Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 19
(1898)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
Oldenbarnevelt's memorie over de
| |
[pagina 185]
| |
den’, al moest ik tot mijne teleurstelling ook de waarheid ondervinden van des hoogleeraars woorden: ‘dat de groote moeite, aan de ontcijfering van sommige stukken besteed, niet altijd door belangrijke vondsten beloond wordt.’Ga naar voetnoot1) Het laatste gedeelte van Blok's oordeel toch, kan ik, na het stuk bestudeerd te hebben, bezwaarlijk meer onderschrijven. Heeft men van Meteren's Nederl. HistorieGa naar voetnoot2), de Memoryen van BaudartiusGa naar voetnoot3) en de Resolutiën van HollandGa naar voetnoot4) bij de hand, het 3e deel van Arend en Motley's ‘Life’ opgeslagen, en vooral het laatste werk van RitterGa naar voetnoot5) over dezen tijd gelezen, dan mag men zich weinig of geen nieuwe kennis uit de lezing van het achterstaande beloven. Trouwens, Oldenbarnevelt's opstel was niet onbekend. Brill legde het aan zijn verhaal van de Guliksche verwikkelingen ten grondslagGa naar voetnoot6), en de heer van Deventer spreekt in zijne vertaling van het werk van Motley van ‘de bekende memorie.’Ga naar voetnoot7) De bedenking is zelfs gewettigd, of prof. Brill niet te rijkelijk juist uit deze bron geput, en een te groote waarde aan de uiteenzettingen van den Advocaat gehecht heeft. Van eenzijdigheid van opvatting toch schijnt de memorie niet geheel vrij te pleiten. Wat Oldenbarnevelt geeft, is een beeld van den toestand | |
[pagina 186]
| |
in de Guliksche landen, gezien door een Brandenburgsch-Nederlandschen bril. Telkens worden de handelingen van den Nieuwburger als verraderlijk en gewelddadig voorgesteld, in overeenstemming met de vertoogen van de Brandenburgsche gezanten en Oldenbarnevelt's eigen angstige bezorgdheid voor de Katholiek-Habsburgsche actie. Van het gezantschap, dat in Dec. 1613 der Staten hulp verzoeken kwam om den paltsgraaf gewapenderhand uit de landen te verdrijvenGa naar voetnoot1), wordt niet gerept. De aanslag van den keurprins, George Willem, op Dusseldorp wordt, toen het bleek, dat men zich voor het oogenblik noodeloos over Wolfgang Willem's plannen had verontrust, terstond en vrijwillig opgegeven, maar op den onwil van de, grootendeels Katholieke, burgerij om de Brandenburgsche troepen in de stad toe te laten, blijkende uit den ijver, waarmede zij te wapen snelde, wordt geen nadruk gelegd. Integendeel, de burgerij, in wier midden George Willem zich zóó weinig veilig voelde, dat hij er de voorkeur aan gaf zijn residentie naar Kleef te verplaatsen, lijdt ‘overval’ en ‘geweld’ wanneer Wolfgang Willem zich in de stad versterkt. Den opmerkzamen lezer zullen andere voorbeelden niet ontgaan. Beschouwt men Oldenbarnevelt's memorie als een uiteenzetting, geschreven ter inlichting van een diplomatiek onderhandelaar, dan maakt het stuk een zonderlingen indruk. Men heeft voor zich: een doorloopend verhaal, beginnende met een herinnering van ‘over vele jaren’ om, allengs uitvoeriger wordende, te eindigen met wat in de laatste Novemberdagen van 1614 geschiedde, - maar geen sprake | |
[pagina 187]
| |
van wenken en raadgevingen bij voorkomende onderhandelingen, veelmin van instructies. Reeds dit zou doen twijfelen, of Oldenbarnevelt's correspondent, die in den herfst van 1614 in Noord-Italië reisde, tot het corps der eigenlijk gezegde diplomaten moet worden gerekend. Maar bovendien! Is het aan te nemen, dat juist in den tijd, toen de aandacht der Nederlandsche staatslieden, wat het buitenland betreft, bijna uitsluitend door de Guliksche kwestie werd ingenomen, toen de brieven tusschen den Advocaat van Holland en onze gezanten aan de hoven van Engeland en Frankrijk, den agent Brederode in Duitschland, vervuld waren van waarschuwingen en aansporingenGa naar voetnoot1), om toch te letten op de ‘periculen’, die de geloofsgenooten in Duitschland en de Staten zelf bedreigden, - in Italië, waar Savoye, waar Venetië voor een algemeen bondgenootschap tegen Habsburg te winnen waren, een diplomatiek onderhandelaar vertoefde, die van de groote zaak het abc nog leeren moest? Voor een onzer staatslieden of krijgsoversten zou het als spotternij hebben geklonken: ‘ontwijffelijck (is) tot Uwe kennisse gecomen’ enz. Ongeloofelijk, zeer merkwaardig op zijn minst, zou het stellig ook zijn, als van de zending van eenig man van aanzien op zulk een tijdstip alle spoor zóó ware uitgewischt, als hier het geval is. Mij is althans noch uit gedrukte bronnen, noch uit de overgebleven stukken in het Rijksarchief, eenige aanwijzing toegekomen. Een onderzoek door de vriendelijke bereidwilligheid van den directeur van het Staatsarchief te Venetië ingesteld, gaf eveneens een geheel negatief resultaat. | |
[pagina 188]
| |
Toch is er door hen, die achtereenvolgens hunne aandacht op Oldenbarnevelt's nagelaten papieren hebben gericht, althans éen naam genoemd, die in de geschiedenis der Nederlanden een grooten klank heeft. Prof. Brill teekent in zijn vervolg op ‘de Algemeene Geschiedenis des Vaderlands’ van Arend, waar hij het stuk noemt, aan: ‘Memorie in 1614 door Oldenbarnevelt gesteld en toegezonden aan Van der Myle, der Staten gezant te Venetië’.Ga naar voetnoot1) Een los daarheen geworpen woord, dat een honderdtal bladzijden verder door den schrijver dan ook reeds teruggenomen wordtGa naar voetnoot2). Maar Motley hield er zich aanGa naar voetnoot3), en prof. Blok schijnt alleen in de titulatuur bezwaren te vindenGa naar voetnoot4). - Reden was er wel om juist aan den schoonzoon van den Advocaat te denken. ‘Der Staten gezant te Venetie’ was hij geweest, in de wintermaanden van 1609, en niemand was misschien beter geschikt om ‘het gevoelen ende oerdeel (te) sondeeren van degheenen, die hem aldaer in zaecken van State meest bemoyen’Ga naar voetnoot5) en zeker niemand beter op de hoogte van Oldenbarnevelt's inzichten, vooral in de Guliksche zaken, die zoo vaak ter sprake waren gekomen, toen Van der Myle in het voorjaar van 1610 deel uitmaakte van het gezantschap bij Hendrik IV. ‘Ontwijffelijck’, er was toen zoo het een en ander te zijner ‘kennisse gecomen’! Maar daarom behoefde juist hij een dergelijke, min of meer langdradige uiteenzetting | |
[pagina 189]
| |
als de memorie, wel allerminst. En sedert dien tijd had hij gelegenheid gehad van nabij den verderen gang der verwikkelingen gade te slaan. In Juni 1610 ter condoleantie naar het Fransche hof afgevaardigd, was hij het wederom, die in Februari 1614 werd aangewezen om, na de terugroeping van Aerssen, de koningin-regentes in Frankrijk in hare moeielijke omstandigheden de verzekering der vaste vriendschap en van den steun der Staten tegen de oproerige heeren te geven en den nieuwen gezant, Langerak, bij haar in te leiden. Van Juli 1613 nam hij zitting in de Statenvergadering van Holland als lid van de ridderschap en zoo vindt men ook in de laatste maanden van 1614 zijn naam onder de praesenten genoemd. Al schijnt dit nu nog wel geen afdoend bewijs tegen zijn afwezigheid, omdat hij, zonderling genoeg, ook op de vergadering van Maart 1614 als tegenwoordig wordt vermeldGa naar voetnoot1), zoo is het toch bezwaarlijk aan te nemen, dat hij in het tijdperk van Juni, toen hij van zijne laatste Fransche ambassade terugkeerde, tot de Decemberzitting, waarin hij tot lid van den Raad van State werden gekozen, gelegenheid zou gevonden hebben naar Italië te trekken en daar plannen hebben beraamd om tegen het einde van December in Venetie te zijn. Scheen het dus reeds terstond onwaarschijnlijk, ja ondenkbaar, het blijkt bij nader inzien onmogelijk, dat Van der Myle de persoon is geweest, die den 30en September 1614 uit Genua aan Oldenbarnevelt om inlichtingen vroeg aangaande ‘den oerspronck, beleydt ende jegenwoerdighe gesteltenisse’ der Guliksche erfkwestie. Eerder dan aan hem, wil prof. Blok dan ook denken | |
[pagina 190]
| |
aan graaf Johan Ernst van Nassau. Ook hiervoor bestaat aanleiding genoeg. Reeds vroeg schijnt dezen kleinzoon van Jan den Ouden, gelijk verscheidene leden van zijn geslachtGa naar voetnoot1), de lust te hebben vervuld om in Italië fortuin te maken. In Sept. 1602, toen hij 20 jaren oud was, verzocht zijn vader aan Willem Lodewijk een plaats voor hem in Statendienst te zoeken, vooral ook om hem af te brengen van zijn verlangen naar het voor de jeugd zoo gevaarlijke ItaliëGa naar voetnoot2). Hij was de bevelhebber van de Nederlandsche troepen, die in 1616 door Venetië werden in dienst genomen tegen den aartshertog Ferdinand. Reeds vier jaren te voren, ter gelegenheid van de uitrusting naar de Guliksche landen in 1610, hadden den Staten-Generaal hem bestemd om onder Frederik Hendrik de tweede bevelhebbersplaats in het leger te bekleedenGa naar voetnoot3). Een bewijs van het goed vertrouwen door de Staten in zijn krijgskunde en beleid gesteld, dat nog duidelijker wordt uitgesproken in het getuigenis, in 1616 aan den Venetiaanschen gezant gegeven: ‘... qu'il est un des plus vaillants, habiles et expérimentez cheffs de guerre que nous ayons en notre service et tellement qualifié personnage, qu'il a esté le plus souvent employé en noz plus importantes affaires de guerre pour son bon et prompt jugement en actions de guerre, tellement que fort difficilement nous nous en pouvons passer’Ga naar voetnoot4). | |
