Biekorf. Jaargang 109
(2009)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |
Biljarten in de loge
| |
Het biljart verkocht (1820)Het biljartspel is waarschijnlijk in Frankrijk ontstaan in de | |
[pagina 310]
| |
15de eeuw en werd aanvankelijk buiten gespeeld. Toen het naar binnen verhuisde, werd de houten tafel bekleed met een groen kleed om het gras na te bootsen. Het woord biljart/billard is samengesteld uit de woorden bille van bal en art van kunst. Het spel werd oorspronkelijk gespeeld met twee ballen op een tafel met zes gaten, met een poortje en een rechtop geplaatst blokje, de koning, dat als doel fungeerde. In de loop van de 18de eeuw verdwenen de poortjes en de koning zodat enkel de ballen en gaten nog overbleven. Zoals zoveel van die spelen werden ze oorspronkelijk beoefend door de adel en vervolgens door imitatiegedrag overgenomen door burgers. Tot in de 19de eeuw bestonden er aparte biljartzalen in de kastelen zoals bijvoorbeeld te zien in het Kasteel van Loppem.
De keu werd ontwikkeld aan het einde van de 17de eeuw. De pomerans, het stukje leder aan het uiteinde van de keu, werd pas in 1823 uitgevonden door François MingaudGa naar voetnoot(4). In 1820 besloot La Réunion des Amis du Nord haar biljart te verkopen en gaf ze aan haar lid notaris François De Jagher uit de Philipstockstraat opdracht aankondigingen in de krant te plaatsen. In de Gazette van de Provincie West-Vlaenderen verscheen de volgende aankondiging: Bekendmaekingen. Men presenteert uyt er hand te koop een schoonen Billiard, voorzien van alle zyne toebehoorten, te weten: dry verscheyde speelse billen, zes quinquets, queus, enz. Te bevragen bij de drukkers dezer (J. Bogaert en zoon, in de Kuypersstraet)Ga naar voetnoot(5). In het Vrijmetselaarsfonds van het Archief van het Bisdom Brugge vindt men het volgend kwijtschrift terug: Ontfaen van Mr De Jagher, notaire, de somme van zes francs, over zes insertien in de Gazette der Provincie West-Vlaenderen en van de Stad Brugge, van Waerschuiwingen, Bekendmaekingen en alle slag van Verkoopingen van den 26 november, 1 en 8 december 1819; 4, 19 en 21 January 1820. Verkoopinge Billard uyt er hand. Brugge, dezen 29 february 1820. (get. Bogaert)Ga naar voetnoot(6). De biljart werd effectief verkocht en leverde, volgens het kasboek van de loge, een ontvangst op van 425 frank, na aftrek van 10 frank, voor de advertentiekosten en de zegels. | |
[pagina 311]
| |
De speelse billen (billes) zijn natuurlijk de biljartballen en de zes quinquets zijn de olielampen die rond het biljart stonden of hingen om bij te lichtenGa naar voetnoot(7). Ook nu hangt er boven een biljart nog altijd een (inmiddels elektrische) lamp. Een biljart in een loge was geen uitzondering. In de loge L'Astre de L'Orient in Vlissingen beschikte men in 1800 over een biljartkamer. Er bestonden aparte instructies voor de Frères Servants of Dienende Broeders. Die werden ingewijd als leerling en door de afgelegde eed kon men rekenen op de discretieplicht. Dat was ook zo het geval in Brugge voor Pierre Polsenaere en zijn collega's N. Bagolle en de geboren Bruggelingen Bernard en Ferdinand Cassier. Het Vlissingse reglement stipuleerde in artikel 5: Hij (de dienende broeder) zal zig doorgaans in de Societeitskamer moeten onthouden zoo lang er geen Leeden zig in de Billardzaal bevinden maar zal gehouden zijn derzelve aldaar ten dienste te staan, en tevens als marqueur te fungeren. En artikel 6 voegt daar nog aan toe: Hij zal het Billardgeld van ieder speelder moeten invorderen, en in hunne presentie in de besloten bussche doen; op peene (straf) van zulks te moeten vergoeden. Ook zal hij het geld voor al het geen aldaar gebruikt word moeten incasseren en aan de Casteleyn verantwoorden op gelijke peeneGa naar voetnoot(8). Als marqueur moest hij toezien op het goede verloop van het spel. Bij arbitrage kon hij geconsulteerd worden als toezichter en getuige.
De Brugse biljarttafel moeten wij ons ook heel anders voorstellen dan heden ten dage. De eerste rubberen stootbanden werden pas in 1845 toegepast maar het Brugse model had nog platte verticale randen. De aanwezigheid van een biljart in de loge wijst ook op het aspect gezelligheidsvereniging. Er is een hemelsbreed verschil tussen de vrijmetselarij voor en na de oprichting van het Grootoosten van België. In december 1837 vond door de Belgische bisschoppen de publieke veroordeling plaats van de Belgische vrijmetselarij. De brief werd de eerste zondag van januari 1838 op alle preekstoelen van het land voorgelezen. Volgens de bisschoppen waren de vrijmetselaars onwaardig de heilige absolutie te ontvangen. De samenwerking tussen liberale en katholieke unionisten | |
[pagina 312]
| |
werd er zwaar door bemoeilijkt. Januari 1838 betekende ook het einde van het publiceren van gedrukte logeledenlijsten, de zogenaamde tableaux. De bisschoppelijke oorlogsverklaring wijzigde de oriëntering van de Belgische maçonnerie die steeds meer evolueerde in de richting van het antiklerikalisme. De biljartkeu werd definitief opgeborgen.
Willy P. Dezutter |
|