Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29
(1908)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich in Zweden; het hoofd van het geslacht was toen de architect Gillis de Besche, die vijf zonen had; een daarvan, Gerard, heeft zich in Zweden als bouwmeester onderscheiden en daar vervolgens voor de Kroon het bestuur gevoerd over eenige ijzerwerken, waarvan hij later eigenaar werd. Een andere zoon, Willem Gillisz., heeft zich in Zweden vermaard gemaakt door zijne kennis van de bewerking van metalenGa naar voetnoot1). Van dezen Willem Gillisz. de Besche - ‘Meester Willem,’ zooals hij in de stukken van dezen tijd dikwijls heet - en zijne zonen is in de hier volgende stukken herhaaldelijk sprake. Uit de biographie van Louis de Geer door J.L.W. de GeerGa naar voetnoot2) was ons reeds bekend, dat Willem Gillisz. de Besche de aandacht van De Geer vestigde op de ijzersmelterij van Finspong, welke hem toescheen voor groote uitbreiding en verbetering vatbaar te zijn; dat hij, op last van De Geer, in 1618 Finspong met onderhoorigheden van Gustaaf Adolf pachtte; dat hij in het vervolg als compagnon en zaakgelastigde van De Geer het beheer bleef voeren over de gieterijen en fabrieken te Finspong en Norrköping, terwijl De Geer zelf zijn verblijf bleef houden te Amsterdam en daar zijne handelszaken bestuurde. Uit de hierna volgende stukkenGa naar voetnoot3) blijkt nu, dat de handelsbetrekkingen van Louis de Geer en Willem Gillisz. de Besche reeds dagteekenen van het jaar 1615, toen ‘Meester Willem’ met een lading naar Holland kwam en hem door De Geer een retourlading werd medegegeven; van dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oogenblik af dreven zij sommige zaken voor gemeenschappelijke rekening. Wanneer Louis de Geer later, bij zijn geschil met Karel de Besche, een zoon van Willem Gillisz., diens onrechtmatige vorderingen bestrijdt, vestigt hij er de aandacht op, dat Willem Gillisz. de Besche in hun gemeenschappelijken handel op verre na niet zoo'n groot kapitaal heeft ingebracht, als Karel de Besche beweerde; dat hij van den beginne af achterstallig bleef bij De Geer, die hem goede ladingen en contanten stuurde, in ruil waarvoor Willem Gillisz. de Besche slechte ladingen terugzond en - wissels op De Geer trokGa naar voetnoot1), en dat niet hij, De Geer, maar meester Willem het meeste voordeel heeft getrokken uit hun gemeenschappelijk zaken doen. Het contract, waarbij Gustaaf Adolf het domein Finspong verpachtte (hierna, No. 1) staat op naam van Willem Gillisz. de Besche; alleen wordt in dit contract de eisch gesteld, dat Louis de Geer borg zal blijven voor het nakomen van de geldelijke verplichtingen, die Willem Gillisz. de Besche op zich neemt. Wisten wij dus overigens niets van de latere geschiedenis van Finspong, dan zou uit dit contract moeilijk zijn af te leiden, dat Willem Gillisz. de Besche hier alleen als zaakgelastigde van De Geer handeltGa naar voetnoot2). Trouwens, ook het in 1625 verleende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
octrooi voor het gieten van ijzeren geschut staat niet op naam van De Geer, maar op dien van Willem Gillisz. de Besche en twee anderenGa naar voetnoot1); toch staat het ook hier vast, dat De Besche alleen als vertegenwoordiger van Louis de Geer optreedt. Louis de Geer en Willem Gillisz. de Besche worden als compagnons - immers naast elkaar - genoemd in het tweede der hierna uitgegeven stukken, het contract van 27 April (st. vet.) 1627 over het bouwen van een tuighuis op Skepsholmen. Dat echter ook hier Louis de Geer eigenlijk de man was, die het contract sloot, mag wel hieruit worden afgeleid, dat in het volgende stuk - de bekendmaking van Gustaaf Adolf, d.d. 2 Mei st. vet. 1628, hierna als No. 3 - waarbij de uitvoering van het in 1627 gesloten contract wordt uitgesteld, van dit contract gewag wordt gemaakt als ‘contraherat medh wår troo undersåte Louis de Geer’ (gesloten met onzen trouwen onderdaan Louis de Geer); over Willem Gillisz. de Besche wordt hier dus geheel gezwegen. Na den dood van Willem Gillisz. de Besche, die in het begin van 1629 moet hebben plaats gehadGa naar voetnoot2), heeft Louis de Geer de voogdij gevoerd over de kinderen, die uit het huwelijk van Willem Gillisz. de Besche en Elizabeth Rochet waren geboren, nl. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel, Willem, Matthijs, Joris en Steven. Matthijs en Steven schijnen jong te zijn gestorven; van hen wordt althans in latere jaren nooit meer gewag gemaakt. Karel de Besche huwde in December 1637 met Ida, een dochter van Louis de GeerGa naar voetnoot1). Uit de hierna als No. 4 en 5 gedrukte stukken blijkt, dat zoowel de ooms van de onmondige kinderen als Karel en Joris de Besche zelf bij hunne meerderjarigheid volkomen genoegen namen met de wijze, waarop Louis de Geer zich van de voogdij had gekweten. Maar nadat De Geer van het gevoerde beheer was gedechargeerd, moest de financiëele verhouding tusschen de gebroeders De Besche en hem nog verder worden afgewikkeld, omdat de bezittingen der gebroeders hoofdzakelijk bestonden in aandeelen in handelszaken en industriëele ondernemingen, die door De Geer werden gedreven. Over die afwikkeling nu ontstond in 1645 een hoogloopend geschil tusschen Louis de Geer en Karel de BescheGa naar voetnoot2); over dat geschil handelen de stukken, hierna uitgegeven als No 7-12. Beide partijen kwamen overeen, dat zij hunne boeken zouden laten onderzoeken door twee boekhouders, waarvan elke partij er één aanwees; deze boekhouders zouden dan de winst- en verliesrekening der gemeenschappelijke zaken opstellen; bij dubieuse posten zouden zij de voorlichting van goede mannen inroepen, en ten slotte zou de eindbeslissing blijven aan den Rijksdrost Peder Brahe en den Rijkskanse- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lier Axel Oxenstierna, die zich bereid hadden verklaard als arbiters op te treden. Karel de Besche bleef eerst in gebreke zijne boeken in te leveren en verwijderde zich uit Zweden, terwijl hij zijne boeken en rekeningen meenam. Na herhaalde indagingen keerde hij naar Stockholm terug en leverde zijne boeken in, maar verliet kort daarna opnieuw Zweden, zoodat de rekening door de boekhouders moest worden opgemaakt, zonder dat zij van hem persoonlijk inlichtingen konden vragen over quaestieuse posten. De in Mei 1647 door de beide arbiters gegeven uitspraak was geheel overeenkomstig den wensch van Louis de Geer. Het laatste der door mij uitgegeven stukken, No 13, heeft betrekking op een geschil tusschen de Zweedsche regeering en de executeurs van het sterfhuis van Louis de Geer; tegen de laatsten was nl. door het Bergskollegium een actie ingesteld wegens hetgeen Louis de Geer te weinig zou hebben betaald voor het gebruik van de Dannemoragroeve. Zooals ik reeds zeide, maakt één stuk een uitzondering op den regel, dat alle hiernavolgende stukken bijdragen bevatten voor de kennis van De Geer's werkzaamheid als industriëel en koopman, nl. No 6, de instructie, door de Zweedsche regeering voor Louis de Geer opgesteld bij zijne zending naar Nederland in 1644. Toen de Zweedsche regeering in December 1643 Denemarken den oorlog aandeed, besloot zij bij de Republiek hulp te zoeken, direct of indirect. Tot dat doel werd Louis de Geer, die destijds in Zweden vertoefde, door haar naar Nederland gezonden; hij was de aangewezen persoon om een zending te vervullen, voor het welslagen waarvan een grondige kennis van toestanden en personen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier te lande vereischt werd, en meer dan iemand had Louis de Geer er belang bij, dat de door Zweden begonnen oorlog tot een gunstigen uitslag zou komen. Den 20sten December st. vet. 1643 stelden de vijf Zweedsche Rijksraden, die voor koningin Christina de regeering voerden, de instructie op, waarnaar hij zich bij zijne zending had te gedragen. Zij is in 1828 uitgegeven in ‘Handlingar rörande Skandinaviens Historia, deel XIII (‘Nya Handlingar rörande Skandinaviens Historia’ deel III), blz 259-270. Zeer verkort wordt de inhoud der instructie medegedeeld bij J.L.W. de Geer, Lodewijk de Geer blz. 66-67, en bij Pierre de Witt, Louis de Geer, blz. 65 der Ned. vertaling. Desniettemin acht ik het gewenscht de instructie in haar geheel hier te laten afdrukken, omdat zij een der belangrijkste staatsstukken is voor de geschiedenis der betrekkingen van Nederland en Zweden in dezen tijd. De korte inhoudsopgave in de genoemde werken van J.L.W. de Geer en Pierre de Witt volstaat niet; Nederlandsche historici moeten het stuk in zijn geheel kennen. De Handlingar rörande Skandinaviens Historia worden ten onzent alleen aangetroffen in de bibliotheek der Rijksuniversiteit te Utrecht; ik meende daarom mijn vakgenooten een dienst te doen door de instructie hier opnieuw te laten afdrukken. Bij de uitgave in het genoemde deel der Handlingar enz. wordt op blz. 259 aangeteekend: ‘denna Instruktion finnes ei i Riksarkivet’ (deze instructie wordt niet aangetroffen in het Rijksarchief, nl. te Stockholm). Toen ik in den zomer van 1900 te Stockholm was, vond ik echter in het Rijksarchief aldaar een afschrift van de instructie in een portefeuille, getiteld: ‘Hollandica. Strödda Handlingar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Förhandlingar 1633-1660Ga naar voetnoot1).’ Voor de uitgave, die hier volgt, heb ik den tekst van de instructie, zooals die wordt medegedeeld in de Handlingar rörande Skandinaviens Historia, vergeleken met het afschrift, dat voorkomt in de evengenoemde portefeuille van het Rijksarchief te Stockholm. Daarbij bleek mij, dat de tekst, die ten grondslag ligt aan de uitgave in de Handlingar etc., veel beter is dan die van het afschrift in het Rijksarchief te Stockholm; maar in de uitgave in de Handlingar zijn allerlei drukfouten ingeslopen, die ik heb kunnen verbeteren naar den tekst van het afschrift; bij de meeste heb ik dit stilzwijgend gedaan, bij de overige heb ik in mijne uitgave opgenomen wat m.i. de juiste tekst is en in de noten aangegeven hoe de lezing in de Handlingar luidt.
Enkele der door mij - in chronologische volgorde - uitgegeven stukken zijn in het Zweedsch geschreven. Hoewel ik eigenlijk van meening ben, dat van Nederlandsche historici, die belang stellen in de geschiedenis onzer betrekkingen met de Skandinavische volken, mag worden verwacht, dat zij de taal dezer volken althans kunnen lezen, heb ik het ten slotte toch maar wenschelijk gevonden den inhoud der Zweedsche stukken in 't kort ook in het Nederlandsch mede te deelen. Den volledigen tekst heb ik echter in het Zweedsch laten afdrukken, ook omdat men in Zweden belang stelt in alles wat Louis de Geer betreft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.Contract, den 20sten Juli [st. vet.] 1618 te Stockholm, op last van Gustaaf Adolf, geteekend en bezegeld door Axel Oxenstierna, waarbij het domein Finspong met onderhoorigheden wordt verpacht aan Willem Gillisz. de Besche tegen een jaarlijksche pachtsom van ruim 5675 rijksdaalders, voor de betaling waarvan Louis de Geer borg blijft.
[De inhoud van dit contract luidt in hoofdzaak als volgt: Wij, Gustaaf Adolf enz. maken bekend, dat het ons behaagd heeft het domein Finspong aan meester Willem Gillisz. [de Besche] te verpachten op de volgende voorwaarden: Het domein wordt hem ingeruimd met alle huizen, stallen en toebehooren, volgens inventaris; hem worden bovendien opgedragen in het district Sundbo met de kerspelen Hällestad, Vånga enz. alle jaarlijksche renten en inkomsten, die onze daar wonende onderdanen verplicht zijn aan ons op te brengen [volgt een specificatie daarvan] benevens alle tienden, heerediensten enz. waartoe zij verplicht zijn; ook wordt hem overgelaten de eene Hällestad-groeve, de breede groeve genaamd, met bijbehoorende hutten, molens enz.; al het ijzer, dat hij uit de mijnen kan halen, of dat hij in het bergwerk Finspong door ruil of koop kan verkrijgen, mag hij tolvrij uitvoeren; maar van het ijzer, dat hij door koop of ruil uit Nora- of Linnes-bergwerk zal krijgen, zal hij tol betalen gelijk een burger; hij mag bij de exploitatie van het bergwerk bouwen, hout vellen en nieuwe mijnen ontginnen, voor zooverre ons en de Kroon daar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door geen schade wordt toegebracht en geen inbreuk wordt gemaakt op den eigendom van anderen; de bergmannen zullen verplicht zijn hem de gewone diensten te bewijzen en zich in alles te gedragen naar de door Koning Karel IX voor Wermeland uitgevaardigde bergwerkordonnantie; voor de waren, die hij uitvoert en in plaats daarvan weer invoert, zullen de burgemeesters van Norrköping en Söderköping hem een certificatie geven, dat het Zweedsche en geen vreemde goederen zijn, opdat hij in de Sont of elders geen last ondervinde; ook worden hem alle koninklijke boetegelden overgedragen en mag hij een provoost aanstellen om onwillige betalers te panden en misdadigers te vervolgen. Daartegenover zal hij verplicht zijn jaarlijks op Michaelis in onze Rentekamer ruim 5675 rijksdaalders in specie of in Zweedsche munt te storten; binnen zes maanden zal hij ons met zijne eigen onderteekening en die van Louis de Geer verzekeren, dat hij de genoemde som op den vastgestelden tijd zal betalen; het contract geldt voor zes jaren; na afloop daarvan zal - wanneer hij het bergwerk vlijtig geëxploiteerd heeft en zijne verplichtingen is nagekomen en wederom wil pachten - aan hem en zijne kinderen vóór anderen de gelegenheid daartoe worden gegeven, mits hij het hoogste bod van een ander wil overnemen. Kan hij het niet met ons eens worden over de vernieuwing van het contract, dan zal hij alles, wat volgens den inventaris hem in handen is gesteld, moeten uitleveren. Van de herstelde of nieuwe gebouwen zal alles, wat aardvast en onroerend is, aan ons blijven zonder eenige vergoeding. Volgens bevel des Konings heb ik, Axel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oxenstierna, op de voorschreven wijze een accoord met meester Willem Gillisz. aangegaan en het contract - tegen confirmatie door Zijne Mat zelve - onderteekend en bezegeld. - Stockholm, 20 Juli 1618].
