vermoeid door preken, was ik wat langer blijven liggen. Ik hoorde van verre schieten, evenwel zonder enige nagedagte, dan nauwelijks was ik opgestaan, of wij hoorden weldra, dat de Fransen de Maes waren overgekomen. Ik klede mij zo schielijk mogelijk en ging hier en daar eens vernemen, en nauwelijks was het halv tien, of wij hoorden het musquetvuur aan drie poorten. Alle onze troepen namen de vlucht. De Fransen hakten de poorten open of kwamen over de binnegragt door de huizen in de stad. Door onze straat zagen wij de Hollanders retireren en de Fransen al schietende volgen. Vele wierden gevangen, ook noch doodgeschoten, een vóór het huis van Werkhoven en een in de Stijgerstraat. Zeer veel bagagie der troepen wierd genomen. Onder al de confusie wierd er aan onze deur gebeld. Wij durvden niet nalaten open te doen en het was een Fransman. Hij verzogt eerst drinken en daarna nam hij mijn beurs en horologie weg en ging heen. Wij besloten toen niet meer open te doen. Op de meeste huizen wierd sterk geklopt en geslagen en er geschiede vele ongeregeldheden. Toen het na den middag wat begon te bedaren, liep ik eens uit en had schielijk een conversatie met onze nieuwe vrienden, die ik zoveel mogelijk terecht holp en zeer vriendelijk vond. Bij moeder en tante was geen schade. Men vreesde voor de nacht. Wij bleven op, maar alles liep vrij rustig af. De Fransen trokken noch dien zelven dag over de Waal en namen de batterijen te Tuyl, Haaften en Waardenburg weg. Het is te verwonderen, dat dit alles geschiede, zo men verzekerde, met een aantal van 1200 man. Den 28 December, Zondag. - Om zes uur wierd er alarm geblazen en in een ogenblik waren alle de Fransen in de wapenen. Wij hoorden na de kant van Tuyl en Waardenburg zwaar canonneren en kort daarna begon het musquetvuur. Wij hoorden naderhand, dat de Hollandsche, Hessische en Engelsche troepen zich te Nederijnen hadden herzameld en op de Fransen waren aangevallen. De Fransen behielden dien dag het terrein. De omstandigheden gedoogden niet, dat er die dag gepreekt wierd. Alles begon nu in de stad tot rust te komen en er kwamen gedurig noch nieuwe troepen, zo in de stad als op de dorpen. Alle de ledige huizen wierden volgelegd. Wij bleven noch van inquartiering bevrijd. Den 29 December. - De nacht was gerust. Wij sliepen | |
[pagina 479]
| |
allen wel. Het aankomen van troepen, canon en amunitie ging gestadig voort. Men begon nu als voren vrij en gerust over straat te gaan. St. Andries wierd ingenomen. Den 30 December. - Deze dag was een der gevaarlijkste, die wij noch beleevd hadden. Den nacht hadden wij tamelijk gerust doorgebracht, alleen wierd om vier uure de trom geroerd en het volk kwam in de wapenen; ook wierd er bij ons aangescheld. Ik stond op en vroeg, wie er was. Het was een Fransman om na de sauvegarde te vragen, dan er was er geen; alleen hadden wij het op onze deur geschreven, hetwelk ons in de eerste dagen veel beveiligd had. Ik antwoorde daarom, dat de sauvegarde niet thuis was, en de man vertrok. Om ses uure begonnen wij het canon te horen en ook het musquetvuur: niemand wist er de rede van, dan weldra vernam men dat de Hollanders, Engelsche en Heszen zich verzameld hadden en op de Franse voorposten te Waardenburg en Tuyl, uit 400 man bestaande, waren aangevallen. Deze weken over de Waal naar de stad terug. Toen begon men van alle kanten van de overzijde de Fransen, die buiten de Waterpoort langs de Waal geposteerd waren en uit 1200 man bestonden, te beschieten en selvs in de stad kogels en houwitzers te werpen. Overal heerschte verbazende onsteltenis: velen begaven zich in hunne kelders. Wij bleven met onze kinderen en meid en een en ander van onze buuren in de achterkamer, soms op de plaatz, soms op de straat. Menigte van carteschkogels vlogen over ons huis en konden wij horen fluiten. Een ging er door de pannen op onze zolder, verscheide vielen er in onze tuyn. Vele houwitzers gingen ook over ons huis. Eens stonden wij met onze buuren op de straat en een houwitzer sprong boven ons in de lucht, waarvan een stuk bij ons neerviel, dat wij bewaarden. Bij mevrouw Verploeg vloog er een door het dak en sprong in de tuyn, waardoor enige glazen gebroken wierden. Een ander vloog door het dak van een huis in de Kerkstraat en sprong mede in dezelve tuyn. Bij mevrouw Hardy sprong er een in de tuyn en vermorzelde zeer veel glazen. Mijje Beekman wierd daarbij zonderling bewaard. Bij den heer Ganderheide sprong er een, waardoor de heer Virieu swaar gekwest wierd aan den arm. Bij den procureur van Es en mevrouw Elias vlogen er door den zolder, maar gelukkig niet geslagen, en noch vele andere, die òf op de straten òf in de tuinen vielen. | |
[pagina 480]
| |
Nergens viel het ongelukkiger uit dan bij den molenaar Kock, daar het geheele achterhuis door een houwitzer verbrande. Voor het overige toonde het lievderijk Opperwezen, dat Hij te midden der gevaren bewaren en redden kan. Onder het schieten kwam er orde tobben en emmers met water op de zolders te zetten, hetwelke Zijke en ik zelvs ten uitvoer brachten. Om één uure hield het schieten op. Indien de Engelschen moeds genoeg gehad hadden, zij hadden door hun groot getal het klein getal Fransen gemakkelijk kunnen verjagen, maar tot ons groot geluk bleven zij aan de overzijde, daar wij anders de prooy van moord en plundering zouden geworden zijn. Onder het schieten kwamen verscheide Fransen bij ons, die wij met jenever en brood en vleesch verkwikten. Het overige van den dag was vrij rustig; alleen bekommerden ons de geruchten, alsof het gevegt tegen den avond of nacht zou hervat worden. Wij durvden dus niet ons naar bed begeven, maar waakten den gehelen nacht. Den 31 December. - De Fransen maakten een batterij van twee 12-ponders op de Molenwal. De Engelsche bleven noch al aan de overzijde en er was dus geduurige ongerustheid. De gekwesten van den vorigen dag wierden in het huis van den kastelijn de Rook gelegd. Om elf uure kregen wij voor het eerst een biljet van twee man, zijnde sergeanten van 't corps Bataven, de Roy en van Tholen, welke ons geschikt voorkwamen en die wij in de keuken lieten medeëeten. In het vorige is vergeten te melden, dat de generaal Daendels de stad had ingenomen en zijn intrek bij den burgemeester de Roock genomen, daar vervolgens de generaals logeerden. | |
