Biekorf. Jaargang 107
(2007)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
De pastorie van Hoeke in herstelling (1770-1790).De ordonnantie van keizerin Maria-Theresia dd. 25 september 1769 die de tiendheffers eraan herinnerde dat ze moesten instaan voor de bouw en het onderhoud van kerken en pastorieën, was een belangrijke steun voor de pastoors die een oude pastorie wilden herstellen of vervangen door een nieuw gebouw.Ga naar voetnoot(1) Als een pastoor bij de tiendheffers aanklopte om noodzakelijk geachte bouwwerken te financieren, wilden deze zich uiteraard eerst informeren over de gegrondheid van de aanvraag. Ze zonden daarom eerst enkele ambachtslui (metselaar, timmerman) ter plaatse om de materiële toestand van het gebouw nader te onderzoeken teneinde dan aan de hand van dit verslag - met eventueel een begroting van de werken - een beslissing te kunnen nemen.Ga naar voetnoot(2)
In 1770 was de pastorie van Hoeke, een - waarschijnlijk 17de-eeuws - gelijkvloers gebouw met vier verschillende daken. Op het grondplan uit 1770 bevinden zich links en rechts van de inkom A onderscheidelijk de voute- of hoogkamer E (bereikbaar via een trap en een bordes in de inkom A) en de eetkamer B. Achteraan de gang A geeft een deur toegang tot het salon D (16 × 16 voet). Vanuit de eetplaats B komt men in de keuken C (met o.m. het komfoor en de bakoven). Via een buitendeur in de keuken bereikt men het toilet F en de houtstal G. De reeds vermelde trap in A leidt verder naar de overloop op de zolder waar zich vier slaapplaatsen (twee met houten wanden en twee beddekoetsen) bevinden.
Op een vergadering van de pastoors van de dekenij Damme op 19 april 1770 verklaarde de pastoor van Hoeke, Petrus Jonckbloet, dat er aan zijn pastorie herstellingen moesten gebeuren en dat een geriefelijke keuken ontbrak. Op vraag van pastoor Johannes F. Verhelle van Houtave, die optrad namens de dekanale vergadering, stelden de Brugse timmerman Sebastiaen Swijnsdauw en de metselaar Joannes | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Hoeke, pastorie. Grondplan en voorstel tot verbetering, door S. Swynsdau en J. Lameire, 1770. Op het plan staat volgende verwijzing: ‘A. sale, B. eetplaetse, C. ovenkot, D. salette, E. hoogcamer, F. prevaet, G. houtlogie, H. nieuwe te macken eetplaetse, I. calsie oft allée.’ (Brugge, Archief Bisdom, F 158).
Lameire op 6 juni 1770 ter plaatse een onderzoek in en brachten daarvan verslag uit.Ga naar voetnoot(3) Aangezien de keuken ‘een cleyn ovecotje dat jets meer als maer negen voeten viercante’ was,Ga naar voetnoot(4) met daarin ook nog de komforen, de gootsteen en de regenbak, stelden de Brugse ambachtslui voor de bestaande eetkamer te verbouwen tot keuken en ertegen een nieuwe eetkamer op te trekken (zie afbeelding).
Klaarblijkelijk kwam er van hogerhand geen reactie. Op vraag van Judocus De Cock, toen pastoor te Hoeke, kwamen tien jaar later, op 27 november 1780, twee andere Brugse vrijmeesters, Joannes Valcke | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
en Melchior Madere op inspectie. Ze maakten een verslag op dat het tien jaar oudere verslag enigszins aanvult; het luidt als volgt:Ga naar voetnoot(5)
‘Op heden den 27 9bre 1780 hebben wij onderschreven Joannes Valcke vrijen meester timmerman geassisteert met Melchior Madere vrijen meester matsenaere, beijde residerende binnen de stadt van Brugghe, geexamineert en gevisenteert de gestahede van het pastooreel huijs tot Houcke ten versoucke van J. De Cock pastoor op de selve parochie tot Houcke.
