verdween van de verzendlijst, met enkele andere werden nieuwe overeenkomsten gesloten.
Op 1 Januari 1949 bedroeg het aantal leden 670. Onder hen bevinden zich 46 nieuwbenoemden, die wij hier nogmaals hartelijk welkom in ons midden heten. Laat ons hopen, dat het volgende jaar de 700 wordt bereikt.
Voor de staat der financiën van Genootschap en Leesgezelschap, welk laatste zich nog om technische redenen tot Utrecht beperkt, moge verwezen worden naar de achter dit Verslag afgedrukte Bijlagen.
Ons fonds, dat door ‘uitverkoop’ en schenkingen aan getroffen bibliotheken aanzienlijk in omvang slonk, kreeg door toedoen van de billiothecaris der Rijksuniversiteit te Utrecht een goed onderkomen in een onder hem ressorterend lokaal. De verkoop geschiedt nu in eigen beheer. Ook hierbij verleent Mevrouw Brouwer assistentie. Diverse inlichtingen werden door het 1e secretariaat verschaft.
Het onderzoek naar de familiepapieren in particulier bezit werd met financiële hulp van het Prins Bernhard Fonds krachtig voortgezet. Vele dikwijls voor de vaderlandse geschiedenis zeer belangrijke verzamelingen werden gesignaleerd, in kaartsysteem gebracht en verder schriftelijk vastgelegd door de heer Henri A. Ett, wiens werkzaamheden voorlopig nog niet ten einde zijn.
Moeilijkheden met de drukker, die zich aanvankelijk nog voordeden, werden voorlopig opgelost, zodat de herziene Regels, voor welke een ongekende belangstelling bestaat, het 66e deel van de Bijdragen en Mededelingen en het Verslag van de algemene vergadering op 15 Mei 1948, in druk konden verschijnen. Het project voor de uitgaven van 1949 zal, onvoorziene omstandigheden buiten beschouwing gelaten, zeer zeker tot uitvoering gebracht kunnen worden.
Gaan wij thans de publicaties na, welke in voorbereiding zijn, dan moet, wat de Werken betreft, met leedwezen worden geconstateerd, dat de Thorbecke-uitgave, welke gelijk men weet toevertrouwd is aan Prof. Mr Dr L.W.G. Scholten, allerlei onverwachte belemmeringen ondervindt, welke echter een voor een uit de weg worden geruimd, zodat naar alle waarschijnlijkheid de eerste vellen in 1949 ter perse gelegd kunnen worden. Met dankbaarheid berichten wij, dat ook de Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek i.o. financiële toezeggingen heeft gedaan ter bestrijding van de hoge onkosten, welke speciaal deze publicatie vergt.
Mr B. van 't Hoff heeft de correspondentie Marlborough-Heinsius zo goed als voor de druk gereed, doch doet nog moeite een