1795.Donderdag den 1 Januarij. - Nimmer hadden wij noch zulk een nieuwejaar beleevd. Het was de beurt van collega om te preken. Wij vervoegden ons bij den commandant om schiltwachten in de kerk te mogen hebben, hetwelk aanstonds werd toegestaan. Ook was er besloten slegs eene ordinaire preek te doen zonder de gewone zegenwenschen en met het Onze Vader te sluiten. Er was noch al tamelijk volk. | |
[pagina 481]
| |
De gewone visites bleven achterwege. De Engelsche bleven noch al aan de overzijde. Men hoorde gedurig van alle zijde schieten en de bekommering voor een herhaald bombardement bleev noch al voortduuren. Den 2den Januarij. - Kwam de vrouw (van) onze sergeant de Roy. Den 3 Januarij. - Kreeg de brigade van Daandels orde om naar Heusden te marcheren. Wij raakten dus onze sergeanten kwijt, maar de vrouw bleev bij ons. Den 4den Januarij, Zondag, was wederom zeer confuis. Er kwamen van alle kanten troepen. Ik moest 's morgens preken en begav mij na de kerk. Dan er waren slegs 10 à 20 menschen. Ik deed dus slegs een kort gebed en er wierd niet gecollecteerd. 's Middags waren er noch minder menschen en collega deed evenals ik gedaan hadde. Toen ik 's morgens uit de kerk kwam, was er vrij veel beweging. Om halv twaalv kwamen er verscheide battaljons van de kant van de Grave. In de straten daar de troepen halte hielden, gelijk onder anderen in onze straat, werd op de huizen geschreven: zo en zo veel man. Wij kregen bij die gelegenheid den kaptein Thery van het regiment Flandre met zijn luitenant, knegt en volontaires, tot 7 à 8 toe, die bij ons aten. De kaptein was een zeer hubs man, die ons naderhand noch meer dan eens een visite gav. Wij dachten dien captein bij ons te houden, maar na den eten moest het battaljon weg. Om één uure hoorde men verscheide canon- en snaphaanschoten, en weldra vernam men, dat de Fransen de Waal waren overgetrokken en de Engelschen verjaagd hadden, tot grote blijdschap der gehele stad. De Fransen maakten enige Engelsche krijgsgevangenen, die hier binnen en verder na den Bosch gebracht wierden. Nu vernam men, hoe godloos de Engelschen en Heszen het te Tuyl, Waardenburg en alle de overige dorpen gemaakt haddenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 482]
| |
De huizen der Waarmannen, den Drijver, het veerhuis, het huis van den heer van Zuilichem en noch vele anderen waren geheel geplunderd en doorschoten, en de menschen spraken niet dan met verfoeiing van de Engelschen. Vele troepen trokken over de Waal: Tuyl, Waardenburg, Haaften, Meteren wierden bezet. Van den tweden Januarij is vergeten te melden, dat de volksrepresentant aangekomen is en zijn intrek genomen heeft in het huis van Tierens op de markt. Die heer vorderde van den magistraat een lijst van personen, alle ware patriotten, om de municipaliteit uit te maken, hetwelk geschiede. Dergelijke lijsten wierden ook noch van andere gevorderd, uit welke lijsten 16 personen door den representant gekozen wierden, als: Geukama, Schul, Tierens, Van der Feltz, Juta, de Virieu, Koster, van Tricht, de jonge procureur van Es, de jonge chirurgijn Prillevitz, Blomhert, Stoffenberg, de Kanter, Ganderheiden, Vyvyan, Kluitmans, zijnde van den roomschen godsdienst, de jonge wijnkoper Verweyde, wordende de gehele oude regering bedankt. Ook werd de kleine kerk, die ten tijde der Engelschen een hospitaal geweest was, tot een slagterij en vleeschhal gebruikt. 's Avonds kregen wij een biljet van twee man Fransen, een sergeant en een fourier, beiden zeer geschikte menschen, die in de keuken aten en genoeg brood en zomtijds ook vleesch brachten. Den 5 Januarij, Maandag. - Men hoorde na de kant van Meteren zwaar schieten. Naderhand vernam men, dat er een gevegt had plaatz gehad, hetwelk niet voordelig voor de Engelschen was uitgevallen. 's Avonds kwam onze oude captein ons een visite geven. Ook hoorde men, dat de Fransen ene attaque op Tiel gedaan hadden, maar niet gereüszerd. Het weder was afwiszelend, nu eens dooyen en dan weer vriezen. Den 6 Januarij. - Het passeren van troepen, canon, amunitie ging noch dagelijks zijn gang. Ook hoorde men gedurig van alle kanten schieten. Men hoorde, dat de Engelsche Thiel hadden verlaten. Ook kwamen er twe burgemeesters van Thiel, Omphal en Oyen, bij den generaal om de sleutels over te brengen en de stad in de goede gunst aan te bevelen. Den 7 Januarij, Diensdag. - Men hoorde wederom aan den kant van Meteren en Geldermalsum zwaar met kanon en musquetten vuuren, hetwelk hoe langer hoe nader scheen te komen. De geruchten kwamen, dat de Fransen retireerden; er | |
[pagina 483]
| |
wierden enige gequesten binnengebracht, onder anderen enen emigrant, welke krijgsgevange was gemaakt. Tegen drie of vier uure verminderde het schieten en de vrees voor de wederkomst der Engelschen begon te bedaren. De gekwesten wierden in het huis van den kastelijn de Rook gebracht. 's Avonds kregen wij noch twee officieren, elk met een deken om en een riem met brood op den rug, welke in de kleine voorkamer logeerden. Dezelve waren niet van de zindelijksten. Zij aten met ons, waarover de sergeant en fourier niet wel tevrede schenen, als aanlopende tegen de egaliteit. Den 8 Januarij, Woensdag. - Onze officiers gingen om elf uuren uit en zeiden ten 1 uur te zullen komen eten, dan zij kwamen niet. Wij zonden den sergeant en deze berichte ons, dat zij zaten bij den marketenter en dus niet zouden komen. Ten drie uure kwamen zij, de een zeer dronken, die zich te bed begav en braav vomeerde en daarop in diepen slaap viel. Een uur naderhand kwam de captein met orde, dat zij met de compagnie aanstonds naar Meteren moesten om een stuk canon, dat zij hadden laten zitten, weer te halen. Met moeite ontwaakte onze officier; wij gaven hem braav thee, dan desniettegenstaande kwam hij dronken bij de compagnie en wierd in arrest gezet. Onze andere officier kwam ten 12 uure thuis 's nags, had met zijn voet in het ijs getrapt, zijn schoen verloren en de voet zeer bezeerd, zodat de stoep vol bloed lag en het bed niet minder. De emigrant doodgeschoten. Den 9 Januarij, Donderdag. - Onze officier kwam met een omwonden been te voorschijn. Den 10 Januarij. - De belegering van Heusden werd voortgezet. Men hoorde zwaar canonneren. Dooy en vorst wiszelden noch gedurig af. Den 11 Januarij. - 's Middags kwam de sergeant de Roy zijn vrouw bezoeken. Wij hadden ons huis vol: ik zeide hem dus, dat hij ergens anders moest logeren. Hij zeide zulks te zullen doen, maar bleev ondertusschen zitten en begon brutaal te worden. Wij verwonderden ons over zijne ondankbaarheid en hij vertrok met zijn vrouw 's morgens ten 8 uure. Deze week waren er ook vele dubbele stormladders door de timmerlieden gemaakt om Heusden mede te beklimmen, dan daar het sterk dooyde en de commandant Liesveld te Heusden de gragten liet openhouden, heb ik niet vernomen, dat dezelve van enig gebruik zijn geweest. | |
