Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 112
(1997)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]
Pietas Albertina. Dynastieke vroomheid en herbouw van het vorstelijke gezagGa naar voetnoot1
| |
[pagina 2]
| |
reerd, publiceert enkele maanden na het gebeuren een levensbeschrijving die, zonder de zaken bij name te noemen, aan alle vormelijke voorwaarden van de hagiografie beantwoordtGa naar voetnoot6. Hij fixeert als eerste de beeldvorming rond de aartshertog in de formule: Albertus Pius, Albrecht de Vrome. Het stereotype van de vrome aartshertogen heeft zich in het Zuiden tot op vandaag en dwars over de ideologische breuklijnen heen gehandhaafd. De duiding ervan verschilt natuurlijkGa naar voetnoot7. Aan de confessionele kant ziet men Albrecht en Isabella als de trouwe volgelingen van Rome die door hun steun aan de contrareformatie het protestantisme helpen indijken. In het vrijzinnige kamp worden ze nagewezen als de vleesgeworden onverdraagzaamheid. De zuiver religieuze motivatie van de aartshertogen wordt echter nooit in twijfel getrokken. Volgens niemand minder dan Henri Pirenne steunen ze ‘de zaak van het geloof zonder de minste bijbedoeling van eerzucht of eigenbelang’ en is ‘hun toewijding aan de godsdienst ... even belangeloos als hun vroomheid’Ga naar voetnoot8. Tot op zekere hoogte is een en ander begrijpelijk. De hardnekkigheid van het stereotype wortelt immers wel degelijk in de historische realiteit. Vele tijdgenoten wijzen op de ongeveinsde vroomheid van het vorstenpaarGa naar voetnoot9. Toch zou het lichtvaardig zijn om aan de hand van zulke getuigenissen het beeld te bestendigen dat van Albrecht en Isabella is overgeleverd. In een tijd waarin de monarchie het principe cuius regio, eius religio huldigt, is de godsdienstoefening door de vorst geen vrijblijvende aangelegenheid. Het is per definitie een zaak van staat die zich in het publieke domein voltrekt. Daarbij is de vraag of het hier om oprechte dan wel gespeelde vroomheid gaat, louter bijkomstig. ‘Paris vaut bien une messe’. Veel belangrijker is het te weten welke accenten er in de vorstelijke godsvrucht worden gelegd en of deze accenten al dan niet de uitbouw van de dynastieke staat hebben bevorderd. De betekenisvolle resultaten die het onderzoek naar de devotie-strategieën van de Oostenrijkse Habsburgers heeft opgeleverd, kunnen hierbij als uitgangspunt dienenGa naar voetnoot10. | |
Inventaris van de aartshertogelijke vroomheidOppervlakkig bekeken is er niets bijzonders aan de hand. De godsvrucht van Albrecht en Isabella dwaalt niet af van de paden van de katholieke leer zoals die door het concilie van Trente zijn gebaand. De aartshertogen vereren de eucharistie, Onze-Lieve-Vrouw, de heiligen en de relieken. Elk jaar werken ze een indrukwekkende | |
[pagina 3]
| |
kalender van misvieringen, processies en bedevaarten af. In 1607 nemen ze in de hofkapel en de andere Brusselse bedehuizen deel aan 119 eredienstenGa naar voetnoot11. De religieuze plechtigheden in Mariemont en Tervuren, de hofbedevaarten, de eerstesteenleggingen van kloosters en de aanwezigheid bij de inkleding van nieuwe religieuzen zijn niet in deze berekening betrokken. Bij nader toezien blijkt echter dat er achter deze barokke overdaad aan devotionele handelingen een zorgvuldig afgewogen systeem schuilgaat. De aartshertogen leggen in alle roomse godsdienstoefeningen eigen klemtonen. Ze zijn keer op keer van aard om de dynastieke of landsheerlijke aspecten van een bepaalde devotie te onderstrepen. Het procédé kan goed worden aangetoond aan de hand van de aartshertogelijke verering voor de eucharistie. Het Brusselse hof viert Sacramentsdag met uitzonderlijke luister. Het is een van de vijf kerkelijke feestdagen waarop het vorstenpaar de hofkapel verlaat en zich naar de hoofdkerk van Brussel, de Sint-Goedelecollegiale, begeeft. In de regel celebreert de nuntius er een pontificale mis die door de muzikanten van de hofkapel opgeluisterd wordt. Daarna draagt hij de monstrans in de processie, waaraan ook de aartshertogen deelnemen. Op de daaropvolgende zondag stappen Albrecht en Isabella andermaal op in een processie die ditmaal vanuit de kerk van Sint-Jacob-op-de-Koudenberg vertrekt en de grenzen van het paleisterrein volgt. De intensiteit waarmee de aartshertogen ten overstaan van hof en hoofdstad het altaarsacrament aanbidden, is uiteraard een publieke stellingname tegen de reformatorische ontkenning van de transsubstantiatie. Maar het is tegelijkertijd ook een dynastieke zaakGa naar voetnoot12. Sommige Habsburg-gezinde auteurs noemen het Huis van Oostenrijk in alle ernst het Huis van HostyreichGa naar voetnoot13. Volgens de familieoverlevering ligt Rudolf I aan de basis van de bijzondere band die het Oostenrijkse Aartshuis met de eucharistie onderhoudt. Hij zou tijdens een jachtpartij zijn rijdier hebben afgestaan aan een priester die zich met het viaticum naar een stervende begaf. Hierop heeft de priester naar verluidt voorspeld dat Rudolf en zijn geslacht geroepen zijn om over de wereld te heersen. Allicht niet toevallig situeert de Habsburgse historiografie deze gebeurtenis in 1264, het jaar waarin Urbanus IV het feest van Sacramentsdag heeft ingesteld, en negen jaar voor Rudolf tot Rooms-Koning verkozen is. Vast staat dat de Habsburgse pietas eucharistica ten volle ontluikt onder Maximiliaan van Oostenrijk. Op twee momenten helpt zijn verering van het altaarsacrament hem door een levensgevaarlijke situatie: een eerste keer bij een uit de hand gelopen klimpartij op de Tiroolse Martinswand, een tweede keer wanneer hij zich zwaar ziek tot de relikwie van het Amsterdamse sacramentswonder wendt. De hemelse steun die het Aartshuis volgens de familietraditie door middel van de eucharistie ontvangt, is een iconografisch thema dat in de zeventiende eeuw ook Zuid-Nederlandse kunstenaars inspireert. Zo schil- | |