[pagina 191]
| |
Met dat al is de gissing ongelukkig. Vooreerst mag men aannemen, dat ook Johan Ernst van Nassau, de aangewezen onderbevelhebber voor den veldtocht van 1610, wel wat beter ingelicht zal zijn geweest omtrent de zaak in kwestie, dan Oldenbarnevelt van zijn correspondent schijnt te veronderstellen, en voorts, - had Baudartius, die onder de krijgsoversten, welke Maurits op zijn tocht naar het Guliksche in 1614 vergezelden, Ernst van Nassau als veldmaarschalk noemtGa naar voetnoot1), reeds zoo iets doen vermoeden - de hier uitgegeven Memorie komt ons zelf vertellen, dat Johan Ernst op het tijdstip van Oldenbarnevelt's schrijven zich in de legerplaats van Maurits bevond. In den krijg, niet in de diplomatie heeft hij de Staten gediend. In de jaren 1616 en 1617, als hij zich werkelijk aan het hoofd van in de Nederlanden aangeworven troepen in Noord-Italië bevindt, zoekt men dan ook tevergeefs naar eenig spoor van gedachtenwisseling op het stuk van staatkunde tusschen hem en de Staten of zijn neven Maurits en Willem Lodewijk. Daarentegen worden wij omtrent zijn roemrijke, maar korte (hij stierf in Sept. 1617) krijgsmansloopbaan in Venetiaanschen dienst uitvoerig ingelicht door het ‘Cort verhael van de reyse der Nederlandsche soldaten die anno 1616 na Venetie zyn ghereyst’ etc. van Jacques Linsay en door de brieven van een man, die in deze en volgende jaren de Staten-Generaal regelmatig op de hoogte hield van het belangrijkste, dat in zijn woonplaats, Venetië, en elders in Noord-Italië voorviel. Geheel zonder vasteGa naar voetnoot2) vertegenwoordiging hunner | |
[pagina 192]
| |
belangen aldaar, waren de Nederlanden in dien tijd namelijk niet. Ook niet in de beide voorgaande jaren. Den 5 Nov. 1614 toch was ‘opte requeste gepresenteert by een groot getal van coopluyden ende schippers..... negocieerende ende trafficquerende ter zee op Venetie..... Gillis Ouwercx gecommitteert ende geauthoriseert tot een consul ende voorstander van de Nederlantsche nacie binnen Venetie’Ga naar voetnoot1). Reeds vóór dien tijd zal deze Ouwercx in naam van en van wege eenige Amsterdamsche kooplieden hunne handelsbelangen aldaar hebben waargenomenGa naar voetnoot2), en uit hetgeen in der Staten resolutie verder volgt (‘dat men hem daartoe sal depescheren acte van commissie met brieven van faveur ende recommandatie’) blijkt dan ook, dat hij zich op het tijdstip zijner benoeming niet in de republiek bevond. Trouwens, het is natuurlijk, dat door de kooplieden zal zijn verzocht, en door de Staten aangesteld, alleen zulk een persoon, die door verblijf en betrekkingen in Italie met de omstandigheden aldaar bekend was, voorts door bekwaamheid waarborg voor een beleidvolle behandeling der Nederlandsche belangen gaf, en daarenboven door zijn persoon en omstandigheden een aanzien genoot, dat hem den toegang tot ver- | |
[pagina 193]
| |
schillende kringen kon openen. De Staten noemen hem dan ook in hunnen boven bedoelden brief aan den doge (6 Nov. 1614): ‘un personnage entendu et qualifié’Ga naar voetnoot1). Reeds bleek het, dat de Staten meer hadden gedaan dan de kooplieden hadden gevraagd: Gillis Ouwercx werd benoemd (en door den doge Memno, Mei 1615, ook erkend) als ‘Consul der Nederlandsche natie.’ Hij heeft niet alleen de handelsbelangen te behartigen, ook van de aangelegenheden van staat geeft hij in een reeks van brieven der Nederlandsche regeering verslag. Diplomatieke berichten nemen zelfs in zijne brieven weldra de voornaamste plaats in. Wanneer hij eenigen tijd niets van zich heeft laten hooren (zijn laatste schrijven was van den 22en Jan.), geeft hij daarvan 19 Febr. 1616 de reden op, met de woorden: ‘om oersaecke hier in dese maent niet bisonders gepasseert en is in materie van staedt, ..... ende om U.H. gheen tedium te causeeren met mijne brieven en hebbe niet gecontinueert te schrijven.’ Van den 15en Jan. 1616 af zijn deze brieven bewaard gebleven, maar reeds uit dien eersten brief blijkt, dat de correspondentie al vroeger werd gevoerd en over dezelfde zaken liep. Toch kan men Ouwercx niet als diplomaat in den eigenlijken zin beschouwen. Noch zijn vroegere positie als waarnemer der belangen van een aantal kooplieden, noch de stand waartoe hij behoorde, naar alle waarschijnlijkheid de koopmansstand, zullen hem gelegenheid hebben verschaft de politieke verwikkelingen van nabij te leeren kennen. Vooral kon hij bezwaarlijk als ingewijde gelden | |
[pagina 194]
| |
in de kwesties, die sedert zijn verblijf in het buitenland de bijzondere aandacht der Nederlandsche regenten waren gaan trekken. Wenschten deze dus van zijn verblijf te Venetië gebruik te maken om zich door hem te doen inlichten omtrent de gevoelens, die ten opzichte daarvan in Italië waren gekoesterd, zoo waren ze gehouden hem vooraf een overzicht ervan te geven. Noemde ik zooeven de memorie van Oldenbarnevelt een zonderling stuk, indien men er eene uiteenzetting ten behoeve van een diplomatiek onderhandelaar in te zien heeft, zoo men het beschouwt als een opstel, geschreven met het doel een tot nog toe oningewijde op de hoogte der zaken te brengen, wordt het duidelijk. Ik waag de gissing, dat Oldenbarnevelt's correspondent Gillis Ouwercx is geweest. De toon en de inrichting van het stuk dunken mij dan geheel verklaarbaar. Hij kon nog vragen naar eene verklaring van ‘den oerspronck’ der geschillen; aan een man als hij kon men zonder dwaasheid schrijven: ‘gij zult er wel van hebben gehoord voor ge uit deze landen vertrokt.’ Een opstel voor hem, die de Nederlandsche belangen te behartigen had, moest ook onwillekeurig het karakter krijgen van een rechtvaardiging van der Staten politiek, van een pleidooi voor het goed recht van de Nederlandsch-Brandenburgsche partij. Hij zou er bij zijn onderhoud met personen van invloed, wier sympathie te winnen was, zijn argumenten, die hij uit eigen kennis van zaken niet vermocht te putten, kant en klaar aan kunnen ontleenen. Dat van de politieke werkzaamheid van een man, te wiens behoeve de met werk overladen landsadvocaat zich de moeite getroostte een zoo lange memorie op te stellen, in het Venetiaansch archief ten jare 1614 geen spoor te vinvinden is, wordt thans ook verklaarbaar. Tot in | |
[pagina 195]
| |
het voorjaar van 1615 was Gillis Ouwercx in Venetië nog slechts een privaat persoon: wel was in Nov. van het vorige jaar zijn commissie door de Staten verzonden, maar eerst maanden later volgt zijn erkenning als vertegenwoordiger der Nederlandsche republiek door de Venetiaansche regeering. Officieel kon hij voor dien tijd niet in het belang der republiek optreden. J.J.J. | |
't Beleyt van de saeken van Gulick bij een geminuteert verbael. 1614.Mijn heere, Uwer L brieff van den lesten Septembris uyt Genoa is mij ter hand gecomen den 20en Novembris. De brengher zeyde te Paris ende Bruessel eenighe daghen opgehouden te weesen.Ga naar voetnoot1) Uwe begeerte bij dezelve was, omme jegens uwe compste tot Venetien, geraempt in 't eynde van de maent van December, geadviseert te moghen weesen van de oprechte gelegentheyt, de oerspronck, beleydt, ende jegenwoerdighe gesteltenisse der sweevende geschillen ende proceduyren in de furstendommen Gulyck, Cleve, Berch enz. mitte aenhoerende ende naestgeleghen landen ende steeden opdat uwe L. daeruyt, ende uyt 'tgeene in Duytslant ende Italien passeert, het gevoelen ende oerdeel zoude moghen | |
[pagina 196]
| |
sondeeren van degheenen, die hem aldaer in zaecken van state meest bemoyen. Ick zal U daerinne gelieven zoe cort ende claer als mij kennelijck ende doenlijck is. Voor uwer L. vertreck uyt deese landen, is ontwijffelijck tot uwe kennisse gecomen, dat over veele jarenGa naar voetnoot1) verscheyden middelen zijn gebruyct, omme duer de vestinghe van Gulick, weesende die eenighe stercte van de voerschreeven furstendommen, diezelve landen te brenghen in handen van degheenen, die daertoe nyet en zijn gerechticht; waerjeghens eenighe Duytsche chuerfursten ende fursten, die verstondenGa naar voetnoot2) nae het overlijeden van wijlant den doerluchtighen hoechgeboren furst ende heer, heer Johan Wilhelm, hartoch van de gemelte furstendommen ende landen, totte zelve bij wettelijcke successie gerechticht te weesen, hem mitten anderen verdraghen hebben, omme mit gemeenen raet ende daet haer recht te maintineerenGa naar voetnoot3); ende bemerckende eenighe van dezelve, dat diegheene, die trachtende waren nae der voers. occupatie, haer in macht te boven ginghen, hadden de naestgeleghen coninghen, chuerende fursten, mitsgaders de heeren Staten Generael van de Vereenichde Nederlanden versocht, hare rechtvaerdighe zaecke jegens onwettighe occupatien te | |