| |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
Uit het inspectieverslag blijkt wel dat het huis er - tien jaar na de eerste inspectie - niet op verbeterd was en inderdaad ‘niet desent en is’ voor een pastoorswoning: geen behoorlijke keuken, geen slaapkamers die naam waardig zodat de zielenherder waarschijnlijk op de hoogkamer sliep, vochtige muren en slecht sluitende vensters. Het was in die tijd geen pretje pastoor te zijn in een winderig polderdorp! Pastoor De Cock zond het verslag, samen met een brief, naar het Sint-Donaaskapittel. In de brief lezen we o.m. dat zijn huis ‘niet alleen onvoorzien is van de noodige plaetzen omme den suppliant zoo commodieuselijk als het betaemt te konnen logeren, nemaer ook dat verscheijde cassijnen, vensters, meuren, daeken ende andere deelen van den zelven huijze hun jegenwoordig bevinden in eenen siegten ende ruineusen staet, ten meerderen deele veroorzaekt door de actuele distructie van het gebauw.’Ga naar voetnoot(6) en dat hij daarom op 27 november een onderzoek had laten doen; Het kapittel beslistte op 29 maart 1781 het verslag over te maken aan de mede-tiendheffers.Ga naar voetnoot(7) Men was klaarblijkelijk niet overtuigd van een grondige aanpak en op 17 mei 1781 was er opnieuw een inspectiebezoek aan de pastorie, ditmaal door de timmerman Andries Lombaert en de metselaar Joannes Lameire. Dit is hun verslag, dat tevens verwijst naar een ons niet bekende tekening van de voorgestelde werken.Ga naar voetnoot(8) ‘Op den 17 en meye 1781 is door my Joannes Lameire, meester matsenaere en door Andries Lombaert meester timmerman, beede vry meesters binnen de stadt Brugge, de besoigne gedaen van alle de gestanden ende reparatien van het pastoreel huys staende ter stede ende prochie van Houcke, dat door oorders ende ten versoucke van mynheer den ontfanger van Duynen in Brugge en den heer ontfanger Bouwart en den heer ontfanger Callewaert. Ende is door ons bevonden aldaer weynigh ende cleene reparatie te doen ten opsichte van geheel den bauw gelyck sy actueel is staende, tensy alleenelyck den keucken die wat te cleene schint te syn tot gebruyck van de domestycken, waervan wy geconsenteert hebben om de selve grooter ende van meerder gerief te maecken. Ende vanwegen de andere reparatie aengaende de matserie, die is van cleen belangh. | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
Aldus hier aengetoont op wat maniere dat den selven keucken sal connen vergroot ende verandert worden. Ten eersten sal moeten afgebroken worden alle de meuragen van den ouden keucken die daer actueel is staende, wel verstaende alle de matserie ende gerieven de welcke in het plan aengeteeckent met arseeringhen. Ende wat aengaet het nieuw opmaecken ende placeren van den nieuwen keucken met alle syne gerieven ingevolge het nieuw plan gelyck het aengeteeckent staet, bestaet in het maecken van den meur die de cuype maeckt van den keucken daer in een deurgat met twee casynegaeten. Aengeteeckent met de letters A tot A:A.
Voorts daer sal moeten gemaeckt worden een schauwe, rondt van binnen met clompen; met het leveren van een booghyser dienende voor mantelhaudt van de keuckenschauwe, dat tot het eviteren van den brandt ende vier als wanneer den hoven sal gebruyckt worden ende daer boven op te matsen de geheele schauwpype [?] totter hooghde van 3? voeten boven den veust van het groot dack. De selve schauwe geteeckent met de letter B.
Voorts het nieuwe maecken van den hoven op de groote gelyck den ouden hoven actueel is staende op de plaetse daer sy in het plan aengeteeckent staet met de letter C.
Voorts het nieuw maecken van een privaetvaute ende een oppersaete rondt in syn steen, van een steen dycke op de langde ende breede gelyck het in het plan aengeteeckent staet met de letter D.
Voorts sal moeten nieuwe gemaeckt worden in ende boven den grondt een keele aen den regenback, welcke keele moet communicatie hebben ende geapropieert worden aen den auden regenback ende die gesaementlyck goedt ende gebruyckbaer te maecken alwaer dat het regenwaeter sal moeten uytgeput worden. Geteeckent met de letter E.