[pagina 484]
| |
Ook heb ik deze week de meesten der heeren der nieuwe municipaliteit gaan zien. Ik had collega gevraagd, of hij wilde medegaan, dan hij verkoos zulks niet. Hij begon zich nu en dan ook sterk uit te laten, hetwelk door velen zeer kwalijk werd opgenomen en mij uit hoofde van onze vriendschap geweldig speet. Den 12 Januarij, Maandag. - 's Middags kwam onze oude kaptein Tery bij ons eten en kreeg 's middags orde om naar Geldermalsen te marcheren. Ook arriveerde hier vier heeren van Culenburg, welken de sleutels der stad bij den generaal Salm brachten en 's middags bij dien generaal aten. Zij brachten rapport van het allerslegst gedrag der Engelschen, welken overal waar zij kwamen, alles roovden en ruïneerden, zodat zij altoos in afgrijzen bij de Nederlandsche natie wezen zullen. Den 13 Januarij. - Men vernam, dat Heusden bij capitulatie aan de Fransen was overgegaan. Ook had men onder enige der burgerij besloten een vrijheidsboom te planten. Zommige kwamen dan om 10 uure met enige hoezaren bijeen en anderGa naar voetnoot1) prinsgezinde, I. Van der Kaay, den Dodder, Warreman, IJzebrand Groot, Timmer de mosterdman, de jonge Dr. Gids en meer anderen, welken genoodzaakt wierden om mee te gaan naar Gameren (hetwelk door verstandigen en braven menschen zeer wierd afgekeurd). Te Gameren gekomen zijnde, had men daar een hooge denneboom uitgekozen, terwijl men de voornoemde noodzaakte den boom te rooyen, vervolgens op den dijk te zeulen en op een wagen te leggen en zo weer na de stad terug te keren. Den 14 Januarij. - 's Morgens om 9 uure begonnen reeds de klokken te spelen, hetwelk een uur duurde. Daarop begonnen alle klokken te luyden zo van de grote als kleine kerk en stadhuis, hetwelk wederom een uur duurde, hetwelk elkanderen zo bleev afwisselen tot 2 uure toe. Ten tien uure vergaderde zeer veel volk op de markt en de boom wierd onder groot gejuich opgericht, terwijl een geheele menigte rondom dezelve dansten, onder anderen Werkhoven, Campagnee, Heszeling, Roeland, Snoeck, de ontvanger de Roock etc. etc. Vervolgens liepen enige burgers met een vlag in het huis van burgemeester de Roock, welke denzelven ter eere van den | |
[pagina 485]
| |
generaal Salm (zonder vragen) boven op sijn huis zetteden. De burgemeester was daarover zeer gestoord en liep gestoord naar het stadhuis om daar te klagen. Men andtwoorde, dat het hun speet, dat het zonder vragen geschied was, maar dat men het echter een kleinigheid (vond), geen beklagens waard en hetwelk niet te pas kwam bij hetgeen in het jaar 87 geschied was De burgemeester vertrok boos. Ten drie uure na den middag wierden enige jonge meisjes afgehaald, onder andere Jenneke van Tricht, Drika van mevrouw van Niel, Jansje van Bruchem en meer anderen, welke om den boom dansten en vervolgens met de tamboers vooruit de stad rondgingen, waarbij enige ongeregeldheid voorviel, zeer tegen genoegen der municipaliteit, welke van hare leden zond om te vernemen, of de een of andere ook enige klagten hadde. Ik heb nog vergete te melden, dat de troep 's morgens met twee vlaggen door de stad trok, waarvan de ene bij den commandant van de stad bij mevrouw Verploeg in de Ruiterstraat gezet wierd en de andere op den grote toorn. Ook was er een op het stadhuis gezet. 's Avonds was het geheele stadhuis vol. 's Nags was het zeer stil; alles liep vrij ordentelijk af. Alleen verwonderde men zich, zeer velen der genoemde perzonen in die publique vrolijkheid hadden kunnen delen. Den 15 Januarij. - Onze officier naar het hospitaal in den Bosch vertrokken. Het begon hoe langer hoe sterker te vriezen. Den 16 Januarij. - Nochal sterke vorst. Onze sergeant en fourier vertrokken. Den 17 Januarij. - Men vernam, dat Utrecht door de Fransen bezet was en dat zij vriendelijk waaren ontvangen; dat de Engelschen er slegs 2 dagen waren in geweest en dus geen gelegenheid hadden gehad om kwaad te doen, maar dat het platte land ongelukkig was. Den 18 Januarij, Zondag. - Het begon van tijd tot tijd hoe langer hoe harder te vriezen. De municipaliteit heeft ene publicatie uitgegeven ter bevordering der rust. Den 19 Januarij. - Asperen en Leerdam ingenomen, waarbij 24 landzaten en noch enige andere soldaten wierden gevangen genomen en hierdoor naar den Bosch en verder naar Frankrijk wierden getransporteerd. Na Tuyl geweest. Vele canonnen en caizons van over de Waal gekomen en de Boschpoort uitgereden. | |
[pagina 486]
| |
Den 20 Januarij. - Men vernam, dat Amsterdam en Haarlem commissien naar de Fransen zouden gezonden hebben en overgegeven waren; dat de Fransen reets in Dordrecht zouden zijn. Den 21 Januarij. - Men verhaalde, dat Gorcum was overgegaan. Den 22 Januarij. - 's Middags met den ontvanger Thooft naar Tuyl geweest. Alles verwoest gevonden. Wederom Engelsche gevangenen getransporteerd. Ds. Herbst verhaalde ons, dat de plundering onder het oog der generaals geschied was en aan zijn huis zelvs door de patrouilles en dat de officiers de wagens der boeren bij hunne retraite geprest hadden om de geplunderde goederen mede te voeren. Den 23 Januarij. - De vorst zeer zwaar en de koude gestreng. Niettegenstaande de kaggel den gehele nacht gebrand had, was echter het water in het vissjesglas bevroren. Het innemen van Gorcum werd bevestigd, dat de Fransen reeds de poorten bezet hadden en er morgen geheel bezit van zouden nemen. Ook kregen wij een briev van R., van Utrecht, waarin hij ons berichte, dat alles zeer stil en gerust toeging, en dat de Fransen ook in Amsterdam waren ingetrokken. Dezelve tijdingen kwamen van de overige Hollandsche steden. Wij zijn hier zeer verlangende