[pagina 197]
| |
willen favoriseren ende die behulpelijcke handt bieden.Ga naar voetnoot1) In den jare 1609, naedat hoechgemelte hartoch 1609. Johan Wilhelm sonder eenighe descendenten nae te laten in den Heere gerust was, hebben die possessie der voers. furstendommen ende landen aengevaert, ende verscheyden actus possessorios geexerceert, gecommitteerden van den doerluchtichsten hoechgeboren chuerfurst van Brandenburch, hartoch in Pruyssen enz., die tot eene eeghemael hebbende die outste dochter van de outste suster des hoechgemelten hartoechs Johan Wilhelms in dier qualiteyt sustineert alleen ende in 't geheel totte voers hartochdommen ende landen gerechticht te weesen; zoe vermoghens derselver furstendommen ende landen union bij bewillinghe der voergaende fursten ende der landtstenden gemaectGa naar voetnoot2) ende bij der Roemsche Keys. Mt. geconfirmeert, als die belofte in den contracten van huwelyck mit bewillinghe der landstenden tusschen den duerluchtighsten hoechgeboren furst ende fursthinne, hartoch Aelbrecht, marckgraeff van Brandenburch, hartoch in Pruyssen enz. ende vrouwe Maria Eelenora, hartochhinne van Gulyck, Cleve, Berch, enz. ten overstaen van haer heer vader, den oeck doerluehtigsten hoechgeboren furst ende heere, heere Wilhelm, hartoch van Gulyck, Cleve, Berch enz., gemaect ende gedaen. Welcke beloften hoechstgedachte Sijne Churfurste- | |
[pagina 198]
| |
lyeke Hoecheyt sustineert gedaen te zijn op 't aengaen van 't voers. huwelijck bij hoechgedachte hartoch Wilhelm nyet alleen, mit goet bevinden van de Keys. Mt. ende bewillinghe der Landstenden, maer oeck voer aengenaem gehouden ende daerop gerenunchieert te weesen bij de jonghere dochteren van hoechgedachte hartoch Wilhelm in 't aengaen van hare huwelijcken mitten doerluchtighsten hochgeboren heren pfalsgravenGa naar voetnoot1) bij Rhijn, hartoghen van Nyeuburch ende Tweebruggen ende insgelijx bij denzelven haeren heeren ende eegemalen.Ga naar voetnoot2) Vanweghen den duerluchtighen hoechgeboren furst ende heer, heer Phs. Lodewijck, pfalsgraeffGa naar voetnoot3) bij Rhijn, hartoch van Nyeuburch enz., als ten eeghemaal hebbende die tweede dochter van hoechgemelte hartoch Wilhelm, is mede de voers. possessie aengevaert ende verscheyden acten possessoer gepleecht, sustineerende alleen ende in 't geheel totte voors. successie gerechtichtGa naar voetnoot4) te weesen, overmits zijn eeghemale die oudste leevende suster van hoechgedachte hartoch Johan ten tijde van zijn overlijeden was, weesende haere olste suster te voeren overleeden, ende ten opsien, dat haere F.D. zoenen heeft ende haere outste suster alleenlijckGa naar voetnoot5) dochteren heeft naegelaten, zeggende, als outste en naeste tempore mortis fratris Johannis - de cuius successione controversia est - volgende het privilegium successionis imperatoris | |
[pagina 199]
| |
Caroli QuintiGa naar voetnoot1), alleen totte voers. successie gerechticht te weesen. De hoechmoghende heeren Staten Gl. van de Vereenichde Nederlanden als naeste geburen der voers. furstendommen, die contentieuse aenvaerdinghe der possessie ende respective gesustineerden verstaen hebbende, hadden terstont(?) goet gevonden vriendelijcke versouck ende aenmaninghe te doen tot onderlinghe vrientschap ende accomodatie. Oeck was corts daernae bij intercessie van eenighe vredelievende fursten te weghe gebracht, dat tusschen den duerluchtighen hochgeboren fursten ende heeren, heeren marckgraeff Eernst, marckgraef van Brandenburch enz., als gewalthebber van sijne Cheurf. Ht. sijnen heer ende broeder, ende Wolffgang Wilhelm, pfalsgraeff bij Rhijn, als gewalthebber van hochgedachten hartoch Phs. Lodewijck, zijn heer ende vader, tot Dortmunt een provisioneel verdrach ende accord gemaect,Ga naar voetnoot2) dat hare FF. DD. iure familiaritatis bij provisie die voers. furstendommen ende landen tezaemen zouden possideeren, administreeren ende regieren totdat de principale zaecke zoude vriendelijck verdraghen ofte anders beslicht weesen. Welck verdrach alsoe gemaect zijnde, hebben beyde haere FF. DD. hoechgemelten heeren Staten Generael bij aansienlijcke gesanthen daervan kennisse ende advertentie gedaen ende hare H.M. in effecte tot hanthoudingh van dien geinviteert ende versocht.Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 200]
| |
't Welck haer H M. als naeste gebueren ende haerer FF. DD., oeck der furstendommen ende ingesetenen goede vrinden mit blijschap verstaen, oeck vriendelijck de hanthoudinghe van dien aengenoemen ende beloeft hebben, oeck wenschende haere FF. DD. daermede heyl, geluck ende voerspoet soe voer haere FF. DD. personen als den furstendommen, landen ende goede ingesetenen.Ga naar voetnoot1) Eenighe maenden daernae 2) heeft de hoechwaerdighe, duerluchtighe, hoechgeboren furst ende heer, heere Leopol, bisschop der styften Straesburch ende Passauw, hartoch in Oestenrijck, die vestinghe ende stadt Gulyck feytelijck ingenoemen,Ga naar voetnoot2) doende terstont aenneeminghe van volck van oerloghe ende houdende de voers. stadt ende vestinghe pro sede belli, hem daertoe attribuerende den tytel van commissarisGa naar voetnoot3) van de Keys. M., hebbende hoechgedachte eertshartoch duer zijne brieven ende gecommitteerden den heeren Staten Gl. versocht ten eynde haere H.M. den Chuerfurst van Brandenburch ende pfalsgraeff van der Nyeuburch jegens hem ende zijne proceduyren nyet en zoude willen assisteeren;Ga naar voetnoot4) daerop bij haere H.M. zoe mondelinghe als schriftelijckGa naar voetnoot5) geantwerdt was: den hoechst- ende hoechgedachte chuerfurst ende furst als possideerende princen beloeft [te] hebben hanthou- | |
[pagina 201]
| |
dinghe van haer accordt ende aengevanghene possessie jegens alle violente ende feytelijcke turbatien; oeck, dat haere H.M. wel verseeckert waren, dat die nabueren coninghen ende eenighe chuer- ende fursten van gelijcke te doen geresolveert hadden. Versochten derhalve sijne hoechwaerdichheyt ende furst. duerluchticheyt, dat hem gelieven zoude, die zaeck tot gheene extremiteyten te laten komen.Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ Eenighe maenden nae de voers. violente occupatie der vestinghe ende stadt Gulyck, is tot Hall in Swaven een vergaderingh van de vereenichde ende correspondeerende chuerfursten, fursten ende stenden gehoudenGa naar voetnoot2) ende aldaer, ten overstaen van den gesanthe van de Chr. Mt. van Franckrijck Hendrick de Grote, hoechstloffelijcker ende onsterffelijcker gedachten, die handelinghe van Dortmunt vernyewt ende versterckt oeck mit resolutie ende beloften van alle violente turbatie daerjegens te doen repareeren, waernae vanweghen hoechst- ende hoechgemelte vereenigde ende correspondeerende chuerfursten ende fursten mitte Co. Mten van Vranckrijck ende Groet Brittanien, oeck de heren Staten Gl., gehandelt is op 't ofdoen van de voers. feytelijcke turbatie mitten gevolghe ende aencleven van dien, hebbende een ygelijck daertoe seeckere assistentie te doen beloeft. Daerjegens hoechgedachte eertshartoghe hem uyte landen van Ludyck, Brabant ende andere omliggende mit volck van oerlogh te paert ende te voet in groet | |
[pagina 202]
| |
getal daechgelijcx versterkende, hadde genoemen een rende-vous ofte loopplaetse in 't styft Ludyck dicht opte frontieren van Brabant, welcke loepplaetse ofte vergaderinghe deGa naar voetnoot1) duerluchtighe hoechgeboren prince Christiaen van Anhalt, als bij de possideerende chuerfurst ende furst tot haren generael verkoren, ende bij assistentie van den hoechgeb. prince Hendrick Frederick, prince in Orangen, grave van Nassau enz., generael der cavaillierie van de Vereenigde Nederlanden ende mit een goet deel van de selve geassisteert, verstroyet ende gediffugeert heeft.Ga naar voetnoot2) Hoechstgedachte Co. Mt. van Vrankrijck, hebbende alles gereet doen maecken omme in persoen mit grote forcen - volgende de genoemen resolutie tot reparatie van de voers. violente proceduyren - te velde te trecken, werde weynich daghen voer den dach, tot het marcheren bestempt, bij een grouwelijck assasinat binnen de stadt Paris - tot grote bedroeffenisse - vermoert, waerduer de saecken van hoechst- ende hoechgedachte haere churfurstelijcke ende furstelijcke duerluchtichheden in groter twijfelachtighen ende beswaerlijcken staet werden gestelt. Omme twelk zoe veel doenlijck te helpen repareeren, deden hoechgedachte heren Staten Gl. zoe bij de coninghinne regente van Vranckrijck, als bij de Co. Mt. van Groet Britanien, zeer grote ende goede offitien, zoe bij extraordinaris beseyndingheGa naar voetnoot3) als andersins, ende, opdat duer dien nyet naegelaten en werde, dat eenichsins tot confortatie van sijne Churf. Ht. ende F.D. mocht dienen ende in 't vermoghen van | |