[pagina 4]
| |
dert Rubens de legendarische ontmoeting van Rudolf I in een berglandschap van Jan WildersGa naar voetnoot14. Aan het Brusselse hof functioneert de Habsburgse devotie voor de eucharistie bovendien in symbiose met de lokale cultus van het Allerheiligste Sacrament van Mirakel. Deze relikwie stamt uit de veertiende eeuw en wordt in de Sint-Goedele bewaard. Ze bestaat uit drie hosties waarvan de overlevering staande houdt dat ze hebben gebloed toen joden ze met dolkstoten trachtten te profanerenGa naar voetnoot15. De processie van het Sacrament van Mirakel, die elk jaar op een zondag in juli uitgaat, heeft het karakter van een staatsceremonie. De aartshertogen keren er voor terug uit hun zomerverblijf in MariemontGa naar voetnoot16. Samen met hun hovelingen en de dignitarissen van overheden die in Brussel gevestigd zijn, etaleren ze hun trouw aan de kerk door de reliek op haar tocht door de straten van de hoofdstad te volgen. Onder het bewind van de aartshertogen worden kosten noch moeite gespaard om de devotie voor het Sacrament van Mirakel te stimuleren. In 1609 wordt de relikwie ondergebracht in een schitterend nieuw altaar, waarvan sommigen beweren dat Rubens het heeft ontworpen. Het is in elk geval zo geconcipieerd dat men het bij een grote toevloed van gelovigen kan demonteren en in het koor plaatsen. Naderhand laat Isabella het opsmukken met kostbare stoffen die in Lepanto op de Turken zouden zijn buitgemaakt. De infante schenkt bovendien drie gouden kronen om de reliekhouder te tooien en een stel ornamenten die ze samen met haar hofdames heeft geborduurd. Op verzoek van het vorstenpaar privilegieert Paulus V het altaar van het Sacrament van Mirakel in 1617. Drie jaar later beloven de aartshertogen dat het dag en nacht op staatskosten zal worden verlichtGa naar voetnoot17. De oprichting van een Broederschap van het Allerheiligste Sacrament volgt in 1629. Ondertussen rust Albrecht al zeven jaar aan de voet van het altaar. Ook Isabella wordt er na haar dood bijgezet. De keuze van de grafkapel is weloverwogen. Miraeus stelt dat Albrecht het ondanks zijn jichtige ledematen nooit heeft nagelaten het viaticum de nodige eer te bewijzenGa naar voetnoot18. Als verder blijk van zijn devotie voor de eucharistie laat de aartshertog zich inschrijven bij de aristocratische Aartsbroederschap van de Passie, die in 1612 door de Keulse kapucijnen is opgericht en het veertigurengebed propageert. In het dienstjaar 1620 neemt hij er het provoostschap van waarGa naar voetnoot19. Isabella heeft aan haar verering | |
[pagina 5]
| |
voor het altaarsacrament gestalte gegeven met een waarlijk vorstelijk geschenk. Aan haar danken de Descalzas Reales of ongeschoeide clarissen van Madrid de imposante reeks wandtapijten die de triomf van de eucharistie uitbeelden. Nog meer dan vele andere belicht deze schenking het samengaan van vroomheid en dynastiek belang. Het klooster van de Descalzas is niet alleen het centrum van de sacramentscultus in de Spaanse hoofdstad. Het is ook een stichting van de infante Johanna, het weduweverblijf van Albrechts moeder, keizerin Maria, en de plaats waar Isabella, in navolging van deze twee tantes, haar laatste dagen hoopt door te brengenGa naar voetnoot20. De kartons die Rubens voor de tapijtencyclus heeft geleverd, verbeelden zowel de verheerlijking van het altaarsacrament als de apotheose van het Huis van Oostenrijk. Tot meerdere eer en glorie van beide hebben de kloosterlingen ze aanvankelijk alleen op Sacramentsdag uitgehangenGa naar voetnoot21. Op deze reeks wandtapijten na, resten er weinig of geen materiële getuigen meer van de aartshertogelijke devotie voor de eucharistie. Bij de plundering van de Sint-Goedele hebben de Franse revolutionairen het altaar vernield, de versierselen van de reliekhouder gestolen en de vorstengraven opengebroken. Van de wijze waarop Albrecht en Isabella aan hun verering voor Onze-Lieve-Vrouw uitdrukking hebben gegeven, bleef daarentegen heel wat gespaard. Het Brusselse hof onderhoudt zeven Mariale feestdagen. In volgorde van de kerkelijke kalender zijn het: de Onbevlekte Ontvangenis (8 december), Lichtmis (2 februari), Maria-Boodschap (25 maart), Onze-Lieve-Vrouw Visitatie (2 juli), Maria-ten-Hemel-Opneming (15 augustus), Maria-Geboorte (8 september) en Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (21 november). De vieringen van Lichtmis en Maria-Boodschap verlopen met meer dan de gebruikelijke luister. Tijdens de eerste volgt het vorstenpaar de nuntius in de processie rondom de Sint-Goedelekerk. Na de tweede deelt de infante kleding uit aan dertien behoeftige vrouwen. De Habsburgse Mariadevotie is weliswaar aanwijsbaar vanaf de regering van Frederik III, maar krijgt haar klassieke vorm pas na de slag van Lepanto. Deze overwinning op de Turken wordt in de dynastieke propaganda toegeschreven aan de kracht van het rozenkransgebed en de daaropvolgende tussenkomst van de Moeder Gods. Voortaan geldt Onze-Lieve-Vrouw als generalissima van de legers in Habsbuigse dienst. Daarom staat ze vanaf de late zestiende eeuw tot aan de val van de Oostenrijkse monarchie op de krijgsvaandels van het Aartshuis afgebeeld. Van de vele verschijningsvormen die eigen zijn aan de Heilige Maagd, verkiest het Aartshuis hierbij de Immaculata, omdat ze met haar voeten de Turkse maansikkel vertraptGa naar voetnoot22. Aldus trekt Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen ten strijde voor de Habsburgse zaak. Maar het omgekeerde is ook waar. De leden van het Huis van Oostenrijk werpen zich op als de kampioenen van de leer van de Onbevlekte Ontvangenis. Zo dringen Albrecht en Isabella er ge- | |
[pagina 6]
| |