nadere tijdingen te mogen horen. Den 25 Januarij, Zondag. - 's Avonds kregen wij wederom een billet van twee man, en tamboer-major en een sergeant, die in de keuken aten en zeer geschikt waren. Er kwamen brieven uit Holland, waarin bericht gegeven wierd van de complete revolutie in Holland, zodat de zaken nu zeker enen geheel anderen keer nemen zullen. Den 26 Januarij. - Ten agt uure vertrokken onze twee mannen naar Utrecht. Er kwamen wederom vele officieren en soldaten in de stad en wij dachten dus wel, dat wij ook deze dag niet zouden vrij blijven, en zo gebeurde het ook. Ten halv zes kwam een commandant met en billet en twee domestiquen. De officier was bij ons in de kamer, de domesticq in de keuken. Het waren hubsche menschen. Ook paszeerde er hierdoor naar den Bosch en koets, waarin vier perzonen zaten en een derzelver, die geblind was, terwijl de andere, die tegen dezen over zat, een blanke zabel in de handen had. Tegen den avond begon het sterk te ijzelen. De wind was om en weerglazen en alles dikteerden verandering. | |
[pagina 487]
| |
Den 27 Januarij. - Den gehelen nacht door heeft het gewaaid, geijszeld, geregend en sterk gedooyd. Het weder was merkelijk verzagt, overal waren de menschen bezig om het sneeuwwater uit de huizen te keren. Onze officier vertrok met zijn knegt te 10 uure. Den 28 Januarij. - De gehele nacht sterk gedooyd. Elk hoopt, dat het zou doorgaan en wij dus wat bevrijd worden van den onophoudelijken doortogt, welke de gedurige inkwartiering noodzakelijk maakte. De bovenpost is wederom beginnen te gaan. Een briev uit Arnhem gelezen. Alles noch al wel toegegaan, geen schade bij broer of goede vrienden. Tegen den avond begon het weder eensklaps te veranderen van dooy in vorst met zware sneeuw, zodat de straten, die pas bloot gekomen waren, wederom bedekt wierden. De heeren Schul, Geukama, Stoffenberg en Ganderheiden met een koetz met vier peerden naar Nijmegen vertrokken tot het houden van zekeren quartierdag. Den 29 Januarij, Donderdag. - 's Avonds kwam vooreerst de Hollandsche post, de brieven en couranten, welken vol waren van berichten aangaande de omwenteling in alle steden, de verandering der regeringen, het afschaffen der ridderschappen in Holland etc. De geëmigreerden begonnen terug te komen, de ontvanger Mesteecker, de rentmeester Virieu en anderen. Den 30 Januarij. - Noch al vorst. Na den middag kerkenraad gehad, waarin burgemeester Le Baleur verscheen, welke afscheid nam van de vergadering, wijl hij als burgemeester bedankt zijnde, nu als ouderling niet kon zitting hebben, hetwelk door den president met zegenbede beantwoord wierd. Den 31 Januarij. - De heer Geukama kwam mij een visite geven om te vragen, of ik ook iets naar Utrecht te bezorgen had, werwaarts hij morgen vertrekt. Hij verhaalde mij, dat er een soort van quartierdag gehouden was; dat de regering te Thiel eerst dezen nacht was veranderd; dat er te Geldersoord, een uur van Arnhem, noch 10000 Oostenrijkers waren; dat hij namens de stad en provintie gecommitteerd was om naar den Haag te reizen om de vergadering van de Staten-Generaal te helpen uitmaken; dat er desgelijks een heer van Nijmegen en een van Thiel en mogelijk ook van Wageningen en Arnhem zouden komen. Men moet zich over de wonderbare ommekeer van zaken niet verwonderen. | |
[pagina 488]
| |
Den 1 Februarij, Zondag. - Collega 's morgens gepreekt. Er wierd eene publicatie van wegens de municipaliteit afgelezen tot het doen van ene generale collecte voor de armen. 's Middags ik gepreekt. Het volk begind te vermeerderen in de kerke. Ook begon men de gardes achter te laten, wijl er toch gene desorders plaats hadden. Het water in de rivier begon geweldig te wasschen, zodat men van den kand niet op eysch komen kon, en wierd daarom bevolen bruggen te maken, waartoe de palen en planken, die in de kerk van de gierbruggen geborgen waren, gebruikt wierden. In het begin van den middaggodsdienst maakte dat een verbaast geweld, zodat ik dagt er te zullen moeten uitscheiden, dan weldra was er stilte. Tegen den avond begon het sterk te waayen, dooyen en sneeuwen. Den 2 Februarij. - Sneeuw, dooy en wind. Het waszen van het water bleiv noch steeds aanhouden, zodat het overkomen ongemakkelijk wierd. 's Avonds kwamen er 60 of 70 Franse emigranten, dames en heeren, aan, die men in Noord-Holland had gevangen genomen. Om agt uure kregen wij noch een billet voor twee man, Zuilichemsche voerlieden, van welken één een gewezen jood was. Twee der emigrante dames, zijnde de gravin de NoellieGa naar voetnoot1) met hare dochter, wierden bij den heer Bosch ingequartierd, welke het zeer hubsche menschen vond; de bischop bij Mr. Schass, de andere in het huis van Glode en op het stadhuis. De generale collecte van dezen dag was f 254. Den 3den Februarij. - Weinig dooy, zoms vorst tusschenbeide, van tijd tot tijd sneeuw, noch al wassend water. Onze twee man vertrokken. Alle de emigranten vertrokken naar den Bosch. Drie compagnien van ons guarnisoen naar Thiel vertrokken en een naar St. Andries. Na den middag kwamen er 310 Engelsche krijgsgevangenen in, welke in de huizen van van Tricht achter de kleine kerk, van Delgers, Glode, de Jood en Verzijl geinquartierd wierden. Den 4 Februarij. - 's Nags sneeuw en vorst, des daags helder weder. De Engelschen vertrokken naar 's Bosch. Na den middag sneeuw. 's Avonds kregen wij een billet van twee | |
[pagina 489]
| |
