Biekorf. Jaargang 107
(2007)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 138]
| |
De merkwaardige oude vloerplank in het Spermaliearchief: een aanvulling en een bijkomend voorbeeldIn het vorig nummer van Biekorf (2007, nr. 1) beschrijft Lori Van Biervliet een aantal mooie voorbeelden van een gewoonte bij timmerlieden om op bekappingen of in bevloeringen hun naam en datum van het geleverde werk achter te laten. Haar derde voorbeeld van dergelijke vloerplank bevat een eigenaardige boodschap uit 1887 met verwijzing naar het socialisme en mogelijk het lidmaatschap van een socialistische vereniging. Waarom Lori Van Biervliet hierbij denkt aan de Vlaamse Broederbond van ‘socialist’ Emiel Moyson is mij een raadsel. Niet alleen was het toen reeds 25 jaar geleden dat Moyson in 1862-63 kortstondig in Brugge verbleef. Ook de Vlaamse Broederbond evolueerde na het vertrek van Moyson eerder naar een letterkundige burgervereniging dan een arbeidersvereniging. Het ligt daarom meer voor de hand om de link te leggen met de eerste pogingen die in 1886-1887 in Brugge plaatsvonden om een socialistische kern op te richten. De eerste Brugse socialisten beschikten toen voor het eerst over een eigen lokaal, namelijk Het Spaans Heester in de Pottenmakersstraat. Op het ogenblik dat timmerman Gustaaf Missiaen zijn boodschap op deze vloerplank schreef (juli 1887) was er sinds kort een propagandaclub of Werkerskring actief, alsook een schermclub. Enkele maanden later in hetzelfde jaar 1887 vond in Brugge de eerste poging plaats om een socialistische mutualiteit (december 1887) te stichten en zag de coöperatieve bakkerij Werkerswelzijn (november 1887) het levenslichtGa naar voetnoot(1). Het lijkt ons dus meer aannemelijk dat Gustaaf Missiaen naar het lidmaatschap van deze eerste socialistische Werkerskring verwees dan naar de Vlaamse Broederbond.
Enkele jaren geleden ben ik ook in het bezit gekomen van dergelijke vloerplank, die afkomstig is uit het huis Gentpoortstraat 61, het derde huis vanaf de hoek met de Boninvest. Op deze plank (27,5 op 16 cm) staat centraal in potlood het jaar ‘1887’ geschreven met daar rond enkele namen en boodschappen die verwijzen naar het drankverbruik: ‘Gemaakt door Vizent Vlorrijal Metser dronkaart | |
[pagina 139]
| |
De vermeldingen van het ‘dronkenschap’ en het al dan niet drinken van jenever heeft dus te maken met de opdrachtgever: stoker Van Mullem en zijn nabij gelegen stokerij. Het gaat hier om Eugène Van Mullem die net om de hoek in de Boninvest één van Brugges grootste jeneverstokerijen uitbaatte. Dit bedrijf was omstreeks 1837 gesticht door zijn vader Dominicus Van Mullem-Torreborre en was aanvankelijk gehuisvest in de Gentpoortstraat. Na het overlijden van Dominicus Van Mullem op 8 februari 1871, bouwde zoon Eugène, in 1872 een nieuwe en imposante stokerij in de Boninvest, recht tegenover de vlasspinnerij van Edouard jr. MametGa naar voetnoot(2).
De Van Mullems waren dus ook eigenaar van de huizenblok op de hoek van de Gentpoortstraat en Boninvest. Op deze plek bouwde Dominicus Van Mullem in 1841 drie statige herenhuizen. Zijn zoon Eugène liet in 1887, zoals blijkt uit deze vloerplank, in het huidige nummer 61 verbouwingswerken uitvoerenGa naar voetnoot(3). Het is overigens opmerkelijk dat de drie werklieden die hun naam op deze plank achterlieten geen Bruggelingen waren, want hun namen (of eventuele varianten zoals Vlorrijal en Florial) komen niet voor in de Bevolkingsregisters van 1880-1890.
Ten slotte zijn de opschriften op deze vloerplank ook een getuigenis van het alcoholisme dat toen welig tierde. Het alcoholverbruik was in de laatste decennia van de 19de eeuw indrukwekkend hoog, waarbij vooral de consumptie van jenever een onrustwekkende stijging kende. Oorzaken waren o.m. de slechte leef- en werkomstandigheden, een gebrek aan alternatieve ontspanningsmogelijkheden (buiten de herbergen), onvoldoende voeding en schaarsheid van gezond ‘drinkbaar’ waterGa naar voetnoot(4). Jan D'hondt |
|