‘Wij, Gustaf Adolph, medh Gudz nåde Sweriges, Götes, Wendes Konungh, Stoorfurste till Finlandh, Hertig uthi Ehstlandh och Carelen, Herre uthöfwer Ingermannelandh, göre witterligit att effter Oss hafwer täcktz och behaget för een wiss zumma penninger att uthfåå och arendera een wår och Cronones gårdh Finspong, medh desse bruuck och underliggiande lähn, derföre hafwe wij sådant wår troo undersåthe mester Wilhelm Giliusson på hanss unnderdånige begäran nådeligen låtet inrymma medh sådane wilkor och condition, som denne contract uthi boockstaffven lyder och förmähler. Först schal honom inrymbdt och effterlåten wara sielfve gården medh alle huuss, der äre boorygh [sic] och sundö [sic] redschap så och ladugården medh all den boskap, der till inventario nu finnes, hwilket altsammans honom uthi wår Stådtholleres och elliest een af wåre Cammerschrifwares nährwahru schall tilhanda inventerat blifwa. Dernest hafwe wij honom opdragit utaf Sundbo heredh medh Hellesta, Wånga, Godegårdz, Rysinge, Regna, Skedwi och Tielmo sockner, all den åhrlige rento och inkomst, so wåre undersåter uthi förbemelte lähn boendess Oss plichtige ähre att uthgifve, hwilket alt pertzelewijss här i denna contract finnes inforde wara medh sin tillborlige wärdering, nembligen penninger för sigh:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Såsom och der hooss deres wahnlige gårdz och bruuckz drengier, kyrkiotiender, jernntiender, häredzhöfdinge renta och elliest all den åhrlige hielp, som i lähnet giöres pläger; och detta alt skole unndersåterna, så wijdh som the här till wohne warit hafve, antere till Nora-eller-Linnes bergsslagh eller och Norkiöping, effter mester Wilhelms willie och begeran föra och fram komma låta, doch skall han här unnder ickie beswära almogen medh andra försslor wijdere änn desse deres rette och laglige uthschylder sigh streckie. Widere skall honom och här medh effterlåten wara den eena Hellesta-grufwan, som bergzmennerne sielff willige affstadh hafve, den de kalla breedgruf, medh sampt hammarhyttor, strom-, miöl- och såge-quarner; och altt dett jern han kan åstadhkomma antere af bruucket eller eliest af lahnedh opborder uthi Finsponga bergsslagh sigh tillbyter och kiöper, dett må han uthan någon widere beswär tullfridh utföra; men dett jernn som han igenom förbytning eller kiöp ifrån Nora- eller Linnes-bergzlag bekommer, deraf skall han emot een borgare hafwan tull gifwa. Hwadh gårdorna wedhkommer, när de af oss | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
effter Rijksens anfordrande, lägenheet och wårt behagh åhrligen anntteren förökes eller forminskes, då skole de honom effter den wärdering, wij på gårdepe[r]tzelerne nu hafwe giöra låtet, rächnade och anslagne blifva. Der och så wore att unndersåterne effter Mr. Wilhelms begären eller och hans tillåtelse wille förbemelte fetalie pertzeler, som medh gårderna påbiudess uthgiöre spanmåhl eller något annat, det dem begger sijdes å samma kunde, där uthinnan mån han giöra som han best kan sigh medh den forenna. Och alt detta förtalda skal han effter contracten mechtig wara att nytia, besittia och opbära aldeles såsom dett oss och Cronan till goda brukas och opbäras plägar och såsom han sin fordeel dermedh best weet sökia och schaffa. Honom schall och effterlåtet wara att bygia uthi alla strömmer, som uthi lähnet finnes nytige wara, skog effter sin egen willia att fella, nye bergzbruuk der de finnes kunne att uptage; doch så, att ickie något for oss eller Cronan förderfves, eij heller någon annan der medh wen åller förfång opå sin egendom skeer eller tillfogess. Så schole och bergssmennerna wedh Hellestadh, Wånga och Godegårdz bruuck wara förplichtade att hålla wedh macht sine hiulestocker, hyttor och annat mehr stoort werck, effter som de aff ålder wahne warit hafven. Om ossmund-jernetGa naar voetnoot1), som der i bergsslagen faller och uthgiöres schal, hafve wij honom bewilget och effterlatedh att bergssmännerna | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
skole her effter wara förplichtade, dett så smida och hugga, som dett sigh bör och bergssprevilegierne och ihm-ordningh, som uthi Christeligh och högloftigh i hugkommelsse wår salige käre herr faders Konung Carels tijdh i Wermeland uthgifven förmähler, nembligen fyra och tiuga stycker opå ett lisspundh; och må M[ester] Wilhelm till settia een eetschworen wräkare, som medh befallningzmannen der uthinan ett naga opseende hafva kan; och der det då ickie så hålles och effterkommes, då skole de som Cronones otrogne tienare straffade blifva och bergssmännerna jernet hafwa forwärkat, effter som derom och uthi Norkiöpingen besluutt uthi den 13 articul ähr forafskeedh. Wi hafve och nådigst honom bewilgett att när han alt sådand förbemelte godz will uthskiepa, och derfore annat igen inforschrifva, da schole wore undersåter och Borgmester i Norr-och Söderkiöping städher honom der oppå deres städers witnessbördh eller pass gifva, så lydandes att dett swensche och ickie fremmande godz är, på dhet han uthi Oeresundh eller annorstädes ickie må förhindrass och molesteras. Så ähre honom och utaf oss nådigest uthöfwer contracten effterlåtne alle konungsslige sakörer, som der i lähnet falla kunne, så att de honom ickie schole pårecknade blifva. Befallningssmannen belangande, som der nu scholl tillsetties, så hafve wij honom effterlåtedh, att der han medh tillbörligh flijtt och alfwar Cronones uthlagar i rettan tijdh ickie uthfordrar, eller effter Mr. Wilhelms befallningar sigh hörsambligen icke rettar, da schall han mechtig wara honom af och een annan till settie, effter han honom sielf löhner och underhåller. Så ähr honom och effterlåten een Profos att hålla, den der de tredske for deres uthlagor schal panta och | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elliest andre öffwerdådige, som antere sigh forbryta eller förimma må antasta. Emot alt detta forschrefne, som Wij honom nådigst hafver inrijmbdt och effterlaten, skall han effter sin cautions lydelsse wara förplichtadh, uthan någon förewandh ursechten, årligen just om Michaelis tijdh att beschwerer in i wår Rente-Cammar fem tusendh sex hundrade siutij o fem 17/156Ga naar voetnoot1) riksdaler in specie eller i Swenske mynt, nembligen nije tusendh tu hundrade tugu twå daler, tiugo een öre, sexton penninger; men för gården schal han gifwa effter samma wärdering såsom hon åhrligen forhöijes eller förminskes. Hwar och sigh hende, att det swenske myntet kunde for oorsaker schuldh blifva foringet medan denna contract påstår, da schall Mr. Wilhelm wara förplichtet till riksdalers in specie lefwererende eller och dess rettan warde uthi gott och på den tijdh gengsse myndt, så att oss må schee rätt och fulnat uthi alle matto emot en riksdaler in specie uthan afkortningh. Och at han dennen summa ickie allenast som förbemelte ähr i rettan tijdh will och schall lefwere, uthan och förplichtet wara schall och haltt hinder, schada och oncosten att som emot denna contract skee kunde att erlegga och upfylla, så schall han oss innan sex månaders dach igenom sin egin och Louijs de Geers förschrifning derom assurera. Och skall denne contract således förste sex åhr tijdher hollas och obrodzligen effterkommes; men den så ähr att Mr. Wilhelm med flijdh uthi medler tijdh bruuket drifwit och terminen richtiget håller och for | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sin profit och nytto skull, den han igenom dette arrenderendet befinner, lust hafwer medh oss ytterligere att handla, då schall denna lägenheet honom och hans barnom framför alle andre aff oss effterlåten wara till att behålla, medh så förordh och wilkor att han uthi denna contracts förnyende oss gifva schall så myket som nogon annammedh skäll kan och wil tilbiuda och gifva. Der och så ähr att han wår willie uthi contractens renoverande ickie förmå föllie och effterkomma, so schal han wara forplichtadh for änn han lähnet affträdher effter inventariernes lydelsse ifrån sich oförderffwadh lefvere alt hvadh honom underhender hafver waret till betrodt och inrymbt. Och hwadh han wedh gärden, bruken och elliest forbetrar och byger, så att dett jordfast och orörligit ähr, dett schall altt sammans wara och blifwa oss uthan någon wedergeldtning till gangn och godo. - Actum Stockholm, den 20 Juli åhr 1618Ga naar voetnoot1). Effter Kongl. Mttz min Allernådigste Konungz och Herres egen befalning hafwer jag på forschrefne sätt medh Mr. Wilhelm Giliusson accorderat och till Hans Kongl. Mts egen confirmation contractet underschrifvit och förseglatt, effter som migh der öffwer speciael befalning gifven ähr.
Actum Stockholm, die et anno ut supra.
Axel Oxenstierna’.
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.Bekendmaking van Gustaaf Adolf, d.d. Stockholm, 27 April [st. vet.] 1627, dat hij een contract heeft aangegaan met Louis de Geer en Willem Gillisz. [de Besche] voor het bouwen van een tuighuis op Skepsholmen, in Stockholm.
[De inhoud van dit contract luidt in hoofdzaak als volgt: Wij, Gustaaf Adolf enz. maken bekend, dat Louis de Geer en Meester Willem Gillisz. [de Besche] ons hebben aangeboden te zorgen voor de leverantie van allerlei wapenen en dat wij met hen zijn overeengekomen, dat zij hier te Stockholm, op Skepsholmen, een tuighuis zullen bouwen; de kosten van den bouw van het tuighuis zullen door Louis de Geer en Willem Gillisz. [de Besche] worden gedragen, tegen vergoeding der rente, en onder voorbehoud, dat de Koning ten allen tijde deze schuld kan aflossen; in dit tuighuis zullen zij altijd gereed houden een voorraad wapenen, voldoende voor 15 regimenten voetvolk en 3000 ruiters, die tegen vastgestelde prijzen en betalingsvoorwaarden ter beschikking van den Koning staan; zoolang het tuighuis nog niet gereed is, zullen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de wapenen elders geborgen worden; voor het vervaardigen van de wapenen mogen zij beschikken over alle factorijen van den Koning en de daartoe behoorende handwerkslieden; in den beginne zullen zij nog wapenen uit den vreemde mogen invoeren, maar ondertusschen al hun best doen om zooveel werkvolk te krijgen, dat alle wapenen in Zweden kunnen worden gemaakt; voor den uitvoer van wapenen zullen zij, mits de Koning daartoe toestemming heeft gegeven, gedurende zes jaren tolvrijheid genieten; daar de inhoud van vorenstaand contract praejudicieert op de rechten eener onlangs opgerichte IJzercompagnie, zullen zij met deze Compagnie een overeenkomst moeten treffen.]
‘Wij Gustaf Adolph, medh Gudz nåde Sweriges, Giöthes och Wendes Konungh, Stoorfurste till Finlandh, Hertigh uthi Estlandh och Carelenn, Herre uthöfwer Ingermanelandh etc. giöre witterligitt, att såsom wåre trognne undersåtere Louis de Guere och Mesterr Willam Gilliessonn hafwe sigh uthi underdånigheet annbuditt och praesenterat allehanda slagz ammunitionswerck willia komma i betre skick och storre quantitet, ähn som här uthi rickett tillforende warit hafwer, icke allenest så myckett wij beterfwe, uthann och så ymbnigdt, att thär sådana pertzeler kunne härifrånn till andre länder (sigh till proufit) uthskeppa och förytra; så hafwe wij deres underdånige tillbudh låtitt oss wäre beehaga, och fördenskuldh medh dem contraherat opå dett sätt, som föllier etc. Till det första, skall förbemelte Louis de Geer och Wilhelm Gilliessonn wara förobligerade på deres egenn bekostnadt uprätta och förbyggia ett magasijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eller tygehuus på wår SkipzhollmaGa naar voetnoot1) här i Stockhollm, effter denn skampelun, som wij dem gifwitt hafwe, där till dee sielfwe skolle sigh materialia förskaffwa, hwilkett wij effter een rätt och liquiderat rächningh welle dem framdeles betalla låtha. Till dett andra, skall bemelte Louis de Geer och Wilhellm Gilliessonn låtha tillgöra och innlefwerera, så att i förrbemelte tygehuus må åhrligenn uthi gott beredtskap weere allehanda ammunition, effter dett wärde och betingningh, som nu här förmälas skall:
Och skall thallet på förbemelte ammunition wara till fempton regiementer fottfolk, och tretusende till best etc. Och löper så summan effter wärderingen tuhundrade tiugho ett tusendh etthundrade daler, åtta öre. Män i medlertijdh förbemelte magasin färdigt ähr, må han ammunitionen här på ståttett | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eller uthi annat beqwembligitt rum hafwe, där wij dett see kunne, hwadh uthi förrådh är etc. Till dett tredie, när bemelte Louis de Guere och Willhellm Gilliessonn således förbemälte summa complet inlefwerert hafwe, då löper deres interesse och pension där aff trettijo trij tusendh etthundrade sextio åtta daler. Men där wij kunne, förr eller sedann dett blifwa complet, någott där aff uthtaga låta, eller dee medh wår consens där af någonn post uthschippa eller innrijkes försellia, då blifwer deeres interesse och pension pro rata, och på denn summa som där qwar blifwer så myckett mindre. Till dett fiärde, hwadh oss behagar aff tyghuussett uthtaga låtha, dett welle wij effter förbemelte prijs en halfparten effter sex månaders och den andre halfparten effter tolff månaders förloph betalle. Till dett fempte, och såsom dee hafwe lofwatt magasin, som förmält är, på deres bekostnadt oprätta, så hafwe wij dem, så snart dee, som rächningh bewijses, tijo tusendh daler anwendt hafwe, lofwatt dem interesse där aff gifwa; och när dee låter tijo tusende eller meere daler effter liquiderat rächningh kostatt hafwa, dem i lijka motto interesse där aff gifwa, så lenge dee mistee deres capital och wij dett icke affläggia låthe. Till dett siette, skall oss i alle tider wara fritt heele capitalet till oss annamme, och där af en tredie part effter hwarie nästfolliande sex månader betalle. Till dett siuende, opå dett dette förbemälte werk måå dess betre kunne fortsettias och drifwes, hafwe wij nådigzt oplåtitt bemelte Louis de Guere och Willhellm Gilliessonn alle wåre factorien öfwer heele wårdt rijke, medh wårt hantwerkzfollk, och dem som tiänlige ähre, taga och till sigh annamma, och dee odugelige effter deres egenn willie affdancke eller bruuke; såsom och dem dee bruuka welle, uthi | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
städerne insättie, där dee best och beqwembligast finne, dem att nidh sättia etc. Till dett ottonde, aldennstundh förbemelte Louis de Guere och Wilhellm Gilliessonn lofwe sigh willie samme slagh munition, som förbemelt ähr, här innrijkes göra låtha, allenest sigh beswära så månge werieklingor i förstone här åstadh komme, som behöfwas will, så måge dee dem af fremmande landh införschrifwe, och likwäll sinn högste flitt där på annwende, att dee måge så mycket folk aff dett han[dt]werk införskaffe. Till dett nijonde, skall dem på sex åhrs tidh wara tillåtitt, att tullfritt uthskipa alle dee ammunitions pertzeler, som dee medh wårtt tillståndh uthrijkes sellie welle. Till dett tijonde, effter wij på någre wåre trogne mens och undersåteres flitige annhollande hafwe tillåtitt dem ett Järnn-Compagni att uprätta och detta werk skeer dem uthi någre måtto till praejudicium, derföre skolle förbemelte Louis de Guere och Willhellm Gilliessonn sigh medh bemelte Compagni föreene, som dee best på begge sider kunne. Datum Stockhollm, denn 27 Aprilis anno 1627.
Gusta[v]us Adolphus.’