lijktijdig met Filips III op aan dat de paus zich eens en voorgoed over dit eeuwenoude twistpunt zou uitsprekenGa naar voetnoot23. De telgen van het Oostenrijkse Huis aanroepen Onze-Lieve-Vrouw vooral in overgangsriten. Ze fungeert als de depositair van hun voornemens en verlangens. Het bekendst is de eed die aartshertog Ferdinand van Stiermarken, de latere keizer Ferdinand II, in 1598 bij het schrijn van Loreto aflegt en waarmee hij zijn plan ruchtbaar maakt om alle protestanten uit zijn erflanden te verdrijven. Op 13 juli van datzelfde jaar legt Albrecht zijn kardinaalsgewaden neer op het altaar van Onze-Lieve-Vrouw van Halle en gordt hij voor het eerst in jaren weer een degen aanGa naar voetnoot24. Kort voor haar vertrek uit Spanje stelt Isabella een soortgelijk gebaar. Ze pelgrimeert naar Montserrat en draagt er haar bruidskleed op aan de Madonna. Aangekomen in de Nederlanden aanroepen de aartshertogen op de vooravond van hun intrede te Brussel de Madonna van HalleGa naar voetnoot25. Ter herinnering aan hun huwelijk dragen ze Jan Moretus op een buitengewoon kostbare editie van het Officium Beatae Mariae Virginis uit te gevenGa naar voetnoot26. De pelgrimage is een structureel onderdeel van de functie die de Mariadevotie in de Habsburgse vroomheid vervult. Ze zet het streven naar overgang om in een beweging. De telgen van de Spaanse tak bezoeken Guadalupe en Montserrat, de Oostenrijkse aartshertogen wenden zich tot Loreto, Altötting en Mariazell. Albrecht en Isabella trekken met grote regelmaat op bedevaart naar Halle, Laken en Scherpenheuvel. De pelgrimage naar Halle ondernemen ze doorgaans in het octaaf van Onze-Lieve-Vrouw GeboorteGa naar voetnoot27. Ze komen er bidden voor het Mariabeeld dat in de dertiende eeuw door Sofie van Thüringen, hertogin van Brabant en dochter van de Heilige Elisabeth, aan de stad is geschonken. De aantrekkingskracht die van de dynastieke band met het Brabantse Huis uitgaat, wordt nog versterkt door de mare dat de Madonna in 1580 een aanval van de Brusselse calvinisten heeft afgeweerd door de kanonskogels die ze op de stad afvuurden, in haar schoot op te vangen. De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken bezit niet enkel een genadebeeld, maar ook een draad waarvan beweerd wordt dat hij door de Heilige Maagd gebruikt is om het grondplan van de kerk af te bakenen. Hopend op een voorspoedige zwangerschap, laten bedevaarsters de draad rond hun middel wikkelenGa naar voetnoot28. Het is in die context dat de aartshertogelijke belangstelling voor Laken moet geplaatst worden. Begin 1601 bericht de nuntius dat het met vruchtbaarheidsproblemen kampende vorstenpaar sinds een paar maanden elke zaterdag naar Laken pelgrimeertGa naar voetnoot29. | |
[pagina 7]
| |
Halle is het eerste bedevaartsoord dat het vorstenpaar in de Nederlanden aandoet, Laken is het vaakst bezochte, maar Scherpenheuvel is alle verhoudingen in acht genomen het belangrijkste. Nergens komt de band tussen publieke vroomheid en herstel van het Habsburgse gezag in de Nederlanden duidelijker aan het licht. In de eerste jaren van de zeventiende eeuw bereikt de tijding Brussel dat een Mariabeeld op een heuvel even buiten Zichem mirakelen bewerkt. De aartshertogen bezoeken het oord voor de eerste maal in november 1603. Ze danken de Madonna voor het ontzet van 's-Hertogenbosch en smeken tegelijkertijd de val van Oostende af. Wanneer het Troje-aan-de-Noordzee ongeveer tien maanden later kapituleert, schenkt Albrecht de schotel waarop men hem de sleutels van de stad heeft aangeboden, aan het kerkje van Scherpenheuvel. Eind 1605 wordt de gemeenschap die zich rond het bedevaartsoord ontwikkelt, tot stad verheven en aan de privilegies van Oostende deelachtig gemaakt. Albrecht en Isabella beevaarden nu elk jaar in de periode tussen Pasen en Hemelvaartsdag voor een noveen naar Scherpenheuvel. Enkele dagen nadat de Habsburgers en de Verenigde Provinciën in het voorjaar van 1607 overeenkomen om een wapenschorsing van zes maanden in acht te nemen, decreteren de aartshertogen de bouw van een majestueus bedevaartcentrum. Op 2 juli 1609 heeft, te midden van de feestroes die op het sluiten van het Twaalfjarig Bestand volgt, de eerstesteenlegging plaats. Hoewel het Brusselse hof het project voortdurend en naar best vermogen steunt, zal de kerkwijding pas in juni 1627 plaatsvindenGa naar voetnoot30. Ondertussen hebben de aartshertogen en hun hovelingen het bedehuis met talrijke offergaven verrijkt. Paulus V verleent in 1606 een volle aflaat aan alle pelgrims. Aan het verzoek van de infante om, naar analogie met het feest van Maria ter Sneeuw, een specifieke kerkelijke feestdag aan Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel te wijden, wordt echter geen gehoor gegevenGa naar voetnoot31. De cultus die de aartshertogen voor de Heilige Ildefons van Toledo initiëren, slaat de brug tussen de aanbidding van de eucharistie, de Mariadevotie en de heiligenverering. Sint Ildefons was een aartsbisschop van Toledo uit de zevende eeuw. Hij stond bekend als een vurig pleitbezorger van de Onbevlekte Ontvangenis. Volgens de overlevering zou de Heilige Maagd hem uit erkentelijkheid in een visioen met een kazuifel hebben bekleed. Op het moment dat Albrecht onderkoning van Portugal is en voorbestemd lijkt om de metropolitane zetel van Toledo te bezetten, richt hij op Drievuldigheidszondag van 1588 te Lissabon een Broederschap van de Heilige Ildefons op. Het lidmaatschap van deze confrérie staat alleen open voor de leden van zijn hofhouding en veronderstelt dat men de leer van de Onbevlekte Ontvangenis genegen is. Daarnaast zijn de leden gehouden tot het beurtelings vergezellen van het viaticum wanneer iemand uit hun rangen in stervensnood verkeertGa naar voetnoot32. In 1604 ver- | |
[pagina 8]
| |
