ciale kerkbesturen van Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht ter verkrijging van liggers der grenzen van de tegenwoordige gemeenten. De onderhandelingen hierover zijn nog hangende.
Aan het verzoek, gericht tot den Aartsbisschop van Utrecht en den Bisschop van Haarlem, om medewerking tot het verkrijgen van liggers voor de hedendaagsche kerspelen werd op de meest welwillende wijze voldaan. De Aartsbisschop antwoordde dit verzoek te richten tot den heer Dr. G. Brom en de Bisschop van Haarlem dit te doen aan den heer J.J. Graaf, deken en pastoor te Ouderkerk a/d Amstel.
Met beide heeren werd daarop met den gewenschten uitslag in briefwisseling getreden.
De heer Dr. G. Brom deed de belangrijke mededeeling, dat zich op het aartsbisschoppelijk archief een ligger der grenzen van de kerspelen in dat aartsbisdom bevindt, vastgesteld bij de invoering van het bisschoppelijk bestuur in 1833 en tot op datum bijgehouden.
Verder verklaarden onderstaande heeren zich bereid de liggers achter hunne namen vermeld te vervaardigen:
Dr. H.J. de Dompierre de Chaufepié, liggers voor muntplaatsen en muntvondsten.
Prof. Dr. P.J. Blok, liggers voor gouwengrenzen in Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland.
Dr. W.A.F. Bannier, liggers voor landgrenzen in Nederland.
A.A. Beekman, liggers voor dijken en bedijkingen.
Mr. L.M. Rollin Couquerque, liggers met opgave van de plaatsen, waar oudtijds het aasdomsrecht en van die, waar het schependomsrecht gold.
Prof. W.H. Goossens uit Rolduc zeide een groot aantal liggers voor Limburg toe.