[pagina 203]
| |
hare H.M. was, werden haere beloeffde secours, wel zeevenmael hoegher als nae proportie aengenaem was, zoe van volck van oerlogh te paert ende te voet als alle andere notelijckheden, vermeerdert, assisteerende bovendyen zoewel sijne Cf. Ht. van Brandenburch enz. als sijne F.D. van Nyeuburch tot vervallinghe van haere respectieve lasten mit gelt, credyt, geschut ende munitien van oerloghe ende volchde daaruyt eene formeele belegeringhe ende veroveringheGa naar voetnoot1) van de stadt ende vestinghe Gulyck bij de forcen van de Con. Mt. van Vrankrijck ende Groet Britannien, van de vereenichde chur- ende fursten mitsgaders van hare H.M., toch mit zeer grote costen ende lasten van dezelve; oeck nyet sonder merckelijck verlyes ende bloetvergieten van veele haerer vrome officiers ende soldaten. Die voers. violente ende hostile turbatie gerepareert ende offgedaen, ende hoechst- ende hoechgedachte chuerfurst ende furst mitsgaders hoechgemelten haere FF. DD. als haere gewalthebbers in vreetsamighe possessie der voers. furstendommen ende landen alsoe gestelt wesende, werde bij den gewalthebberen, mit goetbevinden van de generaels van hoechstgedachte coninghen, oeck van hoechst- ende hoechgedachten geunieerde chuer- ende fursten ende van hare H.M. leghers, verstaen, dat dezelve vestinghe ende stadt tot gemeenen proffijt ende dienst zouden werden bewaert, daertoe de serjant-maior van het regiment van den welgeboren grave ende here, here Ernst Casimir, grave van Nassau enz., Frederijck Pithan, weesende in eedt ende dienst van haere H.M., werde gecommitteerd als gouverneur, in welcken dienste | |
[pagina 204]
| |
hij zedert, op 't versouck van beyde de furstel. gewalthebbers bij bewilliginghe van haere H.M. van tijt tot tijdt is gecontinueert geworden, gelijck noch is gedaen in 't begin van dese jaereGa naar voetnoot1) 1614, hoewel ten zelven tijde de voern. Pithan hem selven daerinne zeer beswaert ende becommert vonde, verstaende, hoerende ende siende, het aenwassen van de jalousien, twysten ende oneenicheyden tusschen den duerluchtichsten hoechgeboren fursten ende heren, heren Georghe Wilhelm, marckgrave van Brandenburch, outste zone van sijne Chuerf. Ht., bij denselven gecommitteert als zijnen gewalthebber in plaetse van hoechgedachte marckgrave Ernst, zijnen broeder, hoechloffelijcker gedachtenisse, dewelcke eenighe maenden te vorenGa naar voetnoot2) in den Here gerust was, ende hoechgedachte Wolffgang Wilhelm, pfaltsgraeff, haereGa naar margenoot+ raeden, dienaeren, domestiquen ende gevolghe. Weesende deselve jalousien, twysten ende geschillen uytgebersten in den jaere 1613, als hoechgedachte heer prins, marckgrave van Brandenburch, voergenoemen hadde de vestinghe ende stadt Gulyck te besichtighen, daerjegens de stadthouder, raeden ende gecommitteerden van hoechgedachte heere prins pfalsgraeff hem opposeerden nyet willende 'tselveGa naar voetnoot3) gedoeghen, waerop den heere prince van Brandenburch - die ruste ende vrede ten beste - 'tselve te doen oeck naliet.Ga naar voetnoot4) Toch openbaerden haer die voers. jalousien, twysten ende oneenicheden van tijdt tot tijdt meerder, als de raeden ende gecommitteerden | |
[pagina 205]
| |
van den heere pfalsgraeff in den selven jaere opte ordre van sijne Churf. Ht. van Brandenburch hoechgemelte heer prince van Brandenburch als medegewalthebber te erkennen difficulteerden. Sulx, dat diesaengaende bevelen ende contre-bevelen in 't openbaer opgeslaghenGa naar voetnoot1) werden ende de een over den anderen veele clachten dede. Maer nae de aencompste van hoechgedachteGa naar margenoot+ heere pfalsgraeff mitte fursthinne zijne eeghemaleGa naar voetnoot2) zijn terstondt die jalousien, twysten ende oneenicheyden zoe gewassen ende van dachGa naar voetnoot3) tot daghe tusschen den fursten, haere raeden ende domestiquen alzoe vermeerdert, dat mit musquettiers ende brandende lonten in een hoff van beyde zijeden jegens malcanderen wachten gestelt ende gehouden werden, ende weesende in hochgedachten here pfalsgraeffs gevolch verscheyden vreemdelinghen ende bedachte personen, soe werde by complot ende specie van assasinat een officier van den heere prince van Brandenburch dotelijck gequest. Daerenboven vielen daechelicx hoghe propoesten van dat men hem aen de zijde van den here pfalsgraeff mit andere vrienden ende geallieerden verstonde te behelpen, daerop veele reysen beseyndinghen ende depesschen gedaen ende ontfanghen werden, zoe van ende nae Brussel, Ludyck als andere plaetsen; ende werde de heere prince van Brandenburch in zeer groet achterdencken gebracht. Als in der maent van Maert lestleeden - | |
[pagina 206]
| |
naedat zoewel de here pfalsgraeffGa naar voetnoot1) als zijne raeden veele daghen hadden laten verluyden, dat duer faulte van genouchsaeme volmacht, nyet alleen van den chuerfurst maer oeck van de chuerfursthinne van Brandenburch voer den here prince haeren zoon, de heere pfalsgraeff alleen der voers. furstendommen ende landen possesseur was - eenighe daghen binnen Duysseldorp ook verspreyt was, dat de heere pfalsgraeff in persoen een reyse zoude doen nae Bruessel ende dat sijne F.D. 's daechs voor zijn voergenomen vertreck te kennen gaffGa naar voetnoot2) hem in persoen te willen vinden in de vestingh van Gulyck omme aldaer zijne compangie te besichtighen, ende dat die here prince van Brandenburch ende commissarissen ende raeden, bij hem van weghen Sijne Churf. Ht. weesende, verstonden die pfalsgraeffsche compangie in de veste Gulyck mit eenighe bedachte nyeuwe offitiers ende soldaten te weesen voorsien - dewelcke getracht hadden te logeeren op een poorte van de voers. vestinghe omme hem daer van meester te maeken - waerduer hoechgedachte here prince van Brandenburch mitsgaders de commissarissen ende raeden van sijne Churf. Ht. eerst bij vriendelycke vermaninghe, daernae bij protestatie seer gearbeyt hebben omme die voers. reyse van sijn F.D. heere pfaltsgraeff nae de veste Gulyck te doen ophouden, oeck bij uytdruckelijcke verclaringhe, dat andersins sijl. gedwonghen werden den Gr. Pithan aen te schrijven den heere prince pfalsgraeff inde voers. vestinghe gheen acces te gheeven - ende, zoe desennyetjegenstaende den heere pfaltsgraeff bij zijne mee- | |
[pagina 207]
| |
ningheGa naar voetnoot1) persisteerde, zeggende, dat nyemant hem 'tselve zoude derven beletten, ende daerop naer Gulyck rijsende, ingank in de voers. vestinghe begeerde - 'twelk de Gr. op 't schrijven van den prince van Brandenburch geexcuseert hebbende ende de Gr. daernae uyte vestinghe in de stadt in 't logement van de heere pfalsgraeff ontboeden weesende, hem oeck daervan excuseerde -: was hoechgedachte heere pfalsgraeff daerover mit groet misgenueghen ontsteeken. De heere prince van Brandenburch duer alle de voers. procedyuren nae het voers. vertreck van den heere pfalsgraeff een apprehentie crijghende, dat zijn persoen in Duysseldorp nyet genouch verseeckert was, ende beducht weesende, dat 's nachts nae 't voers. vertreck uyt Duysseldorp tseffens op Gulyck ende Duysseldorp yet zoude werden datelijck bij de hant genoemen, vonde geraeden nae de stadt Meurs een vertrouwt persoen te zeynden omme te vorderen, tot verseeckeringhe van zijn persoen, eenighe soldaten. In absentie van den Gr. aldaer werde diezelve vorderinghe bij den chrijchsraetGa naar voetnoot2) in deliberatie gelyet, diewelcke, perplex in de saecke weesende, als gheen ordre hebbende omme sulx te accordeeren ofte excuseeren, ressolveerde, omtrent honderd soldaten, onder het beleyt van twee cappiteynen ende andere offitiers, derwaerts in diligentie te zeynden. Diewelcke opte Rhijn, recht over Duysseldorp, in den morghenstont gekomen zijnde, werde daerover bij de gecommitteerden van den here prince pfalsgraeff een groten alarm in de voers. stadt gemaect, die burgers mit een grote vehementie ende confusie | |
[pagina 208]
| |
