Meer dan eenmaal heeft het bestuur het Genootschap officieel vertegenwoordigd. Zoo bij de feesten ter viering van het 300-jarig bestaan der Utrechtsche universiteit, bij welke gelegenheid de voorzitter aan den Senaat een exemplaar van het kort tevoren verschenen eerste deel der Acta et Decreta ten geschenke heeft aangeboden. Eveneens bij de feestelijke viering van het 50-jarig bestaan der Koninklijke Vlaamsche Academie. Bij gelegenheid van de verloving van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana heeft het bestuur aan H.M. de Koningin, de Beschermvrouwe van het Genootschap, zijn eerbiedige gelukwenschen doen toekomen.
In het jaar 1936 verscheen, behalve het 57e deel der Bijdragen en Mededeelingen, het eerste deel van de Acta et Decreta Senatus. Het bestuur hoopt het volgende deel dezer voor de geschiedenis der Utrechtsche universiteit zoo belangwekkende uitgave in den loop van het ingetreden jaar ter perse te kunnen leggen.
De in het vorig verslag uitgesproken verwachting, dat de door Dr. Berkelbach van der Sprenkel uitgegeven Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340 in het najaar geheel voltooid zouden zijn, is niet in vervulling gegaan. Wel zijn tekst en inleiding thans gedrukt, maar de bewerking der uitvoerige indices heeft meer tijd gevraagd dan voorzien werd. Wij hopen dit werk echter in den voorzomer van het ingetreden jaar aan onze leden te kunnen doen toekomen.
De druk van het nieuwe deel der Correspondance de Marguerite de Parme is eveneens niet zoo gevorderd als bestuur en bewerker redelijkerwijze hadden mogen verwachten. Het bestuur heeft thans echter goede hoop, dat de druk dezer zeer bewerkelijke uitgave wat zal kunnen worden bespoedigd.
Zoodra het bovengenoemde werk van Dr. Berkelbach van der Sprenkel geheel gereed is, zal het bestuur, overeenkomstig zijn toezegging, een begin maken met den druk van het laatste deel der Grafelijkheidsrekeningen van Dr. H.J. Smit. De heer Ph. van Hinsbergen is met het gereed maken der indices dezer uitgave thans geheel klaar, terwijl de inleiding in den loop van dit jaar nog door Dr. Smit is aangevuld en dus persklaar is.
De besprekingen met mevrouw De Groot-Brantjes over