Quintinus van Oostkerke gaat polyfoon, 15 september 1342
We vermeldden reeds in Biekorf 98, p. 155 hoe deze pastoor van Sint-Salvator († 24 oktober 1345) aan Agniete van Boneem, Hugo van Moerstrate, Jan Boerlike, Jan van Zeeland, aan zijn gelijknamige neef en aan de communauteit van de Sint-Salvatorskerk in het totaal een tiental codexen naliet. Zijn testament uit 1342 is echter voor meer merkwaardig (Archief Sint-Salvators, Cartularium S2, fol. 119-119v).
Niet alleen fundeert hij het octaaf van Maria Hemelvaart en het feest van St.-Kwinten en St.-Judocus, als duplex festum, en dit van de apostelen Petrus en Paulus als festum principale, doch zowel met Pasen als bij O.-L.-Heer Hemelvaart moeten de antifonen Regina Celi (bij het terugkeren van de doopvont op Pasen) als O Rex glorie (bij de tweede vespers van Hemelvaart) meerstemmig worden gezongen, net als Beata Dei genitrix bij de metten als de horae beate virginis observantur, worden gevierd. De vier clerici die 's nachts bij zijn dode lichaam waken zullen de psalmen van David lezen à 15 sol; de zeven boetepsalmen à 6 den., worden door de clerici installati voorgelezen.
Dit is duidelijk de vroegste verwijzing alta et sollemni voce laudabiliter decantanda van het decantare, het zingen nieuwe stijl. Als zangers spreekt de tekst van socii communitatis, de gezellen van het commuun, voor wie dit Cartularium was opgesteld vanaf 1316, 216 fol. groot.
Een eerdere tekst komt uit de Statuten van de Lieve-Vrouwekerk, 1325, Cartularium 3, fol. 61v., waar nog gezegd wordt dat het legere et cantare punctuando, accentuando, distincte moet gebeuren: punctueel, met de juiste klemtonen, de woorden netjes gescheiden. Doch niets over het de-cantare, in ge-scheiden stemmen zingen; tenzij punctuando wijst op mensurale muziek (zie o.m. Biekorf 2003, p. 171-174).
Het liber motetorum, 1377 in Sint-Donaas, nauwelijks 30 jaar en 50 jaar jonger: R. Strohm, Music in Late Medieval Bruges, Oxford, 1985, p. 15, was toen al een bloemlezing van ars nova.
A. Dewitte