plaatst de Broederschap haar zetel naar de Onze-Lieve-Vrouwekapel van de KoudenbergkerkGa naar voetnoot33. Elke 23 januari viert het vorstenpaar in het gezelschap van de overige leden het feest van Sint Ildefons. Ze begeven zich processiegewijze van het paleis naar de kapel, waar ze een misviering en een preek bijwonen. De predikant wordt geacht de hovelingen in hun verering voor de Moeder Gods te sterken. Het is overigens ter verfraaiing van het altaar van de Broederschap dat Rubens zijn vermaarde Ildefonstriptiek in 1630 op paneel zetGa naar voetnoot34. Het dertigtal misvieringen dat de aartshertogen in 1607 op heiligdagen in de hofkapel bijwoont, getuigt van het belang dat ze in het algemeen aan de verering van heiligen hechten. Voor elke apostel en evangelist is op hun kalender een plaats ingeruimd. Bij wijze van huldeblijk draagt de celebrant bij de vieringen voor de apostelen de kostbare rode gewaden die tot de schat van het Gulden Vlies behorenGa naar voetnoot35. De grootste staatsie valt te beurt aan de eredienst van Sint Andreas (30 november). Hij is immers de schutspatroon van het Bourgondische Huis en van de Orde van het Gulden Vlies. Bovendien stelt de hofkapel bij die gelegenheid de relikwie tentoon waarvan men aanneemt dat ze een betrekkelijk groot stuk is van het schuinkruis waarop hij is terechtgesteld. De viering van de overige heiligdagen wordt door uiteenlopende motieven bepaald. Zo eren Albrecht en Isabella Sint Goedele (8 januari) en de Aartsengel Michael (29 september) als beschermheiligen van Brussel, vieren ze met hun hovelingen de feesten van Sint Cecilia (22 november) en Sint Niklaas (6 december) en aanroepen ze de Heiligen Fabianus en Sebastianus (20 januari) om hun gewesten te vrijwaren van de pest. Op de feestdagen van de Heiligen Clara (12 augustus) en Eugenius van Toledo (15 november) gedenkt het hof deze twee patroonheiligen van de infante. Ter gelegenheid van het feest van Sint Jozef laten de aartshertogen vanaf 1611 elke 19de maart drie gevangenen vrij. De suggestie om Sint Jozef op deze wijze te eren, komt van Anna van Jezus, de eerste overste van de ongeschoeide karmelietessen te Brussel, en is in eerste instantie bedoeld om de ingebruikneming van het klooster te gedenkenGa naar voetnoot36. Albrecht en Isabella zijn van in hun jeugd vertrouwd met de teresiaanse vroomheidGa naar voetnoot37, die onder meer de cultus van Sint Jozef aanmoedigt. De infante is ooit als kind door Teresa van Avila gezegend en heeft meermaals op de spoedige canonisatie van de mystica en ordehervormster aangedrongenGa naar voetnoot38. Op vraag van de aartshertogen vestigen de Spaanse | |
[pagina 9]
| |
teresianen zich in 1607 in de Nederlanden. Het Brusselse klooster is de eerste stichtingGa naar voetnoot39. Doelbewust laten Albrecht en Isabella het in de onmiddellijke nabijheid van het paleis optrekken en bouwen ze het uit tot een centrum voor de verering van de Heiligen Albertus en ElisabethGa naar voetnoot40. Sint Albertus van Leuven was een jongere zoon van hertog Godfried III van Brabant. Zijn verkiezing tot prinsbisschop van Luik werd om politieke redenen door de keizer verworpen. Hierop reisde Albertus naar Rome, waar de paus zijn verkiezing bekrachtigde en hem tot kardinaal verhief. Op zijn terugreis hebben keizerlijken hem op 24 november 1192 in de omgeving van Reims vermoord. Hij werd in de kathedraal van Reims begraven en er als een heilige vereerdGa naar voetnoot41. Net zoals zijn oudere broer, aartshertog Maximiliaan III, de positie van het Aartshuis in de Erflanden wil versterken door nieuwe impulsen te geven aan de cultus van de Heilige LeopoldGa naar voetnoot42, zal aartshertog Albrecht de verering van Sint Albertus als dynastieke heilige in zijn gewesten propageren. Daartoe overhaalt hij de aartsbisschop van Reims om het gebeente van de heilige af te staan. Op 13 december 1612 wordt het met groot vertoon door Albrecht, de Spaanse gezant, Filips-Willem prins van Oranje en Spinola in de karmelietessenkerk binnengedragen. De volgende dagen looft Bernard de Montgaillard de heilige met een van zijn gesmaakte predikaties en authentiseert nuntius Bentivoglio, overigens ten onrechte, de reliekenGa naar voetnoot43. Enkele maanden eerder heeft Paulus V met de bulle Regis aeterni de canonieke onzekerheden omtrent de heiligheid van Albertus van Leuven weggenomen en de cultus van de heilige in de Brusselse kerken toegestaan. Het is in dit document dat de Santa Croce in Gerusalemme voor het eerst aangeduid wordt als de titelkerk van Sint AlbertusGa naar voetnoot44. De wenk kan niet misbegrepen worden: ook Albrecht is van 1577 tot 1598 kardinaal-diaken van de Santa Croce geweestGa naar voetnoot45. Het kost de aartshertogen meer moeite om de kerk van de ongeschoeide karmelietessen ook tot een oord van verering voor de Heilige Elisabeth van Thüringen te maken. De invoering van de cultus is op zich geen probleem. In tegenstelling tot Sint Albertus is de reputatie van de heilige als beoefenaarster van de christelijke naastenliefde en derde-ordelinge al eeuwenlang gevestigd. Moeilijker is het om een passende relikwie van haar te bemachtigen, omdat haar gebeente in 1539 opzettelijk | |
[pagina 10]
| |