in wapenen gebrocht.Ga naar voetnoot1) Maer de heere prince van Brandenburch opte selve tijde advis ontfanghende, dat de heere pfalsgraeff nae de voers. twee excusen van den Gr. Pithan mit groet misgenueghen was vertoghen nae Luyck zonder datter yet datelijck was geattenteert, heeft de cappiteinen, offitiers ende soldaten, uyt Meurs ontboeden, voer haere moyen doen bedancken ende begeert, dat zij in goede ordre weder naer haere garnisoen zouden vertrecken, als ten selven daghe geschiede. Vanweghen hoechgedachte heere pfalsgraeff werde hierop terstondt nyet alleen in de stadt Duysseldorp ende duer de voers. furstendommen, maer oeck in alle nagebuyren landen, mit grote asseurantie uytgegeven ende in 't alder breeste verspreyt, dat de heere prince van Brandenburch een aenslach hadde gehadt op Duysseldorp ende datGa naar voetnoot2) daertoe de voers. soldaten ontboeden waren geweest. De Gr. Pithan, alle 't geene voers. overwegende ende hem in grote perplexiteyt vindende, als onder zijn commandement in de voers. vestinghe alleenlijck hebbende tweehondert coppen, daervan zoe offitiers als soldaten bij elcke van de princen hondert besolt waren, versochte advis, ordre ende raet, hoe hij duer de voers. jalousien, differenten, twysten ende geschillen van de princen de zaecke in verseeckerheyt voer beyde de princen zoude moghen houden. De heeren Staten Gl. van de Vereenichde Nederlanden, daerop, oeck op veele ende verscheyden advisen, zoe ten selven tijde als daer te voeren opten loep der voers. saecken ende aencleven van dien ontfanghen, rijpe- | |
[pagina 209]
| |
lijck gelet hebbende, vonden nodich, dat men een waeckend oech op alles hebben zoude; waerop een confident persoen aen den Gr. Pithan gesonden werde omme hem in de voers. perplexiteyt te conforteeren ten eynde de voers. vestinghe voer ende ten dienste van den chuerfurst van Brandenburch ende pfalsgraeff van den Nyeuburch wel ende seeckerlijck te bewaeren, oeck surchfuldich te weesen omme van den een ofte andere nyet vermeestert te werden. Ende, zoe hij hem mochte bevinden in pericle ter contrarie, werd hij geautoriseert mit behoerlijcke ordre omme daerjegens bij de bequaemste middelen te voersienGa naar voetnoot1), toch niet anders als tot gemeenen dienste van hoechst- ende hoechgemelte chuerfurst ende furst. Daerentusschen versochten haere H.M. zoc by vriendelijcke brieven als andersins beyde die furstl. gewalthebbers ten eynde zij haere saecken tot vrientschap ende eenicheyt, gelijck tusschen | |
[pagina 210]
| |
zoe hoechstants personnagien ende nae bloetverwanten, tot dienste ende welvaert der furstendommen, landen ende ondersaten zouden willen brenghen, stellen ende houden. Die ordre aen den Gr. Pithan gegeven is een goede tijt mit grote patientie, ende leevende daerentusschen in grote onseeckerheyt, ongeexcuteert gelaten, oeck nyettegenstaende dat die zaecken tusschen die twee furstl. gewalthebbers in zulcke poincten verliepen, dat de heere prince van Brandenburch voer zijn persoon periculen in Duysseldorp vresende, daeruyt vertoghen wasGa naar voetnoot1). Ten lesten, Gr. Pithan, ghene uytcompste siende ende het pericle daerinne hij hem vonde overweeghende, verstond, dat hij die ordre hem gegeven sonder uyterste gevaer nyet langher en konde ophouden ende heeft deGa naar voetnoot2) bequaemste middelen in 't werck gestelt, zulx, dat hij den 5en Mey in de morghenstont ongeveerlijck tweehondert soldaten uyt het naeste garnisoen in de voers. vestinghe gebrocht ende daermede die plaetse voer beyde die possideerende furst. gewalthebbers verseeckert hebbende, heeft terstont - omme te voerkomen quaede interpretatie ofte constructie - de heeren princen van Brandenburch ende Pfalz-Nyeuburch daervan ende van de reedenen, waeromme hy zulx benoedicht was geweest te doen, pertinentelijck aengeschreven ende daer beneffens elcx van haere FF. DD. verseekert, dat zulcx tot henluyden beiden dienste was geschiet ende dat hij die stadt ende vestinghe voer henluyden volgende zijnen eedt ende last zoude bewaeren. De heere prince van Brandenburch heeft 't selve ten besten verstaen, de | |
[pagina 211]
| |
heere prince Pfaltz-Nyeuburch ten quaetsten, ende eenighe van zijnen dienste hebben hem laten verluyden alleenlijck twee daghen geprevenieert te zijn. Het voers. misgenueghen van den heere prince pfalsgraeff heeft veroersaect meerder ende groter verbitterheyt onder de offitiers ende soldaten van zijne compangie, die in de voers. vestinghe gebleven waeren, ja, tot schelden ende dreyghen van den Gr. toe. Ende de heere prince pfalsgraeff heeft weynich daghen daernae geforceert ende mit volck van oerloghe overvallenGa naar voetnoot1) den burgers ende inwoenders mitsgaders de stadt ende casteel Duysseldorp, doen deslogeeren ende uyte stadt vertrecken het volck van den heere prince van Brandenburch ende zijn de commissarissen ende raeden van sijne Chuerf. Ht., daerbinnen gebleeven, mit veele indigniteyten bejegent Hierduer is de Gr. Pithan mit advis van de cappiteynen bij hem in de vestinghe Gulyck weesende, veroersaekt ende genoetsaectge worden die compagnie van den heere prince pfalsgraeff uyte zelve vestinghe nae Duysseldorp te doen vertreckenGa naar voetnoot2), itererende nyettemin zijne verclaringh omme de voers. vestinghe ende stadt Gulyck voer ende ten dienste van beyde die possideerende princen te bewaren. De heeren Staten Gl. mit sijn Ex. ende Raet van State op dese procedyuren rijpelijck gedelibereert hebbende, vonden goet, dat de stadt ende vestinghe | |
[pagina 212]
| |
Gulyck voer ende tot dienste van beyde de princen zoude blijven bewaert ende deden daervan in grote diligentie advertentie aen beyde de princen oeck aen de raeden zoe tot Duysseldorp als Cleve resideerende, mit vriendelijcke begeerte, dat ter oersaecke van het gepasseerde gheene alteratie ofte remuement en zoude worden gemaect maar dat die princen hem zouden willen disponeeren tot onderlinghe eenicheyt ende accomodatie volgende die gemaekte verdraghen; ende gelijcke vermaninghe waren te voeren bij hare H.M. bij verscheyden manierenGa naar voetnoot1) aan beyden den princen gedaen. Haere H.M. adviseerden meede van het voers. gepasseerde zoe wel de Co. Mt. van Vranckrijck ende Groet Britanien als den chuerfurst Pfalz, hebbende de directie van de Unie der vereenichde chuer-, fursten ende andere stenden des Rijcx, ende naemtelijck mede sijne Chuerf. Ht. van Cuelen als naeste verwante van den heere prince Pfalz ende naegebuere der voers. furstendommen. Opte voers. brieven ontfinghen haere H.M. rescriptien zoe van hoechgedachte heeren princen ende raeden als oeck van sijne Chuerf. Ht. van Cuelen. Daeruyt ende uyte lichtinghe des volcx van oerloghe vanweghen den heere prince pfalsgraeff datelijck in 't werck gestelt vermerckende verscheydenheyt van desseins onder denselvenGa naar voetnoot2), vonden haere H.M. - omme gheen tijt te verlyesen nochte des heeren pfalsgraven voernemen tot vordere datelijckheyden doen komen - goet, te versoeckenGa naar voetnoot3) van nyeus beyden de princen, van datelijckheyden ende lichtinghe van volck van | |
[pagina 213]
| |
oerloghe te willen ophouden ende versochten zoe den princen als oeck sijne hoechstgedachte Chuerf. Ht. van Cuelen eenighe gecommitteerden te willen zeynden binnen de stadt Weesel in begin van de maent van Junio, offererende aldaer mede haere gecommitteerden te schicken ter vorderinghe van de nodighe accomodatie tot onderlinghe contentement ten einde die gemeene ruste ende vrede nyet geturbeert, ende van alle datelijckheyden gedesistieert mochte worden. Deese offre ende vermaninghe werde bij sijne Chuerf. Ht., beyde de princen ende de raeden in apparentie goet gevondenGa naar voetnoot1). Vanweghen hoechstgedachte sijne Chuerf. Ht. ende de heeren Staten werde binnen Weesel duer hare gecommitteerden serieuselijck aen den gecommitteerden van beyde de princen gearbeyt ter vergeetinghe van het gepasseerde, accomodatie voer het toekomende, offdanckinghe des volcx van oerloghe van nyeus gelicht ende ophoudinghe van alle datelijckheyden, respondeerende haere H.M. voer de bewaringhe van de veste ende stadt Gulyck voer ende ten dienste van beyde de princen, offererende oeck de Co. Mt. van Vranckrijck ende Groet Britanien te versoucken van gelijcken te willen respondeeren, presenteerende mede den princen die stadt ende vestinghe Gulick inne te ruymen zoe haest bij henl. opte bewaringhe van dien verdraghen zoude weesen. Die gecommitteerden van den heere prince pfalsgraeff maecten hierjeghens die meeste difficulteyt zeggende, dat des heren pfalsgraven persoen zonder volck van oerloghe nyet verseeckert en konde weesen ende dat voer al Gulyck moste gerestitueert werden. Ende een gelijck getael voer elcke van de princen tot haere verseeckeringhe voergestelt zijnde, | |
[pagina 214]
| |