Voorts het maecken van een gemats caffoor met drye vieringen met het leveren van het noodigh yserwerck ende het placeren van den waetersteen. De coffoiren en den waetersteen te metsen met syn noodige clompen. Geteeckent met de letter F.
Voorts het nieuw leggen van den keuckenvloer met nieuwe tuymmelaerstegels. Oock het leggen ende leveren van alle de noodige pannen tot het decken van het nieuw werck. Ende alle dese bovenstaende metsewercken te maecken in goede oorder ende naer den heesch van het werck, met het leveren van alle de noodighe materiaelen. Alles te maecken ingevolge het plan ende sal aengethoont worden. Dus alle dese bovenstaende matsenaerwercken sullen commen te costen totter somme van vyf en veertigh ponden grooten courant£45-0-0 gr.
Onderteeckent Joannes Fr. Lameire. | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
Hier volgt de begrootinge van timmerwerck ende reparatie van diere gedaen door my A.J. Lombaert aghtervolgens onse gedaene visite over het pastoreel huys voorseyt ingevolge het plan ende profil daervan synde bevonden, soo het volgt in ponden schellynghen grooten courant alhier gespecificeert.
De vergrootinge der keucken bestaende in het dack volgens het plan ende het maecken van eene nieuwe spinde in den keucken met schauwevriese, decksel op den regenback alsoock het timmerage der plaffon, een nieuw cassyn met syn fenteneelen, een dito minder raem in raem, twee nieuwe deuren alsoock de timmerage van den hoven ende commoditeyt ende voorder aengelegen veranderinge van de loge ofte scheure daer tegen staende. Oock het maecken van een nieuw glaese raem in de bovenstaege ende diversche cleene reparatien van sluyttynge van deuren en vensters. Alles samen bedraegende totter somme van£18-17-0 gr.
Nota. Het plaffon der keucken geeft in maete tot 225 voeten. Onderteeckent A.J. Lombaert.’
Volgens dit verslag waren er, buiten de keuken die groter moet worden, geen zware herstellingen nodig. Met dit besluit ging pastoor De Cock echter niet accord en opnieuw richtte hij een schrijven aan het Sint-Donaaskapittel, waarin we o.m. lezen ‘dat hij vernomen heeft de veranderijngen, die volgens het geformeerde plan aen zijn pastoreel huijs staen te gebeuren, dan gemerkt die geene decentie ofte behoorlijke woonste en staen te effectueeren. Zoo meijnt den suppliant geregt te wezen van te mogen vraegen eene nieuwe slaepkamer, om in cas van noode een eerlijk man te konnen logieren, die zeer gevougelijk ende met kleene kost zoude konnen gemaekt worden tegen den gevel van de actuele eetkamer ende keuken, met twee cassijnen op den hof.’
Ook deze vraag werd door het Brugse kapittel dd. 5 juli 1781 aan de mede - tiendheffers overgemaakt.Ga naar voetnoot(9) Blijkbaar bleef men bij de minimum - oplossing, zoals blijkt uit de ‘conditien’ voor de aanbesteding van het metsel - en timmerwerk die in 1781 bekend werden gemaakt en in grote lijnen het besluit van het verslag Lombaert - Lameire volgden De pastoor kreeg een nieuwe grote keuken met al wat er bij hoorde.Ga naar voetnoot(10) Naast de houtloods kwam een nieuw toilet. In | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
de eetkamer gebeurden enkele veranderingen: de twee vensters werden vervangen door één groot raamGa naar voetnoot(11) en er werd een tussenmuur gebouwd waardoor - haaks op de ‘saele’ - een gang (met nieuwe buitendeur naar de tuin) ontstond tussen de eetkamer en de keuken.Ga naar voetnoot(12) Bij het timmerwerk kwam ook een nieuw blokraam in de ‘bovenstage’, het nazicht van alle deuren en vensters en het herstellen van de trapbordes aan de ingang van de voutekamer. De timmerman moest er ook voor zorgen dat de nieuwe deuren en vensters tweemaal gegrond werden met grauwe verf.Ga naar voetnoot(13)
Door de meerwerken zijn de vroeger voorziene sommen van 45 lb. voor het metselwerk en van 18-17-0 lb. voor het timmerwerk op de aanbesteding overschreden geworden: Eugenius Goddijn nam het metselwerk aan voor 75 lb.Ga naar voetnoot(14) en Emmanuel Van Speijbrouck deed hetzelfde voor het timmerwerk voor de som van 35 lb.