door haar afstammeling, de lutherse landgraaf Filips van Hessen, is verstrooidGa naar voetnoot46. In 1614-1615 kan Jan-Baptist Gramaye, proost van de Sint-Walbuigis in Arnhem, oudgevangene van de Barbarijse piraten, aartshertogelijk historiograaf en beneficiën- en reliekenjager, evenwel een schrijn dat een arm van de heilige bevat, uit de Verenigde Provinciën smokkelen en in naam van de infante aan de karmelietessen overmakenGa naar voetnoot47. Gelijkaardige dynastieke en landsheerlijke connotaties inspireren de aartshertogen tot het patroneren van bedehuizen in Binche en Tervuren. De Sint-Ursmaruscollegiale van Binche bewaart niet minder dan acht gebeenten van heiligen, waarvan er twee, met name de Heiligen Hidulfus en Amelberga, tot het maagschap van het vorstenpaar behoren. Bovendien ligt de kerk op een betrekkelijk korte afstand van het aartshertogelijke zomerverblijf in Mariemont, zodat Albrecht er de jichtheilige Sint Abel kan komen aanroepen. Albrecht en Isabella verrijken de kerkschat met waardevolle votiefgaven en nemen enkele malen deel aan de jaarlijkse processie van Sint Ursmarus. Als blijk van dank staan de kanunniken in 1617 de schedel van Sint Abel af aan de nieuwe kapel van MariemontGa naar voetnoot48. Het aartshertogelijke slot van Tervuren staat volgens de traditie op de plaats waar Sint Hubertus in 727 overleed. Ter ere van deze schutspatroon van de jagers, houdt het hof op zijn heiligdag (3 november) een grote jacht in het ZoniënwoudGa naar voetnoot49. De aartshertogen eren de heilige, waarvan beweerd wordt dat hij tot hun sibbe behoort, tussen 1616 en 1617 met de bouw en inrichting van een nieuwe kapelGa naar voetnoot50. Verder doteren ze de Parkabdij, die het altaar van de kapel van oudsher bedient, opdat ze voortaan dagelijks een misviering zou verzorgenGa naar voetnoot51. De aartshertogen deinzen er niet voor terug om zich met politieke oogmerken op de canonisatie-procedures te beroepen. Zo organiseert de biechtvader van de infante, de minderbroeder Andres de Soto, in opdracht van het vorstenpaar een expeditie die de stoffelijke resten van de Martelaren van Gorcum uit hun geïmproviseerd graf nabij Den Briel ontvreemdt en naar Brussel overbrengt. Van 18 tot 29 oktober 1618 viert de hoofdstad de translatio met misvieringen en processies. De nuntius die het canonisatieproces heeft ingezet, is echter merkbaar ontstemd wanneer hij verneemt dat de aartsbisschop van Mechelen alvast de openbare verering van de relieken heeft toegelaten. Mede door deze voortvarendheid zal de zaligspreking nog tot in 1675 op zich laten wachtenGa naar voetnoot52. | |
[pagina 11]
| |
Het wedervaren met de Martelaren van Gorcum geeft al ten dele aan dat de heiligencultus bij de aartshertogen naadloos overgaat in de verering van relikwieën. Albrecht en Isabella, die beiden in de nabijheid van de enorme relikwieënschat van het Escuriaal zijn opgegroeidGa naar voetnoot53, zijn ongetwijfeld de grootste reliekenverzamelaars van hun tijd. Ze sturen agenten uit om hun collectie op alle mogelijke manieren verder uit te bouwen en schuwen geen politieke of morele druk om bepaalde stukken te bemachtigenGa naar voetnoot54. De pressie die het vorstenpaar op de prins van Oranje en het kapittel van Gray uitoefent om de vermeende schedelreliek van de Heilige Elisabeth af te staan, zegt veel over hun verzamelwoedeGa naar voetnoot55. Het eindresultaat staat opgetekend in de inventaris die na Isabella's dood van haar oratorium is opgemaakt. Het document bevat een schier eindeloze opsomming van relieken. Het moet daarenboven nog worden aangevuld met stukken die ondertussen aan katholieke vorsten en diverse kloosters en kerken zijn weggeschonkenGa naar voetnoot56. De belangrijkste reliek van de verzameling is een Angelsaksisch kruis, waarvan wordt beweerd dat het uit een relatief groot stuk van het Heilig Kruis is vervaardigdGa naar voetnoot57. Het behoorde voordien aan de abdij van Egmond en wordt, in de lijn van de Habsburgse devotie voor het Heilig KruisGa naar voetnoot58, op de feestdag van de Heilige Kruisvinding (3 mei) in de hofkapel aan het publiek getoond. | |
Programma van een multimediaal offensiefOm tot de uitbouw van de dynastieke staat bij te dragen, ageert de vorstelijke vroomheid op twee manieren. Aan de ene kant heeft ze een voorbeeldfunctie. De vorst houdt zijn onderdanen voor hoe ze het ware geloof moeten belijden. In dit perspectief is de staatsordening gebouwd op rechtgelovigheid en kan heterodoxie alleen maar leiden tot rebellie. Dat is in elk geval de visie van Albrecht, die er volgens Chifflet het maxime ‘on croit que l'hérésie combat Dieu et l'Église, mais elle combat bien davantage les royaumes et les souverainetés’ op nahoudtGa naar voetnoot59. Tegelijkertijd dient de vorstelijke devotie de dynastie met een aura van sacraliteit te omgeven. De doctrine van het vorstelijk absolutisme veronderstelt immers een reële uitverkiezing van de regerende dynastie. Overeenstemming rond het gewijde karakter van de dynastie is in die context alleen mogelijk als de religieuze uniformiteit grosso modo bereikt is. Orthodoxie is met andere woorden een bestaansvoorwaarde voor de sacraliteit van het vorstenhuis. Een onderdaan die aan de rechtgelovigheid van zijn vorst twijfelt, kan onmogelijk achter een regime bij de Genade Gods staan. Tot aan de vrede van Westfalen kunnen alleen republieken zich de luxe van de tolerantie veroorloven. | |
[pagina 12]
| |
De wervingskracht die van de vorstelijke devotie uitgaat, wordt essentieel bepaald door de mate waarin ze zich in het publieke domein afspeelt. Een christelijke en a fortiori een katholieke vorst gaat zijn onderdanen voor in het geloof. Hij ontvangt de sacramenten, aanhoort predikaties, trekt op bedevaart en beoefent de werken van barmhartigheid in het bijzijn van zijn verzamelde hofhouding. Enkel biechten doet hij in relatieve afzondering. Voor het overige behoort zijn geloofspraktijk tot het semipolitieke hofritueel. Anderzijds giet datzelfde hofritueel de dagelijkse routine van het vorstelijke bestaan in een gesacraliseerde vorm. Door deze kruisbestuiving wordt het paleis een bruggenhoofd naar het bovenaardse. Dit idee vindt zijn meest uitgesproken vertolking in het Escuriaal, waarvan het grondplan deels door de toenmalige voorstelling van de tempel van Salomon geïnspireerd is en waarbinnen er talloze relikwieën bijeengebracht zijn. De vorstelijke geloofsijver wordt echter niet alleen in rituelen en stenen, maar ook in woord en beeld vastgelegd en verspreid. De voorbeeldfunctie en de