mit vernyeuwinghe van de ontruyminghe van Gulyck zoe haest de princen opte bewaernisse van dien zoude weesen verdraghen, ende te voeren tselve nyet doenlijck te wesen, naemen des heeren pfalsgraven gecommitteerden aen, de zaecke te rapporteeren ende goede offitien te doen. Maer, wedergekeert weesende, persisteerden bij haere difficulteyten versouckende, dat het besonghe uytgestelt zoude werden totte aencompste van de gesanthen van de coninghen van Vranckrijck ende Groet Britanien, van wyens compste zij zeyden, dat haere prince advis hadde. Daerentusschen werde bij sijne F.D. de heere pfalsgraeff nyet alleen gecontinueert in de lichtinghe van volck van oerloghe, maer oeck in de fortificatie van Duysseldorp, waerduer die vergaderinghe tot Weesel sonder vrucht scheyde. Daernae sonden beyde de heeren princen gewalthebbers haere gesanthen in den Haghe aen de heeren Staten Gl., begeerende die van Brandenburch assistentie jegens die hostile procedyeren bij ende vanweghen den heere prince pfalsgrave gebruyct Ende vanweghen den heere pfalsgrave werdt begeert restitutie van Gulyck ende reassumptie van de handelinghe tot Weesel begonst. Oeck quaemen terstondt daernae in den Haghe gesanten van sijne Chuerft. Ht. van Cuelen ende van den ouden heer prince Phs. Lodewyck, pfalsgraeff bij Rhijn, hartoch van Nyeuburch, aenbiedende respectivelijck alle vrientschap ende begeerende oeck hervattinghe van de voers. handelinghe tot Wesel begonst. Die voers. gesanthen werden respectivelijck bij haere H.M. vriendelijck ende bij bequaeme middelen ende antwerdt bejegent ende die goede meeninghe ende intentie van de heren Staten haer duydelijck verclaert, die voergaende gedaene offren geitereert oeck mit uytdruckelijcke presentatie van dat de heren Staten tevreeden waeren aen de heeren princen inruyminghe van Gulyck te | |
[pagina 215]
| |
doen zoe haest zij, gewalthebbers, opte bewaernisse van dien zouden verdraghen weesen ofte zoe haest sijne Chuerf. Ht. van Brandenburch ende sijne F.D. de oude pfalsgraeff, mandanten ofte commententen, daerop zouden weeder geaccordeert, ofte, indienGa naar voetnoot1) .......... nyet soe haest en konden accorderen, hem te gedraghen nae de ordre, die bij de Co. Mteyten van Vranckrijck ende Groet Britanien mitsgaders die vereenichde chuer- ende fursten duer haere gesanten daerop zouden werden gestelt. Terstont daernae creghen haere H.M. seeckere advisen, dat nyet alleen de heere prince pfalsgraeff Wolffgang Wilhelm continueerde in 't lichten van ruyters ende knechten ende 't fortifieren van Duysseldorp, maer dat bovendyen, voer het geven van de voers. propositie, tot Brussel uytgegaen waeren commissien ende bestellinghen voer omtrent vijfthien duysent soldaten te voet ende meer als vijfthienhondert ruyteren, dat voerts in grote diligentie alle gereetschap van geschut, sceepsbruggen ende andere notelijckheyden eens leghers tot grote costen gereet gemaect werden. Bovendyen quaemen advisen van grote lichtinghe van volck van oerloghe in Spanjen, Italien, Duytslant ende Switserlant, oeck dat de jonghe prince pfalsgraeff mit gelt uyt Italien, Duytslant ende Brabant werdt geassisteert ende versterckt, op welcke advisen haere H.M., sijne Ex. ende Raet van State resolveerden die stadt ende vestinghe Gulyck bij een goet convoy van volck, munitien, vivres ende andre notelijckheyden te voersien, dwelck haere H.M. den gesanten van hoechst- ende hoechgedachte chuerfurst | |
[pagina 216]
| |
ende fursten in 't gheven van hare antwerdt oeck hebben verclaert haere meeninghe te weesen, daerbij uytdruckelijck voughende, dat duer 'tselve provideeren haere intentie omme de zaecke tot accommodatie te helpen brenghen nyet en zoude veranderen, maer dat hem van harten leet waren die grote onheylen, die tot nadeel van den fursten, den goeden ondersaten ende oeck den nageburen apparent waeren te volghen uyt des heren pfalsgraven proceduyren. Hierop vertrocken die voers. gesanten uyten Haghe, ghevende eenighe van henl. vaste hoepe, dat zij binnen een maent weder in den Haghe zouden weesen omme de handelinghe van Weesel, oeck op zeeckeren voerslach bij geschrifte overgeleevert, te hervatten. Het voers. convoy werde mit goede ordre in 't leste van de maent van Julio gedaen ende die stadt ende vestinghe naer behoeren voersien weesende, keerde de ruyterie nae haere respective garnisonen. Die lichtinghe des volcx van oerloghe, zoe voer den Eertshartoghen als den jonghen heere prince pfalsgraeff, mitsgaders de fortificatie van Duysseldorp werde in grote diligentie gevordert. Insgelicx die buytenwercken ende verscheyden mijnen in ende voer Gulyck. In 't begin van Augusto quamen advisen uyt Vranckrijck ende Groet Britanien, dat haere Mten nyet alleen opte instantie van de princen, maer oock van den coninck van Spanghien ende Eertshartoghen extraordinaris gesanten gecommitteert hadden omme duer haere intercessie ende autoriteyt alle weghen van hostiliteyten te doen cesseeren ende de zaecke tot accomodatie tusschen de princen te brenghen. Maer de heren Staten Gl. verstaende, dat dyennyetjegenstaende die Eertshartoghen haere leghers omtrent Maestricht bij den anderen bescheyden hadden omtrent den 20en der voers. maent, vonden | |
[pagina 217]
| |
goet den heeren Eertshartoghen bij brieven te besoucken vriendelijck ende verclarende daerbij haere oprechte goede intentie in de Gulicxsche zaecke ende verhaelende de offitien daerinne gedaen, begeerden bij denzelveGa naar voetnoot1) van haere duerluchtigheyden te verstaen, tot wat eynde de voers. wapeninghe zoude strecken ende off haere meeninghe was, die jegens de Vereenichde Landen ofte het volck in haeren dienste weesende te gebruycken; welck versouck daerop mede gefundeert was, dat de heren Staten in den jaere 1612Ga naar voetnoot2) in gelijcke occurentie hem aen de heeren Eertshartoghen op haere begeerte claerlijck ende rondelijck verclaert hadden. Die voers. brieven, geschreven den 8en Augusti werden den 12en tot Bruessel aen hoechgedachten heere Eertshartoghe gepresenteert ende nyetjegenstaende bij der heren Staten agent ernstelijck om antwerdt aengehouden werde, en konde hij gheen antwordt gecrighen voer den 15en tsavonts laet ende werde ten selven tijde vanweghen den audiëncier Verreycken noch aen hem begeert, dat hij nyet en zoude willen vertrecken sonder des anderen daches den 16en bij hem opten middache te komen. Het inhouden van den antwordt was in effecte, dat de heeren Eertshartoghen religieuselijck die trèves hadden onderhouden ende die vorder te onderhouden van meeninghe waeren ende dat tot accommmodatie van de zaecken tusschen den heeren princen in de landen van Gulyck verscheyden goede(?) middelen waren. Den 10en Augusti quam in den Haghe van Bruessel de gesanthe van sijne chuerfurstel. Ht. van Cuelen, verclaerende, dat dselve sijne chuerf. Ht. noch ge- | |
[pagina 218]
| |
disponeert bleeff omme die zaecke tusschen den princen te helpen accorderen ende dat hij, gesanthe, tot dyen eynde van ArensberchGa naar voetnoot1) nae Brussel gesonden was omme alle datelijckheyden te doen ophouden; dat hem bij den Eertshartogh was beloeft het legher nyet vorder als tot omtrent Maestricht te doen marcheeren; dat zijne last was te helpen handelen opten voergestelden voerslach ende toch, dat sijne chuerf. Ht. ende Eertshartogh tevreden waren, dat de stadt ende vestingh Gulyck volgende het beraempde van de Co. Mt. van Groet Britanien zouden gestelt werden in handen off van den heere lantgraeff Mauritz van Hessen, den prince Christiaen van Anhalt off Phs. Wilhelm prince van Oranghe als neutraleGa naar voetnoot2) totdat die possideerende fursten zouden weesen verdraghen ofte .... gescheyden, belovendeGa naar voetnoot3) nyetemin tot Bruessel te wesen gesanten van de drie geestelijcke chuerfursten, maer dat de chuerfurst van Cuelen, zijnen heer ende meester, als meest geinteresseert, voeral tot accommodatie van de zaecke bij vriendelijck verdrach was arbeydende. Den 12en Augusti arriveerde in den Haghe heer Henry Wotton, ridder, als extraordinaris ambassadeur opte voers. saeck van sijne Co. Mt. van Groet Britanien, diewelcke aen de heren Staten Gl. den 14en bij overleeveringhe van zijne brieven van credentie dede zijne eerste propositie. Zijne tweede werden gedaen den 16en. Sijne begeerte was, dat de heeren Staten suspenso pede zouden willen procedeeren ende omme haere H.M. daertoe te | |
[pagina 219]
| |
