De Vlaamse souverein-baljuw tussen 1500 en 1733
In de late middeleeuwen was de soeverein-baljuw van Vlaanderen ‘de’ opperste ambtenaar in het graafschap. H. Nowé bezorgde indertijd een diepgaande studie over de Vlaamse grafelijke baljuws, vanaf het ontstaan van het ambt tot circa 1300. Sindsdien verscheen er meer dan één studie, zowel over de latere baljuws (o.m. over Jacob van Lichtervelde, 1943) als over de soeverein-baljuw in het algemeen (J. Van Rompaey).
Het ambt van soeverein-baljuw bleef wel verder bestaan, maar de inhoud van de functie was niet meer dezelfde als in de begintijden in 1372 en de eerste decennia daaropvolgend. Het ambt overleefde de vroegmoderne tijd om zo goed als uit te bloeden in het eerste kwart van de 18de eeuw. Het stierf roemloos in 1733. Het was zo dat nieuwe hoven, raden en rechtbanken bevoegdheden van de oude soeverein-blajuws overnamen en zodoende het ambt uitholden. Bevoegdheidsconflicten waren er genoeg en het is aan dit verschijnsel te wijten dat de functie van soeverein-baljuw ten gronde ging.
Het voorgebrachte werk behandelt op een accurate en gedetailleerde wijze hoe dit ambt door de centraliserende overheid verlaten werd om de nieuwe juridische en administratieve bestuurslichamen in de plaats te stellen. Deze studie vult een leemte in onze administratieve en rechtsgeschiedenis. Ze steunt op een massa meestal onbekende archiefbronnen en een uitgebreide literatuur. Een index op de plaats- en persoonsnamen zou nuttig geweest zijn.
A.B.
K. Van Gelder, Tussen twee vuren. Het soeverein-baljuwschap in Vlaanderen in vroegmoderne tijd (1500-1733), UGA-Heule, 2007, 272 blz., ill.