sacralisering van de dynastie waarmaken, vereist nu eenmaal een grote openbaarheid van verering. De kerkelijke ceremonies aan het aartshertogelijke hof voldoen in grote mate aan deze behoefte. De hofkapel staat weliswaar niet voor eenieder open, maar berichten over de geloofsijver die men er aantreft, verspreiden zich snel en ver buiten de paleismuren. Reizigers die Brussel aandoen, wijzen het thuisfront vaak op de uitzonderlijke devotie van het vorstenpaarGa naar voetnoot60. De geschenken die Isabella naar aanleiding van Maria-Boodschap uitdeelt, de voetwassing en feestdis die Albrecht dertien armen op Witte Donderdag bereidtGa naar voetnoot61, de vele processies waaraan de landsheren deelnemen en de traditionele hofbedevaarten naar Laken, Halle en Scherpenheuvel, bezorgen de aartshertogelijke vroomheid in elk geval bijkomende zicht- en ruchtbaarheid. Dat geldt ook voor de eenmalige pelgrimages die Albrecht en Isabella in het kader van hun hofreizen naar een of ander nabijgelegen bedevaartsoord ondernemen. Dergelijk hoog bezoek heeft belangwekkende gevolgen. In Hoboken, in die dagen nog een klein polderdorp ten zuiden van Antwerpen, vereren de gelovigen de zogenaamde Zwarte God. Het is een twaalfde-eeuws kruisbeeld dat eertijds op de Scheldeoever gevonden is en daarom onder meer door schippers en zeelieden wordt aanroepen. In 1614 onderzoekt de bisschop van Antwerpen er verhalen over een miraculeuze genezing. In augustus van het daaropvolgende jaar onderbreken de aartshertogen hun reis naar de Scheldestad om in de bedevaartskapel te bidden. Ze schenken enkele ornamenten voor het altaar. Van dan af gaat het snel. De Antwerpse notabelen hebben de weg naar het oord gevonden. In 1617 staat de paus toe dat men in de kapel een broederschap van het Heilig Kruis opricht. Albrecht en Isabella melden zich als eerste leden en offeren een kazuifel, een antependium, een overtrek voor het missaal en de ampullen. Bij het Huis Moretus verschijnt een Latijnse publicatie over de confrérie, waarvan weldra ook een Nederlandse vertaling op de markt komtGa naar voetnoot62. Het | |
[pagina 13]
| |
hele gebeuren is indicatief voor hoe een lokaal pelgrimsoord zijn aantrekkingskracht in associatie met het vorstenpaar kan opdrijven. Van eenrichtingsverkeer is echter geen sprake. Tussen de twee bedrijven van het Hobokense succesverhaal door bekostigen de aartshertogen in 1616 een glasraam in het noordertransept van de Antwerpse kathedraal. Het toont Albrecht en Isabella in aanbidding voor een kruisbeeld dat mogelijk de Zwarte God van Hoboken voorstelt. In elk geval wordt geen moeite gespaard om alle Sinjoren deze blik op de aartshertogelijke devotie voor de Gekruisigde te laten aanschouwen. Zo moet het stukje glas waarin het portret van Isabella is gebrand, op last van het hof vervangen worden, omdat de gelijkenis onvoldoende wordt geachtGa naar voetnoot63. Zulke interventies bewijzen dat er niet alleen religieuze, maar ook politieke belangen op het spel staan. Ze werpen een nieuw licht op de aartshertogelijke vroomheid. Ze tonen de retributie voor de betekenisvolle giften waarmee Albrecht en Isabella de bouw of wederopbouw van kerken en kapellen steunen, voor de bijdragen die ze tot de vernieuwing van het meubilair, de kunstwerken, de glasramen, de misgewaden en de heilige vaten leveren, voor de vele keren dat ze bij de kerkelijke overheden tussenkomen om altaren te privilegiëren, aflaten te verlenen, broederschappen te stichten of de opvang in een of ander bedevaartsoord te verbeterenGa naar voetnoot64. De beeldende kunsten vormen bij dit alles het voornaamste communicatiekanaal. Ze leggen de aartshertogelijke devoties vast in voorstellingen die soms op meerdere niveaus kunnen worden geïnterpreteerd, maar waarvan de formele betekenis voor iedereen toegankelijk is. Een uitermate sprekend voorbeeld is beslist de Madonna van de Rozenkrans die Rubens omstreeks 1618 vervaardigt. Hij schildert dit werk voor de Brusselse of Koninklijke Broederschap van de Rozenkrans die na het ontzet van Zaltbommel door Spaanse militairen is opgericht en in de zogenaamd Spaanse kapel van het dominicanenklooster vergadert. In weerwil van de kerkelijke voorschriften die verbieden dat schenkers op een altaarstuk worden afgebeeld, knielen zowel de aartshertogen als Filips III op het schilderij voor de Heilige MaagdGa naar voetnoot65. Kerkelijke verbodsbepaling of niet, het staatsbelang primeert. Minder recht door zee, maar evenmin mis te verstaan zijn schilderijen waarop de Heilige Elisabeth aan Onze-Lieve-Vrouw en het Jezuskind een bezoek brengt. Op zijn minst twee mariale oorden, de bedevaartskerk van Foy-Notre-Dame en de kapel van La Haine in het domein van Mariemont, worden door het vorstenpaar met zulk een altaarstuk begiftigdGa naar voetnoot66. Onder de talrijke andere voorstellingen die van de aartshertogelijke vroomheid ge- | |
[pagina 14]
| |
tuigenis afleggen, moeten in elk geval nog de devotionele gravurereeksen met opdracht aan Albrecht of Isabella aangestipt wordenGa naar voetnoot67. Het gedrukte woord blijft bij dit alles niet ten achter. Niemand minder dan Justus Lipsius verbreidt de roem van Halle en ScherpenheuvelGa naar voetnoot68. Een hele resem publicaties behandelt de verschillende aartshertogelijke devotiesGa naar voetnoot69. Rond de Martelaren van Gorcum en Sint Albertus van Leuven worden zelfs complete media-campagnes opgezetGa naar voetnoot70. De meest representatieve auteur is ongetwijfeld Aubertus Miraeus. Deze Antwerpse kapitteldeken en kapelaan van het aartshertogelijke oratorium publiceert, naast de vita van Sint Albertus en de niet minder hagiografische levensbeschrijving van Albrecht, de korte biografieën van de vier heiligen die de naam Elisabeth dragen, een overzicht van de gecanoniseerde verwanten van het vorstenpaar en een