beter te beweeghen, vonde hij goet ten zelven daghe een eedelman van zijne gevolghe mit brieven aen den Eertshartogh te zeynden, inhoudende 't stuck, dat van alle weghen van hostiliteyt ofte dadelijckheyt zoude worden opgehouden omme sijne Mt. van Groet Britanien gheen reeden van offentie te geven ende zijne last ende besonghe nyet onvruchtbaer te maecken. Den voers. eedelman dede zulcke diligentie, dat hij arriveerde den 17en savonts tot Bruessel; ende aldaer verstaende, dat den heer marquis Spynola van meeninghe was des anderen daghes nae 't legher te vertrecken, versocht ende vercreech noch dien avont acces bij denzelven, verthoende die redenen van zijne compste ende brochte te weeghe, dat den 18en 'smorgens hij aen den heere Eertshartogh in presentie van den marquis Spynola zijne brieven overleeverde. Maer dyennyetjegenstaende vertoech den marquis ten zelven daghe nae 't legher omme 'tselve als generael te commandeeren ende de heer Eertshartoch schreeff aen den welgemelden ambassadeur eenen brieff inhoudende in effecte, dat hij van den eedelman mit zijne brieven gesonden, zoude verstaen 'tgene hij aldaer gesien ende gehoert hadde. Den 18en Augusti werde vanweghen den Co. Mt. van Vranckrijck aen de heeren Staten Gl bij den heere Du Maurier gedaen een propositie opte accommodatie van de voers. saecke. Den 20enGa naar voetnoot1) Augusti dede de heere ambassadeur van sijne Mt. van Groet Britanien zijne derde, ende den 23enGa naar voetnoot1) zijne vierde propositie. Tusschen beyden werden verscheyden communicatien vanweghen haere H.M. mitten voers. heeren gesanthen van beyde haere Mten ende van | |
[pagina 220]
| |
sijne chuerfurstel. Ht. van Cuelen gehouden. Eedoch haere H.M., hebbende achterdenken, dat Spynola yet datelijck zoude willen bij de handt neemen, deden ordre geven, dat men duer verscheyden (?) personen (?) op zijn actien zoude letten ende off volgende die advisen het legher den 22en Augusti bij den anderen omtrent Maestricht zouden moghen weesen ende aldaer gemonstert werden. Werde voerts nae onderlinghe communicatie vanweghen haere H.M. bij sijne Ex. ende gecommitteerden uyte vergaderinghe mitten heren ambassadeurs van de Coninghen elcx apart gehouden (?), den 27en AugustiGa naar voetnoot1) geresolveertGa naar voetnoot2), denzelven heren ambassadeuren schriftelijck antwerdt op hare propositien te gheeven, gelijck den 28en is gescheyt, ten welcken daghe tsavonts verscheyden advisen van Maestricht quaemen, dat den marquis Spynola, hebbende het meestendeel van zijne forcen te peert ende te voet, train van geschut ende andere behoeften bij den anderen omtrent Maestricht gebracht, sonder eenighe monsteringhe te doen over de reviere van de Maesse was getoghen. Den 29en screeven die heeren ambassadeurs van de coninghen van Vranckrijck, Groot-Britanien ende van den chuerfurst van Cuelen nae Bruessel ten eynde alle intocht ende datelijckheyt zouden werden opgehouden ende ten zelven daghe vertoech uyten Haghe de gesanthe van den Chuerfurst van Cuelen mit belofte van daertoe alle moghelycke offitien te doen. Opten selven dach quaemen verscheyden tijdinghen van dat de marquis Spynola mit het legher zijn tocht genoemen hadde nae Aeken ende werde daerop bij den heeren Staten Gl. geresolveert, dat men in alle | |
[pagina 221]
| |
diligentie die ruyterie in ordre zoude brenghen omme die dienstelijck te velde te gebruycken ende dat over sulcx die cuiracsiers haer zouden versien van bidetsGa naar voetnoot1), ende was tevoeren ordre gestelt op 't scheepen van het geschut, munitie van oerloghe ende andere behouften, oeck op het lichten van volck van oerlogh te water zoe omme te dienen opte scheepen van oerloghe opte revieren alse bij het geschut. Den lesten der voers. maent quam seeckere tijdinghe, dat den marquis de stadt Aecken tot zijnen wille gedwonghen ende daerinne garnisoen gebrocht hadde, ende insgelijx van de stadt Duren. Upten 1en Septembris werde vanweghen de here prince van Brandenburch duer doctor Steyntgem ende Heynderick Sticken, zijne agenten, verthoent ende mit goede bewijsen goet(?) gedaen, 'tgeene hiervoer van Aeken ende Duren verhaelt is, versouckende jegens de voers. hostile ende violente proceduyren datelijcke assistentie, waerop ten selven daghe ten overstaen van sijne Exie, den welgeboren here graeff Wilhelm Lodewijck, stadthouder van Vrieslant, ende Raeden van State bij de heren Staten Gl. geresolveert is, dat men een legher mit alle behoeften omtrent 's Gravenwert in aller diligentie te velde zoude brenghen, daertoe des anderen daechs alle depesschen ende verscheyden commissarissen uytgesonden zijn. Sijne Exie, prince Heyndrick zijn broeder, graeff Wilhelm Lodewijck mit alle oversten ende coronellen vertoghen nae het voers rende-vous den 4en, ende aldaer gecomen zijnde den 6en, verstonden | |
[pagina 222]
| |
het forceeren van veele stedekens in de voers. furstendommen zoe bij den marquis Spynola als bij den heer prince pfalsgraeve elcx apart ende oeck tezaemen gedaen ende naemtelijck van de stadt Weesel al geoccupeert sonder eenighe resistentie. Den 7en is sijne Exie mittet volck van oerloghe, dat ten voers. daghe op 't rende-vous gecomen was, gemarcheert nae Emmeryck ende heeft dezelve doen inneneemen garnisoen op goede conditien. De heeren prince pfalsgraeff ende marquis Spynola trachtende volck in Rees te brenghen - als zij datelijck bestonden, maer 't selve gefailleert zijnde - werden bij Sijn Exie geprevenieert, zulcx, dat die stadt Rees mede op goede conditie by sijne Exie mit garnisoen beset werdt gelijck oeck geschieden van eenighe andere stedekens, ende slough sijne Exie legher bij Rhees gheevende ordre aen den Gr. van Nijmweghen tot het innenemen van Goch, Gennep ende Ravesteyn. De heren prince pfalsgraeff ende marquis Spynola gecampeert sijnde voer Weesel, creeghen volck in Santhen, waernae opte instantie van eenighe raeden der voers. furstendommen begonst werde een onderhandelinghe, die sijne Exie accordeerde, ende werden daer tot BislichGa naar voetnoot1) de heeren van Marquette ende den cappiteyn van de garde Starckenburch, ende vanweghen den heer marquis, de heer Gironi ende graeff Heyndrick van den Berch gecommitteerd ende gesonden. Uyt het besonghe aldaer gevallen bleeck claerlijck, dat de meeninghe ende intentie van den marquis was, goede woerden te gheeven maer mitterdaet alle geoccupeerde steeden ende plaetsen inne te houden en die zaecke opte langhe baen te brenghen. Verwerpende de | |
[pagina 223]
| |
stillestandt van de actien in datelijckheyt voer een corten tijt, slouch voer, indien menGa naar voetnoot1) die begeerde voer vier jaeren,Ga naar voetnoot2) dat 'tselve zoude geaccordeert (?) werden ende openbaerende, dat de Spaensche colère nyet en was gefundeert opte verseeckeringhe van Gulyck, was wel tevreeden, dat het volck van hare H.M. in Gulyck ende andere besette steeden oeckGa naar voetnoot3) soude blijeven; ende soe vanweghen sijne Exie geoffereert was, dat men bij provisie van 15 Septembris aff zoude ophouden van meer steeden ofte plaetsen inne te neemen omme de handelinghe ten principale tot accommodatie tusschen de possideerende princen te beter te brenghen ende die landen ende steeden van de respective leghers ende vrempt chrijsvolck te ontlasten, werde 'tselve van weghen den heere marquis offgeslaghen, waerduer bij Sijne Exie ordre gegeven werde omme datelijck in 't hartochdom van Gulyck beneffens graeffschap van der Marck oeck eenighe steeden ende plaetsen te doen inneneemen ende mit volck te besetten De heere marquis van gelijcken gedaen hebbende, dede daerna verclaeren, dat hij de voergaende offre van sijne Exie tevreden was te accepteeren, mits dat men de plaetsen nae den 15en Septembris beset, soude ontleedighen. Sijne Exie verclaerde 'tselve te wesen impertinent maer was tevreeden, dat zijne voergaende offre soude plaetse hebben van den daghe van acceptatie, weesende de 1e Octobris, daerop vorder nyet en viel. Daerintusschen arriveerde uyt Vranckrijck in den Haghe den 23en Septembris de here van Refuge als sijne Mts extraordinaris ambassaduer tot accommo- | |
[pagina 224]
| |
datie der voers. saecke offgevaerdicht. Den 25en hadde sijne Exie audientie bij den heren Staten Gl. ende nae onderlinghe visite ende contrevisite van de voers. extraordinaris ambassaduers van de coninghen van Vranckrijck ende Groet Britanien, werde bij denzelven den 26en goetgevonden, dat den heer Du Maurier, ambassadeur ordinaris van sijne Mt. van Vranckrijck bij haere H.M., ende in zijn geselschap een eedelman van den heere ambassaduer Wotton, hem in de leghers ende bij de possideerende princen, oeck bij de generaels van de leghers, soude transporteeren omme dach ende plaetse geassigneert te hebben tot hare besonghe. Maer de heer Du Maurier opten wech mit indispositie overvallen sijnde, moste te Utrecht blijeven. Die heren van Refuge ende Wotton daervan advis ontfanghen hebbende den 29en, resolveerden ten selven daghe te vertrecken ende, neemende afscheyt aen haere H.M. den 30en, voerderen haere reyse in deligentie, ende mitten heren prince van Brandenburch ende Pfals-Nyeuburch eensaemtelijck den heren generaels van de leghers gecommuniceert hebbende ende daerentusschen den heere du Maurier gereconvalesceert ende aldaer mede gecomen weesende, werde goetgevonden die stadt Santen - als tusschen die twee leghers geleghen - van garnisoen te ontleedighen ende tot plaetse van de onderhandelinghe te designeeren. Alwaer die gecommitteerden van beyde die princen ende mits gecommitteerden van den prince pfalsgraeff oeck de gecommitteerden van de Eertshartoghen tot verscheydene reysen, soe bij monde als geschrifte, haere meeninghe hebben verclaert ende in de principaelste poincten verdreghen sijn. Eedoch en werde den heeren ambassaduers ende haere besonghe die eere bij den marquis Spynola nyet gedaen, dat hij daeromme een dach ophield van zijne werck van fortificatien te vorde- | |