man van een battaljon meest uit Hollanders bestaande, die in den oorlog der La Vendée gebruikt waren, en waarvan er nu noch een grote 70 overig waren. Den 5 Februarij. - 's Morgens ten 7 uure onze twee man vertrokken met het battaljon, dat gisteren avond ingekomen was. Goed weder. 's Middags kerkenraad, waarin besloten is een gedeelte van de gecollecteerde penningen aan den Roomschen pastoor ter hand te stellen, teneinde dezelven aan de armen zijner gemeente uit te delen. Den 7 Februarij. - Er kwamen vele koetzen en wagens aan van Utrecht, waarin 57 emigranten, meest vrouwen, welken op het stadhuis en in het huis van Glode den nagt doorbragten. Er kwamen ook vele troepen, zodat er overal inquartiering kwam, maar wij raakten gelukkig vrij. Den 8 Februarij, Zondag. - Het weder geheel veranderd, sterke dooy en regen. De straten zeer glad, hetwelk noch verscheide menschen uit de kerk hield. De emigranten vertrokken naar 's Bosch. Den 9 Februarij. - Zeer sterke dooy. Regen en wind. De Virieu als lid der municipaliteit naar 's Hage vertrokken om in de Generaliteits Rekenkamer cessie te nemen. Den 11 Februarij. - De dooy blijvt sterk aanhouden. De rivier begint te waszen, evenwel gaan er noch paarden en wagens over. Alle de dammen aan de poorten worden in gereedheid gebracht. Het zogenaamde Hof is tot een kruidmagazijn gedestineerd. Ontrent één uur is de Waal losgegaan; er waren twe wagens op de rivier, welken door het ijs in een ogenblik bedekt wierden, een paard en de voerlieden wierden noch gered. Na enigen tijd gedreven te hebben, zat de rivier weder vast en een blanke schol schoot recht voor de stad, waarover noch verscheide menschen, waaghalzen, naar Tuyl en van Tuyl naar de stad liepen. Boven en beneden was de rivier zonder ijs. Den 12 Februarij. - Dezen nacht is de rivier weder aan het drijven gegaan. Het water wiesch in korten tijd verbazend hoog; de Tolstraten tot aan de markt en de Waterstraat stonden voor een gedeelte onder; veler huizen liep het water in. In de stad was veel beweging met mestrijden etc. Het water liep over de muurtjens der brug der Gamersche poort. Ten 7 uure zat de rivier weder. Het was een verbazend gezicht. | |
[pagina 490]
| |
Na den eten begon het ijs weder te drijven. Op de belveder van den houtkoper Verweyde kon men aan de overzijde kistingen op den dijk zien maken; het koepeltje van den veerman lag voorover gezakt. Om halv vier zat het ijs wederom vast en het water liep sterk op, zodat vele menschen zelvs benauwd voor de stad begonnen te worden en hunne kelders leegmaakten. In de Tolstraten en Waterstraat alsmede in de Stijgerstraat raakten vele huizen in het water. Er kwam orde of wierd verzogt van wege de municipaliteit, dat in elk huis een ligt voor de glazen mogt gezet worden om alle ongelukken voor te komen, terwijl de verbazende vuilnishopen, die noch niet waren weggenomen, het rijden der mestwagens zeer gevaarlijk maakten. Wij hingen een lantaarn onder het venster van onze slaapkamer, dat veel ligt op de straat gav. Om elf uure stond het water stil of scheen zelvs wat gezakt. Wij gingen om twaalv uure naar bed. Den 13 Februarij. - Gedurende den nagt heeft het zwaar gesneeuwd. Straten en daken waren wederom vol. De wind oost. Het dooyd dan niet sterk en het zou niet te verwonderen zijn, wanneer zich de vorst hervatte. Het ijs zit noch vast in de rivier. Het water omtrent 20 duimen gevallen. De rivier, het water en ijs veroorzaakte bij de Fransen veel verwondering. Tot drie uure na den middag zwaar sneeuw. Men zegt, dat gisteren te Alem over Rossum de dijk zou zijn doorgebroken, hetwelk oorzaak zou kunnen zijn van de val, die wij hier in de rivier bespeuren. Tegen den avond begon het te vriezen. De post aangekomen. Den 14 Februarij. - Het heeft dezen nacht vrij sterk gevroren. Schoon weder. De rivier noch al in denzelven staat. De commandant van de stad, die tot hiertoe bij mevrouw Verploeg is, verkoos een huis te hebben nader bij het stadhuis. Hij vervoegde zich daartoe bij den heer Snoeck, welke op het horen, dat de commandant daar zou komen, zich niet vriendelijk aanstelde. De commandant, hierover te onvreden, zeide zelv niet te zullen komen, maar hem in de plaatz 10 gemenen te zullen zenden, gelijk dan ook geschiede. Den 15 Februarij, Zondag. - Het heeft dezen nacht weder vrij sterk gevroren. Schoon weder. | |
[pagina 491]
| |
Tegen den avond kregen wij wederom een billet voor één man. Men verhaalde, dat er in Maas-Waal vele doorbraken zouden zijn; dat het water zeer hoog in den Bosch zou staan en dat er in den Lekkendijk ook een deurbraak zoude wezen, waardoor een gedeelte van het Sticht ook zou geinnundeerd zijn. Den 16 Februarij. - Een weinig dooy. Het water wast wederom vrij sterk, staat bijna dertien voeten hoog. Water- en Tolstraten wederom gedeeltelijk onder water. Uit Maas-Waal hoorde men nu nader, dat de dijk te Alphen was deurgebroken, waardoor de koornmole en twee huizen zouden zijn weggespoeld; dat er noch andere doorbraken waren; dat Maas en Waal geheel als een zee zou onderstaan. Met betrekking tot den Lekkendijk vernam ik van van Anroy, wiens knegt noch dezen dag van Utrecht gekomen was en die te voet over de Waal gekomen was, dat daar nog geen inbreuk was, zodat die tijding te voorbarig is geweest. Dezen dag wederom voor het eerst na de inkomst der Franzen gecatechizeerd. Bij den heer Snoeck vernam ik, dat het billetteren van die tien man of maar ene bedreiging geweest was, of dat zij er slegs korten tijd geweest waren. Zijn huis stond halv onder water en dus niet geschikt om zovele menschen te huisvesten. Ik vernam ook deze dag, dat er een burger-societeit was opgericht en dat er reeds een aantal van 60 of 70 personen daartoe behoorden, zo gereformeerden als roomschen. Tegen den avond begon het wederom te vriezen. Den 17 Februarij. - Het heeft deze nacht wederom vrij sterk gevroren. Het water is noch sterk gewassen en dus de bekommeringen niet minder. Tegen den avond kwam er ene verzinking aan de binnenzijde van den dijk aan de Ketelsteeg, hetwelk zoveel mogelijk met hooy, stroo en mist verzorgd wierd. 's Avonds ten elf uure stond het water op 2 duim onder de 14 voeten. Er kwam wederom orde van ligt voor de glazen te zetten. Tante maakte zich zo beangst, dat zij niet langer in haar huis durvde blijven, maar bij moeder kwam. Ik kwam 's middags enige heeren van de municipaliteit tegen, vergezeld door een bode, twe dienders en de knegt van den heer Verzijl. Een van de dienders droeg een ijzeren pot; ik vernam, dat het gemeen in de ledige huizen van Verzijl en ook van Es in het klooster, daar noch vele meubelen van | |
[pagina 492]
| |