(R.A. Stockholm. - Gustaf II Adolfs tid. Finanshandlingar. Louis de Geer's räkenskaper). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar een contract heeft aangegaan met Louis de Geer, waarbij deze aanneemt in den aanstaanden zomer een nader omschreven hoeveelheid wapenen te Stockholm te leveren, hetzij hij deze uit den vreemde heeft ingevoerd of in Zweden heeft laten maken; de betaling daarvan zal deels in den aanstaanden zomer geschieden in koper, deels in Februari 1629 door de Rentekamer geschieden.
‘Wij, Gustaff Adolph medh Gudz nådhe Sweriges, Göthes och Wändes Konungh, Storfurste till Finlandh, Hertigh uthi Estlandh och Carelen, Herre uthöfwer Ingermannelandh, giöre witterligit, at oanseet wij för dätta hafwe contraherat medh wår troo undersåte, ehrligh wälachtat Louis de GeerGa naar voetnoot1), at han et magasin oprätta skall, der uthi hon allehanda slagz ammunitions werk uthi förrådh hafwe må, hwilket och effter samme oprättedhe contractz inneholdh blifwer uthi sitt werde; allenast at tyghusetz byggningh sätties tillbaka, så haffwe lijckwell nu på nytt för dette åhr med honom contraherat, såsom föllier. Först haffwer han lofwat, och oss i underdånigheet tillsagt, uthi näst kommande sommer här i Stockholm lefwerere, anten han det aff fremmande landh skaffandes warder, eller her inrijkes tillwercka låter, nembligen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deremot hafwe wij förbemelte Louis de Geer försäckrat sin betalningh, sedan förschrevne lefwererningh giordh ähr, aff wår Factor Erich Larsonn uthi rååkoppar i denne sommer efter handenn bekomme, som han dädh till sine mässingzbruuk kan behöfwe, nembligen nyohundrade skippundh kopparbärgz wicht; och skall han hwart skippundh för fyretye een richzdaler annamma, reknat richzdalern på twå swenska daler, och den öfrige rästenn för förschrevne partzeler eller hwadh han mera uthi ammunition lefwererandess warder, skall honom aff wår Räntte-Cammar uthi Februarij månat åhr 1629 tillstelt warda. Der wårt Cammar-Rådh Factor och alle andre, som detta widkommer, haffwe sigh att effterrätta. Giffwit och schrifwit på wårt Konglige Slott Stockholm, den 2 Maij åhr 1628.
Gustaff Adolph.’
(R.A. Stockholm. - Gustaf II Adolfs tid. Finanshandlingar. Louis de Geer's räkenskaper). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.Verklaring d.d. Norrköping, 20 Februari [st. vet.] 1630, afgelegd door Gillis Gillisz. de Besche, Huybert Gillisz. de Besche, Pierre Rochet en Jan Moyael, betreffende het beheer, door Louis de Geer gevoerd als voogd der kinderen van wijlen Willem Gillisz. de Besche en Elisabeth Rochet.
‘Op dato den 20 Februarij 1630 by malcanderen vergadert zijnde Gillis Gillisz. de Besche, Huybert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gillisz. de Besche, Pierre RochetGa naar voetnoot1) ende Jan MoyaelGa naar voetnoot2) om te adviseeren ende op te nemen van Louis de Geer de mombaerschap van de kinders, naergelaeten van onsen broeder saliger Willem Gillisz. de Besche, voortgebracht int houwelijck met salige Elisabeth Rochet, te weeten Carl, Willem, Matthis, Joris ende Steven. Naedat ons openinghe ende verclaringhe gedaen is van de middelen, naergelaeten aen de voorschreven kinderen door onsen broeder saliger, belopende ontrent dertich duysent ricxd., behalven haer derde part in de gebouwen, huysen ende timmeragiën ende het huys, meulen ende de landen van St. Anna-quarn tot Nicoping, waervan van alles een inventaris sall gelevert worden, soo haest als des Conings reckeningen sullen geslooten zijn; geconsidereert hebbende de grootte partiën, soo Sijn Mayt schuldich is, soo hebben wy gegeven ende geven mits deesen volle macht aen bemelten De Geer daerover met Sijn Mt te accordeeren op het beste als 't hem moegelijck sijn sal, ende de gelden niet konnende innen, deselve op interest te laten op hypothecquen van arendenGa naar voetnoot3), belovende by deesen voor goet te erkennen ende te approbeeren 't geene Louis de Geer hierinne doen sall. Ende overmits het capital van de kinders (van wegen de voorschreven schulden) niet en kan strecken tot haer deel in de wercken, soo sullen wy met onse andere broederen, tegenwoordich absent sijnde, adviseeren om hiernaemals eenige arenden van haer part af te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trecken, ende ondertusschen sullen de kinders int generael profiteeren pro rata van haere middelen, op conditie dat nae advenant dat haere middelen sullen vermeerdert zijn, sy voor zooveel meer in de portie sullen treden ende dat tot op de derde part. Alsoo gedaen ende geteekent tot Norcoping, op dagh ende jaer als boven.
Gillis de Besche. Huybert Gillius de Besche. Pierre Rochet. Jan Moya. Gerardus Gillius de BescheGa naar voetnoot1).’
(R.A. Stockholm. - Dit stuk is letter E der bijlagen van de hierna af te drukken ‘Corte verclaringhe’ enz. van Louis de Geer, d.d. Stockholm, 9 December 1645, welke voorkomt in de portefeuille: ‘Biographica. D 6. De Geer.’) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.Overeenkomst, op 12 September 1637Ga naar voetnoot2) gesloten tusschen Louis de Geer eenerzijds en Karel en Joris de Besche anderzijds, waarbij de laatsten Louis de Geer déchargeeren wegens het voor hen ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voerde beheer en met hem een afspraak maken betreffende de verdere afwikkeling hunner financiëele verhouding.
‘Op huyden den 12 Septembris 1637 sijn tesamen verdragen ende geaccordeert Louis de Geer ter eenre ende Charles ende Joris de Besche ter ander syde, in maniere ende conditie hiernaer beschreven. Eerstelijck soo bekennen wy, Charles ende Joris de Besche, dat ons door Louis de Geer openinghe is gedaen ende aengeweesen den staet ende middelen, ons door onsen vader saliger naergelaeten, van aenvanck aff tot het eynde toe, ende alle partiën wel naergesien ende geëxamineert, waervan wy volle genoegen ende contentement hebben, daervoor wy Sr De Geer bedancken alsmede voor de moeyte, sorge ende administratie, voor ons daerin gedragen, allouerende mede 't geene onse ohmen in onse onmondighe daghen met Sr De Geer gearresteert hebben ende approbeeren alle reeckeninghen, sooals deselvige op de Sweetse ende Hollandse boecken geslooten sijn, sonder hiernaer eenige revisie derselver boecken ofte reeckeningen te begeren, noch De Geer, noch syne erfven daerover eenige molest aen te doen, in rechte noch daer buyten, direcktelijck noch indirecktelijck, alsoo ick Charles bekenne, dat dieselvige boecken, soo Swetse als Hollandse, t'allen tyden voor my in 't cantor open gelegen hebben ende noch doen, ende is mijn hiervoor door De Geer op syne capitaele boecken onsen staet ende capitael vertoont, ende nu wederom aen ons beyde dieselvighe verthooninge by specificatie van partie tot partie aengeweesen ende geëexamineert, daervan wy ons ten volle contenteeren ende voldaen houden, ende tot meerder bevestinghe in voorschreven capitale boecken onse reeckeninge onderteykent hebben, houdende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deselvige voor absoluyt gesloten ende gearresteert, ende ons capitael soodanich te sien, als voorschreven saldo is meldende. Ende alsoo wy nu tot onse mondighe jaaren gecomen sijn ende met onse ohmen raed ende advis (dewyle Sr De Geer sich onser ontlasten will), siende dat ons capital tot soo grootte wercken, onvercochte goederen, geschut, coegels, parten scheeps, yser en messing in Holland, ja dat ons capitael in plaetse van 1/10 qualijck tot 1/12 strecken soude, soo hebben wy met advis van onse ohmen ende goeden voordacht gequitteert, gelijck wy quitteren by deesen ende afstaen alles wat tot dato deeses naer Holland versonden is, ende houden ons capitael in de schulden ende wercken hier in Sweden, gelijck deselvige nu by de balance uyt de boecken D. Journal fol. 226 uytgetogen ende gespecificeert staen, dewelcke naer ons aenpart te rekenen noch ons capital verre te boven gaet, soodat wy toestaen dat De Geer alles, wat van Nicoping incomt, aen sich behouden tot sijn rembourssement, ende wat meer incomt als ons achterstell dan sall weesen, hetselve werdt wel in de messingsbroeckenGa naar voetnoot1) noodich sijn, dewyle maer een maent cooper in voorraet en is ende 't gemaeckte goet samen uytgescheept ende dat noch de galmeyeGa naar voetnoot2), noch de leste 3 schepen steencoolen niet in reeckening gevoert en sijn, derhalven tot die wercken wel een grootter capitael van nooden is, ende alsoo wy voor alsnoch tot geen meerder verschot provideren en konnen, totdat van de schulden ingecomen sijn, soo staen wy toe dat voorschreven De Geer dit jaer alle die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
messingswaeren, die uytgescheept soude konnen worden naer Holland, in Norcoping aen sich nemen voor sijn eygen particuliere reeckeningh, ten prix van vijftich gulden 't hondert, mits dat hy de risico, vracht ende alle oncosten draghe, ende het yser van Finspångh comende tegens 18 d[aler] het schippont, 275 ℔ Amsterdams voor een schippont gereckent, de plaeten tegens 30 d[aler] gelijck schippont, mits (als voor) dat hy alle risico, vracht ende alle oncosten, daerop te doen, dragen sall; ende soo sich dan t' eynde van 't jaer bevindt, dat ons capitael veerders strecken kan als ⅙, soo sall hetselvige in toecomende jaer in grootter gedelte gereckent worden, 't sy dan van ⅕ off ¼ off ten uyterste ⅓, gelijck alle de gebouwen ingestelt sijn, doch met die conditie ende reserve, dat de Norcopingse strom, gebouwen, huysen ende erfven aen geen ander en sullen mogen door ons vercocht, verhandelt off veralieneert worden, directelijck noch indirectelijck, door ons selven noch door andere onse erfven, maer dat wy gehouden sullen weesen, deselvige willende affstaen, aen Louis de Geer te presenteeren ende met hem daerover te accordeeren. Ende soo wy quaemen te overleyden, sonder naer te laeten kinderen, in de legitime houwelijcks staet geprocrëert, soo sullen voorschrevene wercken, strom, huysen ende erfven aen Louis de Geer vervallen, ende niet aen onse ohmen off andere erfgenamen, die wy van nu aff soo voor alsdan als voor alsnu daervan frustreeren, ende behouden alleenlijck aen ons de dispositie van onse andere goederen; doch alsoo wy over het gedeelte van onsen broeder Willem niet disponeeren en konnen, off het Godt geliefde hem wederom tot syne voorige gesondtheyt te brengen, ende dat hy naer ons overlyden ons erfgenaem waere, ende in deesen synen staent hy alhier inne geen consent dragen en kan, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opdat (in sulcken gevalle) hiernaer door hem geen verandering daerin en geschiede, soo maecken wy uyt onse gedeelte van onse capitael Sr De Geer soo groot erfgenaem daerin, dat hy vant selvige onsen broeder Willem sijn gedeelte in de gebouwen, strom, huysen ende erfven contenteren sal konnen, diewyle hy sooveel ende meer als vaderlycke sorge voor ons heeft gedragen ende soo verre opgebracht heeft. In oorcondt der warheyt deesen met ons eygen handt geschreven en ondergeteyckent.
Charles de Besche. Joris de Besche.’
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.Instructie, d.d. Stockholm, 20 December [st. vet.] 1643, aan Louis de Geer bij zijn vertrek naar Nederland door de Zweedsche regeering gegeven.
Instruktion für Louis de Geer.
‘Memorial deren, so von Ihrer Königl. Mat unserer allergnedigsten Königinn dem Herrn Louis de Geer, Erbgesessen zu Finnspångh, in Niederlandt zu verrichten anvertrauet werden.
1. Es wirdt sich der Herr De Geer schleunigst immer müglich von hinnen zur sehewarts erheben, undt seinen wegk geradt auf Hollandt zu nehmen. Undt so baldh ehr alda angelangett, soll ehr suchen occasion mitt dem Residenten Peter Spiring sich zu unterreden, ihm eröpfnendt was dis jahr undt vor diesem zwischen Uns undt Dennemarck passiret, insonders welchergestallt Dennemarck vergangen jahr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle der unserigen navigation gesuchet zu verhindern mitt unterschiedlichen pressuren, neuen inventionen, rechtfertigungen, zollen undt anderen beschwerden, wieder die klare pacta undt abscheide der Cronen; auch welchergestallt auf erinnerung nichts mehr dan disputirens undt excusirens erfolgett, nichts aber abgeschaffet undt remediret worden; also das Ihre Königl. Mat die waffen ergreifen undt die passage mitt denselben, vermittelst Göttlichen beystands, eröffnen müssen; dahero Ihre Königl. Mat verursachet worden, ein schreiben desswegen an den Herrn Staten-General der vereinigten Niederlanden, auch den Printzen von Uraniën abgehen zu lassen, undt einen memorial vor den Herrn Residenten zu verfassen, mitt befelich, das Louis de Geer den memorial undt beigefügtes schreiben ihme, Spiring, überliebern soll, mit erinnerung, solchs an den Herrn Staten-General undt Princen zu übergebenGa naar voetnoot1).
2. Der Resident undt Herr de Geer müssen den zustandt der sachen undt zeiten, auch die inclination der humoren undt gemüther wohl observiren, undt nach dem sie merken, dass eines undt anders gerne oder ungerne gehörett wirdt, darnach ihre discoursen undt actionen einrichten. Damit aber alles so viel mehr ohne einigem strepitu oder vielen nachreden vorgenommen werden könne, solt der Resident bey den Herrn Staten-General undt dem Princen von Uraniën das werck treiben, die schreiben einliefveren undt umb radt auch adsistence anhalten; der Herr De Geer aber was ehr etvan unter der handt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
thuen kann, da ehr einige inclination funde bey den Herrn Staten General, poussiren das werck undt adsistirn dem Residenten, aber sich nirgends offenlichen engagieren, damit sein treiben desto verborgener bleiben möge; doch stellen Ihre Königl. Mat ihme, De Geer, anheimb, an welchem ordt ehr gut finden wirdt das werck recht anzugriffen.
3. Des Herrn De Geer aber principal augemerck und dessein soll sein, erstlich die Niederlandische gemüther, so weit es sich thuen lesset, ins gemein dahin zu vermügen, das sie den dessein des Königs in Dennemarck, mit ihrer Ostseheschen navigation undt commerciën undt daraus entspriessendenGa naar voetnoot1) zoll seines gefallens undt vortheils zu disponiren, recht betrachten darnach, das sie die jetzige occasion selbige navigation undt commerciën in ihre richtige ordnung undt freyheit zu setzen, weilen Ihre Königl. Mat von Schweden selbige zu beforderen und regulieren helffen will, wohl behertzigen, undt das ihrige darzu contribuiren. Findet ehr die gemüther darzu geneiget, oder kan sie dahin disponiren, als wirdt ehr am besten thuen, dass ehr neben dem Herrn Residenten Spiringen, ein jeder an seinem orthe, die Herrn Staten-General zu einem algemeinen krieg undt conjunction der waffen poussire, insonders, das die Herrn Staten die ihrigen durch den Sundt oder Belt convoyiren undt mit uns zugleich auf den Sund gehen lassen wollen, allda solche condiciones dem König in Dennemarck abzutreiben, damit die navi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gation durch den Sundt uns allerzeitGa naar voetnoot1) frey und unmolestiret verbleiben, das auch darüber nicht allein promessen, sondern auch genügige caution praestiret werden müge.