[pagina 225]
| |
ren.Ga naar voetnoot1) De principaelste poincten bij bewillinghe van de princen geaccordeert wesende, bleven eenighe van cleyner consideratie ende inportantie in debat ende de heeren ambassaduers van haere Mten van Vranckrijck ende Groet Britanien mitsgaders de heeren gesanten van de vereenichde correspondeerende chuerfursten, fursten ende stenden van Duytslant ende commissarissen van de heeren Staten Gl. der Vereenichde Nederlanden - duer wyens principaele macht, secours ende assistentie die possideerende chuer- ende fursten in vreetsamighe possessie der voers. furstendommen ende landen waren gebracht - siende, ende duer verscheyden clachten hoerende die schaeden ende lasten, die den goeden ingesetenen der voers. landen van alle zijeden waren lijedende, oeck aenmerckende, dat de wynter voerlach ende qualyck mogelijck was, die leghers langer te velde te houden ende dat op cleyne saecken ende geschillen de zaecke onvereffent te laten nyet geraeden en was, vonden eyntelijck - naedat het besonghe omtrent een maent aldaer geduert hadde - goet, den 12en Novembris een transactie ende accordt tusschen de princen bij geschrifte te stellen genoech conform haere voergaende accord, verdraghen, renversalen mitsgaders haere bewillinghe ende voerts in alle gelijckheyt ende rechtmaticheyt als zij konden bedencken, ende sonden 'tselve aen de heeren princen, denzelven biddende hem daermede te willen conformeeren tot weeringhe van alle verdere schaeden ende lasten van de goede ingesetenen mitsgaders andere inconvenienten ende mit verclaringhe, dat zijl. ander- | |
[pagina 226]
| |
sins van meeninghe waren vorder nyet te besongheren omme nyet gehouden te worden eenich deel van zulc schaeden te veroersaken (?). De here prince van Brandenburch heeft verclaert, dat zijne Duerl. tevreeden was hem daernae te reguleeren. Vanweghen den here prince Pfalz-Nyeuburch sijn daerop eenighe difficulteyten ende consideratien gemoveert, toch eyntelijck heeft hij den 18en Novembris aen de heren ambassaduers geschreeven eenen brieff, inhoudende in effecte bedanckinghe van dat duer Gods genade ende haere goede offitien die zaecken verdraghen waren, versouckende, dat die executie zoude werden opgehouden totdat die ratificatie van den chuerfurst ende chuerfursthinne van Brandenburch zoude wesen gecomen, te meer overmits van de chuerfursthinne gheen procuratie tot handelinghe en was, ende dat nopende de ontruyminghe van de steeden bij den marquis Spynola beset, dezelve tevreden was zijn outste zone in ostagie te gheven omme die ontruyminghe terstondt nae de ratificatie te doen, mits dat sijne Exie van gelijcken zoude beloven yemant van convenabele qualiteit voer gelijcke ontruyminghe te gheven. Maer de heeren ambassaduers, gesanthen ende commissarissen haer beswaert vindende omme grote ende merckelijcke redenen - ende sonderlinghe omme de goede ingesetenen van vordere forcen (?)Ga naar voetnoot1) ende schaeden te verschoenen - het effectueren van het accordt - van beyde sijeden aengenomen - uyt te stellen totte compste van de ratificatie, werde eyntelijck bij de commissarissen van den here prince pfaltsgrave bewillicht ende geconsenteert, dat het accordt datelijck zoude worden geëffectueert ende volbracht, indien vanweghen den heere prince van | |
[pagina 227]
| |
Brandenburch gelijcke procuratie als sijne F.D. vanweghen den chuerfurst van Brandenburch, sijn Ht. ende heer vader overgelevert hadde, konde overleeveren van weghen die chuerfursthinne, sijn vrouw moeder. Welcke procuratie den 19en overgelevert zijnde, is ten lesten bij sijne F.D. den here pfalsgraeff mede in 't effectueren ende datelijck naekomen van 't voerges. accordt bewillicht ende zijn daervan goede brieven geteyckent ende gesegelt overgelevert.Ga naar voetnoot1) Van gelijcken hebben daerinne bewillicht die rid- | |
[pagina 228]
| |
derschap ende gedeputeerden van de steeden der voers. lantschappen binnen Xanten vergadert ende bij de heeren princen daertoe geautoriseert. Sijne Exie prince Maurits als generael van het leegher van haere H.M., heeft het effectueeren van dien aengenomen ende daertoe zeeckeren precisen dach ende tijt te stellen, zoe omme Gulyck, Wesel ende Duysseldorp mitte vestinghen ende stercten van die ende andere steeden ende plaetsen van de voers. landen te ontruymen, als de leghers uyte voers furstendommen ende landen te doen vertrecken. Den marquis Spynola, generael van het legher des conincx van Spangien ende Eertshartoghen, heeft eerst mede daerinne bewillicht, maer eenighe daghen daernae zijn nyeuwe ende captieuse propoesten vanweeghe de heeren princen pfaltsgraeff ende den marquis Spynola voergebracht, daervan in de geheele handelinghe noyet vermaen en was gedaen. Waeruyt de heeren ambassaduers, gesanten ende commissarissen claerlijck bemercken, dat de zaecke nyet te rechte gemeent en werde ende dat men haere presentie sochte te misbruycken ende onder dexel van handelinghe de landen ende ingesetenen te fouleren ende tot vordere ruine te brenghen, waerduer bij denselven goetgevonden is oeck een ordre te maecken, waernae het voers. bestaende ende aengenoemen tractaet geëffectueert zoude werden. Welcke ordre aen de respective princen ende generaels van de leghers overgesonden is. Den heere prince van Brandenburch ende prince Mauritz, generael van het legher van haere H.M. zijn tevreeden geweest diezelve ordre nae te komen ende heeft sijne Exie prince Mauritz tot ostagiers verkozen de welgeboren edele gestrenge heeren Jan Erenst, grave van Nassau, commandeerende over een partye(?) van het legher, den coronel Rindersom mitsgaders de commanduers | |
[pagina 229]
| |
ende ritmeestersGa naar voetnoot1) ......... ende ........ Maer de heere prince Palatijn ende marquys Spynola hebben verclaert, mits de importantie van de zaecke, tot Bruyssel rapport te willen doen. Ende zijn daerop de heren prince pfalsgraeff ende marquis Spynola mitten haren nae Bruyssel vertoghen ende de heeren ambassaduers van de coninghen, de gesanten van de vereenichde chuerfursten ende fursten van Duytslant, sijne Exie prince Mauritz ende de gecommitteerden van hare H.M. nae den Haghe. Die forcen van hare H.M. zijn in goede ordre in de steeden van haere gebiet verdeelt, de forcen van den coninck van Spangien, Eertshartoghen ende prince Palatijn van Nyeuburch meest in de voers. furstendommen ende landen in de steeden ende opte dorpen gelogeert, omme voerts op de goede ingesetenen nae soldaten-discretie(?) te leven. Ende is van goeder hant geadviseert, dat een depessche uyt Spangien te Bruessel den 28en Novembris was gekomen ende den 29en in 't legher voer Weesel, inhoudende ordre van het tractaet nyet te sluyten maer 'tselve op te houden ter tijt toe de coninck van Spangien van de conditie ende de importantie van de plaetse van Wesel zoude weesen geinformeert, ende dat aen den Eertshartogh tevoeren bij den ambassaduer van Spangien was verthoent, dat hij nyet en mochte beloven die restitutie van Weesel sonder ordre van Spaengien, als mit het Spaensche volck ende gelt geconquesteert. Daer zijn oeck advisen gecomen, dat de marquys Spynola noyet ter goeder trouwe en heeft gemeent te handelen maer dat hij sijn cours bij sijne Exie ende harer H.M. legher vindende gestuyt ende zijne | |
[pagina 230]
| |
forcen nyet bastant jegens de forcen van sijne Exie prince Mauritz, onder dexel van handelinghe gesogt heeft tijt ende den wynter te winnen ende alsdan het tractaet te breecken, maer ick en kan Uw E. 'tselve nyet verseeckeren. Ick voughe hierbij het tractaet gelijck 'tselve gemaect ende aenge..... is ende die ordre opte executie van dien, opdat Uw E. uyte lecture van de redelijckheyt ende gelijckheyt zelffs mach oerdeelen. Biddende God den Heere Almachtich alles ten beste te willen dirigeeren tot groetmaeckinghe van Zijnen heylighen naem ende der gemeener Christenheyts besten, hebbende U in Sijne heylighe bewaringhe. Uyt - |
|