Gevers en anderen in waren, verbazend zich aan dieverijen hadden schuldig gemaakt en dat men nu bezig was de geroofde goederen wederom bijeen te zoeken. Den 18 Februarij. - Het heeft dezen nacht zeer sterk gevroren. Tot hiertoe zijn wij noch voor doorbraken bewaard. Men komt ons berichten, dat er enig ongemak aan de stadmuur bij den Bloemendaal is en dat de timmerlieden daar druk bezig zijn. De goede Voorzienigheid, bidden wij, zal ons behoeden. Er kwam een gerucht, dat de dijk te Amerzode zou zijn doorgebroken, dan het wierd onwaar bevonden en men zijde, dat het land van Heusden was ingelopen. Tegen den middag zakte de rivier omtrent een duym, dan tegen den avond begon dezelve wederom te wassen. 's Middags stond het 14 voeten en vier duimen hoog. Sterke vorst gepaard met harde oostewind en dus zeer koud. Tegen den avond kwam de compagnie Fransen, die te Rossum gelegen had, in de stad. De capitein berichte, dat het er te Rossum ellendig uitzach; dat door de slag van het water de dijk zeer veel leed; dat elk zijn woning verliet; dat de dijk vol menschen en beesten was; dat men niet meer kon werken, want dat de menschen door het overslaan van water in weinig tijd van het hoofd tot de voeten niet anders dan ijs waren. 's Avonds kwam de tijding dat het water vier duimen gevallen was. Er wierd wederom ligt voor de glazen gebrand. Den 19 Februarij, Donderdag. - Het heeft wederom sterk gevroren. De scherpe oostenwind blijvd noch aanhouden. Buiten is het water 2 duimen gevallen en in de Bommelreweerd geen doorbraken, hetgeen wij geheel en alleen aan de Goddelijke bewaring hebben toe te schreiven, wijl er wegens de felle koude en wind niet kon gewerkt worden. Schoon het water buiten viel, zo groeide het in de stad geweldig aan. De Stijgerstraat, Waterstraat en Tolstraat waren diep onder water, gelijk ook de noordzijde der Gaststraat en de halve markt aan de zijde van het stadhuis. Men kan niet op het stadhuis komen, dan men bediende zich van de stormladders, welke voor Heusden gemaakt waren en op het stadhuis waren teruggebracht. Overal in de Gaststraat zag men dergelijke ladders vóór de huizen liggen. Door de sterke vorst was het water in de straten zo hard bevroren, dat men op de meeste | |
[pagina 493]
| |
plaatsen er over gaan kon en de jongens reden er schaatzen, daar men te voren met schuiten had doorgevaren. Er moest selvs een mistdam over de markt en voor de Waterstraat gemaakt worden, zo ook voor de Stijgerstraat, daar men echter het water een weinig liet lopen. Men zijde, dat de rede van soveel water in de stad was: het niet voorzien van vele rioolen in particuliere huizen, als Bart de Roock, Snoeck en anderen: dat men ook de stadsrioolen niet behoorlijk van ijs gesuiverd had, hetwelk naderhand door de warme mist smeltende, noodzakelijk lekking geven moest; dat men de dammen niet behoorlijk had aangestampt en dat men daarbij so een langdurig hoog water nimmer had bijgewoond. Het water bleef noch vallen. Er kwamen geruchten, dat de Lekkendijk te Culenburg en de Lingendijk te Asperen waren doorgebroken. Ook verhaalde men, dat er in het land van Altena zeer veel menschen zouden verdronken zijn. Den 20 Februarij. - Het heeft dezen nagt wederom fel gevroren. De sterke oostewind blijvd noch aanhouden; een weinig sneeuw. 's Middags heb ik visites over het ijs gedaan in de Waterstraat en Stijgerstraat, daar ik meestal over de onderdeuren kruipen moest. Nimmer had men iets dergelijks gezien. Den 21 Februarij. - Noch al vorst. Het water valt noch sterk. Schoon weder. Het hoogste water is geweest 14 voeten en 5 duimen. Nu stond het op tien voeten en één duim. Den 22 Februarij, Zondag. - Het heeft dezen nacht wederom vrij sterk gevroren. De wind noch oost. Het water noch al gevallen. 's Middags naar Aalst gereden. Wij zagen tot Zuilichem toe een verbazend ijs; tusschen Nieuwwaal en Zuilichem vertoonde zich een gehele berg van ijs, en te Zuilichem was klaar water, daar men overvoer. De Maas ging noch overdekt van ijs, zodat het niet mogelijk was om over te varen. Men wist dus niets zekers van het land van Altena, en men kan dus geen de minste staat maken op de treurige geruchten, welke daarvan verspreid zijn. Te Aalst geen geld ontvangen, zelvs geen geld voor het rijtuig, zodat ik noch twee gulden voor het rijtuig heb moeten geven. | |
[pagina 494]
| |
Onderweg begon het te dooyen. Den 23 Februarij. - Het heeft den gehelen nacht gedooyd, desniettemin valt het water noch gedurig. Brieven van Arnhem en Huiszen, Naarden en Utrecht ontvangen. Te Huiszen was het water wel zeer hoog geweest, maar geen doorbraak, dus het gerucht daarontrent al wederom abusiev. Broeder schreev ons, dat de Fransen te Huiszen en in den omtrek 3000 broden hadden uitgedeeld. Den 24 Februarij. - De dooy blijvt aanhouden. Het water valt noch. De geheele stad gelijkend niet anders dan ene mesthoop. Wat de societeit betreft, gedeputeerden van dezelve hadden zich bij den commandant vervoegd om vrijheid te verzoeken van te mogen vergaderen. De commandant zeide zulks wel te mogen lijden en verzond ze aan de municipaliteit. De rector Weytingh en de landmeter Prillevitz vervoegden zich dan als gecommitteerden bij de municipaliteit. Deze scheen enige zwarigheid te maken, vroeg na de wetten, de leden en de oogmerken der vergadering, hetwelk door gecommitteerden zeer euvel werd opgenomen en als een blijk van wantrouwen en aristocratie werd opgevat. En de societeit zou zich aan de Franse representanten vervoegd hebben, dan de municipaliteit kwam bij; de vrijheid om te vergaderen werd gegeven en verzogt, dat de leden der municipaliteit leden mogten zijn van de societeit; zeker om steeds te kunnen weten, wat in dezelve voorviel. Den 25, Woensdag. - Noch al dooy. Men maakte een begin om de vuilnishopen weg te rijden. Den 26, Donderdag. - Het water begind weer te wassen, het ijs verminderd. Den 27. - Zware regen en wind. Zover ik weet, niets van belang voorgevallen. De heer Stoffenberg naar Arnhem in commissie vertrokken en de heer Schul naar Nijmegen. Den 28. - Het ijs is voor de stad weg tot Haaften toe, maar de ijsdam zit noch vast. 's Morgens werd er door den heer Van der Feltz eene publicatie van de puye van het stadhuis afgelezen, nadat het klokje zeer lang geluid had, waarbij de Orange-societeit vernietigd en verboden wierd en aan alle burgers en herbergiers verboden aan dezelve enige huis of kamer te verhuuren. | |
[pagina 495]
| |