De werken zijn begonnen in 1781 zoals blijkt uit de hierboven vermelde aantekening (voetnoot 14), maar blijkbaar is er uiteindelijk toch meer verbouwd geworden. Inderdaad, in 1790 vroeg Petrus Van Waesberghe, pastoor te Houcke aan de tiendheffers om vergoed te worden voor allerlei onkosten (huishuur, transport en opslag van meubels, schade, verlies van wijn) die hij gehad heeft tijdens het bouwen van de nieuwe pastorie. Hij vroeg 53-13-4 lb. en daarenboven ‘voor suppliants personeele ongemaken vermits hy by gebrek van betaemelyke wooninge genootsaekt is geweest in den nieuwen | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
bouw te gaen eer den selven geheel voltrokken was, de somme van... ter discretie en taxatie van ul. heeren.’ In hun algemene vergadering van 7 augustus 1790 beslisten de tiendheffers de pastoor 25 lb. te betalen voor de door hem gemaakte onkosten.Ga naar voetnoot(15)
De huidige toestand van de pastorie, die er grotendeels 19de en 20ste eeuws uitziet, laat maar moeilijk toe te oordelen over wat er in 1781-1790 is gebeurd. Misschien gaat het huidige salon terug op de hoogkamer E waar later (1790?) tegen de voorzijde een gang werd aangebouwd die oorspronkelijk wellicht een kabinet was in de aard van wat E. Van Speijbrouck in 1785 voor de pastorie van Oostkerke voorzien had, maar niet uitgevoerd heeft (L. Devliegher, Pastorieën bouwen..., afb. 25). In die veronderstelling zou de huidige inkom - gelegen boven een smalle kelder met tongewelf - zich bevinden op de plaats van de oude inkom A. De verhoogde ligging van de huidige pastorie zou dan het gevolg zijn van het ‘behoud’ van de oude hoogkamer E die in 1790 het vloerpeil van de benedenverdieping van de gedeeletlijk vernieuwde pastorie heeft bepaald.
Een grondig bouwhistorisch onderzoek van de pastorie zou ongetwijfeld kunnen bijdragen tot een betere kennis van het gebouw. Luc Devliegher | |||||||||||||||||
WoordverklaringCasinnen: vensterkozijnen; clompen: kleine harde blauwgrijze bakstenen o.m. gebruikt voor schouwen en komforen; coffoor: komfoor; commoditeyt: toilet; faute kelder: voutekelder, (gewelfde) kelder onder de vouteof hoogkamer; fenteneel: binnenluik; gemeijne: overloop; glase casse: glazenkast, vitrinekast; houtlogie: houtloods, houtstal; keel van of aan de regenbak: de buitenshuis gelegen regenput (regenbak) staat in verbinding met een reservoirbak - o.i. de keel - in de keuken waaruit water kan geput worden; konckel: donkere, onregelmatige plaats; koutse: beddekoets; mantelhaudt: horizontale balk waarop de boezem van de schouw steunt, hier vervangen door een ‘booghyser’; oppersaete: gemetselde zitplaats (hier: van het toilet); osie druijpen: regenwater dat van het onderste gedeelte van het dak afdruipt; oute weegh: houten wand; ovecotje: bakhuis; ovenmulle: ovenmond, opening van de bakoven die met een ijzeren deurtje is afgesloten; platte kamer: gelijkvloerse kamer (waarschijnlijk in tegenstelling met hoogkamer); prevaet: toilet; prevaetvaute: gewelf van de beerput waarboven het toilet is opgetrokken; saele: inkom; salette: beste kamer, salon; schauwevriese: bekleding tegen de schouwbalk (mantelhout); schrongen: beschadiging, barst (?); spinde: kast voor eetwaren (dikwijls onder de trap ingebouwd); tuymelaerstegel: ongeglazuurde vloertegel; veust: veurst, dakvorst; watersteen: gootsteen. |
|