Biekorf. Jaargang 107
(2007)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Een kanunnik die capucijn werd: Joseph Herman Becaert, 1694Op 14 september 1694 kwam het Veurnse Sint-Walburgakapittel onder de leiding van deken Franciscus Symonneau in buitengewone vergadering bijeenGa naar voetnoot(1). Met toestemming van de bisschop van Ieper, mgr. De Ratabon, werd Petrus Senesael in het bezit gesteld van een kleine prebende. Die was vrijgekomen per spontaneam et liberam resignationem door Herman Joseph Becaert. Maar achter deze droge formulering gaat een minder gebruikelijk verhaal schuil.
Eigenlijk heette de kanunnik, die zijn post neergelegd had, Joseph Herman Becaert. Hij was geboren op 3 juli 1664 en daags nadien gedoopt in de Veurnse Sint-Niklaasparochie, als zoon van Philippus Becaert en Petronelle Charlotte de CressinGa naar voetnoot(2). Daarmee wordt hij gesitueerd in de ambtenaren- en magistratenfamilies van de stad en kasselrij. Meester Philippus Becaert was eerste raadspensionaris en was zelfs tweemaal gehuwd met een (de) Cressin, telkens op de Veurnse Sint-Niklaasparochie. Begin 1647 trouwde hij met Louise Marie Cressin, die nauwelijks een half jaar later al overleed. Daarna wachtte hij tot 1660 om opnieuw te huwen, met dispensatie wegens bloedverwantschap in de tweede graad, met Petronella de Cressin.
Uit dit tweede huwelijk sproten diverse kinderen. De doopregisters van Veurne vermelden in 1664 de reeds genoemde Josephus Hermanus, in 1669 Anna Carola, in 1671 Carola Theresia, en in 1673 Petrus Philippus Franciscus. Maar daarmee was het gezin niet compleet: ook een Marie Catherine, vermoedelijk het oudste kind, stamde uit dit gezin. Zij huwde later Ignatius van Houcke, die twee maal burgemeester-landhouder van Veurne zou worden en overleed in 1700. Petrus of Pieter, de jongere broer van Joseph Herman Becaert, zou later griffier en raadspensionaris worden; hij overleed in 1722. Ook bij de peters en meters bij de dopen vind je telkens magistraten en ambtenaren van Veurne, met via de Cressins soms een link naar Sint-Winoksbergen. Met één geestelijke: kanunnik en scholasticus van het Veurne Sint-Walburgakapittel Petrus Erckelbout, die peter was bij de doop van Petrus Becaert. | |
[pagina 275]
| |
Moeder Petronella de Cressin overleed in de Sint-Walburgaparochie in 1677. ze werd begraven in de kerk bij het altaar van het H. Kruis. Vader Philippe Becaert stierf in augustus 1684. Toen waren er nog vier kinderen in leven: Marie Catherine, die al gehuwd was, Joseph Herman (20 jaar oud), Charlotte Therese (13 jaar) en [Pierre] Philippe François (11 jaar)Ga naar voetnoot(3).
Kort daarop moet Joseph Herman kanunnik van Sint-Walburga geworden zijn. Doordat de Acta Capituli voor die jaren ontbreken, kennen we de juiste datum van zijn aanstelling niet. Wel beschikken we over de computus fabricae ecclesiae collegiatae Sanctae Walburgis uit die periode. In de rekening over 1683-1687 wordt vermeld dat Becaert een kleine prebende in bezit genomen had: pro iure possessionis minoris praebendae et dono fabrico facto betaalde hij samen 100£, een opmerkelijk hoog bedrag, waar doorgaans soortgelijke opbrengsten slechts 8 of 16£ bedroegenGa naar voetnoot(4). Bij de rekening over de volgende periode 1687-1689, trad kanunnik Becaert zelf op als redditor, en hierin werd dezelfde uitgave voorzien pro possessione meae minoris prebendae, nu met het ‘normale’ bedrag van 8£Ga naar voetnoot(5).
De volgende rekening over 1689-95, werd opgemaakt door kanunnik en cantor Vigor de Pape. Josephus Hermanus Becaert werd er bedacht met 10£ voor zijn werk aan de vorige rekening. Hij was in die periode ook een tijdlang S. Crucis praefectus. Blijkbaar in het begin van die periode, want de H. Kruisgilde moest jaarlijks een som betalen voor het gebruik van ornamenten e.d.m., en de cantor noteerde dat kanunnik Becaert 12£ betaald had, waarna zijn opvolger als prefect, een kapelaan, de overige vier termijnen voldaan hadGa naar voetnoot(6).