Tegen den avond begon het wederom te sneeuwen. Den 1 Maart. - Het heeft dezen nagt wederom zeer sterk gesneeuwd en gevroren. De straten liggen dik bedekt en het word koud. 's Middags ten 5 uure is de ijsdam, waarvoor men zo gevreesd had, weggegaan. De goede Voorzienigheid heeft ons zonderling bewaard. Aan dezelve zij dan lov ende eere toegebracht. Het water valt sterk. 's Avonds kwamen de posten aan, die zederd Maandag niet waren aangekomen. In 's Bosch had het water op zommige plaatzen ses voeten hoog gestaen. In de Meyerij en het land van Heusden en van Altena ziet het er bitter uit. Er zullen zeker noch nadere berichten daarvan inkomen. Den 2 Maart. - Schoon weder. Het water, dat gisteren noch op bijna 10 voet aan de peilpaal stond, is thans tot op omtrent 5 voet gevallen. 's Morgens van 12 tot 1 uure voor het eerst Mr. Nicolai gehad om les in het Frans te geven, die vervolgens 4 maal 's weeks komen zal. Den 3 Maart. - Het heeft deze nacht wederom gevroren, betrokke lugt, een weinig sneeuw. 's Middags kwam er orde, dat ons battaljon 's anderen daags moest vertrekken en dat er weder andere zouden inkomen. Het vergaderen der burgersocieteit is bijna alle avonden. Er komen er zeer velen in, onder anderen ook de zilversmit Mulder. De burgemeester de Roock en rechter Vermeulen hadden met de Fransen enige onaangenaamheid over het dragen der cocarde. Den 4 Maart. - Onze man Joseph Griboral vertrokken. Er kwamen nieuwe troepen in, dan wij kwamen dezen dag van inquartiering vrij. Den 5 Maart, Donderdag. - Collega had weer twee man gekregen. Het water valt nog sterk. De riolen aan de poorten zijn open, de straten droog, de dam aan de Gamersche poort weggenomen en het middelste gedeelte van den dam aan de Waterpoort. De Stijger- en Waterstraten zien er noch verbazend uit. Er komt weer veel volk in. De commandant van het nieuwe battaljon is bij burgemeester Van der Steen. Onze oude sergeant Rober kwam ons zeggen, dat hij bij ons een billet gekregen had. 's Avonds kwam hij weerom en zeide, dat hij zijn billet | |
[pagina 496]
| |
aan zijn captein had overgegeven, voegende er bij, dat de captein slegs voor een nagt blijven zou, en dat wij van hem meerder en langer last zouden hebben. Wij vonden den man zeer vriendelijk. De captein was een hubs man. Den 6 Maart. - 's Morgens onze captein vertrokken. Den 8 Maart, Zondag. - Deze dag wierd het volk verlegd. Even voor den eten kregen we een captein van de artilerij. Zeker geen tijdige komst even voordat ik moest gaan preken. Onze captein komt ons een zeer hubs man voor. Den 9 Maart. - Deze dag was plegtig. Men had denzelve afgezonderd om de rechten van den mensch af te kondigen. 's Morgens om 9 uure werd het canon gelost. De bodens gingen met de tamboers de gehele stad door om bekend te maken, dat zulks ten 12 uure zou worden afgelezen. Men zag de burgers met de beste rokken aan na de societeit wandelen, welke thans in het koffijhuis vergaderde, waaruit de oude kastelijn Gölner gegaan was en daar nu de suikerbakker van de markt was gaan wonen. De klokken speelden en de grote klok luide van halv 12 tot 12 uure. Ten 12 uure werd wederom het canon gelost en vervolgens van het stadhuis ten aanhore van ene gehele menigte de rechten van den mensch voorgelezen. 's Avonds was de kamer van de societeit geïlumineerd. Men had door den schilder Tusschenbroek drie scasinetten laten schilderen, voor elke schuivraam een, de broederschap, de gelijkheid en de vrijheid, zeer wel uitgevoerd. Dan hetgeen in de societeit gebeurde, beandwoorde aan de geïllumineerde zinnebeelden niet. Er waren enige leden, die gasten medegebracht hadden, onder anderen de Schol, die zijn zoon de Kroes, de timmerman, medebracht. Werkhoven maakte daarover aanmerking, nam de Kroes bij de kraag om hem ter kamer uit te zetten, dan de andere deelde hem zulk enen gedugte oorvijg mede, dat hem de lust benomen wierd; er ontstond noch rusie tusschen Werkhoven en van Munster, zodat de commandant er tusschen kwaam en zeide de societeit te willen dissolveren. Werkhoven vertrok en men raakte aan bedaren. Er was enige dagen te voren ook al iets voorgevallen, dat veel aanleiding tot onenigheid gav. De wijnkoper, de lakenkoper Verweyde en zoon en de houtkoper hadden zich laten proponeren, maar de drie eersten wierden gedeballoteerd, | |
[pagina 497]
| |
waarop de laatste ook bedankte. Insgelijks was ook de boekverkoper de Meyer gedeballoteerd. Het corps officieren was ook verzogt in de societeit. Onze captein kwam om twee uure 's nags thuis en zeide niets te hebben gebruikt dan 3 glazen wijn en een kopje koffij en dat er van geen eeten was ingekomen. Wij dronken noch een kopje thee en gingen ten drie uure na bed. Den 13 Maart kwamen hier binnen twee esquadrons van Tuyl, 230 man, welke ook bij de burgers wierden ingequartierd, zodat het hier verbaasd vol was. Verscheide dominees van buiten waren in het koffijhuis met enige buitenlieden om een societeit op te richten. Den 14 Maart. - Een compagnie houzaren doorgekomen. Den 15 Maart, Zondag. - Onze officier Duwarran ging een tourtje naar Gorinchem doen. Den 18 Maart zijn er drie compagnien van Tuyl ingetrokken om op de dorpen te cantonneren. Den 19 Maart, Donderdag, kwam er tijding, dat ons battaljon moest vertrekken. De commandant vertrok noch dezen morgen. Men hoorde nu en dan geruchten, dat de roomschen zich in het Maas-Waalsche en te Driel wat begonnen te roeren. Den 20 Maart. - Heden zijn er 2 compagnien vertrokken. Den 22 Maart, Zondag. - 's Middags reed ik met Heszeling naar Driel. Wij moesten den dijk om. Te Rossum moest de chais een gedeelte binnendoor, omdat de dijk verbazend was afgeslagen. Wij wandelden den dijk om en vonden op zommige plaatzen zo weinig van den dijk overig, dat men er nauwelijks paszere kon, zodat wij ons gedurig moesten verwonderen, hoe het mogelijk was, dat de dijk niet was doorgebroken. Te Driel was veel volk in de kerk. Men verhaalde, dat de Roomschen tentamen hadden gedaan om de kerk in te nemen, dan dat de Franse houzaren er dezelven met geweld hadden uitgedreven. Den 24 Maart, Dinsdag, begonnen met de huisbezoeking; dezelve was niet aangenaam. Overal hoorde men klaagliederen en vijandschap tusschen den man en zijn naasten. Het gedurig heen en weder trekken der Franse troepen ging gestadig voort. Er kwamen en gingen bijna dagelijks anderen. Den 29 Maart, Zondag. - 's Morgens ik gepreekt, na den middag collega. Er was eenige confusie. Eerst kwam er een patroulje in, zes at zeven man, met hunne geweren, dan die | |
[pagina 498]
| |