lofzang op de Spaanse teresianenGa naar voetnoot71. In de opdrachten die aan deze en soortgelijke werken voorafgaan, worden de beoogde analogieën bijwijlen zeer breedsprakerig aangebracht. Zo ziet een auteur de infante als het evenbeeld van haar voorzate, de Heilige Begga. Beiden worden volgens hem te jong weduwe, beiden gaan de geschiedenis in als kloosterstichteres, beiden leiden een deugdzaam en nederig bestaanGa naar voetnoot72. Woord en beeld dragen de klemtonen uit die Albrecht en Isabella in hun verering voor de eucharistie, Onze-Lieve-Vrouw, de heiligen en de relieken leggen. Bij een kritische lectuur onthullen deze bronnen een achterliggende waardeschaal die als het ware de ruggengraat van de aartshertogelijke devotie vormt. De meest in het oog springende component van die waardeschaal is de hang naar het wonderbare, zeg maar het magische in de religie. De gedrevenheid waarmee het vorstenpaar relikwieën in zijn residenties opstapelt, vertelt veel over de thaumaturgische werking die ze | |
[pagina 15]
| |
ervan verwachten. Bij de opening van het schrijn van Sint Abel neemt Albrecht een vingerkootje van de heilige en wrijft hij ermee over zijn stramme gewrichtenGa naar voetnoot73. Aan de eiken waarin de genadebeelden van Scherpenheuvel en Foy-Notre-Dame waren opgehangen, schrijven de aartshertogen een heilzame kracht toe. Wanneer die bomen geveld worden om plaats te maken voor de bedevaartskerken, slagen ze er in om een groot deel van het hout te bemachtigen. Ze laten het verwerken tot Madonnabeelden, reliekschrijntjes en paternosters die ze onder hun hovelingen, gewaardeerde regulieren en de katholieke vorsten verspreidenGa naar voetnoot74. Zoals gezegd houdt het gekerstende vruchtbaarheidsritueel dat bedevaarsters naar Laken lokt, ook het vorstenpaar in zijn ban. In een van de kerkvensters laat Albrecht een glasraam aanbrengen waarop Onze-Lieve-Vrouw de draad aan de infante toontGa naar voetnoot75. Nergens is de vervlechting van het christelijke met het magische zo opvallend als in het repetitieve gebruik van het cijfer zeven. Vanuit katholiek perspectief staat het cijfer voor de zeven sacramenten, de zeven hoofdzonden en de zeven werken van barmhartigheid. Niet in het minst brengt de barokke vroomheid het evenzeer in verband met de zeven vreugden en zeven smarten van MariaGa naar voetnoot76. In de veruitwendiging van de aartshertogelijke devotie fungeert het cijfer keer op keer als indicator van een toewijding. In vele gevallen is de context geheel of ten dele mariaal. Zo besluiten Albrecht en Isabella in 1620 dat de overheid voortaan instaat voor de permanente verlichting van zeven altaren. Op de lijst staan alle bekende namen: het altaar van het Allerheiligste Sacrament van Mirakel en de hoofdaltaren in de bedevaartskerken van Scherpenheuvel, Halle, Laken en Binche. Om het magische getal te vervolledigen beveelt het vorstenpaar dat ook de altaren van Chièvres en Foy-Notre-Dame, twee mariale oorden die ze slechts één keer hebben bezocht, in deze gunst zullen delenGa naar voetnoot77. Wanneer de infante in 1626 de weg vrijmaakt voor de bouw van een zevende klooster in het Zoniënwoud, krijgt het gebied onmiskenbaar een sacrale duidingGa naar voetnoot78. De zeven feestdagen die de hofkapel ter ere van OnzeLieve-Vrouw onderhoudt, scheppen eveneens een bijzondere band. In Scherpenheuvel overheerst het getal het bedevaartcomplex vanaf de eerste schets die de bouwvolumes aangeeft, tot aan de zevenpuntige sterren die het dak van de koepelkerk sieren. Er zijn zeven zijaltaren binnenin en zeven altaren aan de buitenkant van het bedehuis, dat door een zevenhoekige tuin omgeven wordt en in een zevenhoekige stad staatGa naar voetnoot79. De twee componenten die samen met de valorisatie van het magische de waardeschaal ijken, reflecteren de dynastieke en landsheerlijke bekommernis die uit de af- | |
[pagina 16]
| |
zonderlijke aartshertogelijke devoties spreekt. Aan de ene kant is er sprake van ruimtelijke hiërarchisering. Bepaalde cultusplaatsen krijgen in dit proces een centrale rol en betekenis toegekend. Deze zwaartepunten van de voorgehouden geloofsbeleving liggen stuk voor stuk in en nabij de vorstelijke verblijfplaatsen. Er is Brussel met de hofkapel, Sint-Goedele, het karmelietessenklooster, Laken en Halle. De cultus van Sint Hubertus in Tervuren verloopt in synergie met de wijding van het Zoniënwoud. Een gelijkaardige band komt tot stand tussen Mariemont en Binche. Dit derde blok krijgt later nog uitbreiding met de bouw van een priorij die, omwille van het bezit van een Madonnabeeld dat uit het hout van de Scherpenheuvelse eik gesneden is, de priorij van Montaigu wordt genoemdGa naar voetnoot80. Tenslotte is er Scherpenheuvel zelf. Het bedevaartsoord is weliswaar geen vorstelijke residentie in de strikte zin van het woord, maar kan er wel prat op gaan dat het elk jaar het hof voor een noveen onthaalt. Bovendien onderlijnt de unieke geometrische stadsaanleg de centrale plaats die het schrijn in de context van de aartshertogelijke devotie inneemt. Onder het weduwschap van Isabella volgen overigens nog enkele andere urbanistische projecten, zoals de aanleg van de Isabellastraat en van een pelgrimsroute naar Laken, die de ruimtelijke hiërarchisering in en om Brussel nog sterker veruitwendigenGa naar voetnoot81. Naast de ruimtelijke, in wezen landsheerlijke kant, is er de dynastieke dimensie. Alle wegen die de aartshertogelijke vroomheid bewandelt, leiden naar Rome, maar ze voeren ook stuk voor stuk terug naar het Aartshuis en naar het vorstenpaar. De eucharistie is de krachtbron van de dynastie, de Immaculata de raadsvrouwe en toevlucht. Bepaalde episodes uit het leven van Sint Albertus zijn een voorafschaduwing van wat Albrecht later overkomt. Nog veel meer dan de Heilige Begga, is de Heilige Elisabeth