Josephus Becaert moet omstreeks 1690 afstand van het kapittel genomen hebben. Eind 1689 trad zijn 18-jarige zus Charlotte Therese in bij de capucinessen. Omdat ze hierdoor civiel dood ging, werd op 17 oktober 1689 een boedelbeschrijving opgesteldGa naar voetnoot(7). Becaert wordt hier nog als kanunnik van Sint-Walburga vermeld. | |
[pagina 276]
| |
Werkte het voorbeeld van zijn zus inspirerend? Feit is alvast dat kanunnik Becaert zich ‘bekeerde’ tot de capucijnerregel. Maar hoewel ook Veurne een capucijnerklooster binnen zijn muren had, dat door de Veurnse overheid trouwens sterk gesteund werd, koos hij voor het klooster van Belle, waar hij uiteindelijk in 1694 definitief binnen trad. Omdat hij door zijn intrede in het klooster (in tegenstelling tot zijn status als seculier kanunnik) voor de burgerlijke maatschappij ‘dood’ ging, werd zoals bij zijn zus ook van hem een boedelbeschrijving opgemaaktGa naar voetnoot(8). Die is gedateerd op 14 september 1694, dus (toevallig?) op net dezelfde dag dat Petrus Senesael zijn prebende in bezit nam.
Het civiel testament van frater Angelinus, de naam waaronder Becaert voortaan bekend zou zijn, is opgenomen in die boedelbeschrijving. Opvallend is dat hij in dit testament het Sint-Walburgakapittel niet bedacht. Hij voorzag trouwens in het algemeen weinig schenkingen of uitgaven. Wel bedacht hij Anna Wouters uit Hondschoote, zijn maerte, met 6£ gr. vl. Voor het overige hebben de schenkingen betrekking op de orde, waartoe hij voortaan zou behoren. Aan frater Joannes, novitius in het convent, in het leven N. Hespeel (eveneens van Veurne afkomstig), gaf hij 8£ gr. vl. als onkosten voor zijn professie. Ook Isabella Verhulst, die bij de Veurnse Penitenten zou binnentreden, wordt vermeld. Indien haar intrede niet doorging, viel het geld toe aan de Veurnse capucijnen, om te gebruiken voor twee houten beelden. Aan diezelfde capucijnen schonk hij ook een aantal boeken en 180£ ten voordele van een nieuw koor bij het vermeerderen van de kerk, soo haest de voorn. eerw. p.p. [paters] den sel(ven) bau sullen gaen beginnen. En verder zijn er een aantal bepalingen voor de capucijnen van Belle (w.o. 112£ gr. vl. voor de keuken), waartoe hij zelf zou behoren.
In de Orde van de capucijnen werd frater Angelicus van Veurne, zoals zijn kloosternaam luidde, dus geprofest in Belle op 14 september 1694. Hij werd gardiaan bij de capucijnen en stierf in het klooster van Veurne op 25 januari 1732. Waarschijnlijk had hij familierelaties met de bekende Duinkerkse dichter Michiel de Swaen, want zijn meter Maria de Cressin was bij zijn doopsel in 1664 weduwe van ene ‘M. Swaene’ uit Sint-Winoksbergen en de bekende dichter Michiel de Swaen, zelf vader van capucijnerpaters, droeg aan pater Becaert een geestdriftig huldegedicht op.
Het is niet uitgesloten dat Joseph Herman Becaert zijn sympathie voor de pater capucijnen eveneens in de Veurnse familie van zijn | |
[pagina 277]
| |
moeder afgedeeld had. Ene Georges Franciscus Cressin, geboren in Veurne op Sint-Niklaas in 1632, een zoon van Judocus (de) Cressin en Catharina Delenef, was ook capucijn. Onder de naam van Ludovicus van Veurne werd hij ingekleed in 1653 en geprofest te Mechelen in 1660. Hij verbleef een tijdje in Aalst en overleed te Brugge op kerstdag 1684Ga naar voetnoot(9).
Wat de kanunnik uiteindelijk bewogen heeft om zijn religieuze richting te wijzigen en voortaan het capucijnerhabijt aan te nemen, weten we toch niet. Vooral het voorbeeld van zijn zus kan hem hiertoe aangezet hebben. Spijtig genoeg ontbreken diverse reeksen in het archief van het Sint-Walburgakapittel, om na te gaan hoe zijn medekanunniken op zijn voornemen reageerden. Wellicht met ongeloof, want het broodje van kanunnik Becaert leek gebakken: in zijn korte carrière als kanunnik werd hij al eens belast met een rekening voor de kerkfabriek en met het bestuur van de H. Kruisbroederschap. Wellicht zijn er toch niet veel voorbeelden van een dergelijke kerkelijke overgang te vinden. J. Van Acker |
|