wederom vertrokken. Naderhand had de schildwacht voor het huis van Verzijl de goedheid om op duiven te schieten, hetwelk veel consternatie in de kerk gav. Welke knaap ook deswegens in de prison geraakte. Er zijn nu 16 leden uit de burgersocieteit verkozen om de billetering te doen, en zo het schijnt zijn dezen gezind de praedikanten van de inquartiering te bevrijden. Den 30 Maart, Maandag. - Hier ene vergadering van gecommitteerde uit de dorpen, om de repraesentatie van het platte land uit te maken. Onder dezen waren ook de praedikanten van Wel en Amerzoden, de Jong, en van Bruchem, Lange, welke des anderen daags naar Thiel vertrokken om de quartierdag te helpen uitmaken. Den 1 April, Woensdags. - Wederom den gehelen dag met de huisbezoeking bezig geweest. Men begint sterk van de aannadering der Pruisische troupen te spreken, waarover zich zommige zeer verheugden. Daar de vlaggen zo op het stadhuis als grote toren zeer beschadigd waren, was de municipaliteit te rade geworden dezelve te laten inhalen, dan weldra zeide zommige, dat het uit benauwdheid voor de naderende Pruisschen kwam. De Fransen waren er ook te onvreden over en men liet de vlaggen. Den 2 April. - 's Avonds was er vrij wat vreugde, de societeit was geïlumineerd; zeker ten blijke dat men nergens enige vrees voor had. Den 3 April, Vrijdag. - De gehele dag huisbezoeking gedaan met den heer Snoeck en 's avonds dat werk afgedaan gekregen. Den 5 April, Zondag. - 's Middags reed ik met Toon naar Poederoyen. De vleugeldijk vonden wij, zo ver de kley duurt, overal afgeslagen. Het water had er op vele plaatzen over gelopen en wij vonden van het ene tot het andere einde kistingen. Wij gingen uit het rijtuig en wandelden, totdat wij aan het Poederoyensche kwamen. Den 8 April. - De jongen van Kees IJsebrand, die zich onvoorzichtig had uitgelaten, werd op het stadhuis eerst in een gat en naderhand op een kamer gezet. De vader, moeder en zuster maakte daarover een verbaasd geweld, dan zonder vrucht. De sestien leden, die uit de burgersocieteit tot de billettering gecommitteerd waren, hadden een afspraak gemaakt om den pastoor en praedikanten vrij te laten, zodat wij nu van inquartiering bevrijd bleven. | |
[pagina 499]
| |
Den 11den, Zaturdag. - 'sAvonds kreeg ik juffrouw Abbing en de dogter van IJzebrand bij mij om mij te verzoeken, dat ik bij den commandant een goed woord mogt doen, dat de broer wierd losgelaten. Ik zeide daarover mijne gedagte te zullen laten gaan. Den 12, Zondag. - Na de kerktijd ging ik bij den commandant. Het andwoord was, dat er noch een getuigen moest gehoord worden en zo die in zijn voordeel was, dat hij dan aanstonds zou worden losgelaten. Den 15, Woensdag, wierd IJsebrand losgelaten. Den 16, Donderdag. - Wij hoorde tijding, dat de secretaris BalleurGa naar voetnoot1) eerst bij den kasteleyn de Roock en naderhand op | |
[pagina 500]
| |
het stadhuis was in arrest gesteld. Behalven dat hij zich meermalen zeer brutaal en onvoorzichtig had uitgelaten, had hij herhaalde malen de woorden Vrijheid, Gelijkheid etc. boven ene acte, die hij als secretaris tekenen moest, doorgeslagen. Het deed ons zeer aan, voornamelijk ook van wegen de famille. Den 17. - De burgemeester Balleur en vrouw bij ons afscheid komen nemen. Wij zagen deze allerbeste menschen met zeer veel leedwezen naar Culemburg vertrekken. Den 18, Zaturdag. - Niet van belang voorgevallen, alleen hoorde men, dat de secretaris Balleur naar 's Hage zou overgebracht worden. Men hoorde ook veel spreken, dat Bommel Frans zoude blijven, dan het ware gene andere dan onzekere geruchten. Den 19, Zondag. - 's Morgens vroeg is Balleur naar 's Hage onder een eskort van twee dragonders en een Frans officier naar 's Hage vertrokken.
Den 12 Junij 1795. - Met de postwagen van Utrecht thuis gekomen; het weer was goed. Wij zaten met ons 12 op den wagen. Te Bommel vonden wij alles wel. Collega kwam mij verwellekomen en zei, dat hij enige onaangenaamheid in den kerkeraad gehad hadde, door enige uitdrukkingen op den predikstoel veroorzaakt. Den 14 Junij. - Collega preekte 's morgens. Onder het preken kwam de bode in de kerk en gav een papier aan den coster over. Ik was zeer curieus, wat het mogte wezen. Na de preek bragt het de coster bij collega, die het voorlas. Het was ene annonce, dat de tijding van de ratificatie van den vredeGa naar voetnoot1) gekomen was en dat de landschap besloten had een dankuur te doen houden Woensdag den 17 Junij van halv 11 tot halv 12 uure. Collega van den preekstoel komende zeide liever te willen bedanken dan die beurt waar te nemen. Ik zeide, dat wij ons nader zouden bedenken. | |
[pagina 501]
| |
Na den middag moest het stuk noch eenmaal voorgelezen worden. Wij waren beide zeer verlegen. 's Avonds kwam er eene resolutie van het stadhuis, waarbij ik verzogt wierd om als oudste predicant de beurt te vervullen. Dit deed mijn verlegenheid gedurig groter worden. Zonderling was het, dat ik was thuis gekomen; ik had noch een beurt besteld, dan om(dat) de broer van collega onder den professor preken zou en die broer gaarn zag, dat collega daarbij zou tegenwoordig wezen, zo was ik om collega genoegen te geven thuis gekomen. Het was dus ene bijzondere besturing der Voorzienigheid. Ik dagt daarbij: er is veel stof voor ons in Bommel om te danken, en met betrekking tot den vrede: de bloedstorting houd op. Wij zijn geen overheerscht land geworden. Het een en ander deed mij overhellen, schoon met veel bekommering, om die beurt te vervullen. Den 15 Junij. - Er kwamen vele menschen mij zien, onder anderen Ds. Camp, die zeer hesiteerde en scheen de beurt niet te zullen waarnemen. Alle menschen, die ik sprak, raden er mij zeer toe aan. Den 16 Junij. - Ds. de Wit kwam bij ons eete en ik vervorderde mijn werk voor den dag van morgen. Werkhoven kwam verzoeken, of onze Toon mede in den trein mogte gaan, dan hebben wij hiervan geëxcuseerd. Den 17 Junij. - 's Morgens om ses uure kwamen de burgers reeds in het geweer; te 8 uure, halv negen en negen uure wierd het canon gelost en beurtelings op de klokken gespeeld en geluid. Ten 10 uure wierd het canon weer gelost, de afkondiging der ratificatie van het stadhuis voorgelezen met fraay muziek, hetwelk men had laten komen. Ik begav mij ¼ voor half elf naar de kerk.
(Hier eindigt het handschrift van Ds. Kist.) |
|