van Thüringen de prefiguratie van Isabella. De dood van hun echtgenoot leidt bij beiden naar een verlies aan status, een leven van goede werken en de derde orde van Sint Franciscus. Zo regeert een dode nog geruime tijd over de levenden, want bepaalde vaststellingen maken duidelijk dat Albrecht het programma achter de aartshertogelijke vroomheid heeft uitgetekend. Anderen hebben weliswaar tot de invulling van de Pietas Albertina bijgedragen. Clerici-historiografen zoals Jan Baptist Gramaye en Aubertus Miraeus leveren de realia en het propagandamateriaal. Lipsius werpt zijn reputatie in de schaal. Cobergher en Rubens tekenen voor de vormgeving. De goede verstandhouding met nuntius Bentivoglio en het grote krediet dat het vorstenpaar bij Paulus V geniet, brengen de noodzakelijke indulten en breven binnen handbereik. De draden komen echter samen bij Albrecht. Hij inspireert het programma van Scherpenheuvel. Zijn hand is herkenbaar in de dynastieke invulling die aan de altaren van de bedevaartskerk gegeven wordt door het inmetselen van relieken van de Heiligen Albertus, Elisabeth, Clara, Eugenia, Filippus, Anna en Carolus BorromeusGa naar voetnoot82. | |
[pagina 17]
| |
Albrecht is hier trouwens niet aan zijn proefstuk toe. Als Spaans onderkoning, grootinquisiteur en pauselijk legaat in Portugal neemt hij reeds initiatieven die net zo goed in de latere aartshertogelijke devotie zouden kunnen thuishoren. Hij stimuleert de cultus van de Zalige Adalberto, de twaalfde-eeuwse cisterciënzer abt van São João de TaroucaGa naar voetnoot83. De Broederschap van Sint-Ildefons eert van bij haar oprichting te Lissabon niet alleen de Immaculata, haar patroonheilige en de apostelen Filippus en Jacobus, die respectievelijk een dynastieke en een landsheerlijke betekenis hebben, maar viert ook het feest van de Heilige Adalbertus van Praag (23 april)Ga naar voetnoot84. Deze laatste was aartsbisschop van Praag in de tiende eeuw, predikte het geloof onder de Hongaren en de Polen en werd door de heidense Pruisen vermoord. Zijn relieken rusten in de Vituskathedraal op het Hradchin. Voor de Spaanse Habsburgers is hij niet van nutte, voor zijn naamgenoot kardinaal-aartshertog Albrecht, die via zijn grootmoeder ook rechten op de kronen van Sint Stefanus en Sint Wenceslas heeft geërfd, is hij echter op maat gesneden. In de Nederlanden moet Sint Adalbertus evenwel de plaats ruimen voor Sint Albertus van Leuven die nog beter de dynastieke en landsheerlijke dimensies in zich verenigt. Met zijn broer, aartshertog Maximiliaan III, de grootmeester van de Duitse Orde, vormt Albrecht dus de eerste generatie van Habsburgse huisideologen, waartoe later ook de veelvoudige bisschop aartshertog Leopold Willem en de in zijn jeugd op een kerkelijke loopbaan voorbereide keizer Leopold I zullen behoren. Dit viertal smeedt de dynastieke godsdienstijver om tot de Pietas AustriacaGa naar voetnoot85, de vroomheidsbeleving die de vorsten uit het Aartshuis wil verheffen tot middelaars tussen de materiële en de spirituele wereld.
Qua mentaliteit is Albrecht zijn hele leven clericus gebleven. ‘Il rendait sa cour comme un séminaire de religion’, noteert Chifflet met iets van een zucht, ‘et il en est plus sorti pour entrer en religion que pour se marier’Ga naar voetnoot86. De overstap van het Brusselse hof naar het klooster wordt in elk geval meermaals gezet. Men vertelt dat vijf hofdames op Albrechts stervensuur bekendmaken dat ze kloosterlinge willen wordenGa naar voetnoot87. Zulke vormen van emulatie geven de wervingskracht aan van de Pietas Albertina, het veelzijdige maar coherente mengsel van contrareformatorische spitstheologie, dynastieke en landsheerlijke devotie en magische gebruiken, zoals het repetitieve gebruik van het cijfer zeven en de bezwerende aanrakingen met heiligenrelieken, dat door het aartshertogelijke hof wordt gepropageerd. De hernieuwde aantrekkingskracht van de kloosters staat echter niet op zich. Ze ligt ingebed in de herwonnen ijver waarmee edelen en stedelijke notabelen in de contrareformatie kerken en kloosters patroneren, hun namen laten optekenen in de registers van broederschappen en hun offergaven | |
[pagina 18]
| |
naar bedevaartsoorden brengen. De Pietas Albertina verbindt aan dit religieus-cultureel assimilatieproces echter een onmiskenbaar politieke dimensie. Ze sacraliseert het herstelde dynastieke gezag en geeft er een landsheerlijke duiding aan. Op die wijze consolideert ze zowel de scheiding van Noord en Zuid, als het mentale kader van de Habsburgse Nederlanden. Adriaan van de Venne schildert dit afgewogen samengaan van godsdienstijver en politiek eigenbelang treffend in zijn Zielevangst. Op de stroom die het centrale deel van het paneel inneemt, beijveren predikanten en priesters zich met de voor elk geëigende genademiddelen om zoveel mogelijk zielen binnen te halen. Op de tegenoverliggende oevers wacht de politieke consequentie: aan de ene zijde staat stadhouder Maurits met zijn gevolg, aan de andere wacht het aartshertogelijke hof. De honden die aan weerszijden de terugkeer van de vissers afwachten, onderstrepen dat geloofskeuze en politieke trouw samengaan. Hier komt de volle politieke draagwijdte van de Pietas Albertina aan de oppervlakte. De vrome steun die Albrecht en Isabella aan de contrareformatie verlenen, is weliswaar gemeend, maar daarom nog niet belangeloos. De aartshertogelijke geloofsijver is ook en evenzeer een cruciaal element in de Habsburgse strategie die erop gericht is het dynastieke mandaat om de Zuidelijke Nederlanden als natuurlijke vorsten te besturen, opnieuw door de ingezetenen van die gewesten te laten onderschrijven. Deze strategie heeft haar doel niet gemist. De Zuidelijke Nederlanden zullen het Habsburgse bewind aanvaarden tot Jozef II openlijk met de Pietas Austriaca komaf maakt. |
|