4. Sollte nuhn hiebey (wie gläublich) difficulteten einfallen, hat man umb geldt-adsistence anzuhalten, entweder unter diesem praetextu, oder aber unterm schein des Theutschen krieges, damit man selbige zu fortsetzung dieses desseins gebrauchen undt geniessen könne.
5. Im fall aber oben geschriebener gestallt die Herrn Staten-General zu keine conjunction der waffen zu vermügen, so aller adparence nach wohl kan geglaubet werden, als wirdt der Herr De Geer tentieren ob ehr directe oder indirecte die provincie Hollandt, oder aber da diese sich endtschuldigen würde, die stadt Amsterdam, wie auch die stedte in Nort-hollandt undt Friesland, am Süder See belegen, oder auch Seeland zu coöperation permoviren möge; welches da es zu erlangen, wirdt der Herr De Geer solches mitt aller macht undt ernst vortreiben undt den bewüsten dessein so viel stercker fassen undt fortsetzen, auch sich im nahmen Ihrer Königl Mat vereinigen undt veraccordiren, zu solchem ende undt ziel wie hiebevor wegen der Herrn Staten-General vermeldet.
6. Solte nuhn dieses alles manquiren undt keine offentliche oder heimbliche adsistence an geldt, schiffen undt andern notdürften bey denen landes Staten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zu erheben sein, alsdan soll der Herr De Geer in secreto negocyren mit den interresirten kauffleuten und schiffernGa naar voetnoot1) an der Ostseheschen navigation, ob selbige etwas bey der sachen thuen, oder zum weinigsten ihre schiffe zu dienste Ihrer Königl. Mat undt hiesiger Chron frachten lassen wollen, da ehr danGa naar voetnoot2) sich zum weinigsten bearbeiten wirdt bey einen undt anderen 30 oder mehre zu orloch bequeme schiffe mit notdurftigen stücken, ammunition, sehefolk undt anderen behüften zu befrachten, auf etliche, undt zum weinigsten 3 monaten. Welche schiffe damit sie desto besser bemannet sein mügen, als wirdt der Herr De Geer dafür sorge tragen welchergestalt ehr entweder am sehevolk ein jedes schiff sterker bemannen, oder sonsten so viel soldaten werben undt in Niederlandt aus Westphalen an sich mit hülff Ihrer Königl. Mats CommissariënGa naar voetnoot3) zihen könne. Im fall aber alles anderes solte feil schlagen, alsdan sollen so viel soldaten in Westphalen geworben oder an die handt sonsten gebracht werden, so zu besetzung der schiffe von nöthen, welche eingenommen werden sollen bey auslauff des Weserstroms, nachdem sie, nach gehaltener correspondence zwischen Ihrer Königl. Mats verordneten friedens-Commissariën undt den Herrn De Geer, zu bestimbter zeit in bereitschaft gehalten undt zu rechter zeit marchiren können, da dan zuvor in Hollandt provision vor ihnen auf ein paar monaten angeschaffet wäre.
7. Damit nuhn dieses ins werck gerichtet werden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
könne als soll hierzu employiret werden, was an subsidiën bey den Herrn Staten zu erlangen wirdt. Solte dieses aber undt die publique mittel feilschlagen, als ist mit dem Herrn De Geer dahin verabscheidet, das ein hundert tausendt reichsthaler an die handt geschaffet werden soll, davon die helffte, nemblichen 50.000 rd., allhier im Reich an des Herrn De Geer gevollmächtigten in künftigen Februario und Martio erleget undt bezahlet, lautt special obligation, werden soll; welche alsdann der Herr De Geer in Hollandt aufzubringen sich veranlasset; auch darneben versprochen theils selbst, theils bey anderen, die übrige 50.000 rd. anzuschaffen, damit die vorbesagte ecquipage desto besser undt ohn hindernüss oder versäumung zu rechter zeit angestellet undt die schiffe anhero abgefertiget werden mügen.
8. Bey denen privatis solche gelder aufzubringen, hat man billich sie dessen zu vorsichern, das wan der gütige Gott einigh glück bescheren würde, Ihre Königl. Mat denjenigen, so hiezu was contribuiren werden, nach der proportion ihres angewanten unkostens mit gewonnenen eilanden oder andern gütern unter botmessigkeit undt superioritet Ihrer Königl. Mat sie verehren undt begnadigen wollen.
9. Damit aber ein jedweder wissen müge, wohin Ihrer Königl. Mats dessein insonders zielet undt gestellet ist, als soll er der Herr De Geer, dieselbe, soferne als von nöthen sein wirdt, zu eröffnen undt erkleren, hiemit unterrichtet undt befohlen sein dass Ihre Königl. Mat nuhn mehr aus allen etliche jahr hero passirten des Königs in Dennemarck consiliën undt acten satsamb gespüret undt jedermenniglich fast weldtkundigh worden, das der König in Denne- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marck ohneGa naar voetnoot1) respect der vertrage abschiede, freundschaft oder billigkeit, sich eine so hohe gerechtigkeit in dem Sunde anmasset, das er macht undt recht habe die navigation zwischen Osten undt Westen zu gestatten, freigeben, hemmen, hindern undt verbieten, wen undt wan Ihm beliebe; gewisse wahren passiren zu lassen, andere seines gefallens zu verbieten, uflegen, confisciren ohne ansehung einiges verbrechens oder nicht; die durch gehende undt gestadette schiffe undt wahren zu belegen undt graviren mit so theuren zollen undt accisen als Ihm beliebe; auch ander onera, pressuren, leges undt condiciones dem durchreisenden aufzudringen, als Ihm nuhr im sinne kommen oder einiger ander angeben möge, zu seinem vortheil undt der interessenten unterdrückung; also undt dergestallt, dass im fall darinnen continuiret solte werden, müsten entweder alle die so aus Westen in Osten commerciren undt die von hinnen Westwärts siegelen ihrer sigellation undt commerciren abstehen undt liegen lassen; dahero den Ihre Königl. Mat resolviret sich undt Ihre unterthanen dieses joches durch Gottes gnedigen beystandt zu entheben undt die navigation durch den Sundt (so zwar ohne den durch pacta der Chron Schweden eingesessenen vorbehalten, aber jetz turbieret) frey, unmolestiret undt in alle wege ungraviret zu machen undt erhalten.
10. Da auch die andere interessirende nationes, so bis dahero den zoll in Sunde toleriret, aber nie adprobiret, insonders die Niederländische nation, so fast auf der navigation undt commerciën bestehet, mit Ihrer Königl. Mat darüber undt zu dem ende einspannen undt zugleich des krieges lasst undt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gefahr mittragen helffen wollen, als seint Ihre Königl. Mat. mit ihnen zu coöperiren undt nicht ehe aufzuhören gemeinet, es sey denn dass selbe so wol vor ihnen als dero Chron eingesessenenGa naar voetnoot1) erhalten worden. Im fall aber der status publicus sich nicht junctiren wolle, sondern einige privati dahin coöperiren, der undt dieselbe sollen nicht weniger dan Ihrer Königl. Mats eigene unterthanen in acht genommen undt begrieffen werden. Undt daferne andere nationen undt Republiquen ins künfftige dazu tretten wollen, soll solches zwar frey stehen, nach dem Ihre Königl. Mat dero gethane unkosten erleget sein worden. Dieses alles hat der Herr De Geer einem undt andern, an ort undt ende, da von nöthen, besseres zu unterrichten undt versichern. Undt soll von Ihrer Königl. Mat mit ehesten dero gemüths meinung publice erkläret werdenGa naar voetnoot2).
11. Sollte nuhn der Herr De Geer eine guthe anzahl schiffe durch coöperation der Herrn Staten oder etlicher provinciën oder aber durch guter ehrlicher patrioten beyfügung oder zu letzsten durch ihre connivents undt Ihrer Königl. Mats oder dero angehörigen undt wohl affectionireten eigene mittel undt geldt zu wege bringen, undt sie, mitt folck undt andern behüfften wohl ecquippiret, in die see schicken undt expediren können, das deren anzahl zum weinigsten 30 oder aber mit den Statischen convoyern in 50 à 60 gesterckt werden möchte, als wirdt der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herr De Geer immithelst auff alles, in sonders des Königes in Dennemarck contenance gute acht geben, wie er immithelst seine consilia undt actiones führet, insonders wie er seine equipage zu seewarts anstelle; undt sich also lassen zum höchsten angelegen sein, damit sie unterm schein der convoyern aussieglen, den Belt künfftigh passiren undt so frühe in Aprili, als müglich, mit der Königlichen Schifft-armada sich in dem ElfsnabGa naar voetnoot1) conjungiren könne, ferner mit gesambter handt den feindt anzugreiffen.
12. Solte auch einige zu wege gebracht werden können, die einfall in Norwegen bey Bergen, Trondheimb oder sonsten thuen wolten, solches dienteGa naar voetnoot2) hiesiger Chron zu diversion undt hat sich der Herr De Geer dessen zu befleissigen.
13. Im fall der Herr De Geer auch occasion haben möchte zu sondiren die gemüther der Engelender undt Schotten, als hat er darinnen directe undt indirecte zu arbeiten, undt so weit sie incliniren alles dessen zu versichern, was von den Niederländischen unterthanen gesaget ist, so ferne die Engelender undt Schotten diesem wercke anhängig undt Ihre Königl. Mat mit ihren schiffen undt volck adsistiren willen undt werden. Was nuhn hier undt in allen andern passiret, wirdt der Herr De Geer wohl in acht nehmen, alles mit fleis zu bewustem ziel dirigiren undt ins werck richten, nach aller müglichkeit undt so weit geschehen kan mit ehesten Ihre Königl. Mat von allen advertiren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Actum Stockholm, den 20 Decembris [st. vet.] anno 1643. Im nahmen undt von wegen aller höchst gedachter Ihrer Königl. Mat undt dero Reiche Schweden respective Vormündere undt Regierung unterschrieben’.
Matthias Soop
In des Reichs Drottz StelleGa naar voetnoot1).
Carl Gylldenhjelm
Reichs Amiral.
Gabriel Oxenstirn
Erbgesessener Freiherr auf Mörby undt Lindholmen, des Reichs Schatzmeister.
Gustaf Horn
In des Reichs Marschen StelleGa naar voetnoot2).
Axel Oxenstirn
Des Reichs Canzler.
(R.A. Stockholm. - Hollandica. Strödda Handlingar. Forhandlingar 1633-1660). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7.Voorstel van Louis de Geer, d.d. Stockholm, October of NovemberGa naar voetnoot3) 1645, tot beslechting van het geschil tusschen hem en de gebroeders De Besche.
‘Alsoo seekere differentiën zijn geresen tusschen den Welgeboren Heere Louis de Geer, heere tot Fin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spong, ter eenre, ende de eersame seigneurs Carl, Willem ende Joris de Besche, ter andere zyde, over seckere verschil van reckeninghen, soo sijn partiën, om deselve te schlechten ende neder te setten, met den anderen verdraghen op de naervolgende conditiën te sullen procederen: Dat Carl de Besche eenen boeckhouder aenneeme ende denselvigen salariëre, die dagelicx ende anders niet en doet, als de boecken ende reeckeninghe naer te sien ende examineéren, tegens denwelcken Louis de Geer eenen stellen mach. Deselve sullen annoteeren de partiën, die sy souden mogen vinden dubieus ende disputabel. Over deselvige met haere principalen adviseeren. Wat sye onder haer niet vergelycken konnen, sullen die boeckhouders met onpartidighe coopluyden mogen adviseeren ende daerop sluyten. Dat tot die besoignes een camer sall gehuyrt worden, in dewelcke de boeckhouders sullen besoigneeren. Dat hetgeene Louis de Geer sich tot schaede ingevoert sall hebben, sall mogen hem te goet weder komen, sonder dat sulx hem mach te prejuditie strecken. Dat de boeckhouders ende geassocieerde, soo der waeren, aen Haer Excellentiën Ricx Drost ende Ricx Cancelaer raport ende verclaringe sullen doen van de bevindinghe der saecken. Datter een compromis gemaeckt wordt, waerby partiën haer verbinden te alloueren 't geene by haere examen bevonden sall werden den eenen off den anderen te goet te komen, sonder eenige revisie, erreur van calculo off andersins te mogen repeteeren in rechte noch daer buyten te versoecken, maer sich te sullen houden aen de uytspraecke, die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haere Extiën Ricx Drost ende Ricx Cancelar sullen doen.’
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De GeerGa naar voetnoot1).) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.Overeenkomst d.d. Stockholm, 27 November [st. vet.] 1645 tusschen Louis de Geer en Karel de Besche betreffende het tusschen hen hangende geschil.
Partijen bekrachtigen het op 12 September 1637 tusschen hen gesloten accoordGa naar voetnoot2). ‘Damit nun so wohl die differents, so etwa über dem verstandt oder interpretation desz contracts führfallen möchte, desto besser undt füglicher erörtert alsz auch die rechnungen, so zwischen beiden partheyen nach der zeit obiggemelten den 12 Sept. ao 1637 gemachten accorts geführet worden, desto beszer examiniret undt beleuchtet werden mögen, so haben beiderseits partheyen sich nach folgenden proces mit einander verglichen: Es soll nemblichenGa naar voetnoot3) Herr Louis de Geer undt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Carell de Besche, ein jeder auff seinen kosten, einen gewissen buchhalter, beide wohl qualificirte undt getreuwe, sich auff solches werck wohll verstehende persohnen bestellen undt unterhalten, auch zue solchem ende eine gewisze cammer, darinnen sie zusammen kommen, undt ihre arbeyt füglich verrichten können, miethen, welche buchhalter dan die bücher, rechnungen undt andere documenten undt nachricht unparteyisch revidiren undt examiniren undt nach befindung der sachen dieselbe dergestalt schlieszen sollen und mögen, wie sie es in ihrem gewissen, für Godt undt allen ehrliebenden leuthen verantworten können.’ Kunnen deze boekhouders het niet eens worden over eenige posten, dan moeten zij met hun principalen daarover spreken, en als de zaak dan nog dubieus blijft, moeten zij met onpartijdige en deskundige kooplieden er over spreken, hun advies opschrijven en dit overbrengen aan de hoogwelgeboren heeren Hare Excelltiën den Rijksdrost en den Rijkskanselier, die door de beide partijen ‘zue vornehmen Compromissariën’ verzocht zijn. Louis de Geer benoemt tot bovengenoemd doel als boekhouder Abraham Becx, en Karel de Besche Michael Fendt. Zijn de boekhouders klaar met hun werk, dan moeten zij alles refereeren aan den Rijksdrost en den Rijkskanselier, ‘welche nach befindung der sachen undt nach auszweiszung der rechnungen denen letzten ausspruch darueber zu thun uber sich genohmen.’ Mocht onverhoopt een der hooge ‘compromissariën’ door ziekte of andere redenen verhinderd worden persoonlijk aan de beslissing deel te nemen, dan zal, met goedvinden van beide partijen, ‘eine andere vornehme wohl qualificirte persohn von denen Herren Reychsräthen darzue employirt undt constituiret werden.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Partijen beloven zich in elk opzicht te zullen neerleggen bij de uitspraak der scheidsrechters.
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9.‘Corte verclaringhe’, d.d. Stockholm, 9 December [st. vet.] 1645, opgesteld door Louis de Geer ter toelichting van eenige documenten, die hij aan den rijkskanselier Axel Oxenstierna toezendt, om hem in staat te stellen zich een oordeel te vormen over De Geer's geschil met de gebroeders De Besche, waarin Axel Oxenstierna met den Rijksdrost Peder Brahe als scheidsrechter uitspraak zal doen.
