Biekorf. Jaargang 107

In vico aurifabrorum in platea Moberti en de posterne in opposito de Wapenstrate, 1350

Grond- en huizenbezit in de onmiddellijke omgeving van de Brugse Sint-Donaaskerk vormden een fraai inkomen voor deken en domheren. Daar waren de huizen in de Hoogstraat en de Twijnstraat, de verkaveling ten zuiden van de Hoogstraat en de verkaveling ten oosten van de Donaaskerk. Deze laatste huizenblok was vooral in gebruik van de collega's die deze buurt van de Malleberg best aantrekkelijk vonden en, zowel op de beneden- als den bovenverdieping, cellaria huurden ad vitam.

Opmerkelijk is dat de vroegste kapittelakten, 1345-69, aangeven hoe ook de goudsmeden daar hun toevlucht zochten. Wellicht is dit te verklaren vanuit hun mecenaat voor de grafelijke kerk. In en om Sint-Donaas was er een grote vraag naar edel metaal en sierjuwelen: de paramenten waarmee de geestelijken zich tooiden, de juwelen voor de kerk, de dienaren van de hertog en toevallige bezoekers, relieken, of zelfs sieraden om in het pand aan te bieden.

De namen zelf: 1350 Guilielmus Ram, Petrus de Insulis, Johannes de Zedelghem (fol. 62-62v), 1352 Judocus Zeghelsnider, Petrus de Turto (fol. 71-71v); Johannes Slommelin, 1353 (fol. 79v), Lambertus Bonin, 1359 (fol. 131), Jacob Rike, 1363 (fol. 157v), Radulf de Tornaco, 1367 (fol. 184v), Johannes de Insulis f. Petri senioris (fol. 184)⁽¹⁾.

Jan Stommehn die als zilversmid ook zegels graveerde,⁽²⁾ is in 1364 deken, Bonin in 1365, daarna vinder van het ambacht, een Willem de Seghelsnidere vinder in 1365.

A.D.

(1) BRUGGE, Bisschoppelijk Archief, Sint-Donaas, Kapittelakten, 1345-69

(2) L. GILLIODTS-VAN SEVEREN, Inventaire des archives de la ville de Bruges, Introduction, Brugge, 1878, p. 183-184.