[Op deze ‘Corte verclaringhe’ volgen een aantal documenten, gemerkt A, B enz. Enkele daarvan zijn hiervóór reeds afgedrukt; de overige zal ik, hetzij in excerpt, hetzij in hun geheel, telkens tusschen [ ] terstond laten volgen op de passage van de ‘Corte verclaringhe’, die De Geer's toelichting van het betreffende document bevat; de rekeningen of extract-rekeningen, die onder de documenten voorkomen, zal ik alleen zeer kort omschrijven.]
‘Corte verclaringhe van de bygevoechde documenten, op d'ordre van A, B, C genombreert.’ A. ‘Den aenvang met Meester Willem ao 1615 blijckt onder litera A, met wat cargasoen hy in Holland gecomen is, omtrent 5500 ricxd. weerdich, hetwelck met wisselen belast was.’
[A is een stuk van 2 blz. folo, bevattende een debet- en credit-rekening van Louis de Geer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor ‘hr. Willem Gilson [de Besche], tot Nicoping, 1615’.]
B. ‘Het eerste cargasoen, hem [scil. Meester Willem] tsyner vertreck met gegeven, onder litera B fol. 13 bedragt f 14.331:10½, waertegens hy in retour sendt f 3157:12, bestaende in 599 tonnen terwe, 545 breeden ende 10 vaedem brandhout, twelck sooveel bedraecht als om den schipper sijn vracht ende asseurantie te betaelen, doordien hy voor sijn vertreck 3150 L. vlaems daerop hadde laeten versekeren (f 18.375), uyt hetwelcke ende alle volgende cargasoenen ende contanten, hem gesonden, ende syne getrockene wisselbrieven ende schlechte retouren, daerentegens gedaen (dewyle hy een jaer daernaer f 44.441:11¼ schuldich bleeff) men affmeeten kan het groot capital ende grootte middelen, die Carl sijn vader gehadt heeft ende onder my gebracht soude hebben, daer hy sich soo groot over beklaegt ende van roemt. De particuliere reckeninghen der gesonden goederen, verkoop derselver, d'avancen daerop gedaen op yeder sorte van waeren fol. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. welck avancen of winsten tesamen op winst- ende verlies-reckeninghe gebracht worden op fol. 17, daer de saldo uytwijst hoeveel in de jacren 1615, 1616 en 1617 geprofiteert is worden, naementlijck f 1823-2-4, daermeede gerefuteert wordt Carls sijn roemen over de grootte winsten, die sijn vaeder in aenvang gedaen heeft van 100 per 100, sulcx de voyage op NortbodemGa naar voetnoot1) uytwijst fol. 20, 21, daer men ons wijs gemaeckt hadde van ten minsten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 pcto, hetwelcke verkeert uytgevallen is, ende 812-13 d[aler] te quaede.’
[B is een stuk van 42 blz. folo, getiteld: ‘Generale Reckeninghe van Hr. De Geer voor 't jaer 1615, 1616, 1617 en tot 22 Februarij anno 1618’.]
C. ‘Het eerste contract van Finspångh, ao. 1618 door Sijn Graeffelycke Excie heer Ricxcancelaer gemaeckt, onder litera C, by denwelcke Louis de Geer voor Meester Willem borge moest blyven, waeruyt men refuteeren kan Carl de Besches frivole pretensie van eygendom aen Finspångh’.
[Het document, gemerkt C, is het contract, hiervóór, blz. 340 vlg. afgedrukt als No. 1.]
D. ‘Om van Ihr Graeffelycke Excie patientie niet te abuseeren, sall ick de vordere wijtluffticheeden naerlaeten ende springen tot het jaer 1625 op den 15 Aprill binnen Amsterdam, ter welcker tijt met meester Willem alle onse reckeninghen geslooten sijn worden, ende van beyder syden onderteyckent, volgens specificatie ende verclaringhe daervan onder litera D., waeruyt men noch meer afmeten kan of de winsten my wel den interest van 8 pereto van mijn capital gerendeert hebben, daer sijn vader [nl. de vader van Karel de Besche, dus meester Willem] sonder capital te verschieten, ⅓ van genoten heeft, ende doe ick ao 1627 in Januario in Sweden quaemGa naar voetnoot1), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vonde ick het overall seer schlecht bestelt ende niet de ½ vorraet om den achterstall der rd. 37.809-15, onder litera D. gespecificeert (met veel meer, daertoe sedert gefourneert) te verantwoorden, gelijck het blijckt by de acte int journal B. daervan gestelt, daer ick f 49.680-13-5, die der mancquerden, affschryve.’
[Het document, gemerkt D, luidt aldus:
‘Bye de afrekeninge, met de vader gedaen in Amsterdam, 15 Aprill 1625, 3½ jaeren voor sijn doot, was sijn capitael rd. 10.229½. Daertegens bekent hy schuldig te sien aen Louis de Geer rd. 37.809-15, daervan hy belooft reckeninge te doen. Wordt bevonden by de boecken B. naerdat alle de reckeningen en voorraeden opgenomen sijn geweest, dat hy van bovengemelte rd. 37.809-15 rd. 19.872 in gebreke blieft te verantworden, die ick evenwel 8 maenden naer sijn overlieden op het gemeyne ter lasten voere, daer ick de ⅔ in draege, volgens het ondergeschreven artickel daervan int journal gestelt:
Ady 5 October 1629.
‘P[er] Finspong en Norcopingse wercken aen Louis de Geer. Alsoo ick meester Willem debet vinde in myne boecken van f 49.680-13-5, niet tegenstaende ick alle de retouren opgenomen hebbe, nochtans anders niet als alle getrouwicheyt aen hem bevonden hebbende, soo en kan ick hem dieshalven in conscientie niet van schuldig maecken, maer dat sulcx in de wercken, gebouwen ende schulden stecken moet, compt f 49.680-13-5.’ Uyt alle hetwelcke men oordeelen kan, uyt wat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
affectie ende genegentheyt ick meester Willems kinderen voorgestaen ende gebenificeert hebbe, ja tot detriment van myne eygen kinderen. Naer des vaders doot hebbe ick haer capitael verclaert op 30.000 rd. ende daernaer by den staet aengewesen op 34.843⅗ rd.; des vaders capitael 3½ jaeren voor sijn doot was maer rd. 10.229½; hy bleef contabel rd. 19.872. Konde ick niet met goet façoen geseyt hebben: de kinderen en hebben niet? off geringer somme geseyt ende aengeweesen hebben?’]
E. ‘Komme nu tot de verclaringhe van Meester Willems naergelatene middelen, aen de ohmen gedaen op den 20sten Februarij 1630, in 't Frans gestelt, ende getranslateert onder litera E, waeruyt spruyt de repartitie pro rata der capitalen te sullen conquesteeren ofte participeeren in de winsten ende schaeden, ende niet meer ⅓ off ¼’. [Document E is hiervóór, blz. 354 vlg., gedrukt als No 4.] F. ‘Derselvigen staet van de middelen wordt aen de ohmen aengeweesen, naerdat de reckeningen met de Croone geslooten sijn geweest op 10 May 1631, onder littera F.’
[Het document, gemerkt F, luidt:
‘Eersten staet van Carl, Willem ende Joris de Besches middelen, 10 May 1631 aengeweesen. Haer capitael is f 87.109, bestaende in ondergeschreven schulden. Kon. Mayt. debet in Sweets copermunt d[aler] 210.042; Kon. Mayt. debet daerenboven rd. 71.407. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soodat resteeren soude f 9300 in de wercken ende waeren, materialen ende coopmanschappen, soo yser als messing; staende in Holland over de f 60.000 aen messing onvercocht ende over f 30.000 voorraet in de messingsbroecken. By eenige wort gevraecht: waerom de kinderen middelen alle onder de Croon staecken en niet in de wercken? Antwoorde daerop: dat dewyle haer bovengemelte capitael meest by de Croon ende im Rijck gewonnen was, dat over sulcx haer capital niet suyverder noch sekerder en konde aengeweesen worden, ende dat naer het afsterven van de vader mijn vry stonde de scheydinge te maeken, het myne te risiqueren ende int wilt te handelen, ende dat den vader op sijn dootbedde van mijn versocht heeft syne kinderen middelen onder mijn te bewaeren ende dieselvige aen de ohmen (syne broeders) niet te laeten geworden, maer dat syne kinderen ⅓ in den HolmGa naar voetnoot2) ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derselver wercken mochten behouden, ende doenmals van mijn versocht een schriftelycke verclaringe te mogen hebben, dat syne naergelaeten middelen rd. 25.000 souden sijn geweest, hetwelcke ick hem refuseerde te doen, allegerende dat ick mijn soude daerinne beswaert vinden, dewyle ick hooptede, als de affreckeninghe met de Croon soude gedaen weesen, dat het wel op 30.000 rd. soude uytvallen, ende dat hy sich desfals soude gerust stellen ende op mijn vertrouwen. Nu en hebbe ick het daernaer niet alleen op rd. 30.000 verclaert, maer op 34.843, volgende de specificatie ende verthooninge aen de ohmen gedaen ende hiervoor affgeschreven. Ende alhoewel haer capital eenige jaeren onder de Croon gebleven is ende dat sy pro rata den interest daervan genoten hebben, soo hebbe ick haer nochtans anno 1631 aen avaneen goet gedaen rd. 9200. Uyt alle hetwelcke men afmeeten kan, in wat forme ick met de weesen hebbe geprocedeert.’]
G. ‘Aenwysinge van den staet, die ick ao. 1635 t'Amsterdam zijnde uyttrecke ende daermede naer Sweden komme om met de Croone wyders te liquideeren ende met de kindern ende haere oohmen naerder repartitie te maeken ende oock een separatie, om den handel wat beknoopter te besnyden ende soo wijtluftich niet te extendeeren.’
[Het document, gemerkt G, luidt aldus:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nota: 1). Op de andersiets [blz. 380] staet, dat Jan le Thoor capitaele reckeninghe in Sweden schuldig is f 556.339-10; staet te noteeren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetselve te bestaen in de grootte voorraeden by de wercken ende achterstallen aen de Croon, wandt naer de coperen, die hy ao 1634 van de Croon ontvangen heeft, maecke staet dat hy noch weel 600 schippont cooper in avance hebben moet en 200.000 ℔ calmey, coolen, hout ende andere behoefden tot de wercken noodich. 2). Ten anderen, soo leggen tot Norcoping ende Nicoping grootte quantiteyten geschut, die ick niet en hebbe laeten overcoomen wegen den cleynen afftreck, die hier is, ende de grootte quantiteyt, soo der noch onvercocht op alle plaetsen leyt, oock om de tollen ende vrachten te spaeren, ende anderen in Sweden door sulcken aensien de lust van geschutgieten te benemen. 3). Ten derden, soo is de schuld by de Croon noch geweest, by de letste reckeninge, door J. le Thoor in Februario 1634 overgegeven, rd. 67.347, daervan de [De] Besches pro rata haer capitael den interest trecken. 4). Ten vierden is aldaer eene grootte quantiteyt wapenen, die de Croon niet ontfangen will. In welcke 4 hooftstucken het capitael onder J. le Thoor meest moet bestaen.’]
H. en H.H. ‘Daerop volgt, dat ao 1636 met de Croone finale ende generale reckeninghe geslooten hebbende, by dewelcke de Croon ons afcortinge doet rd. 35.954:46½ als blijkt onder litera H, ick resolutie nam ao 1637 naer Holland te reysen om mijn soon in te stellen, de wijtlufticheyt mynes handels wat in te trecken ende tot dien eynde voor mijn vertreck uyt Sweden de oohmen, meester Gilles ende meester Huybert, ontbode om hier de wercken te scheyden ende te verdeylen, ende daerop dat contract van ao 1637 ingestelt wierde. De oohmen, te Nortcoping | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gecomen siende ter instantie van Carl, versochten mijn dochter Ida ten houwelijck voor Carl ende mijn dochter Maria voor Joris, ende baden datse met my uytreysen mochten; ick gaff mijn consent tot Carl, sy en lieten niet aen te houden voor Joris, hetwelcke ick afschloeg; eyndelijck siende niet te konnen obtineeren, versochten dat ick dan toestaen woude, dat Joris met mochte reysen om met Margalie, sijn cousin, Vranckrijck te gaen besien, twelck ick eyndelijck consenteerde; daerop nam ick het bemelte concept van contract met my ende is de oorsake, dattet t'Amsterdam eerst onderteykent wierde.’
[Het document, gemerkt H, bevat verschillende rekenposten; dat, gemerkt H H is hiervóór afgedrukt, blz. 356 vlg., als No 5.]
J. en K. ‘Wat nu sedert gepasseert is, sullen de boecken en de balancen uytwysen; alleenlijck geve 2 staeten over, d'een naer de balance der boecken ende avance derselver, ingestelt onder litera J., d'ander, onder litera K naer den interest, gecalculeert naer den stijl ende formulier der weesengelder, met 6 proc. interest, alhoewel men in Holland met 4 proc. bestaen kan. J.K. Uyt welcker beyde staeten Ihr. graeffelycke Excie oordeelen kan, hoe ick my tegens haer gecomporteert hebbe ende noch comporteere, soo door het accord met Joris gedaen, als de presentatie van deselvige conditie aen d'andere te doen.’
[De documenten, gemerkt J., K. en J.K. luiden als volgt:
J. ‘Staet van Carl, Willem ende Joris de Besches capital, naer de boecken, op 27 Martij 1645. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nota, dat by deese calculatie het part van Willem onder haer beyden gereparteert is; ende soude haer capital suyver resteeren rd. 9700 en 13.700 = rd. 23.400; ende ⅓ in d[aler] 200.000 copermunt, gebouwen, soude voor haer ⅓ weesen d. 66.666⅔ = rd. 17.777⅔. Bovengemelte capital van rd. 23.400 moet gevonden worden eerstelijck in het ⅓ van Fluyfors en Fijnacker, doenmals debet copermunt d. 105.000; ⅓ = d. 35.000.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is de balance van de boecken op po Aprill 1645 geslooten, waeruyt men de rest van haer capitall der rd. 23.400, Fluyfors affgetrocken siende, moet soecken pro rata dat sy in de schulden oudt ende nieuw participeeren, doch soo moet ick eerst van de liquytste effecten uyttrecken, wat ick boven twee mael 23.400 rd. daerin hebbe, by exempel
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gemeyne capital in de gebouwen waeren 1631: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.K. ‘Calculatie van de capitalen van Carl, Willem ende Joris de Besche, in massa naer de litera J, daer de 3 parten in 2 sijn verdeylt.
Waerop staet te noteeren: eerstelijck, dat de rd. 23.400 aen roerende effecten off middelen noch 2 maels vergroot moeten sien = 46.800 voor Louis de Geer, maecken in copermunt d. 263.250. Den debet van de balance beloopt sich d. 303.416. Daeruyt moeten vooreerst betaelt worden de credittores, winninge en verlies, quade ende questieuse schulden: gaen meest te niet. ⅓ in Fluyfors ende Fijnacker gaet mede te niet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gebouwen ten minsten ¼ te hooch. Watter alsdan resteren sall, moet pro rata over de d. 263.250 gerepartiert worden.
Calculatie naer de interessen, volgens litera K.
Dit is in 't korte 't geene, daerop int heele werck te letten staet ende daerdoor het sich selfs verklaert, alhoewel het maer al te lang ende verdrietich is om Sijn Graeffelycke Excie by soo veelvoudighe, hoochgewichtige andere affairen daermede te bemoyen. Ick soude my oock te geener tijt hebben durven onderstaen Uwe Graeffel. Excie sulckx voor te dragen, tenwaere deselve uyt een particuliere, extraordinaire, onverdiende hohe genade sich selfs genegen betoont hadde om de saeke t'ondersoecken ende deselve aff te helpen, voor welcke uytnemende faveur ick my aen Uwe Graeffel. Excie in sulcken grad verobligeert bevinde, dat ick het niet genoechsaem roemen noch uytspreken kan. Sall oock den tijt mins levens beneffens myne kinderen, ende deselve nae my, alle mogelycke uytterste devoiren doen om sulcx tegen Sijn Graeffel. Excie en desselfs hoochadelycke posteritet in aller schuldichkeyt ende ootmoedicheyt met oprechte, getrouwe ende onophoudelicke diensten te erkennen ende te verdienen.
Ihr Graeffel Excie dienstschuldige
Stockholm, 9 Dec. 1645. (R.A. Stockholm, - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10.Interlocutoire sententieGa naar voetnoot1) van den Rijksdrost Peder Brahe en den Rijkskanselier Axel Oxenstierna in het geschil tusschen Louis de Geer en Karel de Besche, d.d. Stockholm, 22 Juni [st. vet.] 1646.
[De inhoud van dit stuk luidt in hoofdzaak aldus: De beide scheidsrechters hebben, na beide partijen te hebben gehoord en hunne redenen overwogen, verder geraadpleegd met de door beide partijen verzochte goede mannen, Welam Sehussen en Anders Jönsson, raadslieden te Stockholm, en Hindrich Wulff en Petter Werhussen, burgers van Stockholm, en overwogen den inhoud van het contract, op 12 September 1637 tusschen beide partijen gesloten [volgt de inhoud van het hiervóór, blz. 356 vlg. gedrukte contract, tot aan ‘als voorschreven saldo is meldende’], waaruit blijkt dat het kapitaal van Karel en Joris de Besche toen 50.480 Hollandsche guldens beliep, welk contract zij duidelijk en onverbreekbaar hebben bevonden. Om de rekening te sluiten over de handelszaken na September 1637 is tusschen beide partijen afgesprokenGa naar voetnoot2), dat zij op 30 Juni [1646] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunne boeken en rekeningen, op het geschil betrekking hebbende, zoowel van vóór als van na 1631, zullen inleveren in een daartoe bestemde kamer in het huis van den Rijksdrost, waarvan twee sleutels bewaard zullen worden door de twee aangewezen boekhouders. Deze boekhouders zullen daar dagelijks samenkomen, de rekeningen en boeken onderzoeken en berekenen welke winst of verlies beide partijen in de gemeenschappelijke handelszaken gehad hebben; bij dubieuse posten zullen zij zich laten voorlichten door beide partijen, en wanneer de voorlichting van dezen hun niet voldoet, zullen zij de meening der goede mannen daarover vragen, alles onder eindbeslissing van de beide scheidsrechters. Hiermede zullen zij voortgaan, tot zij alles na September 1637 hebben onderzocht en bevonden, waartoe elk van beide partijen gerechtigd is. Wat de gebouwen enz. betreft, die aan beide partijen gezamenlijk behooren en waarvan, volgens het contract, ⅓ aan Karel de Besche en zijne broeders toekomt en ⅔ aan Louis de Geer, elks aandeel in de winst- en verliesrekening daarvan zal volgens evengenoemde evenredigheid worden berekend, dit alles onverkort de rechten van de Kroon op de gebouwen enz. Wanneer een van beide partijen de boeken en rekeningen niet inlevert, behouden de scheidsrechters zich voor om tegen hem te procedeeren zooals de zaak vereischt; wanneer tegen den onwillige eenige gestrengheid wordt gebruikt, zal hij dit zich zelf hebben te wijten.]
‘Richz-Drotzenns Herr Päder Brahes, Greffwe till Wisingzbårghs etc. och Richs-Cantzlerens Herr Axell | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oxenstiernas, Greffwe till Södremores etc. interlocutorie sententie uthi denn twistige saak emillann Sr. Lowijs de Geer på denn ene och Carll de Beche på denn andra sidann, angående bemelte de Beches och hanss bröders capital och winst under bemelte De Geers administration och effter fölliande gemene handell devolverat under deress Excellentiers doom förmedellst begges parternes flitige begeran, sollicitation och compromiss under dato 27 Novembris i nestförledne åhr. Actum i Stockholm, denn 22 Junij anno 1646. Höghwelborne Herrar Compromissarierne haffwa någre åtskillige resor hafft parterne för sigh, förhort denn klagandens postulata och skääll och denns swarandens geensagor medh hannss motiver, och sedann de fliteligenn dens enes och andres skääl hafve öfverlagdt. Dernest medh dem af begge parterne tilbedne godhe menn, som ähre Sr. Welam Sehussen och Sr. Anders Jönsson, Rådhmän her i StadenGa naar voetnoot1), Hindrich Wulff och Petter Werhussen, bårgare sammestedess, der öffver communicerat, deres betenkiande öffver allt intaget och förnummet, och så skärskådat och öffverwägat sielffve contracten, emillan parterne oprettat denn 12 Septembris ao 1637 och uthi compromisset sat och fattat till et fundament af denne actionen och compromisset. Ty är effter föregangenn noga ransaakningh retwijst funnet och affsagt: at medann Carll och Jöran de Beche i förbemelte sinn medh egne hender underskriffne contract klarligen och uthtryckeligen bekenne och betyga at hafwa alle partier i stat och medell effter deres sahlige fadher aff | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begynnelssen till endann examinerat, och der aff at hafwa taget et fullt nöije och contentament; betacke Hr. De Geer för sinn mödho och administration, adproberandes allt dedh deres faderbröder i deres omyndige åhr medh Hr. De Geer hafva slutit; så och gillandess alle rekningar i swenske och hollanske böckerne slutne, förutan någon revision aff böckerne eller rekningarne her effter att begera, eller Her Lowis de Geer eller hannss arffwingar der öfwer at giöra någon molestie medh rettegång eller elliest directe eller indirecte. Efftersom Carll de Beche bekenner böckerne hafwa legat i contoret för honom öpne och ändå liggie, honom deres capital och staat wara wijst, och medh specification från partij till partij anwijst och examinerat, at de daraff haffwa taget et fullt contentament och fördenskulldh i capital-boken sin rekningh undertecknadh, hållandess henne för absolute sluten och arresterad, och sit capital sådant at wara som förbemelte saldo förmeler och uthwijsar. Hwilket deres capital effter contracten och uthur balancen aff bookenn D. Journal folio 226 uthdraget och specificerat, så och aff Carll och Jöran de Beche underskrifwit, sigh belop på 50.480 gyllden hollenske 10 st. 1 d. eller, effter richsdr. reknadt, 32 192 rd. 10½, accorderat at betalas i skyllderne och werken i Swerige. Hwarföre är samme contract funnen i sine ordh och clausuler klar, oryggeligh och odisputerligh, och Carll de Beches sampt hanss bröderss capital på denn tidenn, contracten giordes, at stå i 32.192 richsdaler 10½ i skyllderne och werkenn i Swerige; och icke kunna heller må medh skääl revideras såsom en wäll affhandlat, afftaallt och arresterad saak. Och ähr fördenskulldh deriempte effter compromisset affsagdt och sententierat, at till att affhielpa hwadh sedann kan i gemene handelen wara förlupedh, och till skada eller gagnn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ähr förhandlat, och nu twistas om begge parterne, Her Lowis de Geer och Carll de Beche, emillan, skole på den 30 dagh Junij lefrera in alle sine böcker och rekningar, denne twistiga saak angående, så wäl före som efter åhr 1631 giorde, in i en uthi Richs-Drottzens huuss der till förordnadhe cammer, under twenne lååss och nycklar, i förwarningh under begge deputerade bookhållarnes hender. Hwarest sedan bemelte twenne bookhållarne skole dageligen komma tillsammans, rekningarne och bökerne der löpa igenom och berekna hwadh kostnadh, skada och winst parterne i handelen giort hafwa; låta sigh der i de twistige ährende, som de icke sielffwe kunne reda sig uthur, aff sielffve stridande parterne informera, och der den icke gör dem tillfyllest, då höra de tilbedne godhe mens mening och censur deröffver, förwentandes i dedh öffrige aff dem godhe herrar Compromissarier et endteligit uthslagh, således och så lenge procederandes intill dess de allt ifrån den 12 Septembris ao 1637 haffwa uthsökt, examinerat och befunnet, hwadh den ene och den andre medh skääll effter rekningarne finnes berettigadh till, och skall då så wida behoff görss, ad definitivam skridit warda. Belangande bygningarne, så effter de effter siellfve contractens klare ordh äre instellte på en tridingh på Carll de Beches och hanss bröders andeell, så blifver dedh billigt derwedh, at uthi alle de byggningar, som egendombligen bewises at wara acquirerade och höra contractenterne i gemen till, såsom byggningerne i Norköpings ström etc., skall Carll de Beche och hanss bröder behålla sin tridie part, och Hr. de Geer twå delarne, och den effter proportion niuta och bekosta, och all omkostnadh, skada och winst dereffter delass och berekness; doch Cronones rett i de byggninger, strömar och legenheeter, som | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genom arrender på wisse åhrs tider och conditioner dem kunne wara unte och effterlåtne, alldeles oförkrenkt och oförkortet i alla måtto. Så frampt nu någon icke lefrerar sine böcker och rekningar inn, då wele Compromissarierne sigh hafwa förbehållit at procedera deruthi och emot den, såsom saken och tiden kreffwer och giffver widh handen, och deremot den treska och motwillige till saksenss affhielpanda någon strengheet brukades, haffver han ingen annan än sig sielf at beskylla, och detta medh skääl och retta.’
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.Indaging van Karel de Besche door Peder Brahe en Axel Oxenstierna, d.d. Stockholm, 2 October [st. vet.] 1646.
[De inhoud van dit stuk luidt in hoofdzaak als volgt: Wij, Peder Brahe en Axel Oxenstierna, laten u, Karel de Besche weten: daar gij en uw schoonvader Louis de Geer ons als scheidsrechters in uw geschil hebt ingeroepen, en wij ons de moeite hebben gegeven deze zaak ter harte te nemen en in uw beider tegenwoordigheid den 22sten Juni 11. een interlocutoire sententie hebben uitgesproken en daarmede het fundament hebben gelegd tot beslechting van dit geschil, en gij beiden u toen hebt verplicht om acht dagen later uw boeken en rekeningen in te leveren, en wij vermoed hadden, dat gij dit zoudt doen, zooals Louis de Geer bereid was zulks te doen, zoo hebben wij met groote verwondering uw afreis gehoord, met medevoering van uwe boeken, en in plaats | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van op onze citatiën te verschijnen, zijt gij uit het land uitgeweken en hebt dus van uw recht, zoo gij eenig hebt, afstand gedaan. Wegens het ons daardoor aangedane disrespect zouden wij wel zonder verdere waarschuwing onze beslissing kunnen nemen; maar om klaarlijk te toonen dat wij rechtmatig procedeeren, citeeren wij u nog eenmaal om voor ons in Stockholm te verschijnen, in het huis van mij, Rijksdrost, tot op den 5den Januari van het naastkomende jaar 1647, bij u hebbende al uwe origineele boeken en rekeningen, zoo Zweedsche als Hollandsche, om te voldoen aan onze gegeven interlocutoire sententie. Hetzij gij verschijnt of niet, zullen wij onze eindbeslissing vellen; wanneer dan niet alles volgens uwen wensch geschiedt, hebt gij niemand anders dan u zelf te beschuldigen.]
‘Wij, Peder Brahe, Grefwe till Wisingzborgh, Frijherre till Ridboholm och Lindholmen, Sweriges Rijkes Rådh, Rijckz Drotzet, Praesident uthi den Kongl. Hofrätten i Stockholm, sampt Lagman uthi Wäsmaunelandh, Bergzlagen och Dalerne, och Axell Oxenstierna, Grefwe till Södre Möre, Frijherre till Kimitho, Herre till Tijholm och Tijdöen, Riddare, Sveriges Rijkes Rådh och Cantzler, sampt Lagman öfver Wäster Norlanden, Lappmarken medh Herredalen och Jämptelandh etc. Låthe edher, Carl de Beche, weta, att efftersom eder svärfadher, Seignieur Louis de Gere till Finspångh, och I hafve Oss fliteligen bedit och solliciterat att förhöra och afhielpa, förmedelst sententz och domb, den twist, som emellan honom och edher war opwaxen och anstifftat, och fördenskull på oss compromitterat, och eder till des effect och | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
execution förobligerat; altså hafwe Wij der uthinnan, oachtat andre Wåre hindher och infall, medh all möijeligh flijt och åhågha taget saken för händer, och i bägges eder närwahra den 22 Junij sidstleden medh een interlocutorie sententie befordrat saken, och lagdt till des rätte ordentlige afhielpning ett fast och rätt fundament, så och så wäll edher som eder svärfader Sr. Louis de Geer till inbärandet och praesenteranded atta dagar dereffter af bägges under händer hafvande böcker och räckningar förbundet och förobligeradt. Så ändoch Wij fuller hade förmodat, at I effter eder plicht och wår sententie eder skulle hafva låtet finna tillstädes, så och effter domen stält edre böcker och documenta in, efftersom Sr. Louis de Geer at göra och effterkomma beredd warit hafwer; lijckwäll hafve Wij medh stoor förondringh förnummet eder afresa så och böckernes afförssel; och i staden att ställa eder in igen på tvenne wåre eder sedan insinueradhe citationer, och den tridie effter edert uthrymmande af Rijket tillbakars förde, ähre I undweckne, eder ifrån compromisset och uthur Rijket absenterat, rätten och edert eget löffte förlåtet, och edre acter och böcker hembliget wijss bortfördt, och altså eder egen rätt, så wijdha I nogon hafve, försuttit och desererat; föruthan den despect I oss uthan all skähl eller förtienst der medh tillfogat hafve; så at Wij fördenskull wäll kunde uthan wijdare åthwarning gifva saken sitt uthslagh. Men på det Wij Wårt rättwijse procedere emoot edher och alle interessenter klarligen betyga måge, ty stämme och citere Wij eder här medh een gångh för alle peremptorie, medh befalningh, at comparera och ställa eder här in för Oss i den Kongelige Residence Stadh Stockholm i mit, Rijckzdrotzetens, huus, till den 5 Januarij nästkommande åhr 1647, hafvandes medh eder alle original böcker och räckningar, så | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Svenske som Holländske, at fullföllia Wår förrige gifne interlocutorie sententie, forwäntandes på hufwudsaken wårt endtlige uthslagh och definitivam sententiam. Hvadh heller I nu comparere eller icke, så skole Wij doch gifva saken sin ändskap. Och hafve I sedan ingen annan, der eder icke alt effter eder willie går, ähn eder sielfve at beskylla. Actum Stockholm, den 2 Octobris anno 1646.’
Per Brahe. Manu propria. (Sigillum.) Axell Oxenstierna. Manu propria. (Sigillum.) (R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.Definitief vonnis, door Peder Brahe en Axel Oxenstierna geveld in het geschil tusschen Karel de Besche als klager en Louis de Geer als verweerder, d.d. Stockholm, 3 Mei [st. vet.] 1647.
[De inhoud van dit stuk luidt in hoofdzaak als volgt: Definitieve sententie, geveld door Peder Brahe, Graaf van Wisingsborg enz., Rijksdrost, en Axel Oxenstierna, Graaf van Södermöre, Rijkskanselier, als scheidsrechters in het geschil tusschen Karel de Besche als klager en Louis de Geer als verweerder, na kennis te hebben genomen van de rekening, door de boekhouders van beide partijen opgesteld, en met raad en advies van de daartoe verzochte vier goede mannen Stockholm, 3 Mei [st. vet.] 1647. Nadat op 22 Juni 1646 een interlocutoire sententie is geveld in het geschil tusschen Karel de Besche en Louis de Geer [volgt de hoofd- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inhoud van dit stuk] is Karel de Besche niet verschenen en heeft hij zijne boeken niet ingeleverd en is, ondanks verschillende tot hem gerichte indagingen, uit het rijk [Zweden] vertrokken met medevoering van zijne boeken. Hoewel er dus alle reden was om bij verstek tegen hem te procedeeren, is hem, om hem elke verontschuldiging af te snijden, ten overvloede een indaging persoonlijk ter hand gesteld en is hij te Amsterdam, ten aanhooren van een notaris en getuigen, ingedaagd om te Stockholm te verschijnen en zijne boeken in te leveren. Op deze indaging is Karel de Besche verschenen en heeft hij in tegenwoordigheid van de goede mannen zijne boeken in handen der beide boekhouders ingeleverd, maar kort daarna is hij weder uit het rijk [Zweden] vertrokken, zonder behoorlijke opgave van redenen, en heeft daardoor de boekhouders, de goede mannen en de scheidsrechters beroofd van de inlichtingen, die van hem konden worden geeischt. Hoewel men nu wegens deze smadelijke behandeling de zaak zonder lang proces spoedig ten einde had kunnen brengen, heeft men toch door de boekhouders alles nauwkeurig laten berekenen. De rekening, op 7 April 1647 te Stockholm door de beide boekhouders Michel Fendt en Abraham Betz onderteekend, is vervolgens nagezien, met de boeken vergeleken en accoord bevonden door de goede mannen Welam Sehus, Anders Jönsson en Hendrich Wulff, allen raadslieden hier te Stockholm, alsook Peder Werhusen, en door hen insgelijks onderteekend en bezegeld. De beide scheidsrechters hebben daarop de rekening onderzocht en in allen deele juist be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vonden, zoodat het kapitaal van Karel de Besche (dat van zijne broeders Willem en Joris afgescheiden) bedraagt 16.194 rijksdaalders, 25 öre, en zijn 1/9 deel in de gebouwen te Norrköping 9690 rijksdaalders, 24 öre; maar voor slijtage en reparatie hebben de scheidsrechters ¼ afgetrokken, zoodat aan Karel de Besche in de gebouwen te Norrköping toekomt 7267 rijksdaalders, 42 öre. Volgens aanwijzing der boeken heeft Karel de Besche zijn kapitaal niet alleen ten volle uitbetaald gekregen, maar blijft hij aan Louis de Geer nog schuldig 7241 rijksdaalders, 31 öre, welk bedrag in korting wordt gebracht van Karel de Besche's aandeel in de gebouwen te Norrköping, zoodat wanneer Louis de Geer aan Karel de Besche 25 rijksdaalders, 39 öre betaalt, deze laatste ten volle betaald is en hij of zijne erfgenamen geen enkele vordering meer hebben op Louis de Geer, diens kinderen en erfgenamen; alleen blijft aan Willem de Besche zijn recht op kapitaal en gebouwen volgens de rekeningen voorbehouden, onverkort echter het accoord, dat op 22 September 1637 te Amsterdam is gesloten. Wat kwade en goede gelden betreft, daarvan zal Karel de Besche zijn 1/9 deel genieten; ook blijft hem de rechtmatige aanspraak voorbehouden, die hij vanwege zijne huisvrouw op zijn schoonvader kan maken. Hiermede wordt elke actie tusschen Louis de Geer en Karel de Besche te niet gedaan; de boeken, die door de boekhouders zijn nagezien en waaruit zij hunne rekening hebben opgemaakt, worden aan Louis de Geer ter hand gesteld.]
‘Definitive sentens och doom, feltt aff de Högväl- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
borne herrer, her Peder Brahe, Greffve till Wisingsborg etc., Rijks Drotzett, och her Axell Oxenstierna, Greffve till Sudermöre, Rijks Cantzler, sasom tilbedne och fulmechtigede Compromissariër i den twistige saak emellan Carl de Beche, kärande, och her Louis de Geer, swarande, ingående, sammanfattadt efter deras aff begge parterne förordnade bokhollares rekning så och de tilbedne 4 godhe mäns inrådh och advis. Actum Stokholm, den 3 Maij anno 1647. Efter som i förledne åhr 1646 den 22 Junij den twistige saak emellan Carl de Beche, kärande, och Sr. Louis de Geer, swarande, så wijdha ähr genom en interlocutorie sententie förklaratt, att den emellan förbemelte Sr. Louis de Geer och Carl de Beche samptt hans bröder anno 1637 den 12 September i Amstelerdam uprättede accord öfver förmynderskapet och rekningarne in till ded dato, ähr gillatt och godh kendh i alle sine clausuler, och för den skuldh resolveret och beslutett, att bökerne och rekningarne på bådhe sijder skulle inleffvereras i en cammer i Rijks Drotzetens hus, och bokhollarne där nedersetties efter compromissens lydelse att ifrån förne den 12 Sept. anno 1637 genomlöpa och öfverrekne bemeltte böker, så Swenske som Hållendske, och extrahere och berekna den gemene almenneligen förde handell och negotiation emellan begge stridande partierne, dem communicera med forne partier, taga aff dem deres underrettelse öfver ett och anned, som kunne synes något mörkt; sedhan referera ded till de godhe män, och sijdst till Compromissariërnes uthslag, efter som dette compromissed ähr lijkmätigt och sielffve interlocutoriën wijdhare uthwijser. Efter nu i stadhen att comparere och sine böker inlägge, Carl de Beche ähr oförseendes härifrån rychter, på sydstone emott lyffte och undfongne åthskillige cita- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tioner wikedt aff Rijkedt, och fördt sine böker medh sig, förlathendes alltså saken och sin praetension, så att man för den skuldh väl hadhe hafft skääl att procedere emott honom in contumaciam; men på ded honom all excusation motte affskäres, och han icke finna orsak att klaga sig vara öfverijlatt, haffver man ex abundanti sendt honom en peremptorisk citation till handha och honom den i notarij och witnens åhöran insinuera lathett i Ambstelerdam att comparera och leffverera bökerne in här i Stokholm igen efter interlocutoriëns lydelse. Efter som och Carl de Beche sig hafver på citationen instelt och bökerne inleffvereratt i de gode mäns nährwaru och åsyn till begge bookhollarnes trogne handh och förvaring; men ähr kortt däreffter åther löpen aff Rijked, uthan skälig föregeffvandhe aff någon orsak, och alttså sielffver genom sin moottvillige frånvahru beröffvat bookhollarne, gode mennen och de Herrer Compromissariërne de underrettelser, som aff honom kunde bliffve fordrade. Så ändoch man medh godh skääl hade konett denne contumacium och den Herrer Compromissariërne tilfogade despect billigtt vindicera, och uthan long proces och inquisition slijta och affstraffwa; lijkwäl ähr gott funnett inted moveras häraff, uthan latha bökerne löpas igenom aff bookhollarne och altt richtigtt bereknas, capitaledt, omkostnadhen, winsten och förlusten, byggningarne, uthestående geldh samptt hwadh mehra till saksens richtiggörande och affhielpning behöffves, collationerandes de Swenske och Hållendske böckerne och altt beräknendes som kan komma i consideration. Hwilkedt alttså ähr effterkommedt, slutett och underschriffvedt den 7 April anno 1647 i Stokholm aff begge bookhollarne Michel Fendt och Abraham Betz, och sedhan öfversedt, medh sielffve bökerne collationerat, richtigtt befunnett och gillatt aff de förre godhe men, Welam Sehus, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anders Jönsson och Hendrich Wulff, alle RådmenGa naar voetnoot1) här i Stokholm, så och Peder Werhusen, och aff dem i lijke motte underschreffvedt och förseglatt. Hwarföre haffve de Herrer Compromissariër de der altt medh högste flijtt och betenksamhett öfverseett, så och öfverlagdt och begrundatt, och funnett rekningarne richtige och rette; så att Carl de Beches capital (hans bröders Welam och Joriss affteknadt och affwitratt) löper 16.194 rd. 25 öre (fol. 2); hans 1/9 part i Norköpings byggningarne 9690 rd. 24 öre (fol. 5); men för förnötande och refection skuldh hafve de herrer Compromissariërne affdraget en fiärde partt, så att Carl de Besche tilstår i Norkiöpings byggningarne 7267 rd. 42 öre. Nähr nu altt ded han, Carl de Beche, efter bökernes uthwijsande haffver nutett och tagett undan till sin betalning, så finnes han haffva sitt capital till fyllest uthbekommett; och blijfver ändå där öffver opå Sr. Lowis de Geer skyldig 7241 rd. 3 [öre], som kortas aff och betalas Sr. De Geer aff Carl de Beches andeel i bygningarne och strömen i Norköping (fol. 2); så att nähr Sr. De Geer giffver Carl de Beche uth 25 rd. 39 öre, så ähr capitaledt medh bygningarne i Norköping och strömen fullgiort förfallen och hörer Sr. Lowis de Geer, hans barn och erffwingar till, oklandratt och opåtaaltt aff Carl de Beche eller hans erffwingar i någor motto, och ded till ewerdelige ägor; allenast att Welam de Besche sin rett och rettigheett i capital, geldh och bygningar efter rekningarne blifva oafkortatt och förbehållen, doch oförkränktt den accord, som i Amsteldedam [sic] den 22 Septemb. anno 1637 sluten ähr. Belangende godhe och onde geldh, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
däraff hafver Carl de Beche nähr de falle sin 1/9 part att åthniute. Efter som honom, hwadh han på sin hustrus wegner hafwer att praetendera hoos sin swärfader, all hans rettmätige och skälige praetension förbehollen. Och skall nu härmädh all action på en och annan sijdhan vill Sr. Lowis de Geer och hans måg Carl de Beche wara uphäffven, slättadt och richtig giordh, så och dödat och till inted förklaratt; och alle bökerne, sosom de nu finnas haffve waritt aff bookhollarne öfwersedde och rekningarne däruthur giordhe, blijffva Sr. De Geer till inventerade och leffvererade i händer och härefter fölia honom och hans contor oqualdt och oklandratt. Och detta altt medh retta.’
(Eigenhandig concept van Axel Oxenstierna. - R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.Brief, ongedateerd, van Louis en Steven de Geer, zonen van wijlen Louis de Geer en executeurs van diens sterfhuis, aan de Koningin of den Koning van Zweden, over een door het Bergskollegium tegen hen ingestelde actie wegens het door hun vader te weinig betaalde voor het gebruik der Dannemora-groeve.
[De hier volgende brief - een afschrift - is ongedateerd en draagt geen adres; dat hij is geschreven door Louis en Steven de Geer, als executeurs van het sterfhuis van hun vader Louis de Geer, staat in margine vermeld. Uit den inhoud blijkt, dat hij is gericht aan den Koning of de Koningin van Zweden. Hij moet natuurlijk geschreven zijn na 19 Juni 1652, den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterfdag van Louis de Geer. Het zou voor de hand liggen, te veronderstellen dat de brief aan Koningin Christina gericht is; het eenige, wat daartegen pleit, is, dat in dezen brief van Koningin Christina wordt gesproken in de derde persoon. Is de brief niet aan haar gericht, dan zou men vermoeden, dat hij aan Karel X Gustaaf geadresseerd was, omdat de actie van het ‘Bergskollegium’ of ‘Bergsamt’ tegen de erfgenamen van Louis de Geer wegens het door dezen te weinig betaalde voor het gebruik der Dannemora-groeve - waarover de brief handelt - toch wel spoedig na het overlijden van Louis de Geer zal zijn ingesteld. Hiermede is echter in strijd, dat in den brief de zinsnede voorkomt: ‘gelijck Uwer Kon. Mats hooggeeërde heer vaeder hoogloflycker memorie altijt met alle konincklycke genegentheyt onsen vaeder zaliger begenaedigt heeft.’ Van den vader van Karel X Gustaaf, den Paltsgraaf Johan Kasimir, kon niet gezegd worden, dat hij Louis de Geer met ‘alle konincklycke genegentheyt’ had begenadigd, want hij is nooit Koning geweest. Zoo komt dus de beurt aan Koning Karel XI, den zoon van Karel Gustaaf; wel is waar kan in den strikten zin van het woord ook niet van Karel Gustaaf worden gezegd, dat hij De Geer met ‘konincklycke genegentheyt’ had begenadigd, omdat hij nog geen koning was in de jaren, toen hij betrekkingen (meestal van financieelen aard!) met Louis de Geer onderhield, maar het laat zich hooren, dat de schrijvers van den brief het epitheton ‘konincklijck’ aan de genegenheid van Karel Gustaaf al vast hebben toegekend in de jaren, toen hij nog geen Koning was. De brief moet dan dagteekenen van 1660 of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
later; de sterfjaren van Louis en Steven de Geer laten dit ook toe: de eerste overleed in 1695 (Jaarboek van den Nederlandschen adel V blz. 242), de laatste in 1685 (ibid. blz. 229). Toch is het moeilijk aan te nemen, dat eerst zooveel jaren na den dood van Louis de Geer zijne erfgenamen zich wegens de genoemde zaak tot de Zweedsche regeering zouden hebben gewend. Alles tezamen genomen, houd ik het voor het meest waarschijnlijk, dat de brief bestemd was voor Karel X Gustaaf.]
De brief, dien ik gedeeltelijk in excerpt mededeel, luidt aldus: ‘Het heeft ons, de gesamentlycke derthien naergelaetene kinderen ende erfgenamen van wylen Louis de Geer saliger niet weynich bedroeft, dat wy hebben moeten vernemen hoedanig den fiscael van 't BergscollegieGa naar voetnoot1) een actie tegen ons opneemt, eyschende niet allenich van ons wegens den voornoemden onsen vaeder saliger eenige duysenden meer voor het gebruyck van Dannemora-groeve als daervoor in Uwer Kon. Mats Rentekamer van jaer tot jaer betaelt hebben, maer denselven onsen vaeder saliger noch daerenboven t'onrecht in sijn graf beschuldigende, waerdoor onse droefheyt vermeerdert; ende booven all, dat wy bericht ontfangen hoe het Uwe Con. Mat belieft heeft d'uytspraeke van 't Bergscollegie over dese saecke te confirmeeren, waerdoor den fiscael nu op d' executie komt te presseeren’. Doen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een beroep op de rechtvaardigheid en clementie van de Koningin [den Koning] en verzoeken, dat zij [hij] hun smeekschrift in genade zal aanhooren, ‘gelijck Uwer Kon. Mats hooggeëerde heer vaeder hoogloflycker memorie altijt met alle konincklycke genegentheyt onsen vaeder saliger begenaedigt heeft.’ Vertoonen dan: ‘Eerstelijck, dat onsen vaeder saliger kort voor synen doot alle syne kinderen, soovele daer ter stede waeren, liet voor hem koomen ende onder anderen oock verhaelde, hoe dat alle syne reekeningen met de Croon Sweden in de konincklycke Reekenkaemer geliquideert waeren; ende opdat wy voor geen narekeninge behoefden bekommert te wesen, was deselve liquidatie by de hoochwelgebooren heeren Rijcks- ende Kaemer-Raeden ondergeschreven; waerop hy ende wy ons dan gerust stelden, het alderminste niet verwachtende’ datgene, wat nu geschiedt. ‘Ten tweeden versoeken wy onderdanigst, dat Uwe Kon. Majt in genaede gelieve te gedencken, hoe dat onsen vaeder saliger veel jaeren naer den anderen op syne eygene onkosten gedefendeert heeft der Croone saeke tegens den schipper ende de reders van 't schip de SwaenGa naar voetnoot1), 't welck sich onder Harer Kon. Mats vloote, anno 1644 in Hollant geëquipeert tegens den Koninck van Denemarcken, niet naer behooren hadde gedraegen ende desniettegenstaende groote somme van penningen voor gedaene diensten pretendeerde, waerover onsen vaeder saliger naer alle aengewende devoiren, soo door hem selven als door Uwer Kon. Mats ministers, by executie is gedwongen geworden te betaelen de somme van 8340 rd. booven syne gedaene onkosten, sonder dat wy | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daervan tot nu toe eenige restitutie of vergoedinge van de Croon hebben genooten. Ten derden vinden wij onder onses vaeder saliger schriften een brief, soo Hare Kon. Mat aen hem heeft beliefen te laeten afgaenGa naar voetnoot1), waerinne genaedigst belooft ende toegeseyt een recompens voor het equipeeren van de vloote in Hollant anno 1644 ten dienste van de Croon Sweeden gedaen, als wel weetende dat onsen voornoemden vaeder saliger daeraen niet alleen syne middelen ende credit spendeerde, maer oock sijn persoon ende leven hasardeerde; van welcke recompense wy alsnoch het verwachte effect niet bekoomen hebbenGa naar voetnoot2). Ten vierden ontsiet hem den fiscael niet, onsen vaeder saliger te beschuldigen, alsof hy door pratique der Croone gerechtigheyt hadde willen inhouden; 't welck wy Godt ende Uwe Kon. Mat in onderdaenigheyt klaegen ende bidden sulx niet ongestraeft mag blyven, dat een man, die sijn lijf, bloet ende alle sijn vermoogen voor de Croon niet gespaert heeft, in sijn graf soo niet mach geloont worden. Ten vijfden, indien den fischael tot het Bergscollegii protocoll van anno 1646 wilde gaen, hy soude daer bevinden, hoe dat den Cameraer Andries BoomGa naar voetnoot3) aen het Con. Camer-collegie wierde afgesonden om te vernemen, hoedanig met de thiende ofte genant over dese groeve soude gehandelt werden; waerop | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schriftelijck antwoort gevolgt is, die wy tot onses vaeders saliger avantage ontwyfelbaerlijck konnen uytduyden, terwylen sedert noyt meer van veranderinge van arende noch betaelinge van thiende gesproocken hebben; ende koomt ons dit ongevall alleen daer vandaen, dat soo in puncto niet konnen opvinden het consent, welck het Con. Cammer-Colleg. verleent heeft tot de betaelinge van dese arende; waervan wy toch ten vollen verseeckert sijn, dat daerinne niet anders als naer ordre ende stijl, doenmaels gebruyckelijck, is gehandelt; te meer alsoo vóór desen voor 't gebruyck van de wercken en de groeve maer 500 d[aler] silvermunt betaelt is; dat men nu naederhant alleen de helft daervan voor de groeve gegeven heeft, moet geschiet sijn in 't regarde 5000 rd. voor den inkoop der wercken betaelt sijn geweest (niet jegenstaende onsen vaeder saliger deselve uyt sijn eygen middelen opgebouwt hadde), welcke[r] 5000 rd. rente vry hooger is beloopende als de 250 d[aler] silvermunt jaerlijcks.’ Verzoeken Uwe Mat dit alles in consideratie te nemen, opdat het moge blijven bij de liquidatie, tusschen de Kroon ende onzen vader zaliger bij zijn leven gehouden; maar zoo Uwe Mat onverhoopt onze bede niet gelieft te verhooren, dat zij dan moge ordonneeren ‘dat des fiscaels aenspraecke op ons in desen mag afgeschreeven werden op reeckeninge van 't gene ons wegens het voorgenoemde schip De Swaen en de beloofde recompense van de Koninginne Christina wegens het equiperen van de vloot in Holland is competerende.’
(R.A. Stockholm. - Biographica. D 6. De Geer.)
[Over de in voorstaanden brief aangeroerde quaestie betreffende het schip De Zwaan handelt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitvoerig een ‘Underdånigst Memorial angående den saaken om skeppet Swanen’, dat ik aantrof in de portefeuille ‘Biographica. D 6. De Geer.’ De memorie is opgesteld door de erfgenamen van Louis de Geer; zij is niet gedateerd; vermoedelijk werd zij niet lang na den dood van Louis de Geer opgesteld. Uit deze memorie blijkt, dat de schipper van het schip De Zwaan, een der in 1644 in Holland ten dienste van Zweden uitgeruste schepen, zich niet gestoord had aan de hem gegeven bevelen en daardoor schade had toegebracht aan de belangen der Kroon Zweden. Deze had dan ook geweigerd aan de reeders van het schip huur te betalen; bij een vonnis van het Koninklijk Hofgerecht d.d. 10 Juli 1647 was aan de reeders hunne vordering om huur ontzegd en waren zij veroordeeld aan de Kroon Zweden de geleden schade te vergoeden. Inmiddels was deze zaak ook voor het Hof van Holland gebracht, dat bij provisioneel vonnis van 22 December 1645 Louis de Geer veroordeelde om aan de reeders van het schip De Zwaan f 20.850 te betalen, welke som hij dan ook, blijkens quitantie van 2 Maart 1652, betaald had. De erfgenamen van Louis de Geer nu beweren, dat zij wegens het genoemde bedrag een vordering op de Kroon Zweden hebben, omdat deze som niet begrepen was onder de ‘general sluthräkningen, flåttan angående’ (de eindrekening betreffende de vloot, nl. de in 1644 uitgeruste hulpvloot); zij kon daaronder niet begrepen zijn, omdat op het oogenblik, toen die eindrekening werd opgesteld - op den 21sten Januari st. vet. 1645, gelijk hierna zal blijken - de zaak van het schip De Zwaan nog hangende was. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het slot van de memorie herinneren de erfgenamen er aan, dat bovendien hun vader nooit de belooning heeft gekregen, die Koningin Christina hem voor zijne in 1644 bewezen diensten had toegezegd. Zij doen dat in deze bewoordingen: ‘Rijkzens Rådh hafwe för dess giorde förskått till örligz flåttans befrachtande, nembligen dhe femb Regeringen för sine 5000 rd. och de andre för sine 1500 rd., dhe hwardera förresträckt, straxt efter kriget icke allenast niutit sin betahlningh, utan och deriempte een recompence, som och wår fadher sahl. för sitt förskott af mehr än 300.000 rd. i lyka måtto blef låfwat, serdeles igenom Hennes Mats Drottningh Christinae bref af den [16: zie hiervóór, blz. 282, noot 2] Sept. ao 1644, hvilken recompans hwarken wår sahl. fadher eller wij arfwingarne åthniutit hafwa’, hetgeen beteekent: ‘Aan de Rijksraden zijn de gelden, die zij voorgeschoten hadden voor de uitrusting van de oorlogsvloot [de hulpvloot uit Holland], nl. de vijf Rijksbestuurders elk 5000 rd. en de overige leden van den Rijksraad elk 1500 rd.Ga naar voetnoot1), niet alleen terstond na den oorlog terugbetaald, maar zij hebben bovendien nog een belooning gekregen; zulk een belooning werd ook aan onzen vader zaliger toegezegd voor zijn voorschot van meer dan 300.000 rijksdaalders, in het bijzonder door den brief van Koningin Christina d.d. 16 September 1644, maar noch onze vader zaliger, noch wij, zijne erfgenamen, hebben die belooning ooit ontvangen.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de hiervóór afgedrukte brief van Louis en Steven de Geer eindigt met een herinnering aan ‘de beloofde recompense van de Koninginne Christina wegens het equiperen van de vloot in Holland’. De daarmede in verband staande vraag, of de Zweedsche regeering al dan niet in gebreke is gebleven haar verplichtingen tegenover Louis de Geer wegens het uitrusten van de hulpvloot na te komen, wensch ik ten slotte nog onder de oogen te zien. J.L.W. de Geer schrijft in zijn Lodewijk de Geer blz. 88-89: ‘Onmiddellijke vruchten plukte hij [L. de Geer] voor zich zelven van zijne laatste verrichtingen [de uitrusting der hulpvloot enz.] niet, die hem integendeel geene geringe geldschade aanbrachten; want tot de uitrusting der hulpvloot was door hem eene som van omtrent een half millioen rijksdaalders te koste gelegd, welker uitbetaling de toestand der hol-geoorloogde schatkist in Zweden niet terstond gedoogde, en die hij ook later nooit dan voor een klein gedeelte terug ontving.’ In een noot voegt hij daaraan toe: ‘hoewel de Koningin Christina de betaling zijner schuldvorderingen, uit de opbrengst der rijkstollen, bij onderscheiden besluiten beval. Zie Nya Handlingar rörande Skandinaviens Historia III [= Handlingar etc. XIII] blz. 271 vlg.’ Raadpleegt men het evengenoemde werk, dan vindt men daar op blz. 273-276 een proclamatie van Koningin Christina, d.d. Stockholm, 21 Januari [st. vet.] 1645, waarin zij bekend maakt, dat zij op de volgende wijze een accoord heeft gesloten met Louis de Geer, ter afrekening van de door hem voorgeschoten gelden voor de uitrusting der hulpvloot: aan Louis de Geer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zullen 300.000 rijksdaalders worden gegeven, behalve de 50.000 rijksdaalders, die de Rijksraden hem voor de uitrusting verstrekt hebben en de 89.101 rijksdaalders, die De Geer genoten heeft, hetzij in contanten, hetzij uit de tollen, licenten enz. en behalve de 50.000 rijksdaalders, die De Geer zelf heeft bijgedragen als zijn aandeelGa naar voetnoot1), ‘och wi med något beneficio emot honom och hans barn i nåder erkänna och ihågkomma vele’ (en wij door eenige weldaad tegenover hem en zijne kinderen in genade zullen erkennen en gedenken). De betaling van de 300.000 rijksdaalders aan De Geer of zijne erfgenamen zal geschieden uit de opbrengst van buitengewone tollen op bepaalde waren, binnen drie jaren. Hiermede is dus de definitieve afrekening wegens de hulpvloot geschied. De eenige vraag, die nu nog te beantwoorden overblijft, is of werkelijk de 300.000 rijksdaalders op de voorschreven wijze aan Louis de Geer zijn uitbetaald. De erfgenamen van Louis de Geer hebben de Zweedsche regeering later niet lastig gevallen om terugbetaling van wat door hun vader ten behoeve van de uitrusting der hulpvloot was voorgeschoten; Louis en Steven de Geer herinneren in den brief, waarin zij over de tegen hen ingestelde actie van het Bergskollegium handelen, er alleen aan, dat zij nog een vorde- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring op de Zweedsche regeering hebben wegens de zaak van het schip De Zwaan, en dat hun ‘de beloofde recompense van de Koninginne Christina wegens het equipeeren van de vloot in Holland’ nooit is gegeven; met deze ‘recompense’ bedoelen zij echter niet terugbetaling van de voor de hulpvloot gedane onkosten, maar een extra-belooning, die door Christina aan Louis de Geer en zijne erfgenamen beloofd was wegens de groote diensten, door hem in het jaar 1644 bewezen, en ook wegens de door Louis de Geer als eigen bijdrage gegeven 50.000 rijksdaalders. Ook in het ‘Underdånigst Memorial angående den saaken om skeppet Swanen’ wordt, gelijk wij zagen, herinnerd aan de belofte van Koningin Christina om ‘een recompence’ te zullen geven; maar op terugbetaling van de gedane voorschotten wordt niet aangedrongen en evenmin wordt betoogd, dat de 300.000 rijksdaalders, die volgens de afrekening van 21 Januari 1645 uit de tollen zouden worden opgebracht, niet, of slechts gedeeltelijk, in het bezit van Louis de Geer zijn gekomen. Er zou dus alle reden zijn om aan te nemen, dat de eindrekening tusschen de Zweedsche regeering en Louis de Geer, gelijk zij in het voorgenoemde stuk van 21 Januari st. vet. 1645 werd opgemaakt, werkelijk er toe heeft geleid, dat aan Louis de Geer zijne gedane voorschotten zijn terugbetaald. Maar J.L.W. de Geer, die inzage heeft gehad van allerlei stukken uit het familiearchief der Zweedsche De Geer's, ontkent dit; en nog een ander bericht stemt daarmede overeen. In het Jaarboek van den Nederlandschen adel V blz. 218, noot 3 leest men, dat het bedrag van de kosten der uitrusting van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hulpvloot vijf millioen gulden was; dat daarvan slechts circa een half millioen aan Louis de Geer werd terugbetaald en het overige noch aan hem, noch aan zijne nakomelingen ooit is teruggegeven. Louis de Geer - zoo heet het daar verder - verbood bij zijn testament van 6 Maart 1651 (archief Finspong) om het de Zweedsche Kroon over die kosten verder lastig te maken en sprak den wensch uit, dat de eindregeling geheel aan de Kroon zou worden overgelaten; de zaak is daarom verder blijven rusten. In dit bericht is het bedrag van vijf millioen gulden, waarop de kosten van de uitrusting der hulpvloot worden gesteld, alvast onjuist; uit het bovenstaande is gebleken, dat die kosten niet meer dan 500.000 rijksdaalders hebben bedragen. Wanneer echter de aangehaalde plaats uit het testament van Louis de Geer juist is, dan zou zich daaruit laten verklaren, dat de erfgenamen van Louis de Geer niet meer hebben aangedrongen op terugbetaling van de kosten der hulpvloot, voor zooverre deze nog niet terugbetaald waren, en alleen hebben verzocht om de beloofde ‘recompense’ en om teruggave van wat Louis de Geer aan de reeders van het schip De Zwaan had betaald. Zoolang ik echter den tekst van het bedoelde testament niet ken, waag ik het niet mij met zekerheid hierover uit te laten. Wanneer een Nederlandsch historicus eenmaal toegang zal krijgen tot het familiearchief van den Zweedschen tak der De Geer's, zal het mogelijk zijn deze vraag - en zoovele andere, die nog betreffende Louis de Geer en zijn bedrijf overblijven - te beantwooorden. Maar ook al mocht dit familiearchief voor het onderzoek van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
historici gesloten blijven, gelijk helaas! in den laatsten tijd het geval is geweest, dan nog biedt een bezoek aan het Rijksarchief te Stockholm de gelegenheid om onze kennis van het leven van Louis de Geer aanzienlijk te verrijken. Ook bij mijn laatste verblijf te Stockholm heb ik moeten woekeren met mijn tijd; alle stukken, door mij in dit deel der Bijdragen en Mededeelingen uitgegeven, heb ik bijeen moeten brengen in de tijdruimte tusschen 17 October en 10 November 1906; van den inhoud der lijvige portefeuille ‘Biographica. D 6. De Geer’ heb ik slechts vluchtig kennis kunnen nemen en er alleen die stukken uit opgenomen, die mij bij den eersten blik het belangrijkst toeschenen. Een nader kennisneming van deze portefeuille en een nauwgezet bestudeeren van de deelen, getiteld ‘Gustaf II Adolfs tid. Finanshandlingar. Louis de Geer räkenskaper’ zij aanbevolen aan wie eens naar Zweden zal gaan om daar, in rustig onderzoek, alles te verzamelen betreffende het leven en bedrijf van een der merkwaardigste Nederlanders uit de eerste helft der zeventiende eeuw